Camille Saint-Saëns: Vijfde pianoconcert
door Michiel Cleij 15 aug. 2025 15 augustus 2025
Met zijn in Egypte gecomponeerde Vijfde pianoconcert bracht Camille Saint-Saëns zijn impressie van dat land naar de concertzaal. Het leverde de meest gedurfde maten in zijn oeuvre op.
Exotische culturen zijn altijd een aanjager van muzikale creativiteit geweest. Jean-Philippe Rameau (1683-1764) was de eerste die zich erdoor liet inspireren, zo’n tweeënhalve eeuw na Columbus’ intrede in de Nieuwe Wereld. Dat leidde tot Les Indes galantes, een opera over de ‘wilden’ aldaar. Het was een vroeg staaltje muzikaal toerisme dat in de negentiende eeuw een piek bereikte, vooral bij Russische en Franse componisten. De meeste van die virtuele wereldreizigers waren nog nooit op hun droomlocatie geweest en deden er vanachter hun schrijftafel of piano een romantische gooi naar. Camille Saint-Saëns was in zekere zin een uitzondering. Hij was een uitgesproken erudiet kunstenaar, reislustig, geïnteresseerd in wiskunde en literatuur en een enthousiast amateurarcheoloog. Diverse malen reisde hij naar Noord-Afrika; even overwoog hij zelfs er te gaan wonen. Tijdens die werkvakanties – want dat waren het – noteerde hij naar beste kunnen de Arabische melodieën die hij hoorde en probeerde hij zelfs vogelzang in notenschrift te vangen – ruim tien jaar voordat Béla Bartók boerenmuziek bestudeerde op het Hongaarse platteland en decennia eer Olivier Messiaen vogelgeluiden in pianoklank vertaalde. Een (semi-)wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt ten ennmale bij Saint-Saëns, maar hij scoorde wel hetzelfde effect: hij bood het publiek een klankwereld die door geen eerdere componist was ontsloten.
Couleur locale
Saints-Saëns’ verkenningen van Algerije, Tunesië en Egypte leverden diverse composities op waarvan het Vijfde pianoconcert het beroemdst werd. De bijnaam ‘Egyptisch’ is enigszins misleidend: alleen het verhalende middendeel verraadt dat het werk tot stand kwam in Luxor, aan de oevers van de Nijl. De twee hoekdelen klinken onversneden Frans, die zorgen voor het nodige perspectief. Saint-Saëns zelf omschreef de compositie als ‘een reis’, met een dromerige start vol verlangen en een terugtocht waarin je het getuf van een boot kunt horen. In het centrale Andante vormt de Egyptische couleur locale een ware regenboog. De on-Europese klank zit hem niet alleen in de noten. Ook de impulsief aandoende ‘verteltrant’ is deels gemodelleerd naar Arabische muziek, waarin improvisatie een hoofdrol speelt. Juist omdat Saint-Saëns zo’n stijlvaste aanhanger van klassieke evenwichtigheid was, is het effect daarvan extra vervreemdend. Een experimenteel componist zou hij nooit worden, maar dit Andante bewijst dat hij niet de fantasieloze classicist was waarvoor hij vaak werd versleten – én dat zijn kritiek op de impressionistische, quasi-geïmproviseerde klankschilderingen van de nieuwlichter Claude Debussy een nogal hypocriet randje had: Saint-Saëns komt er hier zelf verrassend dicht bij in de buurt.
Gepeperde klank
Het deel begint met een beproefd staaltje exotisme. De piano trapt af met een vurige opwaartse toonladder die sterk is gekruid met de karakteristieke opeenvolging van een kleine secunde en een grote terts, hier a-bes-cis (Figuur 1). Het is een ladder die Franse componisten destijds graag gebruikten om muziek uit de ‘wildernis’ ten zuiden van de Pyreneeën te imiteren; de nuanceverschillen tussen de vele Iberische, Arabische, Midden-Oosterse en zelfs Indiase culturen werden niet al te nauw genomen. Dat Saint-Saëns Egyptische muziek wel degelijk van nabij kende, maakt hier niet eens uit; de gepeperde klank van de toonladder appelleert vooral aan het feit dat het doorsneepubliek die muziek níet kende en zich dus snel liet imponeren. Natuurlijk boet het Egyptische element flink aan authenticiteit in doordat een oer-Europese piano de vertolker is; dezelfde ladder klinkt meteen veel ‘oriëntaalser’ wanneer die wat later door een solofluit wordt gespeeld.
