Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Klaus Mäkelä leidt het Concertgebouworkest in Stravinsky's Sacre

Klaus Mäkelä leidt het Concertgebouworkest in Stravinsky's Sacre

Grote Zaal
17 september 2025
20.15 uur

Print dit programma

Koninklijk Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent
Jean-Yves Thibaudet piano

Dit programma maakt deel uit van de series B woensdag en B donderdag.

Ook interessant:
De noten van Saint-Saëns' Vijfde pianoconcert
- Uitgelicht: Stravinsky's vroege balletten 
- Stravinsky in Amsterdam

ANNA THORVALDSDÓTTIR (1977)

ARCHORA (2022) 
Worlds within Worlds – Divergence – Primordia
Nederlandse première

Camille Saint-Saëns (1835-1921)

Pianoconcert nr. 5 in F gr.t., op. 103 (1896)
‘Egyptische’
Allegro animato
Andante
Molto allegro

pauze ± 21.25 uur

Igor Stravinsky (1882-1971)

Le sacre du printemps (1911-13)
tableaux de la Russie païenne en deux parties
Première partie: L’adoration de la terre
Seconde partie: Le sacrifice 

einde ± 22.40 uur

Grote Zaal 17 september 2025 20.15 uur

Koninklijk Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent
Jean-Yves Thibaudet piano

Dit programma maakt deel uit van de series B woensdag en B donderdag.

Ook interessant:
De noten van Saint-Saëns' Vijfde pianoconcert
- Uitgelicht: Stravinsky's vroege balletten 
- Stravinsky in Amsterdam

ANNA THORVALDSDÓTTIR (1977)

ARCHORA (2022) 
Worlds within Worlds – Divergence – Primordia
Nederlandse première

Camille Saint-Saëns (1835-1921)

Pianoconcert nr. 5 in F gr.t., op. 103 (1896)
‘Egyptische’
Allegro animato
Andante
Molto allegro

pauze ± 21.25 uur

Igor Stravinsky (1882-1971)

Le sacre du printemps (1911-13)
tableaux de la Russie païenne en deux parties
Première partie: L’adoration de la terre
Seconde partie: Le sacrifice 

einde ± 22.40 uur

Toelichting

Anna Thorvaldsdóttir (1977)

ARCHORA

door Martijn Voorvelt

  • Anna Thorvaldsdottir

    foto: Saga Sigurdardottir

    Anna Thorvaldsdottir

    foto: Saga Sigurdardottir

  • Anna Thorvaldsdottir

    foto: Saga Sigurdardottir

    Anna Thorvaldsdottir

    foto: Saga Sigurdardottir

Anna Thorvaldsdottir
foto door Saga Sigurdardottir

IJsland brengt al decennia een bonte stoet originele musici voort – van componisten in klassieke zin tot pop- en jazzmusici en van alles ertussenin. Ondanks de enorme variatie lijken de desolate landschappen van het eiland vaak door te klinken in al hun muziek. Zo ook in de composities van Anna Thorvaldsdóttir, een van de meest succesvolle exponenten van deze bijzondere muziekcultuur. Het Concertgebouworkest speelde op 1 oktober 2020 (in lockdowntijd) haar Hrím voor kamerorkest en in maart 2023 het groots opgezette symfonische gedicht Metacosmos.
ARCHORA (een Grieks-Latijnse samentrekking van arche [oer], chora [ruimte] en arcora [bogen]) ging op 11 augustus 2022 in première tijdens de BBC Proms. Sindsdien is het werk al door vijftien orkesten overal ter wereld uitgevoerd.

Alle kenmerken van Thorvaldsdóttirs stijl zijn erin terug te horen: traag verglijdende texturen, langgerekte, vaak dreigende lage tonen waarboven clusters zich verdichten tot grijze nevels en dan weer uitdunnen tot open harmonieën, langzame glissando’s (glijtonen), en uiterst karig melodisch materiaal.
Even typerend zijn de inspiratiebronnen – de componiste noemt het idee van een oerenergie en dat van ‘een alomtegenwoordige parallelle ­wereld, een wereld die zowel bekend als vreemd is, zowel statisch als veranderlijk, nergens en overal tegelijk. Het stuk draait om de extremen op het spectrum tussen oorsprong en de resulterende nagloed – en het conflict tussen die twee elementen, die desalniettemin fundamenteel één zijn.’ Het een komt uit het ander voort, maar beide zijn ‘de verbinding met elkaar kwijtgeraakt’. 

De drie delen gaan zonder onderbreking in elkaar over. Het duistere eerste deel is gebouwd op een dreigende toon (cis) waarboven stijgende clusters à la György Ligeti, boventoontexturen, percussieve geluiden en een dalende toonladderfiguur terugkerende elementen zijn. Het tweede deel beweegt zich van een meer harmonische klank op de toon a via een zeer dicht ruisend cluster naar c – de dalende toonladderfiguur keert terug. Het derde deel is verreweg het langst en veel lichter van toon, met subtiele kleurschakeringen en berustende akkoorden die uiteindelijk oplossen in het niets.

