Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Pianistenbroers Lucas en Arthur Jussen: ‘Het besef groeit dat uiteindelijk geen zaal belangrijker is dan de mensen van wie je houdt’

door Inge Jongerman
12 okt. 2025 12 oktober 2025

Dit seizoen schitteren de pianistenbroers Lucas en Arthur Jussen meermaals in Het Concertgebouw, met een zeer divers repertoire. Tussen reizen, repetities en optredens door vertellen ze over hun ambities en over de kunst van het balanceren tussen een agenda vol muzikale uitdagingen en het gemis van het thuisfront.

  • Lucas en Arthur Jussen

    Foto: Eduardus Lee

    Lucas en Arthur Jussen

    Foto: Eduardus Lee

  • Lucas en Arthur Jussen

    Foto: Eduardus Lee

    Lucas en Arthur Jussen

    Foto: Eduardus Lee

We spreken elkaar via een ­videoverbinding op een moment dat de broers niet in ­Nederland zijn. Niet ongebruikelijk, met een agenda vol optredens all over the world. Die afstand overbruggen we met de klassieke ouverture: hoe gaat het met jullie?

‘Het gaat goed, we zijn druk, zoals altijd’, zegt Arthur. ‘We zijn momenteel in Hongkong, waar we drie concerten geven met de Hong Kong Philharmonic en Jaap van Zweden, deels als recital, deels met orkest. We spelen ook samen in Het Concertgebouw in Amsterdam.’ [op 30 augustus jongstleden, red.] Lucas: ‘Het is altijd bijzonder om op plekken in het buitenland te spelen, maar het ritme waarin we zitten is vrij stevig. We gaan van zomerfestival naar tournee, en weer terug. Maar zolang we er energie van krijgen, gaan we door.’

En die energie lijkt nog niet op. Dit seizoen hebben jullie een Spotlight in de Grote Zaal.

Arthur knikt: ‘Zeker, nog altijd een van de mooiste zalen ter wereld. We spelen met verschillende orkesten en ensembles, en ook kamermuziek. Van Poulenc tot nieuw werk, heel gevarieerd.’ Lucas: ‘En alleen maar met bekenden en vrienden van ons, waaronder de musici van Academy of St Martin in the Fields, met wie we Mozart spelen. We kennen elkaar ondertussen door en door en hebben weinig woorden nodig om samen te komen. Ik verheug me op deze inspirerende samenwerking.’

Op 26 november spelen de broers met de Münchner ­Philharmoniker het Concert voor twee piano’s en orkest van Francis Poulenc. Een werk dat ze inmiddels talloze keren hebben uitgevoerd.

‘Voor ons is elk concert een vorm van kamermuziek – ook met orkest. Het gaat om dialoog, luisteren, reageren’

‘Poulenc is een van onze lijfstukken,’ zegt Arthur. ‘Het is een meesterwerk, grappig, luchtig en altijd leuk om te spelen. We hebben het al met veel verschillende orkesten en dirigenten uitgevoerd. Ook al een aantal keren eerder met de Münchner Philharmoniker en Tugan Sokhiev, wat bijzonder was. Heel levendig en fris, het klikte goed.’ Lucas: ‘Een stuk kan, wanneer je het vaak speelt, soms saai worden, maar wanneer je werkt met een orkest en dirigent met duidelijke ideeën blijft het spannend, en zet het bij jezelf ook weer van alles in beweging. Poulenc verveelt overigens nooit. We speelden het voor het eerst in 2009, met Michael Schönwandt en de Radio Kamer Filharmonie. Ruim vijftien jaar geleden… het voelt als een eeuwigheid.’

Is er sindsdien iets veranderd in jullie interpretatie?

‘Toen we jonger waren, speelden we vooral op energie en emotie,’ vertelt Lucas. ‘Dat is logisch, dat hoort bij je leeftijd. Nu denken we iets ­rationeler, brengen bagage mee van andere dirigenten, context, levens­ervaring. Niet dat het stuk totaal anders klinkt, maar er zit meer gelaagdheid in. We zijn als het ware van de kindfase naar een soort jongvolwassen fase gegaan. De uitvoering van het stuk groeit mee.’ ‘Je speelt niet meer alleen op intuïtie’, voegt Arthur toe. ‘Je verdiept je ook in de context van de muziek: de cultuur, de tijd, de componist. Dat zorgt voor verdieping. En elke dirigent brengt weer iets anders mee – soms puur op tempo en energie, soms juist gericht op sfeer en nuance. Dat maakt het telkens nieuw en daardoor spannend.’