Figuur 1. De piano trapt in het tweede deel af met een oriëntaals aandoende toonladder
Het decor is opgetrokken: we zijn in een ver land. En daarom lijkt de melodie die vervolgens uit de piano opstijgt ook exotischer dan ze is (Figuur 2). Tijdens een tochtje over de Nijl hoorde Saint-Saëns de bootslui dit liefdeslied zingen, maar opmerkelijk genoeg ontbreken hier juist de typische on-Europese intervallen. De klaterende begeleiding van de rechterhand is genoeg om het surrealistisch en trance-achtig te laten klinken.
Hutspot
Figuur 2. Saint-Saëns liet zich inspireren door Egyptische bootslui die hij een liefdeslied hoorde zingen
De uitwerking van het ‘liefdesthema’ is conventioneel, maar het wordt geflankeerd door de meest gedurfde passages die Saint-Saëns schreef. Nergens in zijn hele oeuvre verwijdert hij zich zo ver van zijn klassieke rechtlijnigheid. De pianopartij zit vol grilligheden, onafgeronde frasen en plotselinge pauzes, veelal gekleurd door (wederom) die Midden-Oosterse toonladder. Eén van die wonderlijke, volledig op zichzelf staande episodes imiteert het getsjirp van krekels terwijl de linkerhand (pentatonische) motiefjes speelt die eerder naar het Verre Oosten klinken dan naar Egypte (Figuur 3). Maar het meest curieus is wel de pianistische kleuring die Saint-Saëns toepast op een losse frase die opklinkt als een eenzame stem uit de woestijn: de melodielijn krijgt een glansrand van hoge, parallelle sexten in een nét andere toonsoort, met een volstrekt uniek klankeffect (Figuur 4).
Figuur 3. Het getsjirp van de krekels in de rechterhand wordt in de linkerhand begeleid door ‘Verre Oosters’-aandoende motiefjes
Figuur 4. De stijlvaste Saint-Saëns lijkt in een van de pianofrases het experiment aan te gaan
Op zulke momenten is het overduidelijk dat het Saint-Saëns niet om authenticiteit ging. Zijn Egypte is een multiculturele, musico-biologische hutspot die maar één doel dient: de luisteraar voor even verplaatsen naar een andere plaats en tijd. En daarbij trad hij zelf, in weerwil van zijn conservatisme, buiten zijn eigen comfortzone. Overigens interesseerde hij zich ook voor sterrenkunde en de nog prille luchtvaart; aan een pianoconcert over de eerste maanreis kwam hij helaas niet meer toe.
Het Koninklijk Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent
Jean-Yves Thibaudet piano
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma
Beluister ook de playlist bij dit artikel:
Exotische culturen zijn altijd een aanjager van muzikale creativiteit geweest. Jean-Philippe Rameau (1683-1764) was de eerste die zich erdoor liet inspireren, zo’n tweeënhalve eeuw na Columbus’ intrede in de Nieuwe Wereld. Dat leidde tot Les Indes galantes, een opera over de ‘wilden’ aldaar. Het was een vroeg staaltje muzikaal toerisme dat in de negentiende eeuw een piek bereikte, vooral bij Russische en Franse componisten. De meeste van die virtuele wereldreizigers waren nog nooit op hun droomlocatie geweest en deden er vanachter hun schrijftafel of piano een romantische gooi naar. Camille Saint-Saëns was in zekere zin een uitzondering. Hij was een uitgesproken erudiet kunstenaar, reislustig, geïnteresseerd in wiskunde en literatuur en een enthousiast amateurarcheoloog. Diverse malen reisde hij naar Noord-Afrika; even overwoog hij zelfs er te gaan wonen. Tijdens die werkvakanties – want dat waren het – noteerde hij naar beste kunnen de Arabische melodieën die hij hoorde en probeerde hij zelfs vogelzang in notenschrift te vangen – ruim tien jaar voordat Béla Bartók boerenmuziek bestudeerde op het Hongaarse platteland en decennia eer Olivier Messiaen vogelgeluiden in pianoklank vertaalde. Een (semi-)wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt ten ennmale bij Saint-Saëns, maar hij scoorde wel hetzelfde effect: hij bood het publiek een klankwereld die door geen eerdere componist was ontsloten.