Anna Thorvaldsdottir
foto door Saga Sigurdardottir

IJsland brengt al decennia een bonte stoet originele musici voort – van componisten in klassieke zin tot pop- en jazzmusici en van alles ertussenin. Ondanks de enorme variatie lijken de desolate landschappen van het eiland vaak door te klinken in al hun muziek. Zo ook in de composities van Anna Thorvaldsdóttir, een van de meest succesvolle exponenten van deze bijzondere muziekcultuur. Het Concertgebouworkest speelde op 1 oktober 2020 (in lockdowntijd) haar Hrím voor kamerorkest en in maart 2023 het groots opgezette symfonische gedicht Metacosmos.
ARCHORA (een Grieks-Latijnse samentrekking van arche [oer], chora [ruimte] en arcora [bogen]) ging op 11 augustus 2022 in première tijdens de BBC Proms. Sindsdien is het werk al door vijftien orkesten overal ter wereld uitgevoerd.

Alle kenmerken van Thorvaldsdóttirs stijl zijn erin terug te horen: traag verglijdende texturen, langgerekte, vaak dreigende lage tonen waarboven clusters zich verdichten tot grijze nevels en dan weer uitdunnen tot open harmonieën, langzame glissando’s (glijtonen), en uiterst karig melodisch materiaal.
Even typerend zijn de inspiratiebronnen – de componiste noemt het idee van een oerenergie en dat van ‘een alomtegenwoordige parallelle ­wereld, een wereld die zowel bekend als vreemd is, zowel statisch als veranderlijk, nergens en overal tegelijk. Het stuk draait om de extremen op het spectrum tussen oorsprong en de resulterende nagloed – en het conflict tussen die twee elementen, die desalniettemin fundamenteel één zijn.’ Het een komt uit het ander voort, maar beide zijn ‘de verbinding met elkaar kwijtgeraakt’. 

De drie delen gaan zonder onderbreking in elkaar over. Het duistere eerste deel is gebouwd op een dreigende toon (cis) waarboven stijgende clusters à la György Ligeti, boventoontexturen, percussieve geluiden en een dalende toonladderfiguur terugkerende elementen zijn. Het tweede deel beweegt zich van een meer harmonische klank op de toon a via een zeer dicht ruisend cluster naar c – de dalende toonladderfiguur keert terug. Het derde deel is verreweg het langst en veel lichter van toon, met subtiele kleurschakeringen en berustende akkoorden die uiteindelijk oplossen in het niets.

door Martijn Voorvelt

Camille Saint-Saëns (1835-1921)

‘Egyptisch’ pianoconcert

door Martijn Voorvelt

  • Camille Saint-Saëns

    Foto: Pierre Petit

    Camille Saint-Saëns

    Foto: Pierre Petit

  • Camille Saint-Saëns

    Foto: Pierre Petit

    Camille Saint-Saëns

    Foto: Pierre Petit

Camille Saint-Saëns in 1900
foto door Pierre Petit

Met zijn in Egypte gecomponeerde Vijfde pianoconcert bracht Camille Saint-Saëns zijn impressie van dat land naar de concertzaal. Het leverde de meest gedurfde maten in zijn oeuvre op. Bekijk hier Camille Saint-Saëns Vijfde pianoconcert nader toegelicht in onze rubriek Notenbeeld.

Op 9 oktober 1902 speelde het Concertgebouworkest Saint-­Saëns’ Vijfde pianoconcert voor het eerst, en wel onder leiding van Willem Mengelberg en met als solist niemand minder dan Ferruccio Busoni. Sindsdien stond het werk slechts veertien keer op de lessenaars, de laatste zes keren in november 2011, toen Andris Nelsons het dirigeerde in Amsterdam, Wenen en Athene met ook toen als solist Jean-Yves Thibaudet.

Camille Saint-Saëns in 1900
foto door Pierre Petit

Met zijn in Egypte gecomponeerde Vijfde pianoconcert bracht Camille Saint-Saëns zijn impressie van dat land naar de concertzaal. Het leverde de meest gedurfde maten in zijn oeuvre op. Bekijk hier Camille Saint-Saëns Vijfde pianoconcert nader toegelicht in onze rubriek Notenbeeld.

Op 9 oktober 1902 speelde het Concertgebouworkest Saint-­Saëns’ Vijfde pianoconcert voor het eerst, en wel onder leiding van Willem Mengelberg en met als solist niemand minder dan Ferruccio Busoni. Sindsdien stond het werk slechts veertien keer op de lessenaars, de laatste zes keren in november 2011, toen Andris Nelsons het dirigeerde in Amsterdam, Wenen en Athene met ook toen als solist Jean-Yves Thibaudet.

door Martijn Voorvelt

Igor Stravinsky (1882-1971)

Le sacre du printemps

door Martijn Voorvelt

  • Igor Stravinsky

    Foto: Toronto Star Syndicate

    Igor Stravinsky

    Foto: Toronto Star Syndicate

  • Igor Stravinsky

    Foto: Toronto Star Syndicate

    Igor Stravinsky

    Foto: Toronto Star Syndicate

Igor Stravinsky
foto door Toronto Star Syndicate

Le sacre du printemps beleefde zijn première tijdens een rumoerige avond in Parijs, op 29 mei 1913. In zekere zin was dit het moment – niet toevallig aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog – dat de Romantiek definitief ten grave werd gedragen. Het muzikale modernisme was twintig jaar eerder in dezelfde stad aangekondigd door Claude Debussy, wiens muziek op een verleidelijke manier vernieuwend was, en toch helemaal van zijn tijd. Een grotere schok veroorzaakte de jonge Rus Igor Stravinsky, die de aandacht al op zich had gevestigd met twee kleurrijke werken voor het vermaarde, in Parijs gevestigde balletgezelschap Les Ballets Russes: De vuurvogel (1909) en Petroesjka (1911). 