Jullie zijn enthousiast over de samenwerking met de Münchner Philharmoniker. Wat spreekt jullie zo aan in dit orkest?

‘Het orkest bestaat allereerst uit geweldige musici, stuk voor stuk ­solisten, wat resulteert in een enorme klankrijkdom’, zegt Lucas. ‘En het heeft een soort natuurlijke projectie die je tot achter in de zaal voelt. Dat komt misschien doordat ze jarenlang in de Gasteig speelden, een lastige zaal qua akoestiek. Het Concertgebouw is wat dat betreft makkelijker, maar ook verraderlijk – het klinkt al snel mooi, maar je moet alert blijven.’ ‘En daarbij heeft de Münchner Philharmoniker een rijke geschiedenis aan chef-dirigenten’, vult Arthur aan. ‘Dat hoor je, dat voel je. Muzikale traditie is iets dat zich opbouwt over generaties. Die bagage neem je mee.’

Iedere dirigent stelt eisen, heeft een overtuiging over de interpretatie. Zijn jullie daarin flexibel of stellen jullie duidelijke grenzen?

‘Onze insteek is dat we open staan voor alles,’ zegt Arthur. ‘We zeggen zelden: ‘Zo moet het’. Dan zet je een gesprek meteen op slot. Als een dirigent goede ideeën heeft, gaan we daarin mee. En als iets niet werkt, praten we erover. Voor ons is elk concert een vorm van kamermuziek – ook met orkest. Het gaat om dialoog, luisteren, reageren.’ ‘Die noodzaak tot afstemmen en flexibiliteit is er eigenlijk altijd,’ voegt Lucas toe. ‘Niet alleen met een dirigent. We spelen zo’n beetje elke week ergens anders, met andere musici. Dan moet je wel flexibel zijn: je speelt in andere zalen en op andere instrumenten, de sfeer in het orkest is iedere dag anders. Soms is er intern iets aan de hand en dat kan een enorme impact hebben op de algehele sfeer. We hebben wel geleerd ons daarvoor af te sluiten en het niet al te persoonlijk te nemen.’

We spreken elkaar via een ­videoverbinding op een moment dat de broers niet in ­Nederland zijn. Niet ongebruikelijk, met een agenda vol optredens all over the world. Die afstand overbruggen we met de klassieke ouverture: hoe gaat het met jullie?

‘Het gaat goed, we zijn druk, zoals altijd’, zegt Arthur. ‘We zijn momenteel in Hongkong, waar we drie concerten geven met de Hong Kong Philharmonic en Jaap van Zweden, deels als recital, deels met orkest. We spelen ook samen in Het Concertgebouw in Amsterdam.’ [op 30 augustus jongstleden, red.] Lucas: ‘Het is altijd bijzonder om op plekken in het buitenland te spelen, maar het ritme waarin we zitten is vrij stevig. We gaan van zomerfestival naar tournee, en weer terug. Maar zolang we er energie van krijgen, gaan we door.’

En die energie lijkt nog niet op. Dit seizoen hebben jullie een Spotlight in de Grote Zaal.

Arthur knikt: ‘Zeker, nog altijd een van de mooiste zalen ter wereld. We spelen met verschillende orkesten en ensembles, en ook kamermuziek. Van Poulenc tot nieuw werk, heel gevarieerd.’ Lucas: ‘En alleen maar met bekenden en vrienden van ons, waaronder de musici van Academy of St Martin in the Fields, met wie we Mozart spelen. We kennen elkaar ondertussen door en door en hebben weinig woorden nodig om samen te komen. Ik verheug me op deze inspirerende samenwerking.’

Op 26 november spelen de broers met de Münchner ­Philharmoniker het Concert voor twee piano’s en orkest van Francis Poulenc. Een werk dat ze inmiddels talloze keren hebben uitgevoerd.

