Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
orkestlid

Solofagottist Ronald Karten: ‘Dit was mijn plek’

door Frederike Berntsen
23 apr. 2020 23 april 2020

Een van de twee solofagottisten van het Concert­gebouworkest, Ronald Karten, gaat met pensioen. Muziek maken ziet hij als het leven zelf. Met één noot kan hij dagen bezig zijn. ‘Een orkestbaan is een verslaving.’

Gabriël Metsutraat 16, een doordeweekse middag: fagottist Ronald Karten heeft vakantie en verschijnt dan ook zonder instrument op het afgesproken interviewtijdstip. Vakantie is vakantie, toch? ‘Nou nee, als ik een week vrij ben, kan ik niet op zondagavond pas denken: morgenochtend repetitie’, zegt Karten.

‘Ik ben altijd bezig met: volgende week staat dit en dat op de lessenaar, zijn mijn partijen in orde, heb ik een goed riet? Er moet permanent gestudeerd worden. De muziek gaat steeds door, je moet perfect voorbereid zijn.’

Gabriël Metsutraat 16, een doordeweekse middag: fagottist Ronald Karten heeft vakantie en verschijnt dan ook zonder instrument op het afgesproken interviewtijdstip. Vakantie is vakantie, toch? ‘Nou nee, als ik een week vrij ben, kan ik niet op zondagavond pas denken: morgenochtend repetitie’, zegt Karten.

‘Ik ben altijd bezig met: volgende week staat dit en dat op de lessenaar, zijn mijn partijen in orde, heb ik een goed riet? Er moet permanent gestudeerd worden. De muziek gaat steeds door, je moet perfect voorbereid zijn.’

Enthousiast en dankbaar vertelt Karten over zijn baan in het Concertgebouworkest. Maar binnenkort breekt er een ander tijdperk aan, als Karten na de zomer met pensioen gaat. ‘En dan te bedenken dat ik nooit had gedacht dat ik aangenomen zou worden’, zegt Karten, en hij lacht.

‘Ik deed proefspel op mijn 43-ste, dat is rijkelijk laat voor een instrumentalist. Zat ik daar opeens, ik was mijn leraar Joep Terwey opgevolgd. Als ik heel eerlijk ben: het altijd studeren, het permanent ‘aan staan’, zal ik na mijn pensioen niet missen.’

Dirigenten

Al in 1976 remplaceerde Karten bij het Concertgebouworkest, sinds 1998 is hij er solofagottist. Tijdens een van de eerste weken na zijn aanstelling stond Bernard Haitink op de bok, een ervaring uit duizenden. ‘Haitink is groots, en altijd een enorme inspiratiebron voor me geweest. Vooral ook omdat hij zo goed luisterde naar wat er in het orkest gebeurde. Hij legde de musici niet zijn wil op, maar reageerde op wat ze hem gaven. Als de klarinet een mooi solootje speelde, ging hij daarin mee, en zei hij niet: ‘Ik heb dit liever zus of zo.’

Haitink repeteerde de grote lijn. Hij heeft een heel natuurlijke manier van dirigeren. Een van mijn mooiste recente herinneringen is ook met Haitink: Mahlers Negende symfonie in juni 2018. Daar gebeurde iets bovenmenselijks. Niet alleen in de zaal werd er gehuild na afloop van het concert, maar ook op het podium. Dat was zo’n bijzonder concert.’

Enthousiast en dankbaar vertelt Karten over zijn baan in het Concertgebouworkest. Maar binnenkort breekt er een ander tijdperk aan, als Karten na de zomer met pensioen gaat. ‘En dan te bedenken dat ik nooit had gedacht dat ik aangenomen zou worden’, zegt Karten, en hij lacht.

‘Ik deed proefspel op mijn 43-ste, dat is rijkelijk laat voor een instrumentalist. Zat ik daar opeens, ik was mijn leraar Joep Terwey opgevolgd. Als ik heel eerlijk ben: het altijd studeren, het permanent ‘aan staan’, zal ik na mijn pensioen niet missen.’

Dirigenten

Al in 1976 remplaceerde Karten bij het Concertgebouworkest, sinds 1998 is hij er solofagottist. Tijdens een van de eerste weken na zijn aanstelling stond Bernard Haitink op de bok, een ervaring uit duizenden. ‘Haitink is groots, en altijd een enorme inspiratiebron voor me geweest. Vooral ook omdat hij zo goed luisterde naar wat er in het orkest gebeurde. Hij legde de musici niet zijn wil op, maar reageerde op wat ze hem gaven. Als de klarinet een mooi solootje speelde, ging hij daarin mee, en zei hij niet: ‘Ik heb dit liever zus of zo.’