Dat het derde ballet, Le sacre du printemps, andere koek beloofde, gonsde al dagen voor de première door de stad. Maar dat de première-avond in het Théâtre des Champs-Élysées rellerig verliep, had vooral te maken met wat men zág. Alleen al het onderwerp was schandalig: een aantal primitieve heidense rituelen waarmee de komst van de lente wordt gevierd, waarbij als offer een jong meisje wordt uitgekozen dat zich dood danst. De zakkige kostuums, de hoekige houdingen en bewegingen van de dansers, het stampvoeten – het was allesbehalve sprookjesachtig, eerder barbaars.

Stravinsky’s muziek was al even innovatief als de choreografie van Vaslav Nijinsky

Stravinsky’s muziek was al even innovatief als de choreografie van Vaslav Nijinsky. Ze ontwaakt met de sfeervolle, hese melodie die een zonsopgang verklankt – gespeeld op fagot in een extreem hoog register. Geleidelijk stapelen melodiefragmenten en ostinato’s (ritmisch herhaalde begeleidingsfiguren) zich op tot een kakofonie – een ‘zwerm lentefluiten’ volgens de componist zelf. Als die stilvalt klinkt er een dreigend ostinato: de aankondiging van een ware klankrevolutie, het deel ‘Les augures printaniers’, waarin de strijkers minutenlang een zeer atonaal staccato-­akkoord herhalen (een septime-­akkoord op Es en een drieklank op Fes) dat het effect heeft van een slagwerkklank. Door de onregelmatige, onvoorspelbare accenten worden zowel de dansers als de luisteraars voortdurend op het verkeerde been gezet. Later mengt Stravinsky weer woeste ritmes en melodieën dooreen, afgewisseld met dreigende en lieflijke melodieën. Van the­matische ontwikkeling in klassieke zin lijkt geen sprake; de vorm doet eerder denken aan moderne filmmontage, met passages die bruut worden afgekapt en schijnbaar willekeurig overgaan in andere passages. Een collage-achtige manier van componeren die van grote invloed zou zijn op de gehele twintigste-eeuwse muziek. Maar weinigen beheersten haar zo goed als Stravinsky.

Igor Stravinsky
foto door Toronto Star Syndicate

Le sacre du printemps beleefde zijn première tijdens een rumoerige avond in Parijs, op 29 mei 1913. In zekere zin was dit het moment – niet toevallig aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog – dat de Romantiek definitief ten grave werd gedragen. Het muzikale modernisme was twintig jaar eerder in dezelfde stad aangekondigd door Claude Debussy, wiens muziek op een verleidelijke manier vernieuwend was, en toch helemaal van zijn tijd. Een grotere schok veroorzaakte de jonge Rus Igor Stravinsky, die de aandacht al op zich had gevestigd met twee kleurrijke werken voor het vermaarde, in Parijs gevestigde balletgezelschap Les Ballets Russes: De vuurvogel (1909) en Petroesjka (1911). 

Dat het derde ballet, Le sacre du printemps, andere koek beloofde, gonsde al dagen voor de première door de stad. Maar dat de première-avond in het Théâtre des Champs-Élysées rellerig verliep, had vooral te maken met wat men zág. Alleen al het onderwerp was schandalig: een aantal primitieve heidense rituelen waarmee de komst van de lente wordt gevierd, waarbij als offer een jong meisje wordt uitgekozen dat zich dood danst. De zakkige kostuums, de hoekige houdingen en bewegingen van de dansers, het stampvoeten – het was allesbehalve sprookjesachtig, eerder barbaars.

Stravinsky’s muziek was al even innovatief als de choreografie van Vaslav Nijinsky

Stravinsky’s muziek was al even innovatief als de choreografie van Vaslav Nijinsky. Ze ontwaakt met de sfeervolle, hese melodie die een zonsopgang verklankt – gespeeld op fagot in een extreem hoog register. Geleidelijk stapelen melodiefragmenten en ostinato’s (ritmisch herhaalde begeleidingsfiguren) zich op tot een kakofonie – een ‘zwerm lentefluiten’ volgens de componist zelf. Als die stilvalt klinkt er een dreigend ostinato: de aankondiging van een ware klankrevolutie, het deel ‘Les augures printaniers’, waarin de strijkers minutenlang een zeer atonaal staccato-­akkoord herhalen (een septime-­akkoord op Es en een drieklank op Fes) dat het effect heeft van een slagwerkklank. Door de onregelmatige, onvoorspelbare accenten worden zowel de dansers als de luisteraars voortdurend op het verkeerde been gezet. Later mengt Stravinsky weer woeste ritmes en melodieën dooreen, afgewisseld met dreigende en lieflijke melodieën. Van the­matische ontwikkeling in klassieke zin lijkt geen sprake; de vorm doet eerder denken aan moderne filmmontage, met passages die bruut worden afgekapt en schijnbaar willekeurig overgaan in andere passages. Een collage-achtige manier van componeren die van grote invloed zou zijn op de gehele twintigste-eeuwse muziek. Maar weinigen beheersten haar zo goed als Stravinsky.

