Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
orkestlid

Pierre-Emmanuel de Maistre: ‘Toen stond daar, eenzaam en onbeheerd, die bas’

door Henriëtte Posthuma de Boer
16 mrt. 2022 16 maart 2022

Fransman Pierre-Emmanuel de Maistre begon op de cello, maar gaf later toch de voorkeur aan de contrabas. In een Close-up-concert houdt hij deze maand met orkestcollega’s een pleidooi voor de bas.

Er is nog even twijfel over de keuze van de taal waarin Pierre-Emmanuel de Maistre geïnterviewd wil worden. Het Nederlands is hij, tot zijn spijt, nog altijd niet machtig, zelfs na ruim acht jaar ervaring in het Concertgebouworkest. Ik verkies zijn moedertaal boven het Engels. Wel moet ik soms nadere uitleg vragen als hij iets te enthousiast in de versnelling schiet.

We beginnen bij het begin. In de Zuid-Franse stad Toulon groeide hij op als jongste van drie zoons van een hoogleraar wiskunde. ‘Mijn ouders waren geen musici, maar hielden veel van muziek en hebben ons altijd vrijgelaten in onze keuzes en ons gestimuleerd. Mijn oudste broer is harpist geworden, mijn tweede broer speelde contrabas en ik was voor de cello bestemd. 

Er is nog even twijfel over de keuze van de taal waarin Pierre-Emmanuel de Maistre geïnterviewd wil worden. Het Nederlands is hij, tot zijn spijt, nog altijd niet machtig, zelfs na ruim acht jaar ervaring in het Concertgebouworkest. Ik verkies zijn moedertaal boven het Engels. Wel moet ik soms nadere uitleg vragen als hij iets te enthousiast in de versnelling schiet.

We beginnen bij het begin. In de Zuid-Franse stad Toulon groeide hij op als jongste van drie zoons van een hoogleraar wiskunde. ‘Mijn ouders waren geen musici, maar hielden veel van muziek en hebben ons altijd vrijgelaten in onze keuzes en ons gestimuleerd. Mijn oudste broer is harpist geworden, mijn tweede broer speelde contrabas en ik was voor de cello bestemd. 

  • Pierre-Emmanuel de Maistre

    foto: Eduardus Lee

    Pierre-Emmanuel de Maistre

    foto: Eduardus Lee

  • Pierre-Emmanuel de Maistre

    foto: Eduardus Lee

    Pierre-Emmanuel de Maistre

    foto: Eduardus Lee

  • Pierre-Emmanuel de Maistre

    foto: Eduardus Lee

    Pierre-Emmanuel de Maistre

    foto: Eduardus Lee

  • Pierre-Emmanuel de Maistre

    foto: Eduardus Lee

    Pierre-Emmanuel de Maistre

    foto: Eduardus Lee

We verschilden nogal in leeftijd: ik scheelde tien jaar met mijn oudste, en zeven jaar met mijn tweede broer. Ik volgde natuurlijk wat zij deden en vond het allemaal prachtig. Tot mijn tweede broer besloot om medicijnen te gaan studeren en stopte met bas spelen. En toen stond daar in de kamer, eenzaam en onbeheerd, die bas. Ik speelde al cello in een jeugdorkest en als ik achter me die bassen hoorde, met die gonzende, diepe klank, kon ik daar erg van genieten.’

Een andere stem

‘Voorzichtig pakte ik dus toch maar eens die bas, probeerde wat, en bij de eerste noot was er die fysieke sensatie, die trillingen en de diepe, warme klank. Ook dankzij mijn lengte paste de contrabas beter bij mij dan de cello. Vanaf het begin heb ik me er comfortabeler op gevoeld.’

‘Het afscheid van de cello was wel even moeilijk’

Pierre-Emmanuel meldde zich bij de leraar van zijn broer, die zijn talent direct herkende. ‘Ik was toen zeventien jaar – veel jonger kun je zo’n grote bas niet de baas. Er schijnen nu kleinere studiebassen gebouwd te worden, maar destijds bestonden die nog niet. Het afscheid van de cello was wel even moeilijk, maar het is de goede keuze geweest. En in heel veel aspecten – klank, techniek, expressie – heeft het cellospelen me zeker geholpen. Contrabas spelen in het orkest is voor mij een grotere sensatie dan cello spelen. Die andere stem past wel bij mij.’

