Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Brahms' Hoorntrio door Van der Zwart, Melnikov en Faust

Brahms' Hoorntrio door Van der Zwart, Melnikov en Faust

Kleine Zaal
17 maart 2023
20.15 uur

Print dit programma

Teunis van der Zwart hoorn
Isabelle Faust viool
Alexander Melnikov piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkers met Variatie.

Lees ook:
- Wat zit er in de koffer van hoornist Teunis van der Zwart?
- Interview met Alexander Melnikov

Johannes Brahms (1833-1897)

Sonate in f kl.t., op. 120 nr. 1 (1894)
oorspronkelijk voor klarinet of altviool en piano;
versie voor viool en piano
Allegro appassionato
Andante un poco adagio
Allegretto grazioso
Vivace

György Ligeti (1923-2006)

Trio (1982)
‘Hommage à Brahms’
Andantino con tenerezza
Vivacissimo molto ritmico
Alla Marcia
Lamento. Adagio

pauze ± 21.00 uur

Johannes Brahms

Trio in Es gr.t., op. 40 (1865)
Andante – Poco più animato
Scherzo: Allegro – Molto meno allegro
Adagio mesto
Finale: Allegro con brio

einde ± 22.00 uur

Kleine Zaal 17 maart 2023 20.15 uur

Teunis van der Zwart hoorn
Isabelle Faust viool
Alexander Melnikov piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkers met Variatie.

Lees ook:
- Wat zit er in de koffer van hoornist Teunis van der Zwart?
- Interview met Alexander Melnikov

Johannes Brahms (1833-1897)

Sonate in f kl.t., op. 120 nr. 1 (1894)
oorspronkelijk voor klarinet of altviool en piano;
versie voor viool en piano
Allegro appassionato
Andante un poco adagio
Allegretto grazioso
Vivace

György Ligeti (1923-2006)

Trio (1982)
‘Hommage à Brahms’
Andantino con tenerezza
Vivacissimo molto ritmico
Alla Marcia
Lamento. Adagio

pauze ± 21.00 uur

Johannes Brahms

Trio in Es gr.t., op. 40 (1865)
Andante – Poco più animato
Scherzo: Allegro – Molto meno allegro
Adagio mesto
Finale: Allegro con brio

einde ± 22.00 uur

Toelichting

Johannes Brahms (1833-1897)

Brahms: Sonate

door Carine Alders

  • Johannes Brahms

    Johannes Brahms

  • Johannes Brahms

    Johannes Brahms

Johannes Brahms had al aangekondigd dat hij als componist met pensioen zou gaan en al een jaar niets meer geschreven toen Richard Mühlfeld, eerste klarinettist en dirigent van het Meininger hoforkest, voor hem speelde. Deze gebeurtenis inspireerde Brahms alsnog tot vier composities waarin de klarinet de hoofdrol speelt, waaronder de Eerste so­nate in f klein.

Om de verkoopkansen van de bladmuziek te vergroten brachten Brahms en zijn uitgever Simrock ook een versie uit voor altviool. Volgens overlevering zou Brahms zelf de transcriptie voor altviool gemaakt hebben, hoewel dat door sommigen betwijfeld wordt omdat de altvioolpartij vol zit met kleine wijzigingen, terwijl de pianopartij onveranderd bleef – hoogst ongebruikelijk voor Brahms. Uit brieven aan violist en goede vriend Joseph Joachim blijkt bovendien dat de componist meer interesse had in een vioolversie. In 1894 schreef hij aan Joachim: ‘Mocht je nog naar Frankfurt komen, zeker in de eerste helft van de winter, laat het me weten. In dat geval zal ik ook komen, en dan nodig ik ofwel Mühlfeld uit om mee te komen, of ik breng een altvioolpartij mee – voor twee klarinetsonates die ik aan Mevrouw Schumann zou willen laten horen. Deze eenvoudige werken zullen onze rust niet verstoren – maar het zou mooi zijn!’ Uiteindelijk speelde Mühlfeld de klarinetversie bij deze gelegenheid, Joachim was erbij.

