Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
orkestlid

Tweede violist Jae-Won Lee: ‘Ik kende helemaal niemand met een viool’

door Carine Alders
11 okt. 2021 11 oktober 2021

‘Of ik van vioolspelen m’n werk wilde maken.’ Best een leuk idee, vond Jae-Won Lee op elfjarige leeftijd. Het bracht haar uiteindelijk in het Concertgebouworkest.

  • Jae-Won Lee

    Foto: Eduardus Lee

    Jae-Won Lee

    Foto: Eduardus Lee

  • Jae-Won Lee

    Foto: Eduardus Lee

    Jae-Won Lee

    Foto: Eduardus Lee

‘Op papier ben ik Frans’, lacht Jae-Won Lee, tweede plaatsvervangend aanvoerder van de tweede violen in het Concertgebouworkest. De geboren Koreaanse groeide op in Parijs, woont nu alweer jaren in Nederland en heeft een Spaanse vriend. ‘Die combinatie van culturen is soms intens, maar de mix die je ervan maakt is helemaal van jezelf.’

‘Ik was ongeveer zeven toen ik mijn eerste vioollessen kreeg. Ik kende helemaal niemand met een viool, behalve de zoon van mijn moeders beste vriendin. Ik zal er wel om gevraagd hebben, maar helemaal precies weet ik het niet meer. Mijn eerste lessen herinner ik me nog wel goed. Ik kon nog geen noten lezen. Op mijn strijkstok had ik stickertjes, zodat ik wist waar ongeveer de helft van de stok was.’ Nog geen jaar later verhuisde het hele gezin naar Parijs. Niet om een wonderkind de kans te geven zich verder te ontplooien, maar omdat haar vader voor zijn werk naar Frankrijk uitgezonden werd. ‘Ik heb zelfs een half jaar geen les gehad, totdat we een conservatoriumstudent vonden via de expatgemeenschap, de Koreaanse Sang-Hee Lee.’

Best wel leuk

‘Ik vond mezelf niet echt een heel serieuze leerling, maar toen mijn vader drie jaar later terug naar Korea moest, vroegen mijn ouders plompverloren of ik van vioolspelen mijn werk wilde maken. Ik was toen een jaar of elf en heb me nauwelijks gerealiseerd wat het betekende. Maar ik zei ja. Ik vond ­vioolspelen best wel leuk, dus waarom niet. Dus toen bleven mijn moeder, mijn broertje en ik in Frankrijk.’ Ze lacht als ze vertelt ze dat ze vanaf dat moment wel harder is gaan studeren. ‘Ik ging naar het Conservatoire Régio­nal, een kleine school in een voorstad van Parijs. Dat was een heel leuke tijd, ik genoot vooral, ik was nog te jong om alles heel serieus te nemen. Ik had nog nooit in een orkest gespeeld, dus ik was vooral druk met mijn eigen partij. Vier jaar later, in 2001, werd ik aangenomen op het Conservatoire de Paris. Daar speelde ik in orkestprojecten vooral Frans repertoire, maar ook divertimento’s van Mozart. Ik moest er hard voor werken, het was totaal nieuw voor mij.’ Haar ogen lichten op als ze terugdenkt aan haar eerste ­Daphnis et Chloé van Ravel en vooral Dukas’ ­Tovenaarsleerling. ‘Op de een of andere manier belandde ik vaak vooraan aan de eerste lessenaar, maar ik vond het ook heerlijk om tuttiviolist te zijn. Het mooie van vooraan zitten is dat je heel vrij bent en dat je verbinding kunt maken met andere strijkersgroepen. Maar als je op een tuttiplek zit, krijg je echt een geweldig groepsgevoel.’

Seoul

‘Na het conservatorium speelde ik vooral kamermuziek. Met een piano­trio deed ik aan allerlei concoursen mee. Tot mijn 27e had ik nooit belangstelling voor een orkestplek, maar toen de andere leden van het pianotrio naar het buitenland vertrokken heb ik auditie gedaan bij het Orchestre Philharmonique de Radio France, als aanvoerder van de tweede violen. Ik was het bijna geworden, maar op het laatst kozen ze toch iemand uit de eigen groep. Ik ging remplaceren in verschillende orkesten, dat was heel leuk. Ik werkte veel met Myung-whun Chung, destijds de chef-dirigent van het Orchestre Philharmonique de Radio France én van het Seoul Philharmonic ­Orchestra. Samen met Svetlin Roussev, die van beide orkesten concertmeester was, nodigde hij me uit om naar Seoul te komen. Het leek me wel fijn om een tijdje weer wat dichter bij mijn ouders te wonen, dus ik vertrok. Ik speelde enkele keren mee en kreeg een contract aangeboden. Maar de speelstijl en cultuur in Korea is toch heel anders, veel musici hebben in de Verenigde Staten gestudeerd.’ Er waren zeker mooie concerten en geweldige tournees, maar Jae-Won verlangde terug naar Europa. Juist op dat moment kwam er een vacature bij de tweede violen van het Concertgebouworkest. ‘Ik had het orkest nog nooit live gehoord en ik kende niemand in Amsterdam, ik wist alleen dat er een paar Franse musici meespeelden. Ik was superblij toen ik de baan kreeg.’ Haar carrière bij het Seoul Philharmonic Orchestra duurde maar tien maanden.

Han

Jae-Won vindt het heerlijk om Bach en Mahler – vooral de minder vaak gespeelde symfonieën – met het Concertgebouworkest te spelen. ‘Ik was zo teleurgesteld toen de Derde symfonie niet door kon gaan vanwege corona. De traditie en de geschiedenis die het orkest met de componist verbinden en de Grote Zaal als historische plek maken het heel speciaal. Mahler is zo intens en complex, zo vol emoties. Maar Bach is juist heel puur en transparant en het spelen van bijvoorbeeld een cantate met Trevor Pinnock of Philippe Herreweghe geeft zoveel energie!’ 

‘Ken je het begrip han?’

‘Ken je het begrip han? Dat is een heel intense, diepgevoelde emotie van wanhoop, woede en verdriet. Het verhaal gaat dat er traditionele zangers waren die zichzelf blind maakten om han te kunnen voelen. Het gaat recht door je ziel. Zelf probeerde ik vroeger ook han te vinden in de muziek, maar het leven is niet alleen maar drama, dat is echt Koreaans. Ik houd nu steeds meer van eenvoud, genieten van muziek.’

Basis

‘De tweede violen zijn superbelangrijk in het orkest, wij zijn de basis waarop de eerste violen kunnen bouwen en de link tussen de lage en hoge instrumenten. We gaan er altijd vanuit dat de eerste violen het meest opvallen, maar zonder ondersteuning van de onderliggende harmonie valt de betekenis weg. Wij bepalen voor een belangrijk deel de klank van het orkest. Het is ook een kwestie van balans, je moet weten wanneer je ondersteunend bent, wanneer je iets uit moet lokken of een bepaalde sfeer moet creëren. En wij als groep zijn daar erg goed in. Het mede bepalen van het collectieve geluid is misschien nog wel interessanter dan kamermuziek spelen. Maar dat is ook belangrijk, je hoort jezelf beter in kamermuziek. Al oefen je thuis maar solopartijen, het is belangrijk om af en toe helemaal verantwoordelijk te zijn voor je eigen geluid. Mijn vriend is contrabassist, ik speel met hem graag nieuwe muziek door en voor de lol spelen we thuis van alles en nog wat.’

Jae-Won heeft enorm uitgezien naar de tournee die haar Concertgebouworkest deze maand naar Korea zou ondernemen, maar die door corona en de bijbehorende maatregelen helaas toch niet kan doorgaan. ‘Ik heb mijn ouders anderhalf jaar niet gezien door corona. En het publiek in Seoul is supergepas­sioneerd en enthousiast.’ 

‘Op papier ben ik Frans’, lacht Jae-Won Lee, tweede plaatsvervangend aanvoerder van de tweede violen in het Concertgebouworkest. De geboren Koreaanse groeide op in Parijs, woont nu alweer jaren in Nederland en heeft een Spaanse vriend. ‘Die combinatie van culturen is soms intens, maar de mix die je ervan maakt is helemaal van jezelf.’

‘Ik was ongeveer zeven toen ik mijn eerste vioollessen kreeg. Ik kende helemaal niemand met een viool, behalve de zoon van mijn moeders beste vriendin. Ik zal er wel om gevraagd hebben, maar helemaal precies weet ik het niet meer. Mijn eerste lessen herinner ik me nog wel goed. Ik kon nog geen noten lezen. Op mijn strijkstok had ik stickertjes, zodat ik wist waar ongeveer de helft van de stok was.’ Nog geen jaar later verhuisde het hele gezin naar Parijs. Niet om een wonderkind de kans te geven zich verder te ontplooien, maar omdat haar vader voor zijn werk naar Frankrijk uitgezonden werd. ‘Ik heb zelfs een half jaar geen les gehad, totdat we een conservatoriumstudent vonden via de expatgemeenschap, de Koreaanse Sang-Hee Lee.’

Best wel leuk

‘Ik vond mezelf niet echt een heel serieuze leerling, maar toen mijn vader drie jaar later terug naar Korea moest, vroegen mijn ouders plompverloren of ik van vioolspelen mijn werk wilde maken. Ik was toen een jaar of elf en heb me nauwelijks gerealiseerd wat het betekende. Maar ik zei ja. Ik vond ­vioolspelen best wel leuk, dus waarom niet. Dus toen bleven mijn moeder, mijn broertje en ik in Frankrijk.’ Ze lacht als ze vertelt ze dat ze vanaf dat moment wel harder is gaan studeren. ‘Ik ging naar het Conservatoire Régio­nal, een kleine school in een voorstad van Parijs. Dat was een heel leuke tijd, ik genoot vooral, ik was nog te jong om alles heel serieus te nemen. Ik had nog nooit in een orkest gespeeld, dus ik was vooral druk met mijn eigen partij. Vier jaar later, in 2001, werd ik aangenomen op het Conservatoire de Paris. Daar speelde ik in orkestprojecten vooral Frans repertoire, maar ook divertimento’s van Mozart. Ik moest er hard voor werken, het was totaal nieuw voor mij.’ Haar ogen lichten op als ze terugdenkt aan haar eerste ­Daphnis et Chloé van Ravel en vooral Dukas’ ­Tovenaarsleerling. ‘Op de een of andere manier belandde ik vaak vooraan aan de eerste lessenaar, maar ik vond het ook heerlijk om tuttiviolist te zijn. Het mooie van vooraan zitten is dat je heel vrij bent en dat je verbinding kunt maken met andere strijkersgroepen. Maar als je op een tuttiplek zit, krijg je echt een geweldig groepsgevoel.’

Seoul

‘Na het conservatorium speelde ik vooral kamermuziek. Met een piano­trio deed ik aan allerlei concoursen mee. Tot mijn 27e had ik nooit belangstelling voor een orkestplek, maar toen de andere leden van het pianotrio naar het buitenland vertrokken heb ik auditie gedaan bij het Orchestre Philharmonique de Radio France, als aanvoerder van de tweede violen. Ik was het bijna geworden, maar op het laatst kozen ze toch iemand uit de eigen groep. Ik ging remplaceren in verschillende orkesten, dat was heel leuk. Ik werkte veel met Myung-whun Chung, destijds de chef-dirigent van het Orchestre Philharmonique de Radio France én van het Seoul Philharmonic ­Orchestra. Samen met Svetlin Roussev, die van beide orkesten concertmeester was, nodigde hij me uit om naar Seoul te komen. Het leek me wel fijn om een tijdje weer wat dichter bij mijn ouders te wonen, dus ik vertrok. Ik speelde enkele keren mee en kreeg een contract aangeboden. Maar de speelstijl en cultuur in Korea is toch heel anders, veel musici hebben in de Verenigde Staten gestudeerd.’ Er waren zeker mooie concerten en geweldige tournees, maar Jae-Won verlangde terug naar Europa. Juist op dat moment kwam er een vacature bij de tweede violen van het Concertgebouworkest. ‘Ik had het orkest nog nooit live gehoord en ik kende niemand in Amsterdam, ik wist alleen dat er een paar Franse musici meespeelden. Ik was superblij toen ik de baan kreeg.’ Haar carrière bij het Seoul Philharmonic Orchestra duurde maar tien maanden.

Han

Jae-Won vindt het heerlijk om Bach en Mahler – vooral de minder vaak gespeelde symfonieën – met het Concertgebouworkest te spelen. ‘Ik was zo teleurgesteld toen de Derde symfonie niet door kon gaan vanwege corona. De traditie en de geschiedenis die het orkest met de componist verbinden en de Grote Zaal als historische plek maken het heel speciaal. Mahler is zo intens en complex, zo vol emoties. Maar Bach is juist heel puur en transparant en het spelen van bijvoorbeeld een cantate met Trevor Pinnock of Philippe Herreweghe geeft zoveel energie!’ 

‘Ken je het begrip han?’