Indrukwekkend

Pierre-Emmanuel studeerde achtereenvolgens in Toulon, Parijs en in Essen, bij Niek de Groot, voormalig solobassist van het Concertgebouworkest, die hij ‘een groot musicus’ noemt, ‘van wie ik veel geleerd heb.’ Op mijn vraag of het niet verwarrend kan zijn om meerdere leraren te hebben, antwoordt hij: ‘Als je jong bent, moet je niet te veel leraren tegelijk hebben. Maar heb je eenmaal een goede techniek, waarop je kunt vertrouwen, dan kan een andere visie je verrijken en inspireren.’

Hij speelde in verschillende orkesten, voornamelijk in Frankrijk, tot een collega hem attendeerde op een vacature in Amsterdam. ‘Dat was een niveau hoger dan het Orchestre National de Lille, waar ik op dat moment speelde. Behalve van zijn reputatie kende ik het Concertgebouworkest alleen van opnames. De oudste was uit 1944, Antonín Dvořáks Celloconcert met Maurice Gendron, onder leiding van Willem Mengelberg. Indrukwekkend, net als een latere opname van muziek van Richard Strauss met Bernard Haitink. Dat orkest, daar wilde ik bij horen!’

We verschilden nogal in leeftijd: ik scheelde tien jaar met mijn oudste, en zeven jaar met mijn tweede broer. Ik volgde natuurlijk wat zij deden en vond het allemaal prachtig. Tot mijn tweede broer besloot om medicijnen te gaan studeren en stopte met bas spelen. En toen stond daar in de kamer, eenzaam en onbeheerd, die bas. Ik speelde al cello in een jeugdorkest en als ik achter me die bassen hoorde, met die gonzende, diepe klank, kon ik daar erg van genieten.’

Een andere stem

‘Voorzichtig pakte ik dus toch maar eens die bas, probeerde wat, en bij de eerste noot was er die fysieke sensatie, die trillingen en de diepe, warme klank. Ook dankzij mijn lengte paste de contrabas beter bij mij dan de cello. Vanaf het begin heb ik me er comfortabeler op gevoeld.’

‘Het afscheid van de cello was wel even moeilijk’

Pierre-Emmanuel meldde zich bij de leraar van zijn broer, die zijn talent direct herkende. ‘Ik was toen zeventien jaar – veel jonger kun je zo’n grote bas niet de baas. Er schijnen nu kleinere studiebassen gebouwd te worden, maar destijds bestonden die nog niet. Het afscheid van de cello was wel even moeilijk, maar het is de goede keuze geweest. En in heel veel aspecten – klank, techniek, expressie – heeft het cellospelen me zeker geholpen. Contrabas spelen in het orkest is voor mij een grotere sensatie dan cello spelen. Die andere stem past wel bij mij.’

Indrukwekkend

Pierre-Emmanuel studeerde achtereenvolgens in Toulon, Parijs en in Essen, bij Niek de Groot, voormalig solobassist van het Concertgebouworkest, die hij ‘een groot musicus’ noemt, ‘van wie ik veel geleerd heb.’ Op mijn vraag of het niet verwarrend kan zijn om meerdere leraren te hebben, antwoordt hij: ‘Als je jong bent, moet je niet te veel leraren tegelijk hebben. Maar heb je eenmaal een goede techniek, waarop je kunt vertrouwen, dan kan een andere visie je verrijken en inspireren.’

Hij speelde in verschillende orkesten, voornamelijk in Frankrijk, tot een collega hem attendeerde op een vacature in Amsterdam. ‘Dat was een niveau hoger dan het Orchestre National de Lille, waar ik op dat moment speelde. Behalve van zijn reputatie kende ik het Concertgebouworkest alleen van opnames. De oudste was uit 1944, Antonín Dvořáks Celloconcert met Maurice Gendron, onder leiding van Willem Mengelberg. Indrukwekkend, net als een latere opname van muziek van Richard Strauss met Bernard Haitink. Dat orkest, daar wilde ik bij horen!’

Van elkaar leren

In 2013 werd hij aangenomen, twee jaar later promoveerde hij tot plaatsvervangend solobassist. ‘Qua kleur en samenspel is het verschil met Franse orkesten groot, toch voelde ik me in Amsterdam snel op mijn gemak. Aan de zaal, met veel resonantie, heb ik wel moeten wennen. De sfeer in de groep is heel prettig, collegiaal en respectvol, ondanks grote onderlinge verschillen. We leren veel en graag van elkaar. Ook met de andere collega’s zijn er vriendschappen ontstaan en we eten regelmatig met elkaar. Ja’, bekent hij lachend, ‘toch wel vooral met de Fransen, waarvan er nogal wat zijn in het orkest!’