‘Voor ons is elk concert een vorm van kamermuziek – ook met orkest. Het gaat om dialoog, luisteren, reageren’

‘Poulenc is een van onze lijfstukken,’ zegt Arthur. ‘Het is een meesterwerk, grappig, luchtig en altijd leuk om te spelen. We hebben het al met veel verschillende orkesten en dirigenten uitgevoerd. Ook al een aantal keren eerder met de Münchner Philharmoniker en Tugan Sokhiev, wat bijzonder was. Heel levendig en fris, het klikte goed.’ Lucas: ‘Een stuk kan, wanneer je het vaak speelt, soms saai worden, maar wanneer je werkt met een orkest en dirigent met duidelijke ideeën blijft het spannend, en zet het bij jezelf ook weer van alles in beweging. Poulenc verveelt overigens nooit. We speelden het voor het eerst in 2009, met Michael Schönwandt en de Radio Kamer Filharmonie. Ruim vijftien jaar geleden… het voelt als een eeuwigheid.’

Is er sindsdien iets veranderd in jullie interpretatie?

‘Toen we jonger waren, speelden we vooral op energie en emotie,’ vertelt Lucas. ‘Dat is logisch, dat hoort bij je leeftijd. Nu denken we iets ­rationeler, brengen bagage mee van andere dirigenten, context, levens­ervaring. Niet dat het stuk totaal anders klinkt, maar er zit meer gelaagdheid in. We zijn als het ware van de kindfase naar een soort jongvolwassen fase gegaan. De uitvoering van het stuk groeit mee.’ ‘Je speelt niet meer alleen op intuïtie’, voegt Arthur toe. ‘Je verdiept je ook in de context van de muziek: de cultuur, de tijd, de componist. Dat zorgt voor verdieping. En elke dirigent brengt weer iets anders mee – soms puur op tempo en energie, soms juist gericht op sfeer en nuance. Dat maakt het telkens nieuw en daardoor spannend.’

Jullie zijn enthousiast over de samenwerking met de Münchner Philharmoniker. Wat spreekt jullie zo aan in dit orkest?

‘Het orkest bestaat allereerst uit geweldige musici, stuk voor stuk ­solisten, wat resulteert in een enorme klankrijkdom’, zegt Lucas. ‘En het heeft een soort natuurlijke projectie die je tot achter in de zaal voelt. Dat komt misschien doordat ze jarenlang in de Gasteig speelden, een lastige zaal qua akoestiek. Het Concertgebouw is wat dat betreft makkelijker, maar ook verraderlijk – het klinkt al snel mooi, maar je moet alert blijven.’ ‘En daarbij heeft de Münchner Philharmoniker een rijke geschiedenis aan chef-dirigenten’, vult Arthur aan. ‘Dat hoor je, dat voel je. Muzikale traditie is iets dat zich opbouwt over generaties. Die bagage neem je mee.’

Iedere dirigent stelt eisen, heeft een overtuiging over de interpretatie. Zijn jullie daarin flexibel of stellen jullie duidelijke grenzen?

‘Onze insteek is dat we open staan voor alles,’ zegt Arthur. ‘We zeggen zelden: ‘Zo moet het’. Dan zet je een gesprek meteen op slot. Als een dirigent goede ideeën heeft, gaan we daarin mee. En als iets niet werkt, praten we erover. Voor ons is elk concert een vorm van kamermuziek – ook met orkest. Het gaat om dialoog, luisteren, reageren.’ ‘Die noodzaak tot afstemmen en flexibiliteit is er eigenlijk altijd,’ voegt Lucas toe. ‘Niet alleen met een dirigent. We spelen zo’n beetje elke week ergens anders, met andere musici. Dan moet je wel flexibel zijn: je speelt in andere zalen en op andere instrumenten, de sfeer in het orkest is iedere dag anders. Soms is er intern iets aan de hand en dat kan een enorme impact hebben op de algehele sfeer. We hebben wel geleerd ons daarvoor af te sluiten en het niet al te persoonlijk te nemen.’

  • Lucas en Arthur Jussen

    Foto: Eduardus Lee

    Lucas en Arthur Jussen

    Foto: Eduardus Lee

  • Lucas en Arthur Jussen

    Foto: Eduardus Lee

    Lucas en Arthur Jussen

    Foto: Eduardus Lee

‘Al die verschillende zalen, dirigenten, stukken… Het voedt enorm’

Jullie spelen op 10 maart aanstaande een programma met slagwerk, een bijzondere combinatie.

