Hoornist Fons Verspaandonk: ‘Het is een droombaan’
door Anja Sicking 09 nov. 2025 09 november 2025
Fons Verspaandonk speelt al 21 jaar hoorn in het Concertgebouworkest. Toch is geen week hetzelfde. ‘Er zijn altijd passages die beter kunnen, daar blijf je je hele carrière aan prutsen.’
Enthousiast vertelt Fons Verspaandonk hoe zelfs het spelen van orkestwerken die hij al vaak heeft uitgevoerd iedere keer anders is. ‘Nu [in september jl., red.] spelen we bijvoorbeeld Mahlers Vijfde symfonie met Klaus Mäkelä, hij legt andere accenten dan de dirigenten met wie ik deze symfonie eerder speelde.
Ook de dynamiek en tempi zijn hier en daar anders, daardoor blijft het boeiend. Straks gaan we weer met het orkest op tournee naar Berlijn, Luzern, Wenen. Ik geniet erg van de tournees, we spelen vaak in prachtige zalen. Zelfs als ik er vaak ben geweest, blijft dat een bijzondere belevenis.’
Harmonie Sirena
Verspaandonk groeide op in Hooge Mierde, in Noord-Brabant. Hij was de jongste thuis en had drie broers. ‘We speelden alle vier in Harmonie Sirena, een muziekvereniging die al meer dan een eeuw bestaat. We repeteerden in het dorpshuis, waar ook de toneelvereniging en de biljartclub bijeenkwamen. Mijn vader van 87 speelt trompet en is al 75 jaar lid van de harmonie. Hij was vroeger machinebankwerker bij Philips.
Er werd bij ons thuis aardig wat geoefend, soms tegen heug en meug. Het was: je doet iets of je doet het niet. De een zat in de keuken, de ander in de woonkamer, weer een ander boven, het was aan de krappe kant. We kregen wekelijks muziekles, daarvoor kwamen er een klarinetdocent en een trompettist naar ons dorp. Mijn vader was mijn grote voorbeeld. Bijzonder aan het spelen in een harmonie was dat er mensen van verschillende generaties in zaten en ik met al die mensen sprak, dus niet alleen met generatiegenoten, zoals bij een voetbalclub. Het verbreedde mijn sociale spectrum, wat me later bij mijn werk goed van pas kwam. Ik ben dankbaar dat ik als kind deze brede muzikale opleiding heb gehad. Door alle bezuinigingen van de overheid in de muzieksector zijn er voor de huidige jeugd veel minder mogelijkheden dan toen ik jong was.’
Auditie
‘Ik studeerde aan het Brabants Conservatorium bij Herman Jeurissen en volgde masterclasses bij Radovan Vlatkovic, Frøydis Ree Wekre en Michael Höltzel. Als broekie van twintig zat ik al in het Brabants Orkest, later ging ik naar het Radio Filharmonisch Orkest. Het belangrijkste wat ik heb geleerd toen ik jong was, is naar anderen luisteren tijdens het samenspelen en je aanpassen. Mijn grote voorbeeld was de Duitse hoornist Hermann Baumann. Hij had veel bravoure in z’n spel, maar kon ook zangerig spelen, met een prachtig kernachtig geluid.’
‘Er ging van alles door me heen. Is dit wel goed genoeg voor een toporkest?’
De eerste keer dat Verspaandonk het Concertgebouworkest zag, was op televisie, onder andere in de Kerstmatinees. Ook grote dirigenten zoals Bernard Haitink zag hij daar voor het eerst. ‘Bijzonder dat ik later een paar keer met Haitink heb mogen werken’, vindt hij.
Enthousiast vertelt Fons Verspaandonk hoe zelfs het spelen van orkestwerken die hij al vaak heeft uitgevoerd iedere keer anders is. ‘Nu [in september jl., red.] spelen we bijvoorbeeld Mahlers Vijfde symfonie met Klaus Mäkelä, hij legt andere accenten dan de dirigenten met wie ik deze symfonie eerder speelde.
Ook de dynamiek en tempi zijn hier en daar anders, daardoor blijft het boeiend. Straks gaan we weer met het orkest op tournee naar Berlijn, Luzern, Wenen. Ik geniet erg van de tournees, we spelen vaak in prachtige zalen. Zelfs als ik er vaak ben geweest, blijft dat een bijzondere belevenis.’
Harmonie Sirena
Verspaandonk groeide op in Hooge Mierde, in Noord-Brabant. Hij was de jongste thuis en had drie broers. ‘We speelden alle vier in Harmonie Sirena, een muziekvereniging die al meer dan een eeuw bestaat. We repeteerden in het dorpshuis, waar ook de toneelvereniging en de biljartclub bijeenkwamen. Mijn vader van 87 speelt trompet en is al 75 jaar lid van de harmonie. Hij was vroeger machinebankwerker bij Philips.