‘Dat orkest, daar wilde ik bij horen!’

Langzamerhand kijkt hij wel uit naar de komst van een nieuwe chef-dirigent. ‘We hebben natuurlijk geluk met zulke goede gastdirigenten, maar voor de continuïteit, het bewaren van de eigen klank, is een chef toch onmisbaar.’

De Maistre bewoont een ruime etage in Amsterdam-Zuid, ver van zijn Spaanse vrouw die met hun driejarig zoontje in Bilbao woont en als alt­violiste verbonden is aan het Orquesta Sinfónica de Bilbao. Na twee jaar lang vergeefs geprobeerd te hebben in Nederland een vaste baan te vinden, keerde zij terug naar haar geboorteland. De Maistre is daar ook geen onbekende: in het nabij gelegen San Sebastián is hij hoofdvakdocent contrabas aan het conservatorium. Hij ervaart de combinatie met zijn orkestbaan als heel inspirerend.

Close-up

Het programma voor zijn Close-up Portretconcert op 26 april is zijn eigen keuze, evenals de collega’s met wie hij gaat spelen. In Gioacchino Rossini’s Duet voor cello en contrabas is dat Gregor Horsch. ‘Dit duet is een kamermuziekstuk, geschikt voor een kleine zaal. Heel zangerig, bijna als een opera. Verfrissende, energieke muziek die goed bij me past en de maximale mogelijkheden van de bas benut.

Dan Giovanni Bottesini, die voor de contrabas is wat Niccolò Paganini is voor de viool. In dit werk spelen Sylvia Huang en ik als solisten samen met het GoYa Quartet, bestaande uit vier collega’s uit het orkest. Omdat Sylvia haar gebruikelijke rol als primarius van het kwartet dan niet kan vervullen, draagt zij die tijdelijk over aan Mirte de Kok. Bottesini’s Gran duo concertante is een heel virtuoos stuk, levendig en ook heel zangerig.

En ten slotte dat wonderschone Strijkkwintet van Schubert, in dit geval dus niet met een extra cello, maar met de bas, wat een mooie, diepe ondersteuning geeft. Het enige voordeel van de coronaperiode is dat we hier in rust aan hebben kunnen werken.’

Van elkaar leren

In 2013 werd hij aangenomen, twee jaar later promoveerde hij tot plaatsvervangend solobassist. ‘Qua kleur en samenspel is het verschil met Franse orkesten groot, toch voelde ik me in Amsterdam snel op mijn gemak. Aan de zaal, met veel resonantie, heb ik wel moeten wennen. De sfeer in de groep is heel prettig, collegiaal en respectvol, ondanks grote onderlinge verschillen. We leren veel en graag van elkaar. Ook met de andere collega’s zijn er vriendschappen ontstaan en we eten regelmatig met elkaar. Ja’, bekent hij lachend, ‘toch wel vooral met de Fransen, waarvan er nogal wat zijn in het orkest!’

‘Dat orkest, daar wilde ik bij horen!’

Langzamerhand kijkt hij wel uit naar de komst van een nieuwe chef-dirigent. ‘We hebben natuurlijk geluk met zulke goede gastdirigenten, maar voor de continuïteit, het bewaren van de eigen klank, is een chef toch onmisbaar.’

De Maistre bewoont een ruime etage in Amsterdam-Zuid, ver van zijn Spaanse vrouw die met hun driejarig zoontje in Bilbao woont en als alt­violiste verbonden is aan het Orquesta Sinfónica de Bilbao. Na twee jaar lang vergeefs geprobeerd te hebben in Nederland een vaste baan te vinden, keerde zij terug naar haar geboorteland. De Maistre is daar ook geen onbekende: in het nabij gelegen San Sebastián is hij hoofdvakdocent contrabas aan het conservatorium. Hij ervaart de combinatie met zijn orkestbaan als heel inspirerend.

Close-up

Het programma voor zijn Close-up Portretconcert op 26 april is zijn eigen keuze, evenals de collega’s met wie hij gaat spelen. In Gioacchino Rossini’s Duet voor cello en contrabas is dat Gregor Horsch. ‘Dit duet is een kamermuziekstuk, geschikt voor een kleine zaal. Heel zangerig, bijna als een opera. Verfrissende, energieke muziek die goed bij me past en de maximale mogelijkheden van de bas benut.