Couleur locale
Saints-Saëns’ verkenningen van Algerije, Tunesië en Egypte leverden diverse composities op waarvan het Vijfde pianoconcert het beroemdst werd. De bijnaam ‘Egyptisch’ is enigszins misleidend: alleen het verhalende middendeel verraadt dat het werk tot stand kwam in Luxor, aan de oevers van de Nijl. De twee hoekdelen klinken onversneden Frans, die zorgen voor het nodige perspectief. Saint-Saëns zelf omschreef de compositie als ‘een reis’, met een dromerige start vol verlangen en een terugtocht waarin je het getuf van een boot kunt horen. In het centrale Andante vormt de Egyptische couleur locale een ware regenboog. De on-Europese klank zit hem niet alleen in de noten. Ook de impulsief aandoende ‘verteltrant’ is deels gemodelleerd naar Arabische muziek, waarin improvisatie een hoofdrol speelt. Juist omdat Saint-Saëns zo’n stijlvaste aanhanger van klassieke evenwichtigheid was, is het effect daarvan extra vervreemdend. Een experimenteel componist zou hij nooit worden, maar dit Andante bewijst dat hij niet de fantasieloze classicist was waarvoor hij vaak werd versleten – én dat zijn kritiek op de impressionistische, quasi-geïmproviseerde klankschilderingen van de nieuwlichter Claude Debussy een nogal hypocriet randje had: Saint-Saëns komt er hier zelf verrassend dicht bij in de buurt.
Gepeperde klank
Het deel begint met een beproefd staaltje exotisme. De piano trapt af met een vurige opwaartse toonladder die sterk is gekruid met de karakteristieke opeenvolging van een kleine secunde en een grote terts, hier a-bes-cis (Figuur 1). Het is een ladder die Franse componisten destijds graag gebruikten om muziek uit de ‘wildernis’ ten zuiden van de Pyreneeën te imiteren; de nuanceverschillen tussen de vele Iberische, Arabische, Midden-Oosterse en zelfs Indiase culturen werden niet al te nauw genomen. Dat Saint-Saëns Egyptische muziek wel degelijk van nabij kende, maakt hier niet eens uit; de gepeperde klank van de toonladder appelleert vooral aan het feit dat het doorsneepubliek die muziek níet kende en zich dus snel liet imponeren. Natuurlijk boet het Egyptische element flink aan authenticiteit in doordat een oer-Europese piano de vertolker is; dezelfde ladder klinkt meteen veel ‘oriëntaalser’ wanneer die wat later door een solofluit wordt gespeeld.
Figuur 1. De piano trapt in het tweede deel af met een oriëntaals aandoende toonladder
Het decor is opgetrokken: we zijn in een ver land. En daarom lijkt de melodie die vervolgens uit de piano opstijgt ook exotischer dan ze is (Figuur 2). Tijdens een tochtje over de Nijl hoorde Saint-Saëns de bootslui dit liefdeslied zingen, maar opmerkelijk genoeg ontbreken hier juist de typische on-Europese intervallen. De klaterende begeleiding van de rechterhand is genoeg om het surrealistisch en trance-achtig te laten klinken.
Hutspot
Figuur 2. Saint-Saëns liet zich inspireren door Egyptische bootslui die hij een liefdeslied hoorde zingen
De uitwerking van het ‘liefdesthema’ is conventioneel, maar het wordt geflankeerd door de meest gedurfde passages die Saint-Saëns schreef. Nergens in zijn hele oeuvre verwijdert hij zich zo ver van zijn klassieke rechtlijnigheid. De pianopartij zit vol grilligheden, onafgeronde frasen en plotselinge pauzes, veelal gekleurd door (wederom) die Midden-Oosterse toonladder. Eén van die wonderlijke, volledig op zichzelf staande episodes imiteert het getsjirp van krekels terwijl de linkerhand (pentatonische) motiefjes speelt die eerder naar het Verre Oosten klinken dan naar Egypte (Figuur 3). Maar het meest curieus is wel de pianistische kleuring die Saint-Saëns toepast op een losse frase die opklinkt als een eenzame stem uit de woestijn: de melodielijn krijgt een glansrand van hoge, parallelle sexten in een nét andere toonsoort, met een volstrekt uniek klankeffect (Figuur 4).
Figuur 3. Het getsjirp van de krekels in de rechterhand wordt in de linkerhand begeleid door ‘Verre Oosters’-aandoende motiefjes
Figuur 4. De stijlvaste Saint-Saëns lijkt in een van de pianofrases het experiment aan te gaan
Op zulke momenten is het overduidelijk dat het Saint-Saëns niet om authenticiteit ging. Zijn Egypte is een multiculturele, musico-biologische hutspot die maar één doel dient: de luisteraar voor even verplaatsen naar een andere plaats en tijd. En daarbij trad hij zelf, in weerwil van zijn conservatisme, buiten zijn eigen comfortzone. Overigens interesseerde hij zich ook voor sterrenkunde en de nog prille luchtvaart; aan een pianoconcert over de eerste maanreis kwam hij helaas niet meer toe.
Het Koninklijk Concertgebouworkest
Klaus Mäkelä dirigent
Jean-Yves Thibaudet piano
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma
Beluister ook de playlist bij dit artikel: