Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
boekentip

Vioolverhaal

door Bert Natter
16 apr. 2024 16 april 2024

Schrijver Bert Natter deelt maandelijks een literair-­muzikale tip. Deze keer Versplinterde ziel van Akira Mizubayashi.

  • Versplinterde ziel van Akira Mizubayashi

    Versplinterde ziel van Akira Mizubayashi

  • Bert Natter

    foto: Eduardus Lee

    Bert Natter

    foto: Eduardus Lee

  • Versplinterde ziel van Akira Mizubayashi

    Versplinterde ziel van Akira Mizubayashi

  • Bert Natter

    foto: Eduardus Lee

    Bert Natter

    foto: Eduardus Lee

De in het Frans geschreven roman Âme brisée, vertaald als Versplinterde ziel, van Akira Mizubayashi draait om een bijzondere viool. Het verhaal begint op zondag 6 november 1938, als in Tokio vier mensen Franz Schuberts strijkkwartet ‘Rosamunde’ repeteren. Eerste violist Yu Mizusawa is ouder dan de rest van de strijkers en de enige Japanner van het kwartet, dat verder bestaat uit jonge Chinese amateurs, twee mannen en een vrouw. Het is een precaire tijd voor deze studenten, want het is oorlog; een jaar eerder heeft Japan Peking ingenomen. Naast de musici is ook het zoontje van Yu aanwezig, Rei (spreek uit: Ree-ie).
Nadat ze het eerste deel (Allegro non troppo) hebben gespeeld, drinken ze thee en spreken ze over muziek, maar ook over politiek. Altvioliste Yanfen zegt over de politieke spanningen: ‘Iedereen zou zich toch in allereerste instantie moeten beschouwen als een individu, dus los van wat voor groep ook.’

Zo denkt het Japanse leger er echter niet over, dat een inval doet in het verder verlaten cultureel centrum waar de repetitie plaatsvindt. Snel verbergt Yu zijn zoontje in een grote kast. In het donker probeert Rei te volgen wat er gebeurt. Een korporaal gelooft er niets van dat de vier bij elkaar zijn gekomen om vreedzaam te musiceren, hij werpt Yu voor de voeten: ‘Je speelt muziek van die bleekscheten met hun pruiken! Muziek uit vijandelijke landen nog wel!’ Yu blijft kalm en brengt daartegen in: ‘Muziek overstijgt alle grenzen. Muziek is het erfgoed van het gehele mensdom.’

Kort daarna slaat de militair de primarius neer en vertrapt hij diens bijzondere, door de Franse bouwer Vuillaume gemaakte viool. Het vernielde instrument blijft achter als de leden van het kwartet worden afgevoerd. Het wordt stil en de doodsbange, kleine Rei weet niet wat hij moet doen. Dan klinken opnieuw dreigende voetstappen. De deur van de kast wordt geopend en daar staat een andere man in uniform, die de kleine jongen de versplinterde viool van diens vader overhandigt. Daarna maakt de militair zich uit de voeten.

Na dit heftige begin springen we in de tijd vooruit en pluist Mizubayashi de geschiedenis verder uit. We komen Rei weer tegen als oude man. Hij blijkt ­vioolbouwer te zijn geworden en woont in Parijs. Meer dan tien jaar heeft hij gewerkt aan de zorgvuldige restauratie van de viool van zijn vader. Ook andere figuren die een rol speelden op die noodlottige novemberdag in Tokio komen terug: de militair die de kast opende en de altvioliste.

De ontmoetingen die plaatsvinden in het boek zijn soms misschien wat al te toevallig, maar dat neemt niet weg dat dit een troostrijke en meeslepende meditatie is op muziek, trauma en verzoening.

De in het Frans geschreven roman Âme brisée, vertaald als Versplinterde ziel, van Akira Mizubayashi draait om een bijzondere viool. Het verhaal begint op zondag 6 november 1938, als in Tokio vier mensen Franz Schuberts strijkkwartet ‘Rosamunde’ repeteren. Eerste violist Yu Mizusawa is ouder dan de rest van de strijkers en de enige Japanner van het kwartet, dat verder bestaat uit jonge Chinese amateurs, twee mannen en een vrouw. Het is een precaire tijd voor deze studenten, want het is oorlog; een jaar eerder heeft Japan Peking ingenomen. Naast de musici is ook het zoontje van Yu aanwezig, Rei (spreek uit: Ree-ie).
Nadat ze het eerste deel (Allegro non troppo) hebben gespeeld, drinken ze thee en spreken ze over muziek, maar ook over politiek. Altvioliste Yanfen zegt over de politieke spanningen: ‘Iedereen zou zich toch in allereerste instantie moeten beschouwen als een individu, dus los van wat voor groep ook.’

Zo denkt het Japanse leger er echter niet over, dat een inval doet in het verder verlaten cultureel centrum waar de repetitie plaatsvindt. Snel verbergt Yu zijn zoontje in een grote kast. In het donker probeert Rei te volgen wat er gebeurt. Een korporaal gelooft er niets van dat de vier bij elkaar zijn gekomen om vreedzaam te musiceren, hij werpt Yu voor de voeten: ‘Je speelt muziek van die bleekscheten met hun pruiken! Muziek uit vijandelijke landen nog wel!’ Yu blijft kalm en brengt daartegen in: ‘Muziek overstijgt alle grenzen. Muziek is het erfgoed van het gehele mensdom.’

Kort daarna slaat de militair de primarius neer en vertrapt hij diens bijzondere, door de Franse bouwer Vuillaume gemaakte viool. Het vernielde instrument blijft achter als de leden van het kwartet worden afgevoerd. Het wordt stil en de doodsbange, kleine Rei weet niet wat hij moet doen. Dan klinken opnieuw dreigende voetstappen. De deur van de kast wordt geopend en daar staat een andere man in uniform, die de kleine jongen de versplinterde viool van diens vader overhandigt. Daarna maakt de militair zich uit de voeten.

Na dit heftige begin springen we in de tijd vooruit en pluist Mizubayashi de geschiedenis verder uit. We komen Rei weer tegen als oude man. Hij blijkt ­vioolbouwer te zijn geworden en woont in Parijs. Meer dan tien jaar heeft hij gewerkt aan de zorgvuldige restauratie van de viool van zijn vader. Ook andere figuren die een rol speelden op die noodlottige novemberdag in Tokio komen terug: de militair die de kast opende en de altvioliste.

De ontmoetingen die plaatsvinden in het boek zijn soms misschien wat al te toevallig, maar dat neemt niet weg dat dit een troostrijke en meeslepende meditatie is op muziek, trauma en verzoening.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.