Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
notenbeeld

Georg Friedrich Händel: Scherza, infida

door Frits Vliegenthart
28 sep. 2020 28 september 2020

Wat gebeurt er in een van de meest indringende aria’s uit Händels opera-oeuvre? We leggen de partituur op de snijtafel.

  • Georg Friedrich Händel

    Portret door Balthasar Denner, 1727

    Georg Friedrich Händel

    Portret door Balthasar Denner, 1727

  • Georg Friedrich Händel

    Portret door Balthasar Denner, 1727

    Georg Friedrich Händel

    Portret door Balthasar Denner, 1727

 Georg Friedrich Händels ‘dramma per musica’ Ariodante beleefde op 8 januari 1735 zijn première in het Londense ­Covent Garden. Het werk vormt – geflankeerd door ­Orlando (januari 1733) en Alcina (april 1735) – het middendeel van een soort operadrieluik, gebaseerd op een episode uit Ludovico Ariosto’s omvangrijke epos Orlando furioso (‘Razende Roeland’), dat was ontstaan tussen 1504 en 1532.

Ook in Engeland was Ariosto’s heldendicht bekend. Zo had Shakespeare daaruit het element van de ten onrechte beschuldigde prinses overgenomen in Much Ado About Nothing. Wellicht hadden de kinderen van koning George II Orlando furioso gelezen tijdens hun lessen Italiaans; zij waren bovendien leerlingen van Händel.

Personages

De opera gaat over intriges aan het Schotse hof, in de vroege Middeleeuwen. De personages zijn in alles wat hen beweegt volkomen geloofwaardig. Ariodante, de favoriete vazal van de koning, is verloofd met diens dochter Ginevra. Te zijner tijd zal hij koning worden. Zijn jaloerse rivaal, hertog Polinesso, laat de nietsvermoedende hofdame Dalinda – die verliefd is op de hertog – zich verkleden als Ginevra. Zo wordt opzettelijk de indruk gewekt dat Ginevra een herdersuurtje met Polinesso beleeft en dus ontrouw is aan Ariodante.

'Scherza, infida' uitgevoerd door Léa Desandre en Les Arts Florissants onder leiding van William Christie

Deze ziet dit en doet vervolgens een poging tot zelfmoord, tot groot verdriet van de prinses en haar vader, die denken dat hij dood is. Alsof dit nog niet tragisch genoeg is, ziet de koning zich genoodzaakt zijn eigen dochter ter dood te veroordelen: in Ariosto’s verhaal was dat in Schotland de straf voor vrouwen als zij seks buiten het huwelijk hadden. Uiteindelijk komt alles goed, behalve voor de schurk Polinesso, die in een duel met Ariodantes broer Lurcanio dodelijk gewond raakt.

Castratenrol

Voor de titelrol had Händel de dertigjarige castraat Giovanni Carestini geëngageerd, een gouden greep. De in Milaan opgeleide zanger was op het toppunt van zijn roem; hij werd alom geprezen vanwege zijn zangkunst, zijn acteervermogen en zijn fraaie verschijning.

Qua stembereik zouden we hem kunnen omschrijven als mezzosopraan: de aria Dopo notte uit Ariodante heeft een ligging van a tot a’’. Menig operakenner, zo ook Händel, gaf aan hem de voorkeur boven de grote ster ­Farinelli. Carestini blonk niet alleen uit in vocale virtuositeit en bravoure, maar misschien nog wel meer in het uitdrukken van diepe gevoelens. Beide talenten komen in Ariodante uitvoerig van pas.

Majeur versus mineur

De eerste akte, waarin de situatie voor de geliefden schijnbaar nog gelukkig is, staat vrijwel helemaal in majeur. In de tweede akte slaat dat om in het tegendeel, vanaf Ariodantes ­mineur-ontboezeming Scherza, infida, letterlijk en figuurlijk het centrale punt van de opera. De held wil na Ginevra’s vermeende misstap niet meer leven. Veiligheidshalve heeft Lurcanio hem zijn zwaard afgepakt, maar weldra zal Ariodante van een klif in zee springen.

Als de aristocraat die hij is, uit Ariodante zijn verdriet waardig en beheerst, waardoor hij des te meer op het gemoed van de luisteraar werkt. ‘Verdriet moet worden uitgedrukt met een langzame, lome en slaperige melodie, gebroken met veel zuchten,’ aldus de baroktheoreticus Johann Mattheson (1681-1764). De volgens het A-B-A-stramien opgezette aria staat in g klein, volgens Mattheson ‘bijna de allermooiste toonsoort’, [...] ‘die ernst met lieflijkheid verbindt’. Hij kan onder meer worden toegepast bij ‘een ingetogen klacht’, wat hier beslist het geval is.


Tekst

A
Scherza infida in grembo al drudo!
Io tradito a morte in braccio
per tua colpa ora men vo.
Vermaak je maar, sloerie, bij je minnaar in bed!
Door jouw verraad zal de dood
mij met open armen ontvangen.

B
Ma a spezzar l’indegno laccio,
ombra mesta e spirto ignudo,
per tua pena io tornerò.
Maar als droeve schim, zonder lichaam,
zal ik mij van de onterende strop bevrijden,
en terugkeren om je te kwellen.

A
Scherza infida...
Vermaak je maar, sloerie...

vertaling: Arthur Ornée

 

Heel veel bijzonders

Scherza infida is een van de beste, meest indringende aria’s uit Händels complete opera-oeuvre. De dynamiek is klein gehouden, maar intussen gebeurt er heel veel bijzonders, altijd ingegeven door de tekst. Meteen in de openingsmaat van het orkest wordt in het A-deel de toon gezet . Bij de continuolijn vermeldt de partituur ‘Violini [dat wil zeggen: cello’s en contrabassen] pizzicati’; bij de fagotten (‘bassons’) staat ‘pianissimo’, de violen en altviolen spelen hun partijen met ‘sordini’ (dempers).

 

Fig. 1. Na de eerste zuchtende motieven klinkt ­Ariodantes bonzende hart in de altviolen

Beide groepen laten samen met de fagotten een zuchtend motief horen in een wiegend ritme, waarna de altviolen met herhaalde achtsten Ariodantes bonzende hart lijken weer te geven. Vanaf maat 5 treden de fagotten voor het eerst naar voren met hun eigen klaagzang, op een dalende lijn als een baroklamento. Dit opmerkelijke obligato keert op zorgvuldig getimede momenten terug .

De zangstem illustreert in huppelende triolen het woord ‘scherza’, een subtiel staaltje van sarcasme van Ariodante . In de maten hierna krijgen bepaalde woorden dramatisch reliëf door grote intervalsprongen, bijvoorbeeld ‘infida’ en ‘grembo’, of door chromatiek, zoals ‘per tua colpa’. Zuchten doet Ariodante met toonherhalingen op het woord ‘vo’.

Fig. 2: Triolen op het woord ‘scherza’ ­suggereren sarcasme

Fig. 3: Ariodante ‘zucht’ met toonherhalingen op het woord ‘vo’

Retorica

Een onvervalste barokke retorische figuur is de ‘katabasis’, dat wil zeggen een dalende lijn. Die klinkt bijvoorbeeld – om precies te zijn als (chromatische) lamentobas – onder de zinsnede ‘Io tradito a morte in braccio’. Tegen het einde van het A-deel horen we nogmaals uitgebreid de fagotten met hun droevige melodie.

De A-B-A-opzet is in aria’s uit de Barok meer dan slechts vormgeving. Volgens de retorica wordt het ‘betoog’ uit het A-deel in het B-deel ófwel bevestigd, ófwel tegengesproken, vanuit een contrasterende emotie en met een andere energie. Het laatste is hier het geval: Ariodante dreigt nu dat hij als wrekende geest zal terugkeren uit het dodenrijk. In het korte B-deel zwijgen de fagotten en wordt de zangstem alleen nog begeleid door de strijkers en het continuo.

Het verontwaardigde ‘Ma a spezzar l’indegno laccio’ is gezet op een stijgende lijn (‘anabasis’), terwijl de woorden ‘laccio’ (band), ‘ignudo’ (onstoffelijk) en ‘tornerò’ (ik zal terugkeren) geaccentueerd worden door respectievelijk een octaafsprong, een overmatige kwart en een verminderde septiem.

Het verrassende harmonische palet van het B-deel verloopt van Es groot via f klein naar d klein. Vervolgens keren we terug naar het A-deel, om ons met Ariodante nogmaals onder te dompelen in zijn verdriet.

vr 16 & zo 18 oktober | Grote Zaal
Concertgebouworkest
Riccardo Minasi dirigent
Ann Hallenberg alt
Händel, Haydn

 Georg Friedrich Händels ‘dramma per musica’ Ariodante beleefde op 8 januari 1735 zijn première in het Londense ­Covent Garden. Het werk vormt – geflankeerd door ­Orlando (januari 1733) en Alcina (april 1735) – het middendeel van een soort operadrieluik, gebaseerd op een episode uit Ludovico Ariosto’s omvangrijke epos Orlando furioso (‘Razende Roeland’), dat was ontstaan tussen 1504 en 1532.

Ook in Engeland was Ariosto’s heldendicht bekend. Zo had Shakespeare daaruit het element van de ten onrechte beschuldigde prinses overgenomen in Much Ado About Nothing. Wellicht hadden de kinderen van koning George II Orlando furioso gelezen tijdens hun lessen Italiaans; zij waren bovendien leerlingen van Händel.

Personages

De opera gaat over intriges aan het Schotse hof, in de vroege Middeleeuwen. De personages zijn in alles wat hen beweegt volkomen geloofwaardig. Ariodante, de favoriete vazal van de koning, is verloofd met diens dochter Ginevra. Te zijner tijd zal hij koning worden. Zijn jaloerse rivaal, hertog Polinesso, laat de nietsvermoedende hofdame Dalinda – die verliefd is op de hertog – zich verkleden als Ginevra. Zo wordt opzettelijk de indruk gewekt dat Ginevra een herdersuurtje met Polinesso beleeft en dus ontrouw is aan Ariodante.

'Scherza, infida' uitgevoerd door Léa Desandre en Les Arts Florissants onder leiding van William Christie

Deze ziet dit en doet vervolgens een poging tot zelfmoord, tot groot verdriet van de prinses en haar vader, die denken dat hij dood is. Alsof dit nog niet tragisch genoeg is, ziet de koning zich genoodzaakt zijn eigen dochter ter dood te veroordelen: in Ariosto’s verhaal was dat in Schotland de straf voor vrouwen als zij seks buiten het huwelijk hadden. Uiteindelijk komt alles goed, behalve voor de schurk Polinesso, die in een duel met Ariodantes broer Lurcanio dodelijk gewond raakt.

Castratenrol

Voor de titelrol had Händel de dertigjarige castraat Giovanni Carestini geëngageerd, een gouden greep. De in Milaan opgeleide zanger was op het toppunt van zijn roem; hij werd alom geprezen vanwege zijn zangkunst, zijn acteervermogen en zijn fraaie verschijning.

Qua stembereik zouden we hem kunnen omschrijven als mezzosopraan: de aria Dopo notte uit Ariodante heeft een ligging van a tot a’’. Menig operakenner, zo ook Händel, gaf aan hem de voorkeur boven de grote ster ­Farinelli. Carestini blonk niet alleen uit in vocale virtuositeit en bravoure, maar misschien nog wel meer in het uitdrukken van diepe gevoelens. Beide talenten komen in Ariodante uitvoerig van pas.

Majeur versus mineur

De eerste akte, waarin de situatie voor de geliefden schijnbaar nog gelukkig is, staat vrijwel helemaal in majeur. In de tweede akte slaat dat om in het tegendeel, vanaf Ariodantes ­mineur-ontboezeming Scherza, infida, letterlijk en figuurlijk het centrale punt van de opera. De held wil na Ginevra’s vermeende misstap niet meer leven. Veiligheidshalve heeft Lurcanio hem zijn zwaard afgepakt, maar weldra zal Ariodante van een klif in zee springen.

Als de aristocraat die hij is, uit Ariodante zijn verdriet waardig en beheerst, waardoor hij des te meer op het gemoed van de luisteraar werkt. ‘Verdriet moet worden uitgedrukt met een langzame, lome en slaperige melodie, gebroken met veel zuchten,’ aldus de baroktheoreticus Johann Mattheson (1681-1764). De volgens het A-B-A-stramien opgezette aria staat in g klein, volgens Mattheson ‘bijna de allermooiste toonsoort’, [...] ‘die ernst met lieflijkheid verbindt’. Hij kan onder meer worden toegepast bij ‘een ingetogen klacht’, wat hier beslist het geval is.


