Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
notenbeeld

Serge Rachmaninoff: Tweede pianoconcert

door Floris Don
12 okt. 2025 12 oktober 2025

In zijn Tweede pianoconcert toonde Rachmaninoff op overrompelende wijze zijn meesterschap als componist; een vergelijking met zijn eersteling van tien jaar eerder is instructief.

  • Serge Rachmaninoff jong 1899

    Serge Rachmaninoff jong 1899

  • Serge Rachmaninoff jong 1899

    Serge Rachmaninoff jong 1899

Het Tweede pianoconcert van Serge Rachmaninoff werd al bij de première in 1901 ­erkend als een absoluut meesterwerk. Het is echter zo vaak op de radio, in je favoriete playlists en in de zaal te horen dat we de ­noten inmiddels bijna voor lief nemen. Dan helpt het misschien om ook even de blik te werpen op Rachmaninoffs veel minder bekende Eerste pianoconcert, geschreven toen de componist krap achttien jaar oud was. Zeker geen onverdienstelijk werk, dat voortbouwt op een lange negentiende-­eeuwse traditie. Neem het begin: met luid hoorngeschal gaat het van start, gevolgd door een heroïsche cascade van octaven in de piano. ­Tsjai­kovskiaans meeslepend, maar niet heel verrassend.

Nee, dan de onthutsende opening van Rachmaninoffs Tweede, tien jaar later voltooid. Hier klinkt zacht maar dringend vanuit de diepte een mysterieus klokgelui in de solopiano, dat in acht maten met grote urgentie toewerkt naar de ontlading in de hoofdtoonsoort c klein (figuur 1). Pas dan zet het orkest in met de eigenlijke hoofdmelodie. 

Figuur 1
Voordat het orkest inzet werkt de solopiano met steeds intenser wordende akkoorden toe naar de hoofdtoonsoort.

Een hoogst origineel begin. En het meesterschap zit hem mede in de bijzondere efficiëntie. Zo zijn de eerste acht akkoorden duidelijk begrensd, met telkens dezelfde c in de hoogte en in de laagte de laagste f van het klavier: binnen die begrenzing creëert de componist maximale spanning. En het hoofdthema in violen en klarinet dat hieruit voortvloeit heeft een opvallend kleine amplitude die aanvankelijk binnen het octaaf blijft. Heel nazingbaar, en gevoelsmatig heel erg Russisch. 

Het tweede thema

Een onvergetelijke start van een pianoconcert, en dan moet het tweede thema nog komen: één van Rachmaninoffs grootste melodieën, bekend van film en tv. Ook dit dreigen we inmiddels voor lief te nemen, en ook hier is een vergelijking met zijn Eerste pianoconcert dan behulpzaam. De (heus heel mooie) melodie die in dat jeugdwerk volgt op het knallende begin is evenwichtig van structuur en volgens de klassieke boekjes, in een ‘vraag-antwoord’-frase van vier plus vier maten, niet wezenlijk anders dan in de tijd van Wolfgang Amadeus Mozart.

In het Tweede pianoconcert gaat Rachmaninoff echter een stapje verder. Om het contrast met het eerste thema te vergroten gebruikt de componist hier een grotere reikwijdte in de melodie, die (vanaf de tweede tel) met flinke stappen een smachtende septiem omhoog beweegt en met een aarzelende beweging weer afdaalt. Dat zou een eerste ‘vraag’ van vier maten opleveren, ware het niet dat Rachmaninoff met nóg een maat de melodie laat afdalen, om daarna met materiaal uit de eerste opwaartse beweging de frase af te sluiten (figuur 2). Tien maten in plaats van acht: het is alsof je naar een aan de piano improviserende componist aan het luisteren bent. Dan is het behulpzaam dat Rachmaninoff deze heerlijke melodie onmiddellijk laat herhalen door de solist, waarna een dialoog ontstaat met de strijkers en de houtblazers, terwijl het vingerwerk steeds hechter wordt. 

Figuur 2
Asymmetrie in het tweede thema: stijgend (A) en dalend materiaal (B-C) wordt beantwoord met materiaal uit A en B.

