Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
column

Tijd voor nieuwe namen in Het Concertgebouw?

door Anna de Vey Mestdagh
23 jan. 2023 23 januari 2023

Tweede violiste in het Concertgebouworkest Anna de Vey Mestdagh laat in haar maandelijkse column weten wat haar zoal bezighoudt. Deze maand: de naamschilden in Het Concertgebouw.

Deze maand geven we een aantal zogenaamde ‘cartoucheconcerten’. In de Kleine Zaal speelt een ensemble uit het orkest korte kamermuziekwerken van álle componisten wier naam op de cartouches boven aan de muren staan geschreven, van Bach tot Saint-Saëns. Bij het voltallige orkest onder leiding van Iván Fischer komen vervolgens alle componisten die op de balkonrand in de Grote Zaal staan aan bod, zeventien in totaal. Beginnend met de Slavische dans, opus 72 nr. 1 van Dvořák uit 1886 en eindigend met het Scherzo à la Russe van Stravinsky (1945) zal het een mooi overzicht geven van de rijke muzikale ontwikkeling die Europa doormaakte in deze turbulente periode.

Er staan wel wat namen tussen die tegenwoordig nauwelijks nog gespeeld worden, zoals Zweers, Dopper en Röntgen. Op gezette tijden barst er een discussie los over de vraag of ze vervangen moeten worden door namen die tot meer diversiteit leiden, bijvoorbeeld ­Henriëtte Bosmans (vrouw) en Julius Eastman ­(Afro-Amerikaan). Voormalig directeur van Het Concertgebouw Martijn Sanders zei daarover: ‘De waan van 1888 […] wil ik niet laten overvleugelen door de waan van nu.’ En daar ben ik het roerend mee eens, want we zien aan de wanden een heel interessant tijdsbeeld.

De tijd heeft ondertussen echter niet stilgestaan en misschien kunnen we zo langzamerhand toch ook een paar van onze eigentijdse wanen ‘in cartouche’ brengen. In de jaren vijftig viel Stravinsky en Dvořák de eer toe om als laatsten te worden ‘bijgezet’. Alsof er sindsdien geen grote componisten meer zijn opgestaan, alsof Sjostakovitsj, Prokofjev en Messiaen geen baanbrekend werk verricht hebben. Ook een hedendaagse componist als Thomas Adès, onder wiens leiding we regelmatig zijn eigen werk uitvoeren, zou zeker niet in het rijtje misstaan.

Nou, hoor ik u denken, wordt het dan niet een beetje druk? Het balkon en de wanden zijn al vol! Nee hoor, zeg ik dan. De meeste vlakken op de muren ónder de balkons van de Grote Zaal zijn nog leeg, op de balkonrand van de Kleine Zaal staan geen namen, en we hebben ook nog een Spiegelzaal met genoeg ruimte aan de wand. Geschiedenis gaat natuurlijk over besef van wat geweest is, maar vindt wel degelijk in het hier en nu haar oorsprong. Nieuwe ronde, nieuwe ­cartouches.

Deze maand geven we een aantal zogenaamde ‘cartoucheconcerten’. In de Kleine Zaal speelt een ensemble uit het orkest korte kamermuziekwerken van álle componisten wier naam op de cartouches boven aan de muren staan geschreven, van Bach tot Saint-Saëns. Bij het voltallige orkest onder leiding van Iván Fischer komen vervolgens alle componisten die op de balkonrand in de Grote Zaal staan aan bod, zeventien in totaal. Beginnend met de Slavische dans, opus 72 nr. 1 van Dvořák uit 1886 en eindigend met het Scherzo à la Russe van Stravinsky (1945) zal het een mooi overzicht geven van de rijke muzikale ontwikkeling die Europa doormaakte in deze turbulente periode.

Er staan wel wat namen tussen die tegenwoordig nauwelijks nog gespeeld worden, zoals Zweers, Dopper en Röntgen. Op gezette tijden barst er een discussie los over de vraag of ze vervangen moeten worden door namen die tot meer diversiteit leiden, bijvoorbeeld ­Henriëtte Bosmans (vrouw) en Julius Eastman ­(Afro-Amerikaan). Voormalig directeur van Het Concertgebouw Martijn Sanders zei daarover: ‘De waan van 1888 […] wil ik niet laten overvleugelen door de waan van nu.’ En daar ben ik het roerend mee eens, want we zien aan de wanden een heel interessant tijdsbeeld.

De tijd heeft ondertussen echter niet stilgestaan en misschien kunnen we zo langzamerhand toch ook een paar van onze eigentijdse wanen ‘in cartouche’ brengen. In de jaren vijftig viel Stravinsky en Dvořák de eer toe om als laatsten te worden ‘bijgezet’. Alsof er sindsdien geen grote componisten meer zijn opgestaan, alsof Sjostakovitsj, Prokofjev en Messiaen geen baanbrekend werk verricht hebben. Ook een hedendaagse componist als Thomas Adès, onder wiens leiding we regelmatig zijn eigen werk uitvoeren, zou zeker niet in het rijtje misstaan.

Nou, hoor ik u denken, wordt het dan niet een beetje druk? Het balkon en de wanden zijn al vol! Nee hoor, zeg ik dan. De meeste vlakken op de muren ónder de balkons van de Grote Zaal zijn nog leeg, op de balkonrand van de Kleine Zaal staan geen namen, en we hebben ook nog een Spiegelzaal met genoeg ruimte aan de wand. Geschiedenis gaat natuurlijk over besef van wat geweest is, maar vindt wel degelijk in het hier en nu haar oorsprong. Nieuwe ronde, nieuwe ­cartouches.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.