Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
orkestlid

Fagottist Jos de Lange: ‘Deze orkestbaan is een lot uit de loterij’

door Inge Jongerman
20 apr. 2022 20 april 2022

Jos de Lange gaat al veertig jaar lang iedere dag fluitend naar zijn werk. Vanwege zijn pensioen neemt hij binnenkort afscheid van het Concertgebouworkest. De fagottist kijkt terug op een fantastische tijd: ‘Ergens voelt dit nog steeds als een hobby.’

  • Jos de Lange

    Foto: Eduardus Lee

    Jos de Lange

    Foto: Eduardus Lee

  • Jos de Lange

    Foto: Eduardus Lee

    Jos de Lange

    Foto: Eduardus Lee

Jos de Lange is een optimistisch mens en doet zelden iets met ­tegenzin. Naast tweede fagottist in het Concertgebouworkest is hij hoofdvakdocent aan het Conservatorium van Amsterdam en een veelgevraagd kamermusicus. Daarnaast doet hij nog vele andere dingen: hij ontwikkelt apps, geeft vorm aan het personeelsblad, de KCOurant, en startte tijdens de lockdown een online leesclub voor orkest- en stafleden. 

‘Deze baan is een lot uit de loterij, dat wist ik vanaf de eerste dag’ 

Met een conservatoriumdiploma én een afgeronde studie wiskunde (cum laude) op zak, kon hij indertijd alle kanten op: het werd muziek. Nog altijd kan Jos net zo enthousiast zijn over een ingewikkelde formule als over een mooi muziekstuk. ‘Van bepaalde wiskundige ontdekkingen word ik zelfs emotioneel’, vertelt hij. ‘De belangrijkste reden dat ik indertijd voor muziek koos, is vanwege het sociale aspect. Altijd maar in je eentje broeden op iets is best eenzaam. Ik omring me graag met mensen, daar krijg ik energie van. Bovendien is deze orkestbaan een lot uit de loterij, dat wist ik vanaf de eerste dag.’ 

Ruimte om te bloeien

Jos zat nog maar net in zijn tweede jaar van het conservatorium toen hij de auditie won bij het Concertgebouworkest. ‘Ik had nooit eerder een proefspel gedaan en moest nog veel leren. Daarbij was mijn fagot helemaal niet op orde. Toch zagen ze blijkbaar iets in mij, ik kreeg de kans me te ontwikkelen binnen het orkest.

Het was best hard werken in het begin, maar mijn toenmalige collega’s Brian Pollard, Joep Terwey, Kees Olthuis en Guus Dral vingen mij goed op. Daar ben ik ze nog altijd dankbaar voor.’ Volgens Jos ligt het tempo bij het orkest tegenwoordig hoger. ‘We hebben minder repetities en spelen meer repertoire. Toch krijgen nieuwe musici de ruimte om te groeien en bloeien. Dat gunnen we elkaar gewoon.’

Helden 

Tijdens zijn eerste jaren bij het orkest was Bernard Haitink chef-dirigent. ‘Ieder concert was een wonder, ook de Kerstmatinees met Haitink maakten grote indruk. Dat ik aan het begin van mijn carrière zo’n rijke voeding heb gekregen, daar pluk ik nog altijd de vruchten van.’

Een andere dirigent die Jos niet onvermeld wil laten, is Carlos Kleiber (1930-2004). ‘Hij schilderde een muziekstuk met zijn ogen. Het was een ietwat angstige man die in de schaduw leefde van Bruno Walter. Kleiber was, en is nog altijd, een van de meest gerespecteerde dirigenten ter wereld, het was voor mij een verrijking om met hem te werken.’ 

‘Bij Harnoncourt viel alles op zijn plek’

De allergrootste was volgens Jos toch wel Nikolaus Harnoncourt. ‘Het klinkt misschien arrogant, maar toen ik eind jaren zeventig voor het eerst een opname hoorde van hem dacht ik meteen: eindelijk iemand die het snapt! Alles viel op zijn plek, zijn timing voelt heel natuurlijk. Ik heb wel vijftig opera­voorstellingen met hem gespeeld en ook aan de Schubert-cyclus bewaar ik dierbare herinneringen. Harnoncourt wist een wereld te scheppen die veel verder ging dan de noten op papier. Ik vond dat echt een bevrijding. Ik roep weleens gekscherend dat ik een boek over hem ga schrijven. Misschien doe ik het ook nog, als ik straks met ­pensioen ben!’