Nog meer melodieën

Een meester in structuur, melodie én orkestratie: die reputatie houdt Rachmaninoff in de twee vervolgdelen zonder twijfel vast. Neem het begin van het tweede deel waarin soepel wordt gemoduleerd van c klein naar het heel ver verwijderde E groot, de hoofdtoonsoort van dit Adagio sostenuto. En dan die beroemde inzet van fluit en vooral de ­klarinet met wéér zo’n onvergetelijke melodie, waar onder anderen songwriter Eric Carmen en zangeres Céline Dion later mee aan de haal zijn gegaan (figuur 3). Net als in het eerste deel speelt de ­pianist vaak een begeleidende rol bij de orkestrale melodieën, met van die prachtige ­pianistische omspelingen (in dit geval tr­iolen) waar Rachmaninoff om bekend staat. Langzaam maar onhoudbaar bouwt ook deze muziek op naar een overrompelende climax. Wat een zeggingskracht! Daar kan het langzame deel van zijn Eerste pianoconcert, hoe heerlijk dat ook meandert, gewoon niet aan tippen. 

In de doorwerking gebruikt Rachmaninoff fragmenten van deze melodie als brandstof om het vuur steeds hoger op te stoken – totdat de piano, tot het uiterste gedreven, uitbarst in het hoofdthema in bulderend fortissimo. Zeer mee­slepend én een teken van Rachmaninoffs grip op de structuur: dit moment is een uitvergroting van het begin van het deel, waar in slechts acht maten de spanning naar het hoofdthema werd opgebouwd. En hoe mooi breekbaar is dan in de reprise de herinnering aan het tweede thema in de hoorn, ondersteund door zacht zoemende strijkers.

Figuur 3
‘When I was young, I never needed anyone….’

Het laatste tweede thema

De finale is een tri­omf van virtuositeit (in moeilijkheidsgraad hooguit nog overtroffen door Rachmaninoffs Derde pianoconcert) en bevat alwéér een big tune. Deze wordt als tweede thema geïntroduceerd door altviolen en hobo, een originele instrumentatiekeuze met een melancholische tint.  

Wederom zeer nazingbare muziek, die perfect bleek te passen op de woorden ‘Full moon and empty arms’ zoals in 1945 gezongen door Frank Sinatra. 

De energie en structuur van dit slotdeel lijkt op de aanstekelijke finale van het Eerste pianoconcert, maar dan met nóg meer variatie en overtuigingskracht. Al kan ook worden geconcludeerd dat Rachmaninoff zonder de ervaring van het zeer verdienstelijke Eerste pianoconcert nooit zo’n geweldig Tweede had kunnen schrijven.

Figuur 4
Alweer een big tune, in een originele instrumentatiekeuze.

di 25 november | Grote Zaal 

Sinfonia of London
John Wilson dirigent
Benjamin Grosvenor piano
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma


Beluister ook onze playlist met muziek horend bij dit artikel:

Het Tweede pianoconcert van Serge Rachmaninoff werd al bij de première in 1901 ­erkend als een absoluut meesterwerk. Het is echter zo vaak op de radio, in je favoriete playlists en in de zaal te horen dat we de ­noten inmiddels bijna voor lief nemen. Dan helpt het misschien om ook even de blik te werpen op Rachmaninoffs veel minder bekende Eerste pianoconcert, geschreven toen de componist krap achttien jaar oud was. Zeker geen onverdienstelijk werk, dat voortbouwt op een lange negentiende-­eeuwse traditie. Neem het begin: met luid hoorngeschal gaat het van start, gevolgd door een heroïsche cascade van octaven in de piano. ­Tsjai­kovskiaans meeslepend, maar niet heel verrassend.

Nee, dan de onthutsende opening van Rachmaninoffs Tweede, tien jaar later voltooid. Hier klinkt zacht maar dringend vanuit de diepte een mysterieus klokgelui in de solopiano, dat in acht maten met grote urgentie toewerkt naar de ontlading in de hoofdtoonsoort c klein (figuur 1). Pas dan zet het orkest in met de eigenlijke hoofdmelodie. 

Figuur 1
Voordat het orkest inzet werkt de solopiano met steeds intenser wordende akkoorden toe naar de hoofdtoonsoort.

Een hoogst origineel begin. En het meesterschap zit hem mede in de bijzondere efficiëntie. Zo zijn de eerste acht akkoorden duidelijk begrensd, met telkens dezelfde c in de hoogte en in de laagte de laagste f van het klavier: binnen die begrenzing creëert de componist maximale spanning. En het hoofdthema in violen en klarinet dat hieruit voortvloeit heeft een opvallend kleine amplitude die aanvankelijk binnen het octaaf blijft. Heel nazingbaar, en gevoelsmatig heel erg Russisch. 