  • Sacre du printemps (1913, première)

    Sacre du printemps (1913, première)

  • Sacre du printemps (1913, première)

    Sacre du printemps (1913, première)

Het publiek sprak er schande van: de vreemde houdingen en de kostuums die de dansers droegen tijjdens de première van de ‘Sacre’ in 1913

Al na de eerste maten klonk er hoon­gelach uit het publiek. Het rumoer zwol aan en overstemde al gauw de muziek. Vanuit de coulissen probeerde Nijinsky de dansers bij te staan door hardop de lastige ritmes mee te tellen. Uiteindelijk werden allerlei objecten naar het podium gegooid, ‘maar we bleven doorspelen’, aldus dirigent Pierre Monteux. 

Hij geloofde sterk in deze muziek en dirigeerde haar jarenlang veelvuldig in andere zalen. Zonder rellen, met succes. Want Le sacre du printemps is niet alleen baanbrekend, met zijn volksmelodieën en onweerstaanbare ritmes is het een tijdloos muziekstuk dat nog altijd even vitaal en aantrekkelijk klinkt als 112 (!) jaar geleden.

De eerste uitvoering van Le sacre du printemps door het Concertgebouworkest was de Nederlandse première op 12 ­oktober 1924 onder leiding van Pierre Monteux. Op 28 ­februa­ri 1926 leidde Igor Stravinsky zelf zijn ‘Sacre’ bij het Concert­gebouworkest, het was de eerste keer dat de componist het werk in het openbaar dirigeerde. De meest recente uitvoering was op 8 maart 2024 onder Klaus Mäkelä.

Het publiek sprak er schande van: de vreemde houdingen en de kostuums die de dansers droegen tijjdens de première van de ‘Sacre’ in 1913

Al na de eerste maten klonk er hoon­gelach uit het publiek. Het rumoer zwol aan en overstemde al gauw de muziek. Vanuit de coulissen probeerde Nijinsky de dansers bij te staan door hardop de lastige ritmes mee te tellen. Uiteindelijk werden allerlei objecten naar het podium gegooid, ‘maar we bleven doorspelen’, aldus dirigent Pierre Monteux. 

Hij geloofde sterk in deze muziek en dirigeerde haar jarenlang veelvuldig in andere zalen. Zonder rellen, met succes. Want Le sacre du printemps is niet alleen baanbrekend, met zijn volksmelodieën en onweerstaanbare ritmes is het een tijdloos muziekstuk dat nog altijd even vitaal en aantrekkelijk klinkt als 112 (!) jaar geleden.

De eerste uitvoering van Le sacre du printemps door het Concertgebouworkest was de Nederlandse première op 12 ­oktober 1924 onder leiding van Pierre Monteux. Op 28 ­februa­ri 1926 leidde Igor Stravinsky zelf zijn ‘Sacre’ bij het Concert­gebouworkest, het was de eerste keer dat de componist het werk in het openbaar dirigeerde. De meest recente uitvoering was op 8 maart 2024 onder Klaus Mäkelä.

door Martijn Voorvelt

Anna Thorvaldsdóttir (1977)

ARCHORA

door Martijn Voorvelt

  • Anna Thorvaldsdottir

    foto: Saga Sigurdardottir

    Anna Thorvaldsdottir

    foto: Saga Sigurdardottir

  • Anna Thorvaldsdottir

    foto: Saga Sigurdardottir

    Anna Thorvaldsdottir

    foto: Saga Sigurdardottir

Anna Thorvaldsdottir
foto door Saga Sigurdardottir

IJsland brengt al decennia een bonte stoet originele musici voort – van componisten in klassieke zin tot pop- en jazzmusici en van alles ertussenin. Ondanks de enorme variatie lijken de desolate landschappen van het eiland vaak door te klinken in al hun muziek. Zo ook in de composities van Anna Thorvaldsdóttir, een van de meest succesvolle exponenten van deze bijzondere muziekcultuur. Het Concertgebouworkest speelde op 1 oktober 2020 (in lockdowntijd) haar Hrím voor kamerorkest en in maart 2023 het groots opgezette symfonische gedicht Metacosmos.
ARCHORA (een Grieks-Latijnse samentrekking van arche [oer], chora [ruimte] en arcora [bogen]) ging op 11 augustus 2022 in première tijdens de BBC Proms. Sindsdien is het werk al door vijftien orkesten overal ter wereld uitgevoerd.

Alle kenmerken van Thorvaldsdóttirs stijl zijn erin terug te horen: traag verglijdende texturen, langgerekte, vaak dreigende lage tonen waarboven clusters zich verdichten tot grijze nevels en dan weer uitdunnen tot open harmonieën, langzame glissando’s (glijtonen), en uiterst karig melodisch materiaal.
Even typerend zijn de inspiratiebronnen – de componiste noemt het idee van een oerenergie en dat van ‘een alomtegenwoordige parallelle ­wereld, een wereld die zowel bekend als vreemd is, zowel statisch als veranderlijk, nergens en overal tegelijk. Het stuk draait om de extremen op het spectrum tussen oorsprong en de resulterende nagloed – en het conflict tussen die twee elementen, die desalniettemin fundamenteel één zijn.’ Het een komt uit het ander voort, maar beide zijn ‘de verbinding met elkaar kwijtgeraakt’. 

De drie delen gaan zonder onderbreking in elkaar over. Het duistere eerste deel is gebouwd op een dreigende toon (cis) waarboven stijgende clusters à la György Ligeti, boventoontexturen, percussieve geluiden en een dalende toonladderfiguur terugkerende elementen zijn. Het tweede deel beweegt zich van een meer harmonische klank op de toon a via een zeer dicht ruisend cluster naar c – de dalende toonladderfiguur keert terug. Het derde deel is verreweg het langst en veel lichter van toon, met subtiele kleurschakeringen en berustende akkoorden die uiteindelijk oplossen in het niets.

Anna Thorvaldsdottir
foto door Saga Sigurdardottir

IJsland brengt al decennia een bonte stoet originele musici voort – van componisten in klassieke zin tot pop- en jazzmusici en van alles ertussenin. Ondanks de enorme variatie lijken de desolate landschappen van het eiland vaak door te klinken in al hun muziek. Zo ook in de composities van Anna Thorvaldsdóttir, een van de meest succesvolle exponenten van deze bijzondere muziekcultuur. Het Concertgebouworkest speelde op 1 oktober 2020 (in lockdowntijd) haar Hrím voor kamerorkest en in maart 2023 het groots opgezette symfonische gedicht Metacosmos.
ARCHORA (een Grieks-Latijnse samentrekking van arche [oer], chora [ruimte] en arcora [bogen]) ging op 11 augustus 2022 in première tijdens de BBC Proms. Sindsdien is het werk al door vijftien orkesten overal ter wereld uitgevoerd.

Alle kenmerken van Thorvaldsdóttirs stijl zijn erin terug te horen: traag verglijdende texturen, langgerekte, vaak dreigende lage tonen waarboven clusters zich verdichten tot grijze nevels en dan weer uitdunnen tot open harmonieën, langzame glissando’s (glijtonen), en uiterst karig melodisch materiaal.
Even typerend zijn de inspiratiebronnen – de componiste noemt het idee van een oerenergie en dat van ‘een alomtegenwoordige parallelle ­wereld, een wereld die zowel bekend als vreemd is, zowel statisch als veranderlijk, nergens en overal tegelijk. Het stuk draait om de extremen op het spectrum tussen oorsprong en de resulterende nagloed – en het conflict tussen die twee elementen, die desalniettemin fundamenteel één zijn.’ Het een komt uit het ander voort, maar beide zijn ‘de verbinding met elkaar kwijtgeraakt’. 

De drie delen gaan zonder onderbreking in elkaar over. Het duistere eerste deel is gebouwd op een dreigende toon (cis) waarboven stijgende clusters à la György Ligeti, boventoontexturen, percussieve geluiden en een dalende toonladderfiguur terugkerende elementen zijn. Het tweede deel beweegt zich van een meer harmonische klank op de toon a via een zeer dicht ruisend cluster naar c – de dalende toonladderfiguur keert terug. Het derde deel is verreweg het langst en veel lichter van toon, met subtiele kleurschakeringen en berustende akkoorden die uiteindelijk oplossen in het niets.

door Martijn Voorvelt

Camille Saint-Saëns (1835-1921)

‘Egyptisch’ pianoconcert

door Martijn Voorvelt

  • Camille Saint-Saëns

    Foto: Pierre Petit

    Camille Saint-Saëns

    Foto: Pierre Petit

  • Camille Saint-Saëns

    Foto: Pierre Petit

    Camille Saint-Saëns

    Foto: Pierre Petit

Camille Saint-Saëns in 1900
foto door Pierre Petit

Met zijn in Egypte gecomponeerde Vijfde pianoconcert bracht Camille Saint-Saëns zijn impressie van dat land naar de concertzaal. Het leverde de meest gedurfde maten in zijn oeuvre op. Bekijk hier Camille Saint-Saëns Vijfde pianoconcert nader toegelicht in onze rubriek Notenbeeld.

Op 9 oktober 1902 speelde het Concertgebouworkest Saint-­Saëns’ Vijfde pianoconcert voor het eerst, en wel onder leiding van Willem Mengelberg en met als solist niemand minder dan Ferruccio Busoni. Sindsdien stond het werk slechts veertien keer op de lessenaars, de laatste zes keren in november 2011, toen Andris Nelsons het dirigeerde in Amsterdam, Wenen en Athene met ook toen als solist Jean-Yves Thibaudet.

Camille Saint-Saëns in 1900
foto door Pierre Petit

Met zijn in Egypte gecomponeerde Vijfde pianoconcert bracht Camille Saint-Saëns zijn impressie van dat land naar de concertzaal. Het leverde de meest gedurfde maten in zijn oeuvre op. Bekijk hier Camille Saint-Saëns Vijfde pianoconcert nader toegelicht in onze rubriek Notenbeeld.

