Zo bereiden musici van het Concertgebouworkest zich voor
door Stella Vrijmoed 12 okt. 2025 12 oktober 2025
Eelt op de vingers, de juiste stok, een choreografie voor je pedalen: wat komt er allemaal kijken bij de voorbereiding op een concert? Preludium keek achter de schermen mee bij drie musici uit het Concertgebouworkest.
Ze zitten dan wel bijna dagelijks bij elkaar in een orkestrepetitie, elke musicus van het Concertgebouworkest heeft een eigen studeerpraktijk. Neem altvioliste Edith van Moergastel. Elke ochtend voor de orkestrepetitie is zij om acht uur al te vinden in haar favoriete studio aan de Gabriël Metsustraat, de thuisbasis van het Concertgebouworkest. Zo kan ze in alle rust landen, haar instrument stemmen, wat rek- en strekoefeningen doen en toonladders spelen om op te warmen. ‘Dat heb ik altijd zo gedaan’, zegt Edith. ‘Sommige collega’s komen vijf minuten van tevoren aan en spelen op het podium snel even in, maar ik heb wat meer tijd nodig. Zo kom ik niet gestresst of bezweet van het fietsen aan.’
Ze zitten dan wel bijna dagelijks bij elkaar in een orkestrepetitie, elke musicus van het Concertgebouworkest heeft een eigen studeerpraktijk. Neem altvioliste Edith van Moergastel. Elke ochtend voor de orkestrepetitie is zij om acht uur al te vinden in haar favoriete studio aan de Gabriël Metsustraat, de thuisbasis van het Concertgebouworkest. Zo kan ze in alle rust landen, haar instrument stemmen, wat rek- en strekoefeningen doen en toonladders spelen om op te warmen. ‘Dat heb ik altijd zo gedaan’, zegt Edith. ‘Sommige collega’s komen vijf minuten van tevoren aan en spelen op het podium snel even in, maar ik heb wat meer tijd nodig. Zo kom ik niet gestresst of bezweet van het fietsen aan.’
Foto 1: Edith van Moergastel repeteert het liefst in de kleine studio die wat verscholen in een hoek van het gebouw zit, waar niet veel mensen langs lopen. Haar stoel zet ze in het hoekje naast de deur, zodat ze weinig inkijk heeft.
Vervolgens gaat Van Moergastel door het repertoire heen om de juiste vingerzettingen te bepalen. Als ze een stuk al eens heeft gespeeld, kijkt ze eerst in haar eigen collectie naar de partituren met haar aantekeningen. ‘Toen ik ging verhuizen heb ik eens alles weggegooid, daar heb ik spijt van. Nu ben ik telkens opnieuw het wiel aan het uitvinden.’
Ze leert haar vingerzettingen zo goed mogelijk uit haar hoofd, want eenmaal in de orkestrepetitie ligt de zogeheten originele partij op haar lessenaar, zonder aantekeningen. Dan begint het samenspel echt: ‘Wij zijn met zestien alten een grote familie. Daar gebeurt altijd wat, maar bij een goede dirigent merk je daar niks van: alle ego’s gaan opzij en je gaat mee in die stroom.’
Foto 1: Edith van Moergastel repeteert het liefst in de kleine studio die wat verscholen in een hoek van het gebouw zit, waar niet veel mensen langs lopen. Haar stoel zet ze in het hoekje naast de deur, zodat ze weinig inkijk heeft.
Vervolgens gaat Van Moergastel door het repertoire heen om de juiste vingerzettingen te bepalen. Als ze een stuk al eens heeft gespeeld, kijkt ze eerst in haar eigen collectie naar de partituren met haar aantekeningen. ‘Toen ik ging verhuizen heb ik eens alles weggegooid, daar heb ik spijt van. Nu ben ik telkens opnieuw het wiel aan het uitvinden.’
Ze leert haar vingerzettingen zo goed mogelijk uit haar hoofd, want eenmaal in de orkestrepetitie ligt de zogeheten originele partij op haar lessenaar, zonder aantekeningen. Dan begint het samenspel echt: ‘Wij zijn met zestien alten een grote familie. Daar gebeurt altijd wat, maar bij een goede dirigent merk je daar niks van: alle ego’s gaan opzij en je gaat mee in die stroom.’
Foto 2: De digitale partij van Mahlers Vijfde symfonie die Edith van Moergastel krijgt opgestuurd heeft aantekeningen in drie kleuren: blauw is de historische partituur, rood is wat de dirigent heeft genoteerd en groen zijn de aantekeningen van Michael Waterman, eerste violist in het orkest, die de oude partituren met de handgeschreven aantekeningen van dirigenten digitaliseert. ‘Zo is het beter leesbaar. En hij heeft rekening gehouden met een paar maten rust wanneer je moet omslaan’.
