Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
orkestlid

Trombonist Raymond Munnecom: ‘Vanaf de eerste noot moet je erbij zijn’

door Janneke Boeser
24 aug. 2022 24 augustus 2022

‘Ik heb het mooiste vak dat er is. Het is geen baan, het is een passie.’ Op deze manier vlogen zijn 25 jaren bij het Concertgebouworkest om. Jubilerend bastrombonist Raymond Munnecom blikt terug en vooruit.

Ik ga je nu iets laten horen’, zegt Raymond Munnecom. ‘Dit... hiervoor wilde ik bij het Concertgebouworkest.’ Zachte klanken van Ravels Ma mère l’Oye stromen uit de boxen: het Concertgebouworkest onder leiding van Carlo Maria Giulini, 1991, Le jardin féerique. ‘Dit is een warm bad, dit is liefde. Luister, hoornist Jacob Slagter! Kleur, vorm, verteltrant, adem... Ik wist niks in die tijd, maar ik hoorde dat allemaal. Een soort van magie die boven de realiteit staat. In de signatuur nog duidelijk de klank van Bernard Haitink, maar Giulini stond voor het orkest. Hij gaat voorbij het aardse, je hóórt de energie en de expansie in dat laatste deel. Ik verlang naar die bezieling, die saamhorigheid, en soms krijgen we die voor elkaar.’

Tip: Beluister hier de genoemde opname van Le jardin féerique en meer tips van Raymond Munnecom.

Ik ga je nu iets laten horen’, zegt Raymond Munnecom. ‘Dit... hiervoor wilde ik bij het Concertgebouworkest.’ Zachte klanken van Ravels Ma mère l’Oye stromen uit de boxen: het Concertgebouworkest onder leiding van Carlo Maria Giulini, 1991, Le jardin féerique. ‘Dit is een warm bad, dit is liefde. Luister, hoornist Jacob Slagter! Kleur, vorm, verteltrant, adem... Ik wist niks in die tijd, maar ik hoorde dat allemaal. Een soort van magie die boven de realiteit staat. In de signatuur nog duidelijk de klank van Bernard Haitink, maar Giulini stond voor het orkest. Hij gaat voorbij het aardse, je hóórt de energie en de expansie in dat laatste deel. Ik verlang naar die bezieling, die saamhorigheid, en soms krijgen we die voor elkaar.’

Tip: Beluister hier de genoemde opname van Le jardin féerique en meer tips van Raymond Munnecom.

  • Raymond Munnecom

    foto: Eduardus Lee

    Raymond Munnecom

    foto: Eduardus Lee

  • Raymond Munnecom

    foto: Eduardus Lee

    Raymond Munnecom

    foto: Eduardus Lee

Het begin

‘Mijn opa zat bij de harmonie, dus voor mij was het heel vanzelfsprekend dat ik er ook bij ging. Ik speelde met veel enthousiasme op de tenortuba. Op mijn tiende kreeg ik mijn eerste lesjes bij de muziekschool in Thorn op althoorn, een typisch instrument voor in de brass­band, en op mijn zeventiende switchte ik naar trombone, want ik wilde graag naar het conservatorium. Bij de harmonie speelden we af en toe ook wel een stukje klassiek. Ik hoorde dat dat van een hogere orde was, maar pas op de middelbare school luisterde ik voor het eerst ‘bewust’ naar een symfonie van Beethoven, de ‘Pastorale’. En toen dacht ik: dit is het. Ik ben na schooltijd meteen de plaat gaan kopen en was helemaal verkocht.’

Het was Raymonds droom om ooit in een orkest te spelen. ‘Het is beter dan werken, zei mijn oud-collega tubaïst Donald Blakeslee altijd. Na mijn studie aan het Conservatorium van Amsterdam remplaceerde ik een tijdlang, ook bij het Concertgebouworkest. Ik zou in april 1997 beginnen bij een militair orkest, maar voor het zover was, deed ik auditie bij het ­Concertgebouworkest voor de positie van bastrombonist. Ik merkte dat dat instrument beter bij mijn karakter paste: een dienende rol spelen. En toen werd ik aangenomen. Ik had het gevoel dat ik een lot uit de loterij had gewonnen.’