Er werd bij ons thuis aardig wat geoefend, soms tegen heug en meug. Het was: je doet iets of je doet het niet. De een zat in de keuken, de ander in de woonkamer, weer een ander boven, het was aan de krappe kant. We kregen wekelijks muziekles, daarvoor kwamen er een klarinetdocent en een trompettist naar ons dorp. Mijn vader was mijn grote voorbeeld. Bijzonder aan het spelen in een harmonie was dat er mensen van verschillende generaties in zaten en ik met al die mensen sprak, dus niet alleen met generatiegenoten, zoals bij een voetbalclub. Het verbreedde mijn sociale spectrum, wat me later bij mijn werk goed van pas kwam. Ik ben dankbaar dat ik als kind deze brede muzikale opleiding heb gehad. Door alle bezuinigingen van de overheid in de muzieksector zijn er voor de huidige jeugd veel minder mogelijkheden dan toen ik jong was.’
Auditie
‘Ik studeerde aan het Brabants Conservatorium bij Herman Jeurissen en volgde masterclasses bij Radovan Vlatkovic, Frøydis Ree Wekre en Michael Höltzel. Als broekie van twintig zat ik al in het Brabants Orkest, later ging ik naar het Radio Filharmonisch Orkest. Het belangrijkste wat ik heb geleerd toen ik jong was, is naar anderen luisteren tijdens het samenspelen en je aanpassen. Mijn grote voorbeeld was de Duitse hoornist Hermann Baumann. Hij had veel bravoure in z’n spel, maar kon ook zangerig spelen, met een prachtig kernachtig geluid.’
‘Er ging van alles door me heen. Is dit wel goed genoeg voor een toporkest?’
De eerste keer dat Verspaandonk het Concertgebouworkest zag, was op televisie, onder andere in de Kerstmatinees. Ook grote dirigenten zoals Bernard Haitink zag hij daar voor het eerst. ‘Bijzonder dat ik later een paar keer met Haitink heb mogen werken’, vindt hij.
Een baan als hoornist bij het Concertgebouworkest is een droombaan, maar de kans dat je die krijgt is heel klein. ‘Ik wist al een jaar van tevoren dat er een vacature zou komen. Vanaf dat moment heb ik alles op alles gezet om de auditie voor te bereiden. Ik heb weer les genomen, voor collega’s voorgespeeld en proefaudities gedaan. Je hebt bij een eerste auditieronde maar een minuut of zeven om je te bewijzen. De tweede ronde was in de Koorzaal, in de kelder van Het Concertgebouw, daar is nul akoestiek. Er ging veel door me heen toen ik daar achter een scherm stond te spelen. Is dit wel goed genoeg voor een toporkest? Maar ik had zoveel geoefend dat er toch iets moois uit mijn instrument kwam. De hoofdronde was gelukkig in de Grote Zaal.’
De hoorngroep
De hoornsectie bestaat uit twee solohoornisten, drie lage en twee hoge hoornisten. ‘Ik behoor tot die laatste groep. Ik heb me vanaf het begin heel welkom gevoeld in het orkest. De eerste periode was spannend, ik moest me veel repertoire eigen maken. Er wordt een enorme prestatie van je verwacht als orkestmusicus. En ik vind het belangrijk om een goede band met mijn collega’s op te bouwen en open te communiceren.
Als ik niet meespeel ga ik wel eens naar ons orkest luisteren. Vaak vind ik het dan fantastisch klinken. Je bent als je in het orkest speelt zo bezig met alles wat je moet doen, dat iedere kleinigheid heel groot lijkt. Maar als ik in het publiek zit, valt het me vooral op hoe warm het orkest klinkt en hoe geweldig de muziek in de Grote Zaal tot haar recht komt.
Ik besteed nog steeds veel tijd aan het voorbereiden van sommige programma’s. Binnenkort [in november, op tournee in Japan en Zuid-Korea, red.] spelen we het Eerste pianoconcert van Brahms, met een mooie solo voor mij, al ligt die wel heel open. Ik heb die solo al meerdere keren gespeeld, maar er zijn altijd passages die beter kunnen, daar blijf je je hele carrière aan prutsen. Dat is ook de uitdaging, daar krijg ik energie van. Ik kijk nu weer opnieuw wat er precies in de partituur staat en ik neem mezelf thuis op, met mijn telefoon. Tijdens het concert wil ik de solo perfect afleveren, technisch, ritmisch, maar ook in de juiste muzikale stijl.