‘Zeker! Een deel van het programma hebben we eerder uitgevoerd met Alexej Gerassimez en Emil Kuyumcuyan, twee goede vrienden van ons met achternamen die onmogelijk zijn om uit te spreken’, vertelt Lucas. ‘Het samenspel met slagwerkinstrumenten is fysiek best zwaar, je moet echt hard werken om er muzikaal bovenuit te komen. Onze klankwereld verschilt nogal van de hunne. Daarbij spelen we veel nieuwe noten, een uitdaging die we graag aangaan.’

Dit najaar doen jullie ook Carl Orffs Carmina Burana in Maastricht. Een van de ‘hits’ uit de klassieke top honderd.

‘In het MECC, dus iets groter dan gebruikelijk’, zegt Arthur. ‘We kregen vaker de vraag of we een eigen festival wilden organiseren. Dat hebben we altijd afgehouden, maar dit project past; onze familie komt uit Limburg, iedereen kent Carmina Burana. Het is meeslepend, spectaculair. En het spreekt ook mensen aan die niet vanzelfsprekend naar een concertzaal komen.’ ‘Om valse verwachtingen te voorkomen, wil ik benadrukken dat wij Orffs Carmina Burana in zijn geheel uitvoeren,’ vult Lucas aan. ‘Dus geen medley of hoogtepunten. We willen een breed publiek trekken, maar zonder in te boeten aan muzikale integriteit.’ Arthur: ‘De aankleding is net even wat anders. We krijgen de kans te werken met een mooi lichtontwerp, op een gigalocatie met zo’n 3.500 bezoekers per keer. Uiteindelijk luisteren al die mensen anderhalf uur naar klassieke muziek, dat is waar het ons om gaat!’ Lucas besluit: ‘We hebben nooit muzikaal ingeleverd voor commercie. We hebben nooit een stuk ingekort voor televisie of om het ‘behapbaarder’ te maken. Dat wordt weleens gezegd, maar we weten zelf: we blijven trouw aan het repertoire.’

Lucas, je bent de dertig inmiddels gepasseerd. Aanleiding om de balans op te maken?

‘Ja, hij is veel sneller moe nu!’, grapt Arthur. ‘Het is niet per se leeftijd,’ zegt Lucas, ‘maar meer een fase. We zijn lang heel enthousiast geweest: alles kon, alles moest. Maar nu denken we meer na: wat willen we echt? We hebben het geluk dat we al zo veel moois hebben mogen doen. Soms is het goed om even stil te staan.’ Arthur vult aan: ‘We geven zo’n 115 concerten per jaar, met repetities en reizen betekent dat: tachtig procent van je tijd weg van huis. Een dagje vrij met een biertje op een terras, dat komt zelden voor. Het hoeft niet minder mooi te zijn, maar misschien wel een beetje minder veel.’ Lucas: ‘We voelen ons nu nog goed, maar eerlijk is eerlijk: dit tempo houd je geen tien jaar vol. Ook niet met al het reizen. Bovendien is het seizoen steeds langer vanwege alle ­zomerfestivals. Er is regelmatig te weinig ‘tussentijd’ om de batterij weer volledig op te laden. En je mist dingen, puur omdat het contact met vrienden en familie gefragmenteerd is. Het besef groeit dat uiteindelijk geen zaal belangrijker is dan de mensen van wie je houdt.’

Toch willen jullie die concerten ook niet missen. Is dat een dilemma?

‘Het is een beetje dubbel,’ zegt Arthur. ‘Aan de ene kant voel je: ik wil dit niet blijven doen in dit tempo. Aan de andere kant: al die concerten, al die verschillende zalen, dirigenten, stukken… Het voedt enorm, draagt bij aan onze ontwikkeling, en het is zo bijzonder om dit te mogen doen. Maar het moet wel in balans zijn. Dat is een kwestie van zoeken.’ 

‘We boffen enorm dat we in deze positie zitten’, besluit Lucas. ‘Maar we denken nu wel steeds meer na over wat we écht belangrijk vinden. Wat geeft voldoening, wat maakt gelukkig? Soms is dat een concert, soms een dag met familie.’