Optelsom

Dat gevoel is er nog steeds, vooral als het orkest meegenomen wordt door dirigenten als John Eliot Gardiner of François-Xavier Roth. ‘Dan is het resultaat meer dan de som der delen. Laatst was Gardiner hier met Brahms. Hij had totaal geen boodschap aan wie dan ook, was chagrijnig, en ontdeed die Brahms van al het vet. We maakten opnames voor Deutsche Grammophon: messcherp, trouw aan de partituur en het scheppingsproces. Geen vibrato, Gardiner zette komma’s in de muziek en legde uit: die symfonie is vocaal geschreven. Iedereen kreeg met de zweep: ‘This is worse than yesterday! Put on your antennas!’ Maar opeens kwam Brahms tevoorschijn. Soms moet je niet aardig zijn: als kunst alleen maar aardig en glad en mooi is, is het geen kunst. Pas na afloop was Gardiner zelf ook happy, en zo hoort dat ook.’

Iedereen kreeg met de zweep: ‘This is worse than yesterday! Put on your antennas!’

Voor Raymond is zijn lijntje met de dirigent het enige wat telt. En álles horen. ‘In de harmonie hoefde je je niks in te beelden’, legt hij uit. ‘Gewoon spelen, en neem degene naast je mee. Je wordt opgepompt en ingetoomd tegelijk. In ons vak moeten discipline en artistieke vrijheid samengaan. Erkenning en stimulans, dat leidt tot creativiteit. Maar het voortraject moet absoluut kloppen en pas dan pluk je de echte vruchten. Instrumentalisten worden steeds beter, we zijn eigenlijk overgekwalificeerd voor die nootjes. Je kunt je bezighouden met de overtreffende trap, of je kunt denken, wat heb ik toch weinig te doen, moet ik daarvoor komen? Maar vanaf de eerste noot moet je erbij zijn. Iedereen. Want juist dat levert de magie op.’

Het begin

‘Mijn opa zat bij de harmonie, dus voor mij was het heel vanzelfsprekend dat ik er ook bij ging. Ik speelde met veel enthousiasme op de tenortuba. Op mijn tiende kreeg ik mijn eerste lesjes bij de muziekschool in Thorn op althoorn, een typisch instrument voor in de brass­band, en op mijn zeventiende switchte ik naar trombone, want ik wilde graag naar het conservatorium. Bij de harmonie speelden we af en toe ook wel een stukje klassiek. Ik hoorde dat dat van een hogere orde was, maar pas op de middelbare school luisterde ik voor het eerst ‘bewust’ naar een symfonie van Beethoven, de ‘Pastorale’. En toen dacht ik: dit is het. Ik ben na schooltijd meteen de plaat gaan kopen en was helemaal verkocht.’

Het was Raymonds droom om ooit in een orkest te spelen. ‘Het is beter dan werken, zei mijn oud-collega tubaïst Donald Blakeslee altijd. Na mijn studie aan het Conservatorium van Amsterdam remplaceerde ik een tijdlang, ook bij het Concertgebouworkest. Ik zou in april 1997 beginnen bij een militair orkest, maar voor het zover was, deed ik auditie bij het ­Concertgebouworkest voor de positie van bastrombonist. Ik merkte dat dat instrument beter bij mijn karakter paste: een dienende rol spelen. En toen werd ik aangenomen. Ik had het gevoel dat ik een lot uit de loterij had gewonnen.’