Haitink repeteerde de grote lijn. Hij heeft een heel natuurlijke manier van dirigeren. Een van mijn mooiste recente herinneringen is ook met Haitink: Mahlers Negende symfonie in juni 2018. Daar gebeurde iets bovenmenselijks. Niet alleen in de zaal werd er gehuild na afloop van het concert, maar ook op het podium. Dat was zo’n bijzonder concert.’

  • Ronald Karten

    foto: Renske Vrolijk

    Ronald Karten

    foto: Renske Vrolijk

  • Ronald Karten

    foto: Mladen Pikulic

    Ronald Karten

    foto: Mladen Pikulic

  • Ronald Karten

    foto: Renske Vrolijk

    Ronald Karten

    foto: Renske Vrolijk

  • Ronald Karten

    foto: Mladen Pikulic

    Ronald Karten

    foto: Mladen Pikulic

Karten maakte drie chef-dirigenten mee bij het Concertgebouworkest: Riccardo Chailly, Mariss Jansons en Daniele Gatti. ‘Ik heb met alledrie bijzondere momenten beleefd. Ik was erg enthousiast over Gatti, over hoe hij de masterclasses voor jonge dirigenten leidde, maar ook over zijn werkwijze tijdens de orkestrepetities. Je hebt dirigenten die met dirigeren bezig zijn en dirigenten die met het orkest bezig zijn – Gatti had dat laatste, je maakte samen met hem muziek.’

Verslaving

‘Ik kijk terug op zo’n rijke periode in mijn leven, dat is nauwelijks te bevatten. Ik kan me ook niet voorstellen dat ik iets anders zou hebben gedaan dan in dit orkest spelen. Zo’n orkest is een familie, ik heb er een emotionele band mee en heb er vrienden voor het leven gemaakt. Musiceren is zoiets bijzonders, dat kun je eigenlijk niet beschrijven. Dat samen te delen doet enorm veel met een mens.

Ik hou het meest van samenspelen. Er zijn genoeg uren dat ik op mijn zolderkamer zit, alleen met de noten. Studeren, rieten snijden. Ik ben ook best introvert, en kan goed alleen zijn. Maar de repetities, de concerten, de adrenaline, daar kan niets tegenop. Ik geef toe: een orkestbaan is een verslaving.

‘Het was een heel bewuste keuze, vroeger al, om geen solist te worden’

Ik heb weleens overwogen om iets anders te gaan doen in de muziek, iets in de organisatie of zo. Tien jaar geleden ben ik ziek geweest en was ik er noodgedwongen bijna een jaar tussen­uit. Ik realiseerde me toen hoezeer ik het spelen in het orkest miste. Het was voor mij volkomen duidelijk dat dit mijn plek was, tussen mijn collega’s, met die lessenaar voor mijn neus, en dat ik absoluut terug wilde.

Het was een heel bewuste keuze, vroeger al, om geen solist te worden maar in ensembles en orkesten te spelen. Het collectief, het letterlijk samen spelen fascineert me. Luisteren naar een collega en reageren op een loopje of een basnoot vind ik veel boeiender dan solo spelen.’

Kameleon

‘Ik ben coach bij Young, het inter­nationale jeugdorkest van het Concertgebouworkest. En het is schitterend om te zien hoe die schuchtere pubers langzaamaan tijdens de repetities naar elkaar toe groeien door het muziek maken. Muziek is niet alleen een kunstvorm, maar is ook sociaal van groot belang. In een orkest spelen geeft een kind verantwoordelijkheid. Je kunt niet even wegblijven of je partij niet gestudeerd hebben, dan benadeel je de ander. Het is als het leven zelf.’

‘In het orkest heb ik mijn liefde voor de muziek en ook mijn spel en klank verder kunnen ontwikkelen. Het is echter ook opvallend hoeveel stukken ik nog niet ken, terwijl er zoveel repertoire voorbij is gekomen in al die jaren. Dit orkest probeert altijd grenzen te verleggen, in oude en nieuwe muziek. Van sleur is nooit sprake.
Een fagottist is als een kameleon. De ene keer speel je de bas, de andere keer de middenstem of de tenor. Je buigt vaak mee met andere instrumenten. Het is een uitdaging om perfect te mengen met je collega’s.

Hoe mijn toon klinkt, vind ik lastig te omschrijven. Ik ben wel erg beïnvloed door mijn leraar, hij zong op de fagot. Een toon is vaak herkenbaar aan het soort vibrato. Ik ga er heel bewust mee om, wanneer wel, wanneer niet, snel, langzaam – en altijd in lijn met de muziek. Op de belangrijke momenten kun je vibrato gebruiken, op de hoogtepunten, precies zoals goede zangers dat ook doen.

Wat ik ook altijd probeer is een soort lichtheid in de muziek te brengen. Een noot moet liefst veerkracht hebben, stuiteren als een balletje, en mag nooit vierkant zijn. Muziek is als de natuur, soms grillig, dan weer liefdevol of emotioneel, en nooit hetzelfde. Ik kan dagen bezig zijn met slechts één noot, met hoe die het mooiste klinkt.

Het begin van het Fagotconcert van Mozart, pam, pham, dat zijn de twee moeilijkste noten van het concert. Om die bijzonder te spelen, verend, is extreem lastig. Ze moeten vrolijkheid brengen, een feestgevoel. De tweede is wat langer, die moet kleur hebben, en dan komt het vibrato om de hoek kijken. Ik kan me oneindig in dit soort dingen ­verliezen.’

Karten maakte drie chef-dirigenten mee bij het Concertgebouworkest: Riccardo Chailly, Mariss Jansons en Daniele Gatti. ‘Ik heb met alledrie bijzondere momenten beleefd. Ik was erg enthousiast over Gatti, over hoe hij de masterclasses voor jonge dirigenten leidde, maar ook over zijn werkwijze tijdens de orkestrepetities. Je hebt dirigenten die met dirigeren bezig zijn en dirigenten die met het orkest bezig zijn – Gatti had dat laatste, je maakte samen met hem muziek.’

Verslaving

‘Ik kijk terug op zo’n rijke periode in mijn leven, dat is nauwelijks te bevatten. Ik kan me ook niet voorstellen dat ik iets anders zou hebben gedaan dan in dit orkest spelen. Zo’n orkest is een familie, ik heb er een emotionele band mee en heb er vrienden voor het leven gemaakt. Musiceren is zoiets bijzonders, dat kun je eigenlijk niet beschrijven. Dat samen te delen doet enorm veel met een mens.

Ik hou het meest van samenspelen. Er zijn genoeg uren dat ik op mijn zolderkamer zit, alleen met de noten. Studeren, rieten snijden. Ik ben ook best introvert, en kan goed alleen zijn. Maar de repetities, de concerten, de adrenaline, daar kan niets tegenop. Ik geef toe: een orkestbaan is een verslaving.

‘Het was een heel bewuste keuze, vroeger al, om geen solist te worden’

Ik heb weleens overwogen om iets anders te gaan doen in de muziek, iets in de organisatie of zo. Tien jaar geleden ben ik ziek geweest en was ik er noodgedwongen bijna een jaar tussen­uit. Ik realiseerde me toen hoezeer ik het spelen in het orkest miste. Het was voor mij volkomen duidelijk dat dit mijn plek was, tussen mijn collega’s, met die lessenaar voor mijn neus, en dat ik absoluut terug wilde.

Het was een heel bewuste keuze, vroeger al, om geen solist te worden maar in ensembles en orkesten te spelen. Het collectief, het letterlijk samen spelen fascineert me. Luisteren naar een collega en reageren op een loopje of een basnoot vind ik veel boeiender dan solo spelen.’

Kameleon

‘Ik ben coach bij Young, het inter­nationale jeugdorkest van het Concertgebouworkest. En het is schitterend om te zien hoe die schuchtere pubers langzaamaan tijdens de repetities naar elkaar toe groeien door het muziek maken. Muziek is niet alleen een kunstvorm, maar is ook sociaal van groot belang. In een orkest spelen geeft een kind verantwoordelijkheid. Je kunt niet even wegblijven of je partij niet gestudeerd hebben, dan benadeel je de ander. Het is als het leven zelf.’

‘In het orkest heb ik mijn liefde voor de muziek en ook mijn spel en klank verder kunnen ontwikkelen. Het is echter ook opvallend hoeveel stukken ik nog niet ken, terwijl er zoveel repertoire voorbij is gekomen in al die jaren. Dit orkest probeert altijd grenzen te verleggen, in oude en nieuwe muziek. Van sleur is nooit sprake.
Een fagottist is als een kameleon. De ene keer speel je de bas, de andere keer de middenstem of de tenor. Je buigt vaak mee met andere instrumenten. Het is een uitdaging om perfect te mengen met je collega’s.