Dan Giovanni Bottesini, die voor de contrabas is wat Niccolò Paganini is voor de viool. In dit werk spelen Sylvia Huang en ik als solisten samen met het GoYa Quartet, bestaande uit vier collega’s uit het orkest. Omdat Sylvia haar gebruikelijke rol als primarius van het kwartet dan niet kan vervullen, draagt zij die tijdelijk over aan Mirte de Kok. Bottesini’s Gran duo concertante is een heel virtuoos stuk, levendig en ook heel zangerig.

En ten slotte dat wonderschone Strijkkwintet van Schubert, in dit geval dus niet met een extra cello, maar met de bas, wat een mooie, diepe ondersteuning geeft. Het enige voordeel van de coronaperiode is dat we hier in rust aan hebben kunnen werken.’

  • De contrabas van Pierre-Emmanuel de Maistre

    foto: Eduardus Lee

    De contrabas van Pierre-Emmanuel de Maistre

    foto: Eduardus Lee

  • Pierre Michelot in de band van Miles Davis (Het Concertgebouw, 1957)

    foto: Ed van der Elsken / Het Nederlands Fotomuseum

    Pierre Michelot in de band van Miles Davis (Het Concertgebouw, 1957)

    foto: Ed van der Elsken / Het Nederlands Fotomuseum

  • De contrabas van Pierre-Emmanuel de Maistre

    foto: Eduardus Lee

    De contrabas van Pierre-Emmanuel de Maistre

    foto: Eduardus Lee

  • Pierre Michelot in de band van Miles Davis (Het Concertgebouw, 1957)

    foto: Ed van der Elsken / Het Nederlands Fotomuseum

    Pierre Michelot in de band van Miles Davis (Het Concertgebouw, 1957)

    foto: Ed van der Elsken / Het Nederlands Fotomuseum

De contrabas(sen) van Pierre-Emmanuel de Maistre

‘Mijn eerste bas was het eenvoudige studie-instrument van mijn broer. Ik heb hem nog altijd, naast een aantal andere bassen die ik in de loop der jaren in bezit heb gekregen. Thuis heb ik een bas van de Franse bouwer Joseph Hel (1842-1902, HPdB) die lang bespeeld is door de beroemde jazzbassist Pierre Michelot. Er is een foto van eind jaren vijftig, gemaakt tijdens de legendarische nachtconcerten in Het Concertgebouw, waarop hij samenspeelt met Miles Davis (zie de tweede foto). Op de bas die nu van mij is! Dankzij een collega in Lille en met hulp van mijn ouders heb ik hem kunnen kopen. Het was liefde op het eerste gezicht, een prachtig instrument.
In het orkest speel ik op een Bergonzi, gebouwd in Cremona omstreeks 1760 (op de eerste foto). Ik was op zoek naar een bas van een kwaliteit het Concertgebouworkest waardig, en had contact met de verkoper René Zaal. Hij liet me een mooi, maar kostbaar instrument zien, en ook dat was een coup de coeur. Voor mij te duur, dus heeft Foundation Concertgebouworkest hem gekocht en heb ik het voorrecht erop te mogen spelen. Het is een bas met een mooie diepte en een egale klank in alle liggingen. Een ideaal instrument!’

De contrabas(sen) van Pierre-Emmanuel de Maistre

‘Mijn eerste bas was het eenvoudige studie-instrument van mijn broer. Ik heb hem nog altijd, naast een aantal andere bassen die ik in de loop der jaren in bezit heb gekregen. Thuis heb ik een bas van de Franse bouwer Joseph Hel (1842-1902, HPdB) die lang bespeeld is door de beroemde jazzbassist Pierre Michelot. Er is een foto van eind jaren vijftig, gemaakt tijdens de legendarische nachtconcerten in Het Concertgebouw, waarop hij samenspeelt met Miles Davis (zie de tweede foto). Op de bas die nu van mij is! Dankzij een collega in Lille en met hulp van mijn ouders heb ik hem kunnen kopen. Het was liefde op het eerste gezicht, een prachtig instrument.
In het orkest speel ik op een Bergonzi, gebouwd in Cremona omstreeks 1760 (op de eerste foto). Ik was op zoek naar een bas van een kwaliteit het Concertgebouworkest waardig, en had contact met de verkoper René Zaal. Hij liet me een mooi, maar kostbaar instrument zien, en ook dat was een coup de coeur. Voor mij te duur, dus heeft Foundation Concertgebouworkest hem gekocht en heb ik het voorrecht erop te mogen spelen. Het is een bas met een mooie diepte en een egale klank in alle liggingen. Een ideaal instrument!’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.