Optelsom

Dat gevoel is er nog steeds, vooral als het orkest meegenomen wordt door dirigenten als John Eliot Gardiner of François-Xavier Roth. ‘Dan is het resultaat meer dan de som der delen. Laatst was Gardiner hier met Brahms. Hij had totaal geen boodschap aan wie dan ook, was chagrijnig, en ontdeed die Brahms van al het vet. We maakten opnames voor Deutsche Grammophon: messcherp, trouw aan de partituur en het scheppingsproces. Geen vibrato, Gardiner zette komma’s in de muziek en legde uit: die symfonie is vocaal geschreven. Iedereen kreeg met de zweep: ‘This is worse than yesterday! Put on your antennas!’ Maar opeens kwam Brahms tevoorschijn. Soms moet je niet aardig zijn: als kunst alleen maar aardig en glad en mooi is, is het geen kunst. Pas na afloop was Gardiner zelf ook happy, en zo hoort dat ook.’

Iedereen kreeg met de zweep: ‘This is worse than yesterday! Put on your antennas!’

Voor Raymond is zijn lijntje met de dirigent het enige wat telt. En álles horen. ‘In de harmonie hoefde je je niks in te beelden’, legt hij uit. ‘Gewoon spelen, en neem degene naast je mee. Je wordt opgepompt en ingetoomd tegelijk. In ons vak moeten discipline en artistieke vrijheid samengaan. Erkenning en stimulans, dat leidt tot creativiteit. Maar het voortraject moet absoluut kloppen en pas dan pluk je de echte vruchten. Instrumentalisten worden steeds beter, we zijn eigenlijk overgekwalificeerd voor die nootjes. Je kunt je bezighouden met de overtreffende trap, of je kunt denken, wat heb ik toch weinig te doen, moet ik daarvoor komen? Maar vanaf de eerste noot moet je erbij zijn. Iedereen. Want juist dat levert de magie op.’

Ook het publiek speelt een rol in de magie, vindt Munnecom, zoals bijvoorbeeld tijdens het Mahlerfeest in 1995: ‘Dat hele Museumplein trilde van verwachting en van kennis, men wilde dat. Dat was muziek op de juiste plek, op het juiste moment.’

Nieuwe muziek

Welke componist mag voor Raymond een nieuw stuk schrijven? ‘Schubert! Schumann! En oh ja, Monteverdi. En natuurlijk Thomas Adès. Er zijn er maar een paar die nog kunnen orkestreren zoals de grote meesters dat deden. Die nog echt snappen wat de mogelijkheden zijn.

Zo ziet het er bij Adès op papier heel moeilijk uit, maar dan gaat de componist zelf dirigeren en denk je: oh ja! Het is hartstikke logisch, zijn muziek zit steengoed in elkaar. Adès komt altijd met zo’n eigen signatuur. Ook werk van anderen dirigeert hij fantastisch, hij is een supermusicus. Hij kan iets ouds laten muteren in iets nieuws, hij heeft een taal gevonden waardoor het kunst wordt. Het niveau is zo hoog dat het werkelijk iets nieuws is, terwijl er toch gebouwd wordt op oude fundamenten.’

Benieuwd naar de favoriete muziekstukken van Raymond Munnecom?
Lees en beluister ze hier.


Eén boom

Altijd weer zijn er hoogtepunten om als trombonist naar uit te kijken, vertelt Raymond. In de Vriendenloterij ZomerConcerten dirigeert de toekomstige chef-dirigent Klaus Mäkelä Mahlers Zesde symfonie. Daar komen de trombones aan het eind heel treurig aan bod, aldus Raymond. ‘De dood. Dat religieuze aspect van de trombone wordt daar helemaal uitgebeend. Sterk dat Mäkelä met Mahler Zes begint. Gewaagd en interessant ook. Ik ga zelf altijd een beetje kapot van die muziek: het is de donkerste van alle Mahlers. Ik hoop dat we de kern kunnen raken. Spannend wat voor ontwikkeling deze jonge dirigent gaat doormaken met het orkest.’

‘Spannend wat voor ontwikkeling Klaus Mäkelä gaat doormaken met het orkest.’

Een ander hoogtepunt is Beethovens Vijfde symfonie onder Iván Fischer, deze maand. ‘Voor de trombones heeft Fischer een bijzondere rol bedacht. Hij trekt ze uit elkaar en laat ze een thea­trale entrée maken. In het laatste deel heeft hij ons als een soort royalty achterin staan, voor het akoestisch effect.