Hoe mijn toon klinkt, vind ik lastig te omschrijven. Ik ben wel erg beïnvloed door mijn leraar, hij zong op de fagot. Een toon is vaak herkenbaar aan het soort vibrato. Ik ga er heel bewust mee om, wanneer wel, wanneer niet, snel, langzaam – en altijd in lijn met de muziek. Op de belangrijke momenten kun je vibrato gebruiken, op de hoogtepunten, precies zoals goede zangers dat ook doen.

Wat ik ook altijd probeer is een soort lichtheid in de muziek te brengen. Een noot moet liefst veerkracht hebben, stuiteren als een balletje, en mag nooit vierkant zijn. Muziek is als de natuur, soms grillig, dan weer liefdevol of emotioneel, en nooit hetzelfde. Ik kan dagen bezig zijn met slechts één noot, met hoe die het mooiste klinkt.

Het begin van het Fagotconcert van Mozart, pam, pham, dat zijn de twee moeilijkste noten van het concert. Om die bijzonder te spelen, verend, is extreem lastig. Ze moeten vrolijkheid brengen, een feestgevoel. De tweede is wat langer, die moet kleur hebben, en dan komt het vibrato om de hoek kijken. Ik kan me oneindig in dit soort dingen ­verliezen.’

  • De fagot van Ronald Karten

    foto: Renske Vrolijk

    De fagot van Ronald Karten

    foto: Renske Vrolijk

  • De fagot van Ronald Karten

    foto: Renske Vrolijk

    De fagot van Ronald Karten

    foto: Renske Vrolijk

De fagot van Ronald Karten

‘Ik speel al 25 jaar op de Heckel-­fagot die ik nu heb, een fraai donkerbruin-rood exemplaar. Heckel is sinds 1840 de belangrijkste fagotbouwer. De toon van het instrument is prachtig. Wat mij aanspreekt, is dat het niet de makkelijkste fagotten zijn; je moet je best doen om klank te maken. Het klinkt misschien zweverig, maar als je ergens moeite voor moet doen, is het resultaat vaak ook beter.

Onder fagottisten gaat het zo: ‘Uit welke serie is jouw ­Heckel?’ Ik heb er eentje uit de 13.000-­serie, nummer 13.907, dat zijn heel goede instrumenten. Het is net als met wijn.

We hebben het nu over de fagot, maar het riet is eigenlijk veel belangrijker. Ik maak mijn rieten zelf, zo’n 100 stuks per jaar, en daarvan blijkt ongeveer de helft bruikbaar. Als je Le sacre du printemps van Stravinsky speelt heb je een ander exemplaar nodig dan wanneer je Bachs Matthäus-­Passion uitvoert – ieder stuk vraagt om een ander soort klank, en dus een net iets anders gesneden riet. Met een goed riet bereik je optimale zuiverheid, toonvorming, articulatie, dynamiek, alles. Een riet is gemaakt van de bamboesoort Arundo Donax, en is zeer gevoelig voor vocht en temperatuur. En als het een winter niet vriest, is een fagottist heel gelukkig.’

De fagot van Ronald Karten

‘Ik speel al 25 jaar op de Heckel-­fagot die ik nu heb, een fraai donkerbruin-rood exemplaar. Heckel is sinds 1840 de belangrijkste fagotbouwer. De toon van het instrument is prachtig. Wat mij aanspreekt, is dat het niet de makkelijkste fagotten zijn; je moet je best doen om klank te maken. Het klinkt misschien zweverig, maar als je ergens moeite voor moet doen, is het resultaat vaak ook beter.

Onder fagottisten gaat het zo: ‘Uit welke serie is jouw ­Heckel?’ Ik heb er eentje uit de 13.000-­serie, nummer 13.907, dat zijn heel goede instrumenten. Het is net als met wijn.

We hebben het nu over de fagot, maar het riet is eigenlijk veel belangrijker. Ik maak mijn rieten zelf, zo’n 100 stuks per jaar, en daarvan blijkt ongeveer de helft bruikbaar. Als je Le sacre du printemps van Stravinsky speelt heb je een ander exemplaar nodig dan wanneer je Bachs Matthäus-­Passion uitvoert – ieder stuk vraagt om een ander soort klank, en dus een net iets anders gesneden riet. Met een goed riet bereik je optimale zuiverheid, toonvorming, articulatie, dynamiek, alles. Een riet is gemaakt van de bamboesoort Arundo Donax, en is zeer gevoelig voor vocht en temperatuur. En als het een winter niet vriest, is een fagottist heel gelukkig.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.