‘Ken je het begrip han? Dat is een heel intense, diepgevoelde emotie van wanhoop, woede en verdriet. Het verhaal gaat dat er traditionele zangers waren die zichzelf blind maakten om han te kunnen voelen. Het gaat recht door je ziel. Zelf probeerde ik vroeger ook han te vinden in de muziek, maar het leven is niet alleen maar drama, dat is echt Koreaans. Ik houd nu steeds meer van eenvoud, genieten van muziek.’

Basis

‘De tweede violen zijn superbelangrijk in het orkest, wij zijn de basis waarop de eerste violen kunnen bouwen en de link tussen de lage en hoge instrumenten. We gaan er altijd vanuit dat de eerste violen het meest opvallen, maar zonder ondersteuning van de onderliggende harmonie valt de betekenis weg. Wij bepalen voor een belangrijk deel de klank van het orkest. Het is ook een kwestie van balans, je moet weten wanneer je ondersteunend bent, wanneer je iets uit moet lokken of een bepaalde sfeer moet creëren. En wij als groep zijn daar erg goed in. Het mede bepalen van het collectieve geluid is misschien nog wel interessanter dan kamermuziek spelen. Maar dat is ook belangrijk, je hoort jezelf beter in kamermuziek. Al oefen je thuis maar solopartijen, het is belangrijk om af en toe helemaal verantwoordelijk te zijn voor je eigen geluid. Mijn vriend is contrabassist, ik speel met hem graag nieuwe muziek door en voor de lol spelen we thuis van alles en nog wat.’

Jae-Won heeft enorm uitgezien naar de tournee die haar Concertgebouworkest deze maand naar Korea zou ondernemen, maar die door corona en de bijbehorende maatregelen helaas toch niet kan doorgaan. ‘Ik heb mijn ouders anderhalf jaar niet gezien door corona. En het publiek in Seoul is supergepas­sioneerd en enthousiast.’ 

  • De viool van Jae-Won Lee

    Foto: Eduardus Lee

    De viool van Jae-Won Lee

    Foto: Eduardus Lee

  • De viool van Jae-Won Lee

    Foto: Eduardus Lee

    De viool van Jae-Won Lee

    Foto: Eduardus Lee

De viool van Jae-Won Lee

Jae-Won Lee speelt op een Jofredus (Gioffredo) Cappa uit 1697, dankzij bijdragen van particuliere donateurs aan Foundation Concertgebouworkest. ‘Dat is een bijzonder verhaal. Mijn ouders kochten de viool voor mij toen ik zeventien was, ook als een soort belegging. Ik heb destijds eindeloos veel violen uitgeprobeerd, een Amati, een Testore en zelfs een Stradivarius – niet om te kopen maar om een me een beeld te vormen. Deze Cappa was niet de makkelijkste van het stel, maar hij heeft een enorm warm timbre. Het duurde een paar jaar voordat we elkaar echt door en door kenden, voordat ik kon accepteren dat hij niet altijd heel stabiel is en soms wat onvoorspelbaar. Toen ik mijn professionele carrière begon wilde ik mijn ouders graag terugbetalen. Ik dacht erover om de viool te verkopen. Bij het Concertgebouworkest hoorde ik van een mogelijkheid om de viool aan te laten kopen door de Foundation Concertgebouworkest en zo hoefde ik geen afscheid te nemen van mijn oude vriend.’

De viool van Jae-Won Lee

Jae-Won Lee speelt op een Jofredus (Gioffredo) Cappa uit 1697, dankzij bijdragen van particuliere donateurs aan Foundation Concertgebouworkest. ‘Dat is een bijzonder verhaal. Mijn ouders kochten de viool voor mij toen ik zeventien was, ook als een soort belegging. Ik heb destijds eindeloos veel violen uitgeprobeerd, een Amati, een Testore en zelfs een Stradivarius – niet om te kopen maar om een me een beeld te vormen. Deze Cappa was niet de makkelijkste van het stel, maar hij heeft een enorm warm timbre. Het duurde een paar jaar voordat we elkaar echt door en door kenden, voordat ik kon accepteren dat hij niet altijd heel stabiel is en soms wat onvoorspelbaar. Toen ik mijn professionele carrière begon wilde ik mijn ouders graag terugbetalen. Ik dacht erover om de viool te verkopen. Bij het Concertgebouworkest hoorde ik van een mogelijkheid om de viool aan te laten kopen door de Foundation Concertgebouworkest en zo hoefde ik geen afscheid te nemen van mijn oude vriend.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.