Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
column

Tuintonen

door Vrouwkje Tuinman
24 aug. 2022 24 augustus 2022

Schrijfster en dichteres Vrouwkje Tuinman reflecteert in Preludium maandelijks op haar muziekleven. Deze maand: de parallellen tussen kunst en tuinen.

Richard Wagner ligt in zijn eigen tuin begraven. Alhoewel, tuin… het is meer een park. Een zorgvuldig uitgetekend geheel dat nog steeds tot in detail wordt bijgewerkt zoals het ooit op papier is gezet. Zonder kuilen in het gras. Majestueuze bomen en borders waar geen sprietje uitsteekt.

Dat klopt bij zijn tijd, denk ik, bij de man ook, bij zijn muziek. Wagner bejubelde de niet door mensen ingeperkte natuur, maar dan vooral die van het grote gebaar: donkere wouden, rotspartijen, de verraderlijke zee. Thuis had hij wel degelijk een snoeischaar hangen – al hanteerde hij die niet zelf.

Nu is tuinieren als liefhebberij een vrij nieuw verschijnsel. Tot niet heel lang geleden had je hetzij een tuin die nut had, of een waarmee je pronkte – maar dan had je ook personeel dat de boel voor je bijhield. Zo niet, dan bezocht je andermans groen. En schreef daar, als je componist was, mooie muziek over. Wolfgang Amadeus Mozart, Pjotr Tsjaikovski, Manuel de Falla, allemaal bezongen ze bloemen en planten, zonder die eerst zelf in de vensterbank op te kweken.

Wie wel tuinierde was Serge Rachmaninoff. Er zijn foto’s van hem met opgerolde broeks­pijpen en een schoffel in de hand. Ook Frederick Delius deed af en toe zelf wat in de spectaculaire bloemenweelde die zijn vrouw onderhield. Krzysztof Penderecki spendeerde minstens zoveel tijd met zijn handen in de aarde als aan zijn bureau.

Brian Eno heeft mooi geschreven over de parallellen tussen kunst en tuinen. Van architecturaal en supergecontroleerd – denk aan Versailles en Bach – zijn ze gaandeweg natuurlijker geworden. Er is ruimte voor toeval, voor verrassing. Net als de planten mogen de noten steeds meer een eigen leven leiden.

Afgelopen zaterdag vond ik bij het grofvuil van mijn volkstuinpark een buste van Richard Wagner. Hij is van aardewerk, er zitten wat mosjes op en iemand had geen behoefte meer aan hem. Hij staat nu bij mij in het iets te lange gras, uit te kijken over een tuin waarin mollen worden gedoogd en niets symmetrisch is. Ik hoor nog niks.

Vrouwkje Tuinman publiceerde zes dichtbundels en vier romans. Als journalist werkt ze voor onder meer Trouw en ze schrijft geregeld voor theater- en familievoorstellingen. Voor haar dichtbundel Lijfrente ontving ze De Grote Poëzieprijs 2020. Afgelopen juni verscheen de novelle Tijdelijk verblijf.

Richard Wagner ligt in zijn eigen tuin begraven. Alhoewel, tuin… het is meer een park. Een zorgvuldig uitgetekend geheel dat nog steeds tot in detail wordt bijgewerkt zoals het ooit op papier is gezet. Zonder kuilen in het gras. Majestueuze bomen en borders waar geen sprietje uitsteekt.

Dat klopt bij zijn tijd, denk ik, bij de man ook, bij zijn muziek. Wagner bejubelde de niet door mensen ingeperkte natuur, maar dan vooral die van het grote gebaar: donkere wouden, rotspartijen, de verraderlijke zee. Thuis had hij wel degelijk een snoeischaar hangen – al hanteerde hij die niet zelf.

Nu is tuinieren als liefhebberij een vrij nieuw verschijnsel. Tot niet heel lang geleden had je hetzij een tuin die nut had, of een waarmee je pronkte – maar dan had je ook personeel dat de boel voor je bijhield. Zo niet, dan bezocht je andermans groen. En schreef daar, als je componist was, mooie muziek over. Wolfgang Amadeus Mozart, Pjotr Tsjaikovski, Manuel de Falla, allemaal bezongen ze bloemen en planten, zonder die eerst zelf in de vensterbank op te kweken.

Wie wel tuinierde was Serge Rachmaninoff. Er zijn foto’s van hem met opgerolde broeks­pijpen en een schoffel in de hand. Ook Frederick Delius deed af en toe zelf wat in de spectaculaire bloemenweelde die zijn vrouw onderhield. Krzysztof Penderecki spendeerde minstens zoveel tijd met zijn handen in de aarde als aan zijn bureau.

Brian Eno heeft mooi geschreven over de parallellen tussen kunst en tuinen. Van architecturaal en supergecontroleerd – denk aan Versailles en Bach – zijn ze gaandeweg natuurlijker geworden. Er is ruimte voor toeval, voor verrassing. Net als de planten mogen de noten steeds meer een eigen leven leiden.

Afgelopen zaterdag vond ik bij het grofvuil van mijn volkstuinpark een buste van Richard Wagner. Hij is van aardewerk, er zitten wat mosjes op en iemand had geen behoefte meer aan hem. Hij staat nu bij mij in het iets te lange gras, uit te kijken over een tuin waarin mollen worden gedoogd en niets symmetrisch is. Ik hoor nog niks.

Vrouwkje Tuinman publiceerde zes dichtbundels en vier romans. Als journalist werkt ze voor onder meer Trouw en ze schrijft geregeld voor theater- en familievoorstellingen. Voor haar dichtbundel Lijfrente ontving ze De Grote Poëzieprijs 2020. Afgelopen juni verscheen de novelle Tijdelijk verblijf.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.