Ik moet fysiek flink op het gaspedaal drukken en mijn dagen goed plannen. Als ik een vrije week heb, dan kan ik niet dagenlang niets doen. Ik doe aan racefietsen en houd mijn conditie op peil. Mijn longinhoud moet groot blijven, ik heb astma. Samen met een collega fiets ik vaak langs de Vecht of we doen een rondje Limburg. Ik heb een moestuin en een bootje in Loosdrecht om te ontspannen.’
Weinig stille momenten
‘Mijn vrouw en ik hebben elkaar op het conservatorium leren kennen, zij heeft schoolmuziek en muziekwetenschap gestudeerd. Er zijn weinig stille momenten in Huize Verspaandonk. Onze dochter doet de opleiding Muziektheater in Tilburg, onze jongste zoon drumt op de Young Pop Academy van het Conservatorium van Amsterdam en de oudste is net weer begonnen met pianospelen, als liefhebber.
Een van mijn broers heeft met zijn vrouw en stiefzoon een château in de Morvan gekocht. Met hen en mijn goede vriend en collega Arno Piters, klarinettist, organiseer ik jaarlijks het muziekfestival Les Étoiles du Morvan. In de laatste week van de zomervakantie treden er collega’s uit het orkest op. Het organiseren van concerten was wel even wennen. Normaal ga ik zitten en spelen, nu moet ik ook voor de stoelen en het publiek zorgen. We hebben vorig jaar een podium en een klankwand in de kasteeltuin laten bouwen en dit jaar hebben we verlichting gekocht.’
Verspaandonk combineert het spelen in het Concertgebouworkest met het maken van kamermuziek. ‘Ik maak deel uit van het Farkas Quintet en speel regelmatig mee met Camerata RCO. Die meer solistische ervaring neem ik daarna direct weer mee naar het orkest.’ Deze maand is hij met andere tuttiblazers uit het orkest te horen in kamermuziek in de serie Close-up.
De hoorn van Fons Verspaandonk
Een baan als hoornist bij het Concertgebouworkest is een droombaan, maar de kans dat je die krijgt is heel klein. ‘Ik wist al een jaar van tevoren dat er een vacature zou komen. Vanaf dat moment heb ik alles op alles gezet om de auditie voor te bereiden. Ik heb weer les genomen, voor collega’s voorgespeeld en proefaudities gedaan. Je hebt bij een eerste auditieronde maar een minuut of zeven om je te bewijzen. De tweede ronde was in de Koorzaal, in de kelder van Het Concertgebouw, daar is nul akoestiek. Er ging veel door me heen toen ik daar achter een scherm stond te spelen. Is dit wel goed genoeg voor een toporkest? Maar ik had zoveel geoefend dat er toch iets moois uit mijn instrument kwam. De hoofdronde was gelukkig in de Grote Zaal.’
De hoorngroep
De hoornsectie bestaat uit twee solohoornisten, drie lage en twee hoge hoornisten. ‘Ik behoor tot die laatste groep. Ik heb me vanaf het begin heel welkom gevoeld in het orkest. De eerste periode was spannend, ik moest me veel repertoire eigen maken. Er wordt een enorme prestatie van je verwacht als orkestmusicus. En ik vind het belangrijk om een goede band met mijn collega’s op te bouwen en open te communiceren.
Als ik niet meespeel ga ik wel eens naar ons orkest luisteren. Vaak vind ik het dan fantastisch klinken. Je bent als je in het orkest speelt zo bezig met alles wat je moet doen, dat iedere kleinigheid heel groot lijkt. Maar als ik in het publiek zit, valt het me vooral op hoe warm het orkest klinkt en hoe geweldig de muziek in de Grote Zaal tot haar recht komt.
Ik besteed nog steeds veel tijd aan het voorbereiden van sommige programma’s. Binnenkort [in november, op tournee in Japan en Zuid-Korea, red.] spelen we het Eerste pianoconcert van Brahms, met een mooie solo voor mij, al ligt die wel heel open. Ik heb die solo al meerdere keren gespeeld, maar er zijn altijd passages die beter kunnen, daar blijf je je hele carrière aan prutsen. Dat is ook de uitdaging, daar krijg ik energie van. Ik kijk nu weer opnieuw wat er precies in de partituur staat en ik neem mezelf thuis op, met mijn telefoon. Tijdens het concert wil ik de solo perfect afleveren, technisch, ritmisch, maar ook in de juiste muzikale stijl.