Jos de Lange is een optimistisch mens en doet zelden iets met ­tegenzin. Naast tweede fagottist in het Concertgebouworkest is hij hoofdvakdocent aan het Conservatorium van Amsterdam en een veelgevraagd kamermusicus. Daarnaast doet hij nog vele andere dingen: hij ontwikkelt apps, geeft vorm aan het personeelsblad, de KCOurant, en startte tijdens de lockdown een online leesclub voor orkest- en stafleden. 

‘Deze baan is een lot uit de loterij, dat wist ik vanaf de eerste dag’ 

Met een conservatoriumdiploma én een afgeronde studie wiskunde (cum laude) op zak, kon hij indertijd alle kanten op: het werd muziek. Nog altijd kan Jos net zo enthousiast zijn over een ingewikkelde formule als over een mooi muziekstuk. ‘Van bepaalde wiskundige ontdekkingen word ik zelfs emotioneel’, vertelt hij. ‘De belangrijkste reden dat ik indertijd voor muziek koos, is vanwege het sociale aspect. Altijd maar in je eentje broeden op iets is best eenzaam. Ik omring me graag met mensen, daar krijg ik energie van. Bovendien is deze orkestbaan een lot uit de loterij, dat wist ik vanaf de eerste dag.’ 

Ruimte om te bloeien

Jos zat nog maar net in zijn tweede jaar van het conservatorium toen hij de auditie won bij het Concertgebouworkest. ‘Ik had nooit eerder een proefspel gedaan en moest nog veel leren. Daarbij was mijn fagot helemaal niet op orde. Toch zagen ze blijkbaar iets in mij, ik kreeg de kans me te ontwikkelen binnen het orkest.

Het was best hard werken in het begin, maar mijn toenmalige collega’s Brian Pollard, Joep Terwey, Kees Olthuis en Guus Dral vingen mij goed op. Daar ben ik ze nog altijd dankbaar voor.’ Volgens Jos ligt het tempo bij het orkest tegenwoordig hoger. ‘We hebben minder repetities en spelen meer repertoire. Toch krijgen nieuwe musici de ruimte om te groeien en bloeien. Dat gunnen we elkaar gewoon.’

Helden 

Tijdens zijn eerste jaren bij het orkest was Bernard Haitink chef-dirigent. ‘Ieder concert was een wonder, ook de Kerstmatinees met Haitink maakten grote indruk. Dat ik aan het begin van mijn carrière zo’n rijke voeding heb gekregen, daar pluk ik nog altijd de vruchten van.’

Een andere dirigent die Jos niet onvermeld wil laten, is Carlos Kleiber (1930-2004). ‘Hij schilderde een muziekstuk met zijn ogen. Het was een ietwat angstige man die in de schaduw leefde van Bruno Walter. Kleiber was, en is nog altijd, een van de meest gerespecteerde dirigenten ter wereld, het was voor mij een verrijking om met hem te werken.’ 

‘Bij Harnoncourt viel alles op zijn plek’

De allergrootste was volgens Jos toch wel Nikolaus Harnoncourt. ‘Het klinkt misschien arrogant, maar toen ik eind jaren zeventig voor het eerst een opname hoorde van hem dacht ik meteen: eindelijk iemand die het snapt! Alles viel op zijn plek, zijn timing voelt heel natuurlijk. Ik heb wel vijftig opera­voorstellingen met hem gespeeld en ook aan de Schubert-cyclus bewaar ik dierbare herinneringen. Harnoncourt wist een wereld te scheppen die veel verder ging dan de noten op papier. Ik vond dat echt een bevrijding. Ik roep weleens gekscherend dat ik een boek over hem ga schrijven. Misschien doe ik het ook nog, als ik straks met ­pensioen ben!’

Belang van de mens

Door de jaren heen zag Jos heel wat collega’s komen en gaan. Van zijn vrienden uit het orkest (zijn ‘tournee­maatjes’) zijn de meesten met pensioen, maar ook met de nieuwe lichting orkestmusici kan hij het prima vinden. ‘Ik vind het heerlijk om met jonge mensen om te gaan, al die bruisende verhalen en er is zoveel talent!’ 

Iemand die een heel speciale plek inneemt is de in 2013 overleden Brian Pollard, die tussen 1953 en 1995 solofagottist was van het Concertgebouworkest. ‘Brian was niet alleen een fantastisch musicus, maar vooral ook een bijzonder mens. De menselijke waarde stond voor hem altijd voorop. Hij had meteen door wanneer iemand niet goed in zijn vel zat, dat hoorde hij aan iemands spel. Regel één bij kamermuziek was voor hem dan ook een goede sfeer. Ik ken geen betere orkestmusicus dan hij. Brian wist de functie van iedere noot en mengde net zo goed met een groep vibrerende violen als met een enkele fluit.’