Op 9 oktober 1902 speelde het Concertgebouworkest Saint-­Saëns’ Vijfde pianoconcert voor het eerst, en wel onder leiding van Willem Mengelberg en met als solist niemand minder dan Ferruccio Busoni. Sindsdien stond het werk slechts veertien keer op de lessenaars, de laatste zes keren in november 2011, toen Andris Nelsons het dirigeerde in Amsterdam, Wenen en Athene met ook toen als solist Jean-Yves Thibaudet.

door Martijn Voorvelt

Igor Stravinsky (1882-1971)

Le sacre du printemps

door Martijn Voorvelt

  • Igor Stravinsky

    Foto: Toronto Star Syndicate

    Igor Stravinsky

    Foto: Toronto Star Syndicate

  • Igor Stravinsky

    Foto: Toronto Star Syndicate

    Igor Stravinsky

    Foto: Toronto Star Syndicate

Igor Stravinsky
foto door Toronto Star Syndicate

Le sacre du printemps beleefde zijn première tijdens een rumoerige avond in Parijs, op 29 mei 1913. In zekere zin was dit het moment – niet toevallig aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog – dat de Romantiek definitief ten grave werd gedragen. Het muzikale modernisme was twintig jaar eerder in dezelfde stad aangekondigd door Claude Debussy, wiens muziek op een verleidelijke manier vernieuwend was, en toch helemaal van zijn tijd. Een grotere schok veroorzaakte de jonge Rus Igor Stravinsky, die de aandacht al op zich had gevestigd met twee kleurrijke werken voor het vermaarde, in Parijs gevestigde balletgezelschap Les Ballets Russes: De vuurvogel (1909) en Petroesjka (1911). 

Dat het derde ballet, Le sacre du printemps, andere koek beloofde, gonsde al dagen voor de première door de stad. Maar dat de première-avond in het Théâtre des Champs-Élysées rellerig verliep, had vooral te maken met wat men zág. Alleen al het onderwerp was schandalig: een aantal primitieve heidense rituelen waarmee de komst van de lente wordt gevierd, waarbij als offer een jong meisje wordt uitgekozen dat zich dood danst. De zakkige kostuums, de hoekige houdingen en bewegingen van de dansers, het stampvoeten – het was allesbehalve sprookjesachtig, eerder barbaars.

Stravinsky’s muziek was al even innovatief als de choreografie van Vaslav Nijinsky

Stravinsky’s muziek was al even innovatief als de choreografie van Vaslav Nijinsky. Ze ontwaakt met de sfeervolle, hese melodie die een zonsopgang verklankt – gespeeld op fagot in een extreem hoog register. Geleidelijk stapelen melodiefragmenten en ostinato’s (ritmisch herhaalde begeleidingsfiguren) zich op tot een kakofonie – een ‘zwerm lentefluiten’ volgens de componist zelf. Als die stilvalt klinkt er een dreigend ostinato: de aankondiging van een ware klankrevolutie, het deel ‘Les augures printaniers’, waarin de strijkers minutenlang een zeer atonaal staccato-­akkoord herhalen (een septime-­akkoord op Es en een drieklank op Fes) dat het effect heeft van een slagwerkklank. Door de onregelmatige, onvoorspelbare accenten worden zowel de dansers als de luisteraars voortdurend op het verkeerde been gezet. Later mengt Stravinsky weer woeste ritmes en melodieën dooreen, afgewisseld met dreigende en lieflijke melodieën. Van the­matische ontwikkeling in klassieke zin lijkt geen sprake; de vorm doet eerder denken aan moderne filmmontage, met passages die bruut worden afgekapt en schijnbaar willekeurig overgaan in andere passages. Een collage-achtige manier van componeren die van grote invloed zou zijn op de gehele twintigste-eeuwse muziek. Maar weinigen beheersten haar zo goed als Stravinsky.

Igor Stravinsky
foto door Toronto Star Syndicate

Le sacre du printemps beleefde zijn première tijdens een rumoerige avond in Parijs, op 29 mei 1913. In zekere zin was dit het moment – niet toevallig aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog – dat de Romantiek definitief ten grave werd gedragen. Het muzikale modernisme was twintig jaar eerder in dezelfde stad aangekondigd door Claude Debussy, wiens muziek op een verleidelijke manier vernieuwend was, en toch helemaal van zijn tijd. Een grotere schok veroorzaakte de jonge Rus Igor Stravinsky, die de aandacht al op zich had gevestigd met twee kleurrijke werken voor het vermaarde, in Parijs gevestigde balletgezelschap Les Ballets Russes: De vuurvogel (1909) en Petroesjka (1911). 

Dat het derde ballet, Le sacre du printemps, andere koek beloofde, gonsde al dagen voor de première door de stad. Maar dat de première-avond in het Théâtre des Champs-Élysées rellerig verliep, had vooral te maken met wat men zág. Alleen al het onderwerp was schandalig: een aantal primitieve heidense rituelen waarmee de komst van de lente wordt gevierd, waarbij als offer een jong meisje wordt uitgekozen dat zich dood danst. De zakkige kostuums, de hoekige houdingen en bewegingen van de dansers, het stampvoeten – het was allesbehalve sprookjesachtig, eerder barbaars.

Stravinsky’s muziek was al even innovatief als de choreografie van Vaslav Nijinsky

Stravinsky’s muziek was al even innovatief als de choreografie van Vaslav Nijinsky. Ze ontwaakt met de sfeervolle, hese melodie die een zonsopgang verklankt – gespeeld op fagot in een extreem hoog register. Geleidelijk stapelen melodiefragmenten en ostinato’s (ritmisch herhaalde begeleidingsfiguren) zich op tot een kakofonie – een ‘zwerm lentefluiten’ volgens de componist zelf. Als die stilvalt klinkt er een dreigend ostinato: de aankondiging van een ware klankrevolutie, het deel ‘Les augures printaniers’, waarin de strijkers minutenlang een zeer atonaal staccato-­akkoord herhalen (een septime-­akkoord op Es en een drieklank op Fes) dat het effect heeft van een slagwerkklank. Door de onregelmatige, onvoorspelbare accenten worden zowel de dansers als de luisteraars voortdurend op het verkeerde been gezet. Later mengt Stravinsky weer woeste ritmes en melodieën dooreen, afgewisseld met dreigende en lieflijke melodieën. Van the­matische ontwikkeling in klassieke zin lijkt geen sprake; de vorm doet eerder denken aan moderne filmmontage, met passages die bruut worden afgekapt en schijnbaar willekeurig overgaan in andere passages. Een collage-achtige manier van componeren die van grote invloed zou zijn op de gehele twintigste-eeuwse muziek. Maar weinigen beheersten haar zo goed als Stravinsky.

  • Sacre du printemps (1913, première)

    Sacre du printemps (1913, première)

  • Sacre du printemps (1913, première)

    Sacre du printemps (1913, première)

Het publiek sprak er schande van: de vreemde houdingen en de kostuums die de dansers droegen tijjdens de première van de ‘Sacre’ in 1913

Al na de eerste maten klonk er hoon­gelach uit het publiek. Het rumoer zwol aan en overstemde al gauw de muziek. Vanuit de coulissen probeerde Nijinsky de dansers bij te staan door hardop de lastige ritmes mee te tellen. Uiteindelijk werden allerlei objecten naar het podium gegooid, ‘maar we bleven doorspelen’, aldus dirigent Pierre Monteux. 

Hij geloofde sterk in deze muziek en dirigeerde haar jarenlang veelvuldig in andere zalen. Zonder rellen, met succes. Want Le sacre du printemps is niet alleen baanbrekend, met zijn volksmelodieën en onweerstaanbare ritmes is het een tijdloos muziekstuk dat nog altijd even vitaal en aantrekkelijk klinkt als 112 (!) jaar geleden.

De eerste uitvoering van Le sacre du printemps door het Concertgebouworkest was de Nederlandse première op 12 ­oktober 1924 onder leiding van Pierre Monteux. Op 28 ­februa­ri 1926 leidde Igor Stravinsky zelf zijn ‘Sacre’ bij het Concert­gebouworkest, het was de eerste keer dat de componist het werk in het openbaar dirigeerde. De meest recente uitvoering was op 8 maart 2024 onder Klaus Mäkelä.

Het publiek sprak er schande van: de vreemde houdingen en de kostuums die de dansers droegen tijjdens de première van de ‘Sacre’ in 1913

Al na de eerste maten klonk er hoon­gelach uit het publiek. Het rumoer zwol aan en overstemde al gauw de muziek. Vanuit de coulissen probeerde Nijinsky de dansers bij te staan door hardop de lastige ritmes mee te tellen. Uiteindelijk werden allerlei objecten naar het podium gegooid, ‘maar we bleven doorspelen’, aldus dirigent Pierre Monteux. 

Hij geloofde sterk in deze muziek en dirigeerde haar jarenlang veelvuldig in andere zalen. Zonder rellen, met succes. Want Le sacre du printemps is niet alleen baanbrekend, met zijn volksmelodieën en onweerstaanbare ritmes is het een tijdloos muziekstuk dat nog altijd even vitaal en aantrekkelijk klinkt als 112 (!) jaar geleden.

De eerste uitvoering van Le sacre du printemps door het Concertgebouworkest was de Nederlandse première op 12 ­oktober 1924 onder leiding van Pierre Monteux. Op 28 ­februa­ri 1926 leidde Igor Stravinsky zelf zijn ‘Sacre’ bij het Concert­gebouworkest, het was de eerste keer dat de componist het werk in het openbaar dirigeerde. De meest recente uitvoering was op 8 maart 2024 onder Klaus Mäkelä.

door Martijn Voorvelt

Biografie

Koninklijk Concertgebouworkest, orkest

Al 137 jaar brengt het Koninklijk Concertgebouw­orkest muziek tot leven. Het Amsterdamse orkest wordt wereldwijd geroemd om zijn unieke klank en zijn veelzijdige repertoire en heeft het voorrecht om met de meest vooraanstaande dirigenten en solisten te mogen samenwerken. Klaus Mäkelä, met wie sinds 2020 een hechte band bestaat, wordt in 2027 chef-dirigent. Zijn voorgangers waren Willem Kes, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly (sinds 2004 conductor emeritus), Mariss Jansons en Daniele Gatti. Iván Fischer is honorair gastdirigent.

Jaarlijks geeft het orkest zo’n 130 concerten. Thuis, in Het Concertgebouw, maar ook in de meest prestigieuze concertzalen wereldwijd. Daarmee is het Concert­gebouworkest een ambassadeur voor Nederland. Hare Majesteit Koningin Máxima is beschermvrouwe van het orkest.
Vanaf het begin is veel samengewerkt met componisten. Zo dirigeerden Richard Strauss, Gustav Mahler, Arnold Schönberg en Igor Stravinsky zelf meer dan eens het Concertgebouworkest. Jaarlijks gaan meerdere opdrachtwerken in première.