Tekst

A
Scherza infida in grembo al drudo!
Io tradito a morte in braccio
per tua colpa ora men vo.
Vermaak je maar, sloerie, bij je minnaar in bed!
Door jouw verraad zal de dood
mij met open armen ontvangen.

B
Ma a spezzar l’indegno laccio,
ombra mesta e spirto ignudo,
per tua pena io tornerò.
Maar als droeve schim, zonder lichaam,
zal ik mij van de onterende strop bevrijden,
en terugkeren om je te kwellen.

A
Scherza infida...
Vermaak je maar, sloerie...

vertaling: Arthur Ornée

 

Heel veel bijzonders

Scherza infida is een van de beste, meest indringende aria’s uit Händels complete opera-oeuvre. De dynamiek is klein gehouden, maar intussen gebeurt er heel veel bijzonders, altijd ingegeven door de tekst. Meteen in de openingsmaat van het orkest wordt in het A-deel de toon gezet . Bij de continuolijn vermeldt de partituur ‘Violini [dat wil zeggen: cello’s en contrabassen] pizzicati’; bij de fagotten (‘bassons’) staat ‘pianissimo’, de violen en altviolen spelen hun partijen met ‘sordini’ (dempers).

 

Fig. 1. Na de eerste zuchtende motieven klinkt ­Ariodantes bonzende hart in de altviolen

Beide groepen laten samen met de fagotten een zuchtend motief horen in een wiegend ritme, waarna de altviolen met herhaalde achtsten Ariodantes bonzende hart lijken weer te geven. Vanaf maat 5 treden de fagotten voor het eerst naar voren met hun eigen klaagzang, op een dalende lijn als een baroklamento. Dit opmerkelijke obligato keert op zorgvuldig getimede momenten terug .

De zangstem illustreert in huppelende triolen het woord ‘scherza’, een subtiel staaltje van sarcasme van Ariodante . In de maten hierna krijgen bepaalde woorden dramatisch reliëf door grote intervalsprongen, bijvoorbeeld ‘infida’ en ‘grembo’, of door chromatiek, zoals ‘per tua colpa’. Zuchten doet Ariodante met toonherhalingen op het woord ‘vo’.

Fig. 2: Triolen op het woord ‘scherza’ ­suggereren sarcasme

Fig. 3: Ariodante ‘zucht’ met toonherhalingen op het woord ‘vo’

Retorica

Een onvervalste barokke retorische figuur is de ‘katabasis’, dat wil zeggen een dalende lijn. Die klinkt bijvoorbeeld – om precies te zijn als (chromatische) lamentobas – onder de zinsnede ‘Io tradito a morte in braccio’. Tegen het einde van het A-deel horen we nogmaals uitgebreid de fagotten met hun droevige melodie.

De A-B-A-opzet is in aria’s uit de Barok meer dan slechts vormgeving. Volgens de retorica wordt het ‘betoog’ uit het A-deel in het B-deel ófwel bevestigd, ófwel tegengesproken, vanuit een contrasterende emotie en met een andere energie. Het laatste is hier het geval: Ariodante dreigt nu dat hij als wrekende geest zal terugkeren uit het dodenrijk. In het korte B-deel zwijgen de fagotten en wordt de zangstem alleen nog begeleid door de strijkers en het continuo.

Het verontwaardigde ‘Ma a spezzar l’indegno laccio’ is gezet op een stijgende lijn (‘anabasis’), terwijl de woorden ‘laccio’ (band), ‘ignudo’ (onstoffelijk) en ‘tornerò’ (ik zal terugkeren) geaccentueerd worden door respectievelijk een octaafsprong, een overmatige kwart en een verminderde septiem.

Het verrassende harmonische palet van het B-deel verloopt van Es groot via f klein naar d klein. Vervolgens keren we terug naar het A-deel, om ons met Ariodante nogmaals onder te dompelen in zijn verdriet.

vr 16 & zo 18 oktober | Grote Zaal
Concertgebouworkest
Riccardo Minasi dirigent
Ann Hallenberg alt
Händel, Haydn

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.