Het tweede thema

Een onvergetelijke start van een pianoconcert, en dan moet het tweede thema nog komen: één van Rachmaninoffs grootste melodieën, bekend van film en tv. Ook dit dreigen we inmiddels voor lief te nemen, en ook hier is een vergelijking met zijn Eerste pianoconcert dan behulpzaam. De (heus heel mooie) melodie die in dat jeugdwerk volgt op het knallende begin is evenwichtig van structuur en volgens de klassieke boekjes, in een ‘vraag-antwoord’-frase van vier plus vier maten, niet wezenlijk anders dan in de tijd van Wolfgang Amadeus Mozart.

In het Tweede pianoconcert gaat Rachmaninoff echter een stapje verder. Om het contrast met het eerste thema te vergroten gebruikt de componist hier een grotere reikwijdte in de melodie, die (vanaf de tweede tel) met flinke stappen een smachtende septiem omhoog beweegt en met een aarzelende beweging weer afdaalt. Dat zou een eerste ‘vraag’ van vier maten opleveren, ware het niet dat Rachmaninoff met nóg een maat de melodie laat afdalen, om daarna met materiaal uit de eerste opwaartse beweging de frase af te sluiten (figuur 2). Tien maten in plaats van acht: het is alsof je naar een aan de piano improviserende componist aan het luisteren bent. Dan is het behulpzaam dat Rachmaninoff deze heerlijke melodie onmiddellijk laat herhalen door de solist, waarna een dialoog ontstaat met de strijkers en de houtblazers, terwijl het vingerwerk steeds hechter wordt. 

Figuur 2
Asymmetrie in het tweede thema: stijgend (A) en dalend materiaal (B-C) wordt beantwoord met materiaal uit A en B.

Nog meer melodieën

Een meester in structuur, melodie én orkestratie: die reputatie houdt Rachmaninoff in de twee vervolgdelen zonder twijfel vast. Neem het begin van het tweede deel waarin soepel wordt gemoduleerd van c klein naar het heel ver verwijderde E groot, de hoofdtoonsoort van dit Adagio sostenuto. En dan die beroemde inzet van fluit en vooral de ­klarinet met wéér zo’n onvergetelijke melodie, waar onder anderen songwriter Eric Carmen en zangeres Céline Dion later mee aan de haal zijn gegaan (figuur 3). Net als in het eerste deel speelt de ­pianist vaak een begeleidende rol bij de orkestrale melodieën, met van die prachtige ­pianistische omspelingen (in dit geval tr­iolen) waar Rachmaninoff om bekend staat. Langzaam maar onhoudbaar bouwt ook deze muziek op naar een overrompelende climax. Wat een zeggingskracht! Daar kan het langzame deel van zijn Eerste pianoconcert, hoe heerlijk dat ook meandert, gewoon niet aan tippen. 

In de doorwerking gebruikt Rachmaninoff fragmenten van deze melodie als brandstof om het vuur steeds hoger op te stoken – totdat de piano, tot het uiterste gedreven, uitbarst in het hoofdthema in bulderend fortissimo. Zeer mee­slepend én een teken van Rachmaninoffs grip op de structuur: dit moment is een uitvergroting van het begin van het deel, waar in slechts acht maten de spanning naar het hoofdthema werd opgebouwd. En hoe mooi breekbaar is dan in de reprise de herinnering aan het tweede thema in de hoorn, ondersteund door zacht zoemende strijkers.

Figuur 3
‘When I was young, I never needed anyone….’

Het laatste tweede thema

De finale is een tri­omf van virtuositeit (in moeilijkheidsgraad hooguit nog overtroffen door Rachmaninoffs Derde pianoconcert) en bevat alwéér een big tune. Deze wordt als tweede thema geïntroduceerd door altviolen en hobo, een originele instrumentatiekeuze met een melancholische tint.  

Wederom zeer nazingbare muziek, die perfect bleek te passen op de woorden ‘Full moon and empty arms’ zoals in 1945 gezongen door Frank Sinatra. 

De energie en structuur van dit slotdeel lijkt op de aanstekelijke finale van het Eerste pianoconcert, maar dan met nóg meer variatie en overtuigingskracht. Al kan ook worden geconcludeerd dat Rachmaninoff zonder de ervaring van het zeer verdienstelijke Eerste pianoconcert nooit zo’n geweldig Tweede had kunnen schrijven.

Figuur 4
Alweer een big tune, in een originele instrumentatiekeuze.

di 25 november | Grote Zaal 

Sinfonia of London
John Wilson dirigent
Benjamin Grosvenor piano
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma


Beluister ook onze playlist met muziek horend bij dit artikel:

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Probeer nu twee maanden gratis!