De vioolversie wordt, in tegenstelling tot de altvioolversie, maar weinig uitgevoerd.

Johannes Brahms had al aangekondigd dat hij als componist met pensioen zou gaan en al een jaar niets meer geschreven toen Richard Mühlfeld, eerste klarinettist en dirigent van het Meininger hoforkest, voor hem speelde. Deze gebeurtenis inspireerde Brahms alsnog tot vier composities waarin de klarinet de hoofdrol speelt, waaronder de Eerste so­nate in f klein.

Om de verkoopkansen van de bladmuziek te vergroten brachten Brahms en zijn uitgever Simrock ook een versie uit voor altviool. Volgens overlevering zou Brahms zelf de transcriptie voor altviool gemaakt hebben, hoewel dat door sommigen betwijfeld wordt omdat de altvioolpartij vol zit met kleine wijzigingen, terwijl de pianopartij onveranderd bleef – hoogst ongebruikelijk voor Brahms. Uit brieven aan violist en goede vriend Joseph Joachim blijkt bovendien dat de componist meer interesse had in een vioolversie. In 1894 schreef hij aan Joachim: ‘Mocht je nog naar Frankfurt komen, zeker in de eerste helft van de winter, laat het me weten. In dat geval zal ik ook komen, en dan nodig ik ofwel Mühlfeld uit om mee te komen, of ik breng een altvioolpartij mee – voor twee klarinetsonates die ik aan Mevrouw Schumann zou willen laten horen. Deze eenvoudige werken zullen onze rust niet verstoren – maar het zou mooi zijn!’ Uiteindelijk speelde Mühlfeld de klarinetversie bij deze gelegenheid, Joachim was erbij.

De vioolversie wordt, in tegenstelling tot de altvioolversie, maar weinig uitgevoerd.

door Carine Alders

György Ligeti (1923-2006)

Ligeti: Trio ‘Hommage à Brahms’

door Carine Alders

  • György Ligeti

    foto: Betty Freeman

    György Ligeti

    foto: Betty Freeman

  • György Ligeti

    foto: Betty Freeman

    György Ligeti

    foto: Betty Freeman

Na zijn opera Le Grand Macabre, waarin hij veel van zijn ontdekkingen tot dan toe had verwerkt en waarmee hij naar zijn idee alles wel zo’n beetje gezegd had, viel György Ligeti stil. Hij voelde zich niet meer thuis bij de avant-garde, die componisten waren hem te academisch. Oude stijlen imiteren trok hem ook niet: zo’n beetje alle stijlen die met ‘neo’ begonnen waren hem een gruwel.

‘Nu heb ik de moed om ouderwets te zijn’

Zoals eerder bij Brahms was het ook bij Ligeti de ontmoeting met een musicus die hem weer aan het componeren zette. Pianist Eckart Besch vroeg hem een stuk te schrijven voor hoorn, viool en piano – dezelfde bezetting als Brahms’ Trio in Es groot. Het zette de componist op een nieuw spoor, een derde weg, die hij zelf omschreef met de dubbele ontkenning ‘non-atonale muziek’. Voor zijn trio maakte Ligeti weliswaar gebruik van traditionele vormen, en van de klanken van de natuurhoorn waar Brahms zo dol op was, maar hij bleef zichzelf. Welluidende drieklanken vermeed hij niet langer, maar ze kregen niet een sturende functie zoals in de meer traditionele muziek. In een interview jaren later zei Ligeti hierover: ‘Mijn hoorntrio markeert een radicale breuk met atonaliteit. Nu heb ik de moed om ‘ouderwets’ te zijn.’

Bij vlagen klinkt de muziek inderdaad vertrouwd, wanneer bijvoorbeeld de ritmes van verschillende instrumenten samenvallen, maar vaak lijken de musici ook ieder hun eigen weg te gaan, wat resulteert in schurende samenklanken. Zijn eigen versie van de ‘hoornkwinten’ – een reeks samenklanken die van oudsher worden geassocieerd met de postkoets – heeft hij de viool en de piano toebedeeld. De viool speelt bijna alleen maar dubbelgrepen. ‘Eigenlijk is het stiekem een kwartet’, zei Ligeti hierover. De aanwijzing in de partituur om de geïmiteerde boventonen van de natuurhoorn vooral niet in zuiverheid te corrigeren strooit bovendien wat extra peper in de oren.

Na zijn opera Le Grand Macabre, waarin hij veel van zijn ontdekkingen tot dan toe had verwerkt en waarmee hij naar zijn idee alles wel zo’n beetje gezegd had, viel György Ligeti stil. Hij voelde zich niet meer thuis bij de avant-garde, die componisten waren hem te academisch. Oude stijlen imiteren trok hem ook niet: zo’n beetje alle stijlen die met ‘neo’ begonnen waren hem een gruwel.

‘Nu heb ik de moed om ouderwets te zijn’

Zoals eerder bij Brahms was het ook bij Ligeti de ontmoeting met een musicus die hem weer aan het componeren zette. Pianist Eckart Besch vroeg hem een stuk te schrijven voor hoorn, viool en piano – dezelfde bezetting als Brahms’ Trio in Es groot. Het zette de componist op een nieuw spoor, een derde weg, die hij zelf omschreef met de dubbele ontkenning ‘non-atonale muziek’. Voor zijn trio maakte Ligeti weliswaar gebruik van traditionele vormen, en van de klanken van de natuurhoorn waar Brahms zo dol op was, maar hij bleef zichzelf. Welluidende drieklanken vermeed hij niet langer, maar ze kregen niet een sturende functie zoals in de meer traditionele muziek. In een interview jaren later zei Ligeti hierover: ‘Mijn hoorntrio markeert een radicale breuk met atonaliteit. Nu heb ik de moed om ‘ouderwets’ te zijn.’

Bij vlagen klinkt de muziek inderdaad vertrouwd, wanneer bijvoorbeeld de ritmes van verschillende instrumenten samenvallen, maar vaak lijken de musici ook ieder hun eigen weg te gaan, wat resulteert in schurende samenklanken. Zijn eigen versie van de ‘hoornkwinten’ – een reeks samenklanken die van oudsher worden geassocieerd met de postkoets – heeft hij de viool en de piano toebedeeld. De viool speelt bijna alleen maar dubbelgrepen. ‘Eigenlijk is het stiekem een kwartet’, zei Ligeti hierover. De aanwijzing in de partituur om de geïmiteerde boventonen van de natuurhoorn vooral niet in zuiverheid te corrigeren strooit bovendien wat extra peper in de oren.

door Carine Alders

Johannes Brahms (1833-1897)

Brahms: Hoorntrio

door Carine Alders

  • Brahms omstreeks 1865

    Brahms omstreeks 1865

  • Brahms omstreeks 1865

    Brahms omstreeks 1865

Het Trio in Es groot in de ongewone bezetting van hoorn, viool en piano componeerde Brahms zo’n dertig jaar voor zijn eerste klarinetsonate. De hoorn was een van zijn favoriete instrumenten, hij had er dierbare jeugdherinneringen aan. Zo had vader Brahms zich als hoornist aangesloten bij het leger om zo stadsburger te kunnen worden van Hamburg. Van hem leerde de jonge Johannes de natuurhoorn bespelen en hij was er aardig bedreven in. Zeer bewust schreef hij op de partituur van zijn Trio dat de muziek bedoeld was voor natuurhoorn en niet voor de inmiddels ingeburgerde, modernere ventielhoorn. Brahms hield juist van het gedempte geluid, veroorzaakt door de hand in de beker die de toonhoogte beïnvloedt.

Het werk ontstond in Lichtental in het Zwarte Woud, waar de componist voor de zomer een etage huurde. Brahms vertelde zijn leerling en eerste biograaf Florenz May dat het idee hem bij een wandeling door de bossen ingevallen was. Hij herinnerde zich hoe hij twee jaar na het ontstaan van het Trio met een vriend een heuvel opgeklommen was en genietend van het uitzicht precies de plek had kunnen aanwijzen waar hem het thema van het eerste deel ingevallen zou zijn. Precies op dat moment brak de zon door, veel romantischer wordt het niet. In werkelijkheid leefde Brahms vaak jaren met zijn ideeën voordat ze hun definitieve vorm in zijn muziek kregen. Zo ontdekte de dirigent/klavecinist Christopher Hogwood bij een nieuwe uitgave van het werk dat Brahms een melodie gebruikt had die hij als twintigjarige neergepend had in het gastenboek van de kapelmeester in Göttingen.

De intens droevige sfeer van het langzame derde deel wordt wel in verband gebracht met de dood van Brahms’ moeder eerder dat jaar, maar een alternatieve inspiratiebron zou ook de verbroken relatie met Agathe von Siebold kunnen zijn. In elk geval bleef hij niet bij de pakken neerzitten, in de opwindende Finale is de jachthoorn in zijn element.

Het Trio in Es groot in de ongewone bezetting van hoorn, viool en piano componeerde Brahms zo’n dertig jaar voor zijn eerste klarinetsonate. De hoorn was een van zijn favoriete instrumenten, hij had er dierbare jeugdherinneringen aan. Zo had vader Brahms zich als hoornist aangesloten bij het leger om zo stadsburger te kunnen worden van Hamburg. Van hem leerde de jonge Johannes de natuurhoorn bespelen en hij was er aardig bedreven in. Zeer bewust schreef hij op de partituur van zijn Trio dat de muziek bedoeld was voor natuurhoorn en niet voor de inmiddels ingeburgerde, modernere ventielhoorn. Brahms hield juist van het gedempte geluid, veroorzaakt door de hand in de beker die de toonhoogte beïnvloedt.

Het werk ontstond in Lichtental in het Zwarte Woud, waar de componist voor de zomer een etage huurde. Brahms vertelde zijn leerling en eerste biograaf Florenz May dat het idee hem bij een wandeling door de bossen ingevallen was. Hij herinnerde zich hoe hij twee jaar na het ontstaan van het Trio met een vriend een heuvel opgeklommen was en genietend van het uitzicht precies de plek had kunnen aanwijzen waar hem het thema van het eerste deel ingevallen zou zijn. Precies op dat moment brak de zon door, veel romantischer wordt het niet. In werkelijkheid leefde Brahms vaak jaren met zijn ideeën voordat ze hun definitieve vorm in zijn muziek kregen. Zo ontdekte de dirigent/klavecinist Christopher Hogwood bij een nieuwe uitgave van het werk dat Brahms een melodie gebruikt had die hij als twintigjarige neergepend had in het gastenboek van de kapelmeester in Göttingen.

De intens droevige sfeer van het langzame derde deel wordt wel in verband gebracht met de dood van Brahms’ moeder eerder dat jaar, maar een alternatieve inspiratiebron zou ook de verbroken relatie met Agathe von Siebold kunnen zijn. In elk geval bleef hij niet bij de pakken neerzitten, in de opwindende Finale is de jachthoorn in zijn element.

door Carine Alders

Johannes Brahms (1833-1897)

Brahms: Sonate

door Carine Alders

  • Johannes Brahms

    Johannes Brahms

  • Johannes Brahms

    Johannes Brahms

Johannes Brahms had al aangekondigd dat hij als componist met pensioen zou gaan en al een jaar niets meer geschreven toen Richard Mühlfeld, eerste klarinettist en dirigent van het Meininger hoforkest, voor hem speelde. Deze gebeurtenis inspireerde Brahms alsnog tot vier composities waarin de klarinet de hoofdrol speelt, waaronder de Eerste so­nate in f klein.

Om de verkoopkansen van de bladmuziek te vergroten brachten Brahms en zijn uitgever Simrock ook een versie uit voor altviool. Volgens overlevering zou Brahms zelf de transcriptie voor altviool gemaakt hebben, hoewel dat door sommigen betwijfeld wordt omdat de altvioolpartij vol zit met kleine wijzigingen, terwijl de pianopartij onveranderd bleef – hoogst ongebruikelijk voor Brahms. Uit brieven aan violist en goede vriend Joseph Joachim blijkt bovendien dat de componist meer interesse had in een vioolversie. In 1894 schreef hij aan Joachim: ‘Mocht je nog naar Frankfurt komen, zeker in de eerste helft van de winter, laat het me weten. In dat geval zal ik ook komen, en dan nodig ik ofwel Mühlfeld uit om mee te komen, of ik breng een altvioolpartij mee – voor twee klarinetsonates die ik aan Mevrouw Schumann zou willen laten horen. Deze eenvoudige werken zullen onze rust niet verstoren – maar het zou mooi zijn!’ Uiteindelijk speelde Mühlfeld de klarinetversie bij deze gelegenheid, Joachim was erbij.

De vioolversie wordt, in tegenstelling tot de altvioolversie, maar weinig uitgevoerd.

Johannes Brahms had al aangekondigd dat hij als componist met pensioen zou gaan en al een jaar niets meer geschreven toen Richard Mühlfeld, eerste klarinettist en dirigent van het Meininger hoforkest, voor hem speelde. Deze gebeurtenis inspireerde Brahms alsnog tot vier composities waarin de klarinet de hoofdrol speelt, waaronder de Eerste so­nate in f klein.

Om de verkoopkansen van de bladmuziek te vergroten brachten Brahms en zijn uitgever Simrock ook een versie uit voor altviool. Volgens overlevering zou Brahms zelf de transcriptie voor altviool gemaakt hebben, hoewel dat door sommigen betwijfeld wordt omdat de altvioolpartij vol zit met kleine wijzigingen, terwijl de pianopartij onveranderd bleef – hoogst ongebruikelijk voor Brahms. Uit brieven aan violist en goede vriend Joseph Joachim blijkt bovendien dat de componist meer interesse had in een vioolversie. In 1894 schreef hij aan Joachim: ‘Mocht je nog naar Frankfurt komen, zeker in de eerste helft van de winter, laat het me weten. In dat geval zal ik ook komen, en dan nodig ik ofwel Mühlfeld uit om mee te komen, of ik breng een altvioolpartij mee – voor twee klarinetsonates die ik aan Mevrouw Schumann zou willen laten horen. Deze eenvoudige werken zullen onze rust niet verstoren – maar het zou mooi zijn!’ Uiteindelijk speelde Mühlfeld de klarinetversie bij deze gelegenheid, Joachim was erbij.

De vioolversie wordt, in tegenstelling tot de altvioolversie, maar weinig uitgevoerd.

door Carine Alders

György Ligeti (1923-2006)

Ligeti: Trio ‘Hommage à Brahms’

door Carine Alders

  • György Ligeti

    foto: Betty Freeman

    György Ligeti

    foto: Betty Freeman

  • György Ligeti

    foto: Betty Freeman

    György Ligeti

    foto: Betty Freeman

Na zijn opera Le Grand Macabre, waarin hij veel van zijn ontdekkingen tot dan toe had verwerkt en waarmee hij naar zijn idee alles wel zo’n beetje gezegd had, viel György Ligeti stil. Hij voelde zich niet meer thuis bij de avant-garde, die componisten waren hem te academisch. Oude stijlen imiteren trok hem ook niet: zo’n beetje alle stijlen die met ‘neo’ begonnen waren hem een gruwel.

‘Nu heb ik de moed om ouderwets te zijn’

Zoals eerder bij Brahms was het ook bij Ligeti de ontmoeting met een musicus die hem weer aan het componeren zette. Pianist Eckart Besch vroeg hem een stuk te schrijven voor hoorn, viool en piano – dezelfde bezetting als Brahms’ Trio in Es groot. Het zette de componist op een nieuw spoor, een derde weg, die hij zelf omschreef met de dubbele ontkenning ‘non-atonale muziek’. Voor zijn trio maakte Ligeti weliswaar gebruik van traditionele vormen, en van de klanken van de natuurhoorn waar Brahms zo dol op was, maar hij bleef zichzelf. Welluidende drieklanken vermeed hij niet langer, maar ze kregen niet een sturende functie zoals in de meer traditionele muziek. In een interview jaren later zei Ligeti hierover: ‘Mijn hoorntrio markeert een radicale breuk met atonaliteit. Nu heb ik de moed om ‘ouderwets’ te zijn.’

Bij vlagen klinkt de muziek inderdaad vertrouwd, wanneer bijvoorbeeld de ritmes van verschillende instrumenten samenvallen, maar vaak lijken de musici ook ieder hun eigen weg te gaan, wat resulteert in schurende samenklanken. Zijn eigen versie van de ‘hoornkwinten’ – een reeks samenklanken die van oudsher worden geassocieerd met de postkoets – heeft hij de viool en de piano toebedeeld. De viool speelt bijna alleen maar dubbelgrepen. ‘Eigenlijk is het stiekem een kwartet’, zei Ligeti hierover. De aanwijzing in de partituur om de geïmiteerde boventonen van de natuurhoorn vooral niet in zuiverheid te corrigeren strooit bovendien wat extra peper in de oren.

Na zijn opera Le Grand Macabre, waarin hij veel van zijn ontdekkingen tot dan toe had verwerkt en waarmee hij naar zijn idee alles wel zo’n beetje gezegd had, viel György Ligeti stil. Hij voelde zich niet meer thuis bij de avant-garde, die componisten waren hem te academisch. Oude stijlen imiteren trok hem ook niet: zo’n beetje alle stijlen die met ‘neo’ begonnen waren hem een gruwel.

‘Nu heb ik de moed om ouderwets te zijn’

Zoals eerder bij Brahms was het ook bij Ligeti de ontmoeting met een musicus die hem weer aan het componeren zette. Pianist Eckart Besch vroeg hem een stuk te schrijven voor hoorn, viool en piano – dezelfde bezetting als Brahms’ Trio in Es groot. Het zette de componist op een nieuw spoor, een derde weg, die hij zelf omschreef met de dubbele ontkenning ‘non-atonale muziek’. Voor zijn trio maakte Ligeti weliswaar gebruik van traditionele vormen, en van de klanken van de natuurhoorn waar Brahms zo dol op was, maar hij bleef zichzelf. Welluidende drieklanken vermeed hij niet langer, maar ze kregen niet een sturende functie zoals in de meer traditionele muziek. In een interview jaren later zei Ligeti hierover: ‘Mijn hoorntrio markeert een radicale breuk met atonaliteit. Nu heb ik de moed om ‘ouderwets’ te zijn.’

Bij vlagen klinkt de muziek inderdaad vertrouwd, wanneer bijvoorbeeld de ritmes van verschillende instrumenten samenvallen, maar vaak lijken de musici ook ieder hun eigen weg te gaan, wat resulteert in schurende samenklanken. Zijn eigen versie van de ‘hoornkwinten’ – een reeks samenklanken die van oudsher worden geassocieerd met de postkoets – heeft hij de viool en de piano toebedeeld. De viool speelt bijna alleen maar dubbelgrepen. ‘Eigenlijk is het stiekem een kwartet’, zei Ligeti hierover. De aanwijzing in de partituur om de geïmiteerde boventonen van de natuurhoorn vooral niet in zuiverheid te corrigeren strooit bovendien wat extra peper in de oren.

door Carine Alders

Johannes Brahms (1833-1897)

Brahms: Hoorntrio

door Carine Alders

  • Brahms omstreeks 1865

    Brahms omstreeks 1865

  • Brahms omstreeks 1865

    Brahms omstreeks 1865

Het Trio in Es groot in de ongewone bezetting van hoorn, viool en piano componeerde Brahms zo’n dertig jaar voor zijn eerste klarinetsonate. De hoorn was een van zijn favoriete instrumenten, hij had er dierbare jeugdherinneringen aan. Zo had vader Brahms zich als hoornist aangesloten bij het leger om zo stadsburger te kunnen worden van Hamburg. Van hem leerde de jonge Johannes de natuurhoorn bespelen en hij was er aardig bedreven in. Zeer bewust schreef hij op de partituur van zijn Trio dat de muziek bedoeld was voor natuurhoorn en niet voor de inmiddels ingeburgerde, modernere ventielhoorn. Brahms hield juist van het gedempte geluid, veroorzaakt door de hand in de beker die de toonhoogte beïnvloedt.

Het werk ontstond in Lichtental in het Zwarte Woud, waar de componist voor de zomer een etage huurde. Brahms vertelde zijn leerling en eerste biograaf Florenz May dat het idee hem bij een wandeling door de bossen ingevallen was. Hij herinnerde zich hoe hij twee jaar na het ontstaan van het Trio met een vriend een heuvel opgeklommen was en genietend van het uitzicht precies de plek had kunnen aanwijzen waar hem het thema van het eerste deel ingevallen zou zijn. Precies op dat moment brak de zon door, veel romantischer wordt het niet. In werkelijkheid leefde Brahms vaak jaren met zijn ideeën voordat ze hun definitieve vorm in zijn muziek kregen. Zo ontdekte de dirigent/klavecinist Christopher Hogwood bij een nieuwe uitgave van het werk dat Brahms een melodie gebruikt had die hij als twintigjarige neergepend had in het gastenboek van de kapelmeester in Göttingen.

De intens droevige sfeer van het langzame derde deel wordt wel in verband gebracht met de dood van Brahms’ moeder eerder dat jaar, maar een alternatieve inspiratiebron zou ook de verbroken relatie met Agathe von Siebold kunnen zijn. In elk geval bleef hij niet bij de pakken neerzitten, in de opwindende Finale is de jachthoorn in zijn element.

Het Trio in Es groot in de ongewone bezetting van hoorn, viool en piano componeerde Brahms zo’n dertig jaar voor zijn eerste klarinetsonate. De hoorn was een van zijn favoriete instrumenten, hij had er dierbare jeugdherinneringen aan. Zo had vader Brahms zich als hoornist aangesloten bij het leger om zo stadsburger te kunnen worden van Hamburg. Van hem leerde de jonge Johannes de natuurhoorn bespelen en hij was er aardig bedreven in. Zeer bewust schreef hij op de partituur van zijn Trio dat de muziek bedoeld was voor natuurhoorn en niet voor de inmiddels ingeburgerde, modernere ventielhoorn. Brahms hield juist van het gedempte geluid, veroorzaakt door de hand in de beker die de toonhoogte beïnvloedt.

Het werk ontstond in Lichtental in het Zwarte Woud, waar de componist voor de zomer een etage huurde. Brahms vertelde zijn leerling en eerste biograaf Florenz May dat het idee hem bij een wandeling door de bossen ingevallen was. Hij herinnerde zich hoe hij twee jaar na het ontstaan van het Trio met een vriend een heuvel opgeklommen was en genietend van het uitzicht precies de plek had kunnen aanwijzen waar hem het thema van het eerste deel ingevallen zou zijn. Precies op dat moment brak de zon door, veel romantischer wordt het niet. In werkelijkheid leefde Brahms vaak jaren met zijn ideeën voordat ze hun definitieve vorm in zijn muziek kregen. Zo ontdekte de dirigent/klavecinist Christopher Hogwood bij een nieuwe uitgave van het werk dat Brahms een melodie gebruikt had die hij als twintigjarige neergepend had in het gastenboek van de kapelmeester in Göttingen.

De intens droevige sfeer van het langzame derde deel wordt wel in verband gebracht met de dood van Brahms’ moeder eerder dat jaar, maar een alternatieve inspiratiebron zou ook de verbroken relatie met Agathe von Siebold kunnen zijn. In elk geval bleef hij niet bij de pakken neerzitten, in de opwindende Finale is de jachthoorn in zijn element.

door Carine Alders

Biografie

Teunis van der Zwart, hoorn

Teunis van der Zwart is hoornist en dirigent. Hij specialiseerde zich al vroeg in zijn carrière in het bespelen van de natuurhoorn.