Poulenc in de vingers

Eind augustus 2009 – krap vier jaar na hun debuut  in de Grote Zaal onder de vleugels van Maria João Pires – constateerde de Volkskrant ‘een geur van wonderkind’, en dat het ‘almaar serieuzer’ werd nu Lucas en Arthur Jussen op 12 september debuteerden in de NTR ZaterdagMatinee. Daar speelden ze Poulencs Concert voor twee piano’s en orkest, wat ze niet veel later ook vertolkten in China onder leiding van Stéphane Denève.

‘Al die verschillende zalen, dirigenten, stukken… Het voedt enorm’

Jullie spelen op 10 maart aanstaande een programma met slagwerk, een bijzondere combinatie.

‘Zeker! Een deel van het programma hebben we eerder uitgevoerd met Alexej Gerassimez en Emil Kuyumcuyan, twee goede vrienden van ons met achternamen die onmogelijk zijn om uit te spreken’, vertelt Lucas. ‘Het samenspel met slagwerkinstrumenten is fysiek best zwaar, je moet echt hard werken om er muzikaal bovenuit te komen. Onze klankwereld verschilt nogal van de hunne. Daarbij spelen we veel nieuwe noten, een uitdaging die we graag aangaan.’

Dit najaar doen jullie ook Carl Orffs Carmina Burana in Maastricht. Een van de ‘hits’ uit de klassieke top honderd.

‘In het MECC, dus iets groter dan gebruikelijk’, zegt Arthur. ‘We kregen vaker de vraag of we een eigen festival wilden organiseren. Dat hebben we altijd afgehouden, maar dit project past; onze familie komt uit Limburg, iedereen kent Carmina Burana. Het is meeslepend, spectaculair. En het spreekt ook mensen aan die niet vanzelfsprekend naar een concertzaal komen.’ ‘Om valse verwachtingen te voorkomen, wil ik benadrukken dat wij Orffs Carmina Burana in zijn geheel uitvoeren,’ vult Lucas aan. ‘Dus geen medley of hoogtepunten. We willen een breed publiek trekken, maar zonder in te boeten aan muzikale integriteit.’ Arthur: ‘De aankleding is net even wat anders. We krijgen de kans te werken met een mooi lichtontwerp, op een gigalocatie met zo’n 3.500 bezoekers per keer. Uiteindelijk luisteren al die mensen anderhalf uur naar klassieke muziek, dat is waar het ons om gaat!’ Lucas besluit: ‘We hebben nooit muzikaal ingeleverd voor commercie. We hebben nooit een stuk ingekort voor televisie of om het ‘behapbaarder’ te maken. Dat wordt weleens gezegd, maar we weten zelf: we blijven trouw aan het repertoire.’

Lucas, je bent de dertig inmiddels gepasseerd. Aanleiding om de balans op te maken?

‘Ja, hij is veel sneller moe nu!’, grapt Arthur. ‘Het is niet per se leeftijd,’ zegt Lucas, ‘maar meer een fase. We zijn lang heel enthousiast geweest: alles kon, alles moest. Maar nu denken we meer na: wat willen we echt? We hebben het geluk dat we al zo veel moois hebben mogen doen. Soms is het goed om even stil te staan.’ Arthur vult aan: ‘We geven zo’n 115 concerten per jaar, met repetities en reizen betekent dat: tachtig procent van je tijd weg van huis. Een dagje vrij met een biertje op een terras, dat komt zelden voor. Het hoeft niet minder mooi te zijn, maar misschien wel een beetje minder veel.’ Lucas: ‘We voelen ons nu nog goed, maar eerlijk is eerlijk: dit tempo houd je geen tien jaar vol. Ook niet met al het reizen. Bovendien is het seizoen steeds langer vanwege alle ­zomerfestivals. Er is regelmatig te weinig ‘tussentijd’ om de batterij weer volledig op te laden. En je mist dingen, puur omdat het contact met vrienden en familie gefragmenteerd is. Het besef groeit dat uiteindelijk geen zaal belangrijker is dan de mensen van wie je houdt.’

Toch willen jullie die concerten ook niet missen. Is dat een dilemma?

‘Het is een beetje dubbel,’ zegt Arthur. ‘Aan de ene kant voel je: ik wil dit niet blijven doen in dit tempo. Aan de andere kant: al die concerten, al die verschillende zalen, dirigenten, stukken… Het voedt enorm, draagt bij aan onze ontwikkeling, en het is zo bijzonder om dit te mogen doen. Maar het moet wel in balans zijn. Dat is een kwestie van zoeken.’ 