De rol van harpiste Petra van der Heide varieert per programma. De ene week kan haar partij opgaan in de rest van het orkest en speelt ze veel noten, de andere week doet ze tachtig procent van het concert niks. Harpisten – en ook slagwerkers – zijn ‘het peper en zout’ van het orkest, zegt ze. ‘Mahler is geniaal in het inzetten van een losse noot voor de harp midden in een stuk. Laat je die weg, dan mist iedereen iets.’
Het zwaartepunt van haar voorbereiding ligt in de weken voor de eerste orkestrepetitie. Dan maakt ze een choreografie voor haar zeven pedalen, die de toonhoogte van haar snaren bepalen. Die wisselingen staan lang niet altijd (goed) in de partituur.
Foto 2: De digitale partij van Mahlers Vijfde symfonie die Edith van Moergastel krijgt opgestuurd heeft aantekeningen in drie kleuren: blauw is de historische partituur, rood is wat de dirigent heeft genoteerd en groen zijn de aantekeningen van Michael Waterman, eerste violist in het orkest, die de oude partituren met de handgeschreven aantekeningen van dirigenten digitaliseert. ‘Zo is het beter leesbaar. En hij heeft rekening gehouden met een paar maten rust wanneer je moet omslaan’.
De rol van harpiste Petra van der Heide varieert per programma. De ene week kan haar partij opgaan in de rest van het orkest en speelt ze veel noten, de andere week doet ze tachtig procent van het concert niks. Harpisten – en ook slagwerkers – zijn ‘het peper en zout’ van het orkest, zegt ze. ‘Mahler is geniaal in het inzetten van een losse noot voor de harp midden in een stuk. Laat je die weg, dan mist iedereen iets.’
Het zwaartepunt van haar voorbereiding ligt in de weken voor de eerste orkestrepetitie. Dan maakt ze een choreografie voor haar zeven pedalen, die de toonhoogte van haar snaren bepalen. Die wisselingen staan lang niet altijd (goed) in de partituur.
Foto 3: Van der Heide studeert thuis – haar hond Max houdt haar vaak gezelschap. Haar harp staat in haar slaapkamer, bij het raam. ‘De buren horen de harp wel, dus ik studeer op normale tijden. Dat vind ik voor mezelf ook gezond.’
Na een orkestrepetitie is ze meestal moe. Het vergt veel concentratie om 47 snaren te bespelen met soms grote sprongen met de handen, tegelijkertijd naar de bladmuziek te kijken én de dirigent in de gaten te houden. ‘Als je even wegkijkt, grijp je mis’, zegt Van der Heide. Haar grondige voorbereiding is dan ook bedoeld om meer te kunnen rusten in zo’n intensieve repetitieweek. Bovendien kan een dirigent zomaar vragen om de partij voor iedereen even voor te spelen. ‘Als er staat: ‘Play near the soundboard with an appropriate shaped wooden, if possible metal stick’, tja, dan wil een dirigent dat gewoon even horen. In nieuwe muziek komt zoiets regelmatig voor.’
Russische componisten als Prokofjev en Sjostakovitsj kunnen dankbaar componeren voor de harp: ‘Alsof ze het instrument zelf hebben bespeeld. Soms speel je in de massa van het grote orkest, moet je vreselijk hard werken en doen je vingers na afloop zeer, maar heeft niemand je opgemerkt. Maar als je een lastige partij speelt en iedere noot is hoorbaar en geeft kleur, dan is je werk extra leuk.’
Ook slagwerkers worden soms als individu nauwelijks opgemerkt. ‘Maar soms speel ik de hele week solo’, zegt slagwerker Mark Braafhart. ‘Eigenlijk heb ik een heel rare baan. Ik speel elke week ander instrumenten, ik ben soms hele periodes niet nodig en dan ineens super-intensief bezet.’
Hij komt tot in de puntjes voorbereid naar de eerste orkestrepetitie. Dat kan niet anders, want er moet veel georganiseerd worden. Bij een grote set-up met veel instrumenten kan hij wel drie tot vier weken bezig zijn met voorbereiden. ‘Met het bij elkaar zoeken van instrumenten ben ik soms al een paar dagen bezig’, zegt Mark. ‘De componist vraagt om een bepaald geluid en ik moet zorgen dat ik echt iets bijzonders vind, iets dat smaakvol is en dat werkt. We zijn het Koninklijk Concertgebouworkest: het moet de moeite waard zijn.’
Foto 3: Van der Heide studeert thuis – haar hond Max houdt haar vaak gezelschap. Haar harp staat in haar slaapkamer, bij het raam. ‘De buren horen de harp wel, dus ik studeer op normale tijden. Dat vind ik voor mezelf ook gezond.’