Historisch of niet, Fischer doet kleine ingrepen die ontzettend veel impact hebben. Dus je kunt hele grote gebaren gaan maken door op digitale borden de zee te laten zien bij Debussy’s La mer, en je kunt Skrjabin uitvoeren met de kleuren die hij voor zich zag, maar dat heb je helemaal niet nodig. Fischer werkt met kleine artistieke ingrepen. En dat komt binnen, dat je denkt: wauw! En, vooruit, soms maakt ook Fischer een groot gebaar, zoals onlangs bij Beethovens Zesde symfonie met zijn Boedapest Festival Orkest: ‘Ik heb ÉÉN echte boom op het podium gezet’, vertelde Fischer aan Raymond. ‘Mooi, zijn accent en die Hongaarse klemtoon! En daaromheen zaten de musici, met de blazers op de eerste rij. Het werkte. Voor het publiek was het plaatje van Beethovens ‘Pastorale’ blijkbaar perfect. Binnen het klassieke format is Fischer zo vernieuwend, wat dat betreft is hij een unieke dirigent. Hij kan alles.’

Ook het publiek speelt een rol in de magie, vindt Munnecom, zoals bijvoorbeeld tijdens het Mahlerfeest in 1995: ‘Dat hele Museumplein trilde van verwachting en van kennis, men wilde dat. Dat was muziek op de juiste plek, op het juiste moment.’

Nieuwe muziek

Welke componist mag voor Raymond een nieuw stuk schrijven? ‘Schubert! Schumann! En oh ja, Monteverdi. En natuurlijk Thomas Adès. Er zijn er maar een paar die nog kunnen orkestreren zoals de grote meesters dat deden. Die nog echt snappen wat de mogelijkheden zijn.

Zo ziet het er bij Adès op papier heel moeilijk uit, maar dan gaat de componist zelf dirigeren en denk je: oh ja! Het is hartstikke logisch, zijn muziek zit steengoed in elkaar. Adès komt altijd met zo’n eigen signatuur. Ook werk van anderen dirigeert hij fantastisch, hij is een supermusicus. Hij kan iets ouds laten muteren in iets nieuws, hij heeft een taal gevonden waardoor het kunst wordt. Het niveau is zo hoog dat het werkelijk iets nieuws is, terwijl er toch gebouwd wordt op oude fundamenten.’

Benieuwd naar de favoriete muziekstukken van Raymond Munnecom?
Lees en beluister ze hier.


Eén boom

Altijd weer zijn er hoogtepunten om als trombonist naar uit te kijken, vertelt Raymond. In de Vriendenloterij ZomerConcerten dirigeert de toekomstige chef-dirigent Klaus Mäkelä Mahlers Zesde symfonie. Daar komen de trombones aan het eind heel treurig aan bod, aldus Raymond. ‘De dood. Dat religieuze aspect van de trombone wordt daar helemaal uitgebeend. Sterk dat Mäkelä met Mahler Zes begint. Gewaagd en interessant ook. Ik ga zelf altijd een beetje kapot van die muziek: het is de donkerste van alle Mahlers. Ik hoop dat we de kern kunnen raken. Spannend wat voor ontwikkeling deze jonge dirigent gaat doormaken met het orkest.’

‘Spannend wat voor ontwikkeling Klaus Mäkelä gaat doormaken met het orkest.’

Een ander hoogtepunt is Beethovens Vijfde symfonie onder Iván Fischer, deze maand. ‘Voor de trombones heeft Fischer een bijzondere rol bedacht. Hij trekt ze uit elkaar en laat ze een thea­trale entrée maken. In het laatste deel heeft hij ons als een soort royalty achterin staan, voor het akoestisch effect.