‘We boffen enorm dat we in deze positie zitten’, besluit Lucas. ‘Maar we denken nu wel steeds meer na over wat we écht belangrijk vinden. Wat geeft voldoening, wat maakt gelukkig? Soms is dat een concert, soms een dag met familie.’

Poulenc in de vingers

Eind augustus 2009 – krap vier jaar na hun debuut  in de Grote Zaal onder de vleugels van Maria João Pires – constateerde de Volkskrant ‘een geur van wonderkind’, en dat het ‘almaar serieuzer’ werd nu Lucas en Arthur Jussen op 12 september debuteerden in de NTR ZaterdagMatinee. Daar speelden ze Poulencs Concert voor twee piano’s en orkest, wat ze niet veel later ook vertolkten in China onder leiding van Stéphane Denève.

  • Lucas en Arthur Jussen

    Foto: Eduardus Lee

    Lucas en Arthur Jussen

    Foto: Eduardus Lee

  • Lucas en Arthur Jussen

    Foto: Eduardus Lee

    Lucas en Arthur Jussen

    Foto: Eduardus Lee

  • Lucas en Arthur Jussen

    Foto: Eduardus Lee

    Lucas en Arthur Jussen

    Foto: Eduardus Lee

  • Lucas en Arthur Jussen

    Foto: Eduardus Lee

    Lucas en Arthur Jussen

    Foto: Eduardus Lee

Arthur keek terug in een interview op concertgebouw.nl uit 2016: ‘De schellen vielen ons van de ogen. […] Er was nog zoveel dat we niet wisten over deze muziek.’ Lucas viel bij: ‘Als je Franse muziek romantisch en hartstochtelijk speelt, doe je afbreuk aan het materiaal, dan klinkt de muziek cliché. Poulenc was flamboyant, hij weefde stukjes jazz door z’n concert, je herkent een beetje Mozart. Maar je moet dit allemaal chic brengen […] Als je dit concert mooier maakt dan het is, sla je de plank mis. Al die dingen wisten wij niet. Zoiets moet je horen van een Fransman die de muziek uit zijn eigen land als geen ander kent.’ Arthur: ‘Onze interpretatie kwam voort uit onze liefde voor dit stuk. Ze was welgemeend, maar niet helemaal juist. Terugkijkend was dit een van de belangrijkste muzikale lessen ooit – confronterend, niet leuk, maar we koesteren het moment.’

Het kwam goed: in 2017 zetten Arthur en Lucas Jussen Poulencs dubbelconcert op cd met het Concertgebouworkest – onder leiding van diezelfde Stéphane Denève.

wo 26 november | Grote Zaal 

Münchner Philharmoniker
Tugan Sokhiev dirigent
Lucas en Arthur Jussen piano
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma


Beluister ook onze playlist met muziek horend bij dit artikel:

Arthur keek terug in een interview op concertgebouw.nl uit 2016: ‘De schellen vielen ons van de ogen. […] Er was nog zoveel dat we niet wisten over deze muziek.’ Lucas viel bij: ‘Als je Franse muziek romantisch en hartstochtelijk speelt, doe je afbreuk aan het materiaal, dan klinkt de muziek cliché. Poulenc was flamboyant, hij weefde stukjes jazz door z’n concert, je herkent een beetje Mozart. Maar je moet dit allemaal chic brengen […] Als je dit concert mooier maakt dan het is, sla je de plank mis. Al die dingen wisten wij niet. Zoiets moet je horen van een Fransman die de muziek uit zijn eigen land als geen ander kent.’ Arthur: ‘Onze interpretatie kwam voort uit onze liefde voor dit stuk. Ze was welgemeend, maar niet helemaal juist. Terugkijkend was dit een van de belangrijkste muzikale lessen ooit – confronterend, niet leuk, maar we koesteren het moment.’

Het kwam goed: in 2017 zetten Arthur en Lucas Jussen Poulencs dubbelconcert op cd met het Concertgebouworkest – onder leiding van diezelfde Stéphane Denève.

wo 26 november | Grote Zaal 

Münchner Philharmoniker
Tugan Sokhiev dirigent
Lucas en Arthur Jussen piano
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma


Beluister ook onze playlist met muziek horend bij dit artikel:

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Probeer nu twee maanden gratis!