Ik moet fysiek flink op het gaspedaal drukken en mijn dagen goed plannen. Als ik een vrije week heb, dan kan ik niet dagenlang niets doen. Ik doe aan racefietsen en houd mijn conditie op peil. Mijn longinhoud moet groot blijven, ik heb astma. Samen met een collega fiets ik vaak langs de Vecht of we doen een rondje Limburg. Ik heb een moestuin en een bootje in Loosdrecht om te ontspannen.’
Weinig stille momenten
‘Mijn vrouw en ik hebben elkaar op het conservatorium leren kennen, zij heeft schoolmuziek en muziekwetenschap gestudeerd. Er zijn weinig stille momenten in Huize Verspaandonk. Onze dochter doet de opleiding Muziektheater in Tilburg, onze jongste zoon drumt op de Young Pop Academy van het Conservatorium van Amsterdam en de oudste is net weer begonnen met pianospelen, als liefhebber.
Een van mijn broers heeft met zijn vrouw en stiefzoon een château in de Morvan gekocht. Met hen en mijn goede vriend en collega Arno Piters, klarinettist, organiseer ik jaarlijks het muziekfestival Les Étoiles du Morvan. In de laatste week van de zomervakantie treden er collega’s uit het orkest op. Het organiseren van concerten was wel even wennen. Normaal ga ik zitten en spelen, nu moet ik ook voor de stoelen en het publiek zorgen. We hebben vorig jaar een podium en een klankwand in de kasteeltuin laten bouwen en dit jaar hebben we verlichting gekocht.’
Verspaandonk combineert het spelen in het Concertgebouworkest met het maken van kamermuziek. ‘Ik maak deel uit van het Farkas Quintet en speel regelmatig mee met Camerata RCO. Die meer solistische ervaring neem ik daarna direct weer mee naar het orkest.’ Deze maand is hij met andere tuttiblazers uit het orkest te horen in kamermuziek in de serie Close-up.
De hoorn van Fons Verspaandonk
‘Ik speel op een Alexander 103, een dubbele hoorn (F-Bes), een type hoorn dat rond 1930 werd geïntroduceerd en dat sindsdien weinig is veranderd. De hoorn is in Duitsland gebouwd door de Gebrüder Alexander, de zevende generatie van een familiebedrijf. Na een eerste selectie had ik drie exemplaren op proef. Het was lastig kiezen, zeker als ik er in mijn droge studio thuis op speelde. Daarom heb ik een blinde test gedaan, waarbij ik beurtelings op een van de drie hoorns voor een paar collega’s in de Grote Zaal speelde. Zij kozen unaniem dezelfde, deze Alexander 103. Het is natuurlijk een kwestie van smaak, maar dit instrument heeft voor mij de mooiste hoornklank die er nu is. Ik zou die omschrijven als een rond, nobel geluid, dat goed bij het Concertgebouworkest past. Het mondstuk bepaalt ook deels de klank. Ik speel op een Schmidt 11. Voor extreem hoge partijen, zoals in het Weihnachtsoratorium van Bach, heb ik ook nog een hoge hoorn (F). Beide instrumenten heb ik in bruikleen van de Foundation Concertgebouworkest.
Bekijk hier de luistertips van Fons Verspaandonk.
zo 7 december | Kleine Zaal
Close-up: Tuttiblazers
musici uit het Concertgebouworkest
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma
‘Ik speel op een Alexander 103, een dubbele hoorn (F-Bes), een type hoorn dat rond 1930 werd geïntroduceerd en dat sindsdien weinig is veranderd. De hoorn is in Duitsland gebouwd door de Gebrüder Alexander, de zevende generatie van een familiebedrijf. Na een eerste selectie had ik drie exemplaren op proef. Het was lastig kiezen, zeker als ik er in mijn droge studio thuis op speelde. Daarom heb ik een blinde test gedaan, waarbij ik beurtelings op een van de drie hoorns voor een paar collega’s in de Grote Zaal speelde. Zij kozen unaniem dezelfde, deze Alexander 103. Het is natuurlijk een kwestie van smaak, maar dit instrument heeft voor mij de mooiste hoornklank die er nu is. Ik zou die omschrijven als een rond, nobel geluid, dat goed bij het Concertgebouworkest past. Het mondstuk bepaalt ook deels de klank. Ik speel op een Schmidt 11. Voor extreem hoge partijen, zoals in het Weihnachtsoratorium van Bach, heb ik ook nog een hoge hoorn (F). Beide instrumenten heb ik in bruikleen van de Foundation Concertgebouworkest.
Bekijk hier de luistertips van Fons Verspaandonk.
zo 7 december | Kleine Zaal
Close-up: Tuttiblazers
musici uit het Concertgebouworkest
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma