Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
column

Optimalisering

door Anna de Vey Mestdagh
15 feb. 2022 15 februari 2022

Tweede violiste in het Concertgebouworkest Anna de Vey Mestdagh laat in haar maandelijkse column voor Preludium weten wat haar zoal bezighoudt. Deze maand: wat is de meest ideale orkestopstelling?

In bijna alle orkesten ter wereld zitten de klarinettisten vanuit de zaal gezien links van de fagottisten. Behalve in het Concertgebouworkest. Hoezo eigenlijk?

Ooit, heel lang geleden, zaten fluiten, hobo’s en klarinetten naast elkaar op het eerste rijtje achter de strijkers. Daarachter bevonden zich de fagotten, tussen de trompetten en de hoorns. Op een gegeven moment werd besloten dat de klarinetten naar achteren zouden gaan zodat de houtblazers onderling beter contact konden houden. In de meeste orkesten kwamen de klarinetten tussen fagot en hoorn terecht. Toenmalig chef-dirigent Eduard van Beinum echter achtte het van het grootste belang dat de fagotten naast de hoorns bleven zitten omdat die twee groepen vaak samen spelen. Zodoende.

Het lijkt misschien alsof er sindsdien niks meer is veranderd, maar niets is minder waar. We blijven zoeken naar de ideale orkestopstelling, en die kan wisselen per programma, per zaal of per dirigent. Bij muziek uit de achttiende eeuw zitten de tweede violen bijvoorbeeld vaak tegenover de eerste violen in plaats van ernaast, zodat er een mooi stereo-­effect ontstaat tussen beide partijen, die een vraag- en antwoordspel spelen. Nadeel is wel dat de timing lastiger wordt omdat beide groepen elkaar minder goed kunnen horen.

Het bontst maakte ooit Iván Fischer het toen we Beethovens Zesde symfonie speelden: hij zette de eerste ­houtblazers helemaal vooraan tussen de eerste lessenaars van de strijkers, ver weg van de rest van hun groep. De blazersmelodieën mengden zo prachtig met de meanderende begeleiding van de strijkers. Ook deze week (begin februari) is hij weer te gast en verrast hij ons. Dit keer is er een speciale choreografie voor de hoorns, die in de finale van Mahlers Eerste symfonie zoals gebruikelijk opstaan. De verrassing is dat ze na een aantal maten spatgelijk een kwartslag draaien zodat hun geluid plotseling recht de zaal in wordt geprojecteerd.

Want al deze experimenten zijn echt niet bedoeld voor het mooie plaatje, maar louter en alleen ter optimalisering van de klank.

In bijna alle orkesten ter wereld zitten de klarinettisten vanuit de zaal gezien links van de fagottisten. Behalve in het Concertgebouworkest. Hoezo eigenlijk?

Ooit, heel lang geleden, zaten fluiten, hobo’s en klarinetten naast elkaar op het eerste rijtje achter de strijkers. Daarachter bevonden zich de fagotten, tussen de trompetten en de hoorns. Op een gegeven moment werd besloten dat de klarinetten naar achteren zouden gaan zodat de houtblazers onderling beter contact konden houden. In de meeste orkesten kwamen de klarinetten tussen fagot en hoorn terecht. Toenmalig chef-dirigent Eduard van Beinum echter achtte het van het grootste belang dat de fagotten naast de hoorns bleven zitten omdat die twee groepen vaak samen spelen. Zodoende.

Het lijkt misschien alsof er sindsdien niks meer is veranderd, maar niets is minder waar. We blijven zoeken naar de ideale orkestopstelling, en die kan wisselen per programma, per zaal of per dirigent. Bij muziek uit de achttiende eeuw zitten de tweede violen bijvoorbeeld vaak tegenover de eerste violen in plaats van ernaast, zodat er een mooi stereo-­effect ontstaat tussen beide partijen, die een vraag- en antwoordspel spelen. Nadeel is wel dat de timing lastiger wordt omdat beide groepen elkaar minder goed kunnen horen.

Het bontst maakte ooit Iván Fischer het toen we Beethovens Zesde symfonie speelden: hij zette de eerste ­houtblazers helemaal vooraan tussen de eerste lessenaars van de strijkers, ver weg van de rest van hun groep. De blazersmelodieën mengden zo prachtig met de meanderende begeleiding van de strijkers. Ook deze week (begin februari) is hij weer te gast en verrast hij ons. Dit keer is er een speciale choreografie voor de hoorns, die in de finale van Mahlers Eerste symfonie zoals gebruikelijk opstaan. De verrassing is dat ze na een aantal maten spatgelijk een kwartslag draaien zodat hun geluid plotseling recht de zaal in wordt geprojecteerd.

Want al deze experimenten zijn echt niet bedoeld voor het mooie plaatje, maar louter en alleen ter optimalisering van de klank.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.