Stuwen en duwen

De rol van tweede fagottist lijkt Jos op het lijf geschreven. Op de vraag hoe hij zichzelf als orkestmusicus zou omschrijven, antwoordt hij: ‘Dienstbaar en sociaal.’ Als tweede fagottist heeft Jos een met name ondersteunende rol die volgens hem soms best bepalend kan zijn. ‘Ik stuw en duw, en ook dynamisch kan ik sturen. Ik tel ook altijd mee met de solofagottist, dat geeft vertrouwen. In ieder concert zit wel een klein moment waarin het om mij gaat, daar geniet ik dan ook echt van.’ 

‘Ik tel ook altijd mee met de solofagottist, dat geeft vertrouwen’

Zijn liefde voor het vak nam door de jaren heen alleen maar toe. ‘Ik heb geluk dat ik eigenlijk nooit stress heb. Mede door mijn persoonlijkheid, maar ook omdat ik me altijd goed voorbereid.’

Zwart gat

Jos neemt niet alleen afscheid van het orkest, maar stopt ook – na vijfentwintig jaar – als hoofdvakdocent op het conservatorium. Bang voor het gevreesde zwarte gat is hij niet. ‘Ik hoop te blijven doorgaan met de online leesclub en de vormgeving en coördinatie van de KCOurant. Ook ga ik meer programmeren, tennissen en volg ik portrettekenlessen. Straks als ik gepensioneerd ben zie ik mijn oude maatjes weer vaker, met wie ik zoveel mooie geschiedenis deel.’

Sinterklaasliedjes

In al die jaren is Jos maar één keer met tegenzin naar het orkest gegaan. ‘Het was ergens in de jaren tachtig. We speelden Quaterni van Jan van Vlijmen. Na twee delen dacht ik: wat is dit voor grijze massa? Ik was blijkbaar niet de enige, samen met collega Kees Olthuis improviseerden we er allerlei sinterklaasliedjes doorheen, het maakte allemaal niet uit.

De volgende dag gingen we het stuk weer repeteren, maar ik zag de zin er niet van in. Het gekke is dat ik me zelfs nu nog schuldig voel wanneer ik dit vertel, dat komt vast omdat ik deze baan altijd als een cadeau heb ervaren en altijd uitga van het positieve. Maar één keer in de veertig jaar even geen zin hebben, is geen gekke score toch?’ 

Belang van de mens

Door de jaren heen zag Jos heel wat collega’s komen en gaan. Van zijn vrienden uit het orkest (zijn ‘tournee­maatjes’) zijn de meesten met pensioen, maar ook met de nieuwe lichting orkestmusici kan hij het prima vinden. ‘Ik vind het heerlijk om met jonge mensen om te gaan, al die bruisende verhalen en er is zoveel talent!’ 

Iemand die een heel speciale plek inneemt is de in 2013 overleden Brian Pollard, die tussen 1953 en 1995 solofagottist was van het Concertgebouworkest. ‘Brian was niet alleen een fantastisch musicus, maar vooral ook een bijzonder mens. De menselijke waarde stond voor hem altijd voorop. Hij had meteen door wanneer iemand niet goed in zijn vel zat, dat hoorde hij aan iemands spel. Regel één bij kamermuziek was voor hem dan ook een goede sfeer. Ik ken geen betere orkestmusicus dan hij. Brian wist de functie van iedere noot en mengde net zo goed met een groep vibrerende violen als met een enkele fluit.’

Stuwen en duwen

De rol van tweede fagottist lijkt Jos op het lijf geschreven. Op de vraag hoe hij zichzelf als orkestmusicus zou omschrijven, antwoordt hij: ‘Dienstbaar en sociaal.’ Als tweede fagottist heeft Jos een met name ondersteunende rol die volgens hem soms best bepalend kan zijn. ‘Ik stuw en duw, en ook dynamisch kan ik sturen. Ik tel ook altijd mee met de solofagottist, dat geeft vertrouwen. In ieder concert zit wel een klein moment waarin het om mij gaat, daar geniet ik dan ook echt van.’ 

‘Ik tel ook altijd mee met de solofagottist, dat geeft vertrouwen’

Zijn liefde voor het vak nam door de jaren heen alleen maar toe. ‘Ik heb geluk dat ik eigenlijk nooit stress heb. Mede door mijn persoonlijkheid, maar ook omdat ik me altijd goed voorbereid.’

Zwart gat

Jos neemt niet alleen afscheid van het orkest, maar stopt ook – na vijfentwintig jaar – als hoofdvakdocent op het conservatorium. Bang voor het gevreesde zwarte gat is hij niet. ‘Ik hoop te blijven doorgaan met de online leesclub en de vormgeving en coördinatie van de KCOurant. Ook ga ik meer programmeren, tennissen en volg ik portrettekenlessen. Straks als ik gepensioneerd ben zie ik mijn oude maatjes weer vaker, met wie ik zoveel mooie geschiedenis deel.’