Na een orkestrepetitie is ze meestal moe. Het vergt veel concentratie om 47 snaren te bespelen met soms grote sprongen met de handen, tegelijkertijd naar de bladmuziek te kijken én de dirigent in de gaten te houden. ‘Als je even wegkijkt, grijp je mis’, zegt Van der Heide. Haar grondige voorbereiding is dan ook bedoeld om meer te kunnen rusten in zo’n intensieve repetitieweek. Bovendien kan een dirigent zomaar vragen om de partij voor iedereen even voor te spelen. ‘Als er staat: ‘Play near the soundboard with an appropriate shaped wooden, if possible metal stick’, tja, dan wil een dirigent dat gewoon even horen. In nieuwe muziek komt zoiets regelmatig voor.’
Russische componisten als Prokofjev en Sjostakovitsj kunnen dankbaar componeren voor de harp: ‘Alsof ze het instrument zelf hebben bespeeld. Soms speel je in de massa van het grote orkest, moet je vreselijk hard werken en doen je vingers na afloop zeer, maar heeft niemand je opgemerkt. Maar als je een lastige partij speelt en iedere noot is hoorbaar en geeft kleur, dan is je werk extra leuk.’
Ook slagwerkers worden soms als individu nauwelijks opgemerkt. ‘Maar soms speel ik de hele week solo’, zegt slagwerker Mark Braafhart. ‘Eigenlijk heb ik een heel rare baan. Ik speel elke week ander instrumenten, ik ben soms hele periodes niet nodig en dan ineens super-intensief bezet.’
Hij komt tot in de puntjes voorbereid naar de eerste orkestrepetitie. Dat kan niet anders, want er moet veel georganiseerd worden. Bij een grote set-up met veel instrumenten kan hij wel drie tot vier weken bezig zijn met voorbereiden. ‘Met het bij elkaar zoeken van instrumenten ben ik soms al een paar dagen bezig’, zegt Mark. ‘De componist vraagt om een bepaald geluid en ik moet zorgen dat ik echt iets bijzonders vind, iets dat smaakvol is en dat werkt. We zijn het Koninklijk Concertgebouworkest: het moet de moeite waard zijn.’
Foto 4: ‘In de kasten achter het orgel liggen de instrumenten die we dagelijks gebruiken. Het is eigenlijk een catalogus, elk instrument heeft een verhaal, is vaak oud en staat op vele opnamen. Het zijn geen standaard bekkens uit een fabriek waar er duizenden worden gemaakt. Ze zijn vaak handgemaakt op verzoek van ons.’
Vervolgens bouwt Braafhart de opstelling. Afhankelijk van de grootte doet hij dat thuis, in de slagwerkstudio in Het Concertgebouw of in het Conservatorium van Amsterdam, waar hij lesgeeft. ‘En dan ga ik de partij studeren. Vaak werkt mijn eerste opstelling niet, dan is er te weinig tijd in de muziek om te wisselen van stokken en naar een ander instrument te rennen. Dus dan moet ik de boel weer omgooien.’
Daarna luistert hij cd-opnames, het liefst van dezelfde dirigent. ‘Dan schrik je je vaak helemaal kapot omdat blijkt dat een bepaalde passage vreselijk snel of extreem langzaam gaat – dat kan ook heel moeilijk zijn. En dan moet je dat weer studeren. Zo blijf je bezig.’
Op het eind checkt Braafhart zichzelf door zichzelf op te nemen. ‘Kan ik het allemaal aan, zonder te stoppen of fouten te maken? Kan ik echt met de noten spelen? Als ik dat kan voor de repetitie op maandag, dan heb ik het gehaald.’
Foto 4: ‘In de kasten achter het orgel liggen de instrumenten die we dagelijks gebruiken. Het is eigenlijk een catalogus, elk instrument heeft een verhaal, is vaak oud en staat op vele opnamen. Het zijn geen standaard bekkens uit een fabriek waar er duizenden worden gemaakt. Ze zijn vaak handgemaakt op verzoek van ons.’
Vervolgens bouwt Braafhart de opstelling. Afhankelijk van de grootte doet hij dat thuis, in de slagwerkstudio in Het Concertgebouw of in het Conservatorium van Amsterdam, waar hij lesgeeft. ‘En dan ga ik de partij studeren. Vaak werkt mijn eerste opstelling niet, dan is er te weinig tijd in de muziek om te wisselen van stokken en naar een ander instrument te rennen. Dus dan moet ik de boel weer omgooien.’
Daarna luistert hij cd-opnames, het liefst van dezelfde dirigent. ‘Dan schrik je je vaak helemaal kapot omdat blijkt dat een bepaalde passage vreselijk snel of extreem langzaam gaat – dat kan ook heel moeilijk zijn. En dan moet je dat weer studeren. Zo blijf je bezig.’
Op het eind checkt Braafhart zichzelf door zichzelf op te nemen. ‘Kan ik het allemaal aan, zonder te stoppen of fouten te maken? Kan ik echt met de noten spelen? Als ik dat kan voor de repetitie op maandag, dan heb ik het gehaald.’