Als solist werkte hij met dirigenten als Frans Brüggen, Philippe ­Herreweghe, René Jacobs en Iván Fischer. Hij maakte tal van opnamen en internationale concertreizen en musiceerde met bijvoorbeeld het Amsterdam Baroque Orchestra, het Orchestre des Champs-Elysées, blaassextet Nachtmusique, de Akademie für alte Musik Berlin en het Bach Collegium Japan.

Teunis van der Zwart is de vaste eerste hoornist van het Orkest van de Achttiende Eeuw en had vijftien jaar lang eenzelfde positie bij het Freiburger Barockorchester. Met beide formaties nam hij Mozarts hoornconcerten op.

Als dirigent gaf de musicus leiding aan onder meer het Tallin Ba­rokorkest en het Arezzo Ensemble. Hij is bovendien oprichter en artistiek leider van het Sinuet ­Ensemble en geeft les aan de conservatoria van Amsterdam en Den Haag.

In oktober 2019 was hij in de Kleine Zaal te beluisteren in het ­Octet van Schubert, dat Isabelle Faust had geprogrammeerd als onderdeel van haar Spotlight-serie in de Kleine Zaal.

Isabelle Faust, viool

Isabelle Faust won op jonge leeftijd het Leopold Mozart Concours in Augsburg en het Italiaanse Paganini Concours en werd al snel ­uitgenodigd door belangrijke gezelschappen wereldwijd.

Bij het Concertgebouw­orkest debuteerde ze in 2015 en was ze voor het laatst te gast in december 2019 – samen met altvioliste Tabea Zimmermann in Mozarts Sinfonia concertante. Vorige zomer vertolkte ze Beethovens Vioolconcert bij Concertgebouworkest Young onder leiding van Gustavo Gimeno.

De violiste beheerst een repertoire dat reikt van de Barok tot wereldpremières en onderscheidt zich met diepgaande musicologische kennis. Onder leiding van wijlen Claudio Abbado maakte Isabelle Faust prijswinnende opnames van de vioolconcerten van Berg en Beethoven, en sinds 2016 is ze een vaste partner van het door hem opgerichte Mahler Chamber Orchestra. Kamermuziek nam ze op met onder anderen haar vaste pianist Alexander Melnikov, cellist Jean-Guihen Queyras en klavecinist/pianist Kristian Bezuidenhout.

In seizoen 2019/2020 had de Duitse violiste een Spotlight-serie in de Kleine Zaal; het programma van vandaag moest vanuit dat seizoen worden uitgesteld.

Het laatste optreden van Isabelle Faust in Het Concertgebouw was op 22 november 2022 in het Vioolconcert van Dvořák met het Orchestre des Champs-Elysées onder leiding van Philippe Herreweghe.

Alexander Melnikov, piano

Alexander Melnikov studeerde in Moskou bij Lev Naumov, en de legendarische pianist Svjatoslav Richter nodigde hem uit voor prestigieuze muziekfestivals in Rusland en Frankrijk. Alexander Melnikov groeide uit tot een veelgevraagd musicus die soleerde met het Russisch Nationaal Orkest, het Gewandhausorchester Leipzig en het BBC Philharmonic Orchestra.

Bij het Concertgebouworkest debuteerde hij in 2003 met het Eerste pianoconcert van Rachmaninoff. De pianist is vaste duopartner van violiste Isabelle Faust; voor hun opname van de vioolsonates van Beethoven kregen ze zowel een Gramo­phone Award als een Echo Klassik Preis. Zijn opname van de 24 ­preludes en fuga’s van Sjostakovitsj werd door BBC Music Magazine opgenomen in het overzicht ‘50 Greatest Recordings of All Time’.

In 2011 was Alexander Melnikov in Het Concertgebouw onder leiding van Teodor Currentzis solist in de Pianoconcerten nr. 20 en nr. 23 van Mozart, waarna hij in de Grote Zaal onder meer nog optrad in 2012 met Le Concert Olympique en in de Kleine Zaal afgelopen maart in een tri­o-avond met Isabelle Faust en hoornist