Historisch of niet, Fischer doet kleine ingrepen die ontzettend veel impact hebben. Dus je kunt hele grote gebaren gaan maken door op digitale borden de zee te laten zien bij Debussy’s La mer, en je kunt Skrjabin uitvoeren met de kleuren die hij voor zich zag, maar dat heb je helemaal niet nodig. Fischer werkt met kleine artistieke ingrepen. En dat komt binnen, dat je denkt: wauw! En, vooruit, soms maakt ook Fischer een groot gebaar, zoals onlangs bij Beethovens Zesde symfonie met zijn Boedapest Festival Orkest: ‘Ik heb ÉÉN echte boom op het podium gezet’, vertelde Fischer aan Raymond. ‘Mooi, zijn accent en die Hongaarse klemtoon! En daaromheen zaten de musici, met de blazers op de eerste rij. Het werkte. Voor het publiek was het plaatje van Beethovens ‘Pastorale’ blijkbaar perfect. Binnen het klassieke format is Fischer zo vernieuwend, wat dat betreft is hij een unieke dirigent. Hij kan alles.’

  • De trombone van Raymond Munnecom

    foto: Eduardus Lee

    De trombone van Raymond Munnecom

    foto: Eduardus Lee

  • De trombone van Raymond Munnecom

    foto: Eduardus Lee

    De trombone van Raymond Munnecom

    foto: Eduardus Lee

De bastrombones van Raymond Munnecom

‘Ik heb al jaren een Amerikaans model, een Vincent Bach (het bovenste instrument op de foto), maar gebouwd in Japan. Ik ken daar een uitstekende instrumentenbouwer, Iizuka-san, en die zet met heel veel toewijding zo’n instrument in elkaar. Flexibel en ook met een bepaalde massa, waardoor je de klank goed kunt projecteren. Ik heb net een nieuw instrument besteld bij hem, gefinancierd door Foundation Concertgebouworkest. Koperinstrumenten vergaan namelijk op zeker moment door corosie als gevolg van condens, dat vreet zich door het metaal heen. Onlangs heb ik ook een bastrombone gevonden uit de jaren zeventig. Ik heb wat onderdelen laten vervangen en iets aan de grip laten doen. Onze zaal vraagt om helderheid bij de trombones en de ‘silver bell’ van dat instrument geeft precies dat.

Sinds een tijdje heb ik ook een baroktrombone (onderste op de foto) – ik ben dol op renaissance- en barokmuziek. Dat instrument heb ik zelf aangeschaft bij Egger in Zwitserland. Wat ik bijzonder vind is dat hij met de hand is geslagen. Hopelijk zal bij ons vaker muziek van Gabrieli of Monteverdi geprogrammeerd gaan worden. Superspannende muziek, heel geschikt om bijvoorbeeld een modern programma mee te larderen.’

Beluister hier de persoonlijke favorieten van Raymond Munnecom.

De bastrombones van Raymond Munnecom

‘Ik heb al jaren een Amerikaans model, een Vincent Bach (het bovenste instrument op de foto), maar gebouwd in Japan. Ik ken daar een uitstekende instrumentenbouwer, Iizuka-san, en die zet met heel veel toewijding zo’n instrument in elkaar. Flexibel en ook met een bepaalde massa, waardoor je de klank goed kunt projecteren. Ik heb net een nieuw instrument besteld bij hem, gefinancierd door Foundation Concertgebouworkest. Koperinstrumenten vergaan namelijk op zeker moment door corosie als gevolg van condens, dat vreet zich door het metaal heen. Onlangs heb ik ook een bastrombone gevonden uit de jaren zeventig. Ik heb wat onderdelen laten vervangen en iets aan de grip laten doen. Onze zaal vraagt om helderheid bij de trombones en de ‘silver bell’ van dat instrument geeft precies dat.

Sinds een tijdje heb ik ook een baroktrombone (onderste op de foto) – ik ben dol op renaissance- en barokmuziek. Dat instrument heb ik zelf aangeschaft bij Egger in Zwitserland. Wat ik bijzonder vind is dat hij met de hand is geslagen. Hopelijk zal bij ons vaker muziek van Gabrieli of Monteverdi geprogrammeerd gaan worden. Superspannende muziek, heel geschikt om bijvoorbeeld een modern programma mee te larderen.’

Beluister hier de persoonlijke favorieten van Raymond Munnecom.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.