Sinterklaasliedjes

In al die jaren is Jos maar één keer met tegenzin naar het orkest gegaan. ‘Het was ergens in de jaren tachtig. We speelden Quaterni van Jan van Vlijmen. Na twee delen dacht ik: wat is dit voor grijze massa? Ik was blijkbaar niet de enige, samen met collega Kees Olthuis improviseerden we er allerlei sinterklaasliedjes doorheen, het maakte allemaal niet uit.

De volgende dag gingen we het stuk weer repeteren, maar ik zag de zin er niet van in. Het gekke is dat ik me zelfs nu nog schuldig voel wanneer ik dit vertel, dat komt vast omdat ik deze baan altijd als een cadeau heb ervaren en altijd uitga van het positieve. Maar één keer in de veertig jaar even geen zin hebben, is geen gekke score toch?’ 

  • De fagot van Jos de Lange

    Foto: Eduardus Lee

    De fagot van Jos de Lange

    Foto: Eduardus Lee

  • De fagot van Jos de Lange

    Foto: Eduardus Lee

    De fagot van Jos de Lange

    Foto: Eduardus Lee

De fagot van Jos de Lange

‘Ik speel al dertig jaar op een fagot van de Duitse bouwer Heckel. Ik begon pas op mijn negentiende met fagot spelen en kocht mijn eerste fagot in mijn studententijd voor 1500 gulden. Dat was nog van het spaargeld van mijn jongerenrekening bij de Postbank. Wanneer ik weer wat geld overhad, ruilde ik hem in voor een betere en zo kwam ik uiteindelijk terecht bij dit instrument.

Ik heb er van alles aan veranderd. Akoestisch, maar ook heb ik de kleppen dichter bij elkaar laten zetten. Ik heb nogal grote ‘zwemvliezen’, daardoor kan ik mijn vingers lastig spreiden. De ivoren ring bovenaan is een paar jaar geleden vervangen door een kunststof exemplaar, anders mag ik – met het oog op de verboden ivoorhandel – Amerika niet in.’

De fagot is een gevoelig instrument, er kan van alles misgaan. ‘Het allerdunste vijltje kocht ik in Japan. Ook collega’s maken dankbaar gebruik van mijn uitgebreide reparatieset.’ Sinds een aantal jaar heeft Jos ook een rietsnijmachine in bruikleen, gedoneerd aan het orkest door Foundation Concertgebouworkest en Concertvrienden. Hiermee kan hij zijn rieten makkelijker en met Zwitserse precisie snijden. ‘De klank van mijn instrument zou ik ­omschrijven als donker en rond voor een mooie kleur, maar licht en present wanneer dat nodig is. Kortom, het perfecte compromis voor een orkestmusicus.’

Deze maand deelt Jos de Lange zijn persoonlijke luistertips met ons. Luister mee!

De fagot van Jos de Lange

‘Ik speel al dertig jaar op een fagot van de Duitse bouwer Heckel. Ik begon pas op mijn negentiende met fagot spelen en kocht mijn eerste fagot in mijn studententijd voor 1500 gulden. Dat was nog van het spaargeld van mijn jongerenrekening bij de Postbank. Wanneer ik weer wat geld overhad, ruilde ik hem in voor een betere en zo kwam ik uiteindelijk terecht bij dit instrument.

Ik heb er van alles aan veranderd. Akoestisch, maar ook heb ik de kleppen dichter bij elkaar laten zetten. Ik heb nogal grote ‘zwemvliezen’, daardoor kan ik mijn vingers lastig spreiden. De ivoren ring bovenaan is een paar jaar geleden vervangen door een kunststof exemplaar, anders mag ik – met het oog op de verboden ivoorhandel – Amerika niet in.’

De fagot is een gevoelig instrument, er kan van alles misgaan. ‘Het allerdunste vijltje kocht ik in Japan. Ook collega’s maken dankbaar gebruik van mijn uitgebreide reparatieset.’ Sinds een aantal jaar heeft Jos ook een rietsnijmachine in bruikleen, gedoneerd aan het orkest door Foundation Concertgebouworkest en Concertvrienden. Hiermee kan hij zijn rieten makkelijker en met Zwitserse precisie snijden. ‘De klank van mijn instrument zou ik ­omschrijven als donker en rond voor een mooie kleur, maar licht en present wanneer dat nodig is. Kortom, het perfecte compromis voor een orkestmusicus.’

Deze maand deelt Jos de Lange zijn persoonlijke luistertips met ons. Luister mee!

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.