Het orkest ziet het als zijn verantwoordelijkheid om de kracht van symfonische muziek door te geven. Via de Academie van het Concertgebouworkest en het internationale jeugdorkest Young delen orkestmusici hun kennis, ervaring en liefde voor het vak met volgende generaties. Voor veelbelovende dirigenten zijn er de Ammodo Masterclass en het Bernard Ha­itink Associate Conductorship. Met vernieuwende concertvormen en uitvoeringen buiten de concertzaal inspireert het orkest nieuwe luisteraars.

Het grootste deel van de inkomsten haalt het Concertgebouworkest uit concerten in binnen- en buitenland. Het orkest is dankbaar voor de steun die het ontvangt van zijn publiek, het Ministerie van OCW, de gemeente Amsterdam, global partners ING, Booking.com en The Magnum Ice Cream Company, en vele sponsoren, ­fondsen en donateurs wereldwijd.

Bekijk hier alle musici van het Koninklijk Concertgebouworkest

Klaus Mäkelä, dirigent

Klaus Mäkelä is chef-dirigent van de Oslo Philharmonic sinds 2020 en muziekdirecteur van het Orchestre de Paris sinds 2021. In 2022 werd bekendgemaakt dat hij in september 2027 de achtste chef-dirigent van het Concertgebouworkest wordt. Tegelijkertijd begint hij dan als music director van het Chicago Symphony Orchestra.

Klaus Mäkelä heeft een exclusief contract met Decca Classics, waarvoor hij met de Oslo Philharmonic onder meer alle symfonieën van Sibelius opnam en werkt aan een Sjostakovitsj-cyclus, en met het Orchestre de Paris twee albums gewijd aan de Ballets Russes-werken van Debussy en Stravinsky uitbracht.

Met de Oslo Philharmonic reisde Klaus Mäkelä door Oost-Azië en trad hij op in Hamburg, Amsterdam, Parijs en Wenen. Bij het Orchestre de Paris lag de focus in seizoen 2024/2025 op Franse componisten en nieuwe muziek tijdens concerten in heel Europa en op tournee in Azië. Na zijn overtuigende debuut bij het Concertgebouworkest in september 2020 werd Klaus Mäkelä vaak teruggevraagd, waarna het orkest hem benoemde tot toekomstig chef-dirigent.

In seizoen 2024/2025 tourde hij voor het eerst met het orkest naar de Verenigde Staten, in 2025/2026 staat onder meer een tournee naar Oost-Azië op het programma en start een jaarlijkse residency op de Osterfestspiele in Baden-Baden. Als gastdirigent stond Klaus Mäkelä onder meer voor de Berliner Philharmoniker, de Wiener Philharmoniker en The Cleveland Orchestra.

Als cellist speelt hij bij gelegenheid samen met leden van het Concertgebouworkest en zijn orkesten in Oslo en Parijs, en speelt hij iedere zomer op het Verbier Festival. Klaus Mäkelä studeerde orkestdirectie aan de Sibelius-Academie in Helsinki bij Jorma Panula en cello bij Marko Ylönen, Timo Hanhinen en Hannu Kiiski.

Actuele concerten met Klaus Mäkelä

Jean-Yves Thibaudet, piano

Het repertoire van de uit Lyon afkomstige pianist Jean-Yves Thibaudet reikt van Beethoven tot MacMillan, van jazz tot opera. Al op zijn twaalfde ging hij studeren aan het conservatorium in Parijs bij Aldo Ciccolini en Lucette Davis. Drie jaar later won hij de Premier Prix du Conservatoire en weer drie jaar later, in 1981, de Young Concert Artists International Auditions in New York.

In korte tijd debuteerde hij op de gerenommeerde podia van de Verenigde Staten, Europa en Azië. Sindsdien treedt hij wereldwijd op met grote orkesten in vrijwel alle belangrijke concertzalen. Zijn uitgebreide catalogus van meer dan vijftig cd’s leverde hem onder meer twee Grammy-nominaties, een Preis der deutschen Schallplattenkritik, een Diapason d’Or, een Choc du Monde de la Musique, een Edison en meerdere Gramophone Awards op, en zijn pianospel is te horen op de soundtracks van onder meer The French Dispatch, Pride and Prejudice en Atonement.

Jean-Yves Thibaudet is verbonden aan de Colburn School in Los Angeles, en samen met cellist Gautier Capuçon is hij artistiek leider van het Festival Musique & Vin in Clos de Vougeot. In 2001 werd hij benoemd tot Chevalier de l’Ordre des Arts et des Lettres en in 2012 promoveerde hij tot Officier. Sinds 2010 prijkt zijn naam in de Hollywood Bowl Hall of Fame.

Sinds zijn debuut in 1988 is Jean-Yves Thibaudet veelvuldig te gast geweest bij het Concertgebouworkest, waar hij in 2015/2016 artist in residence was. De laatste samenwerking dateert van april 2025, toen de Fransman te gast was met het Pianoconcert van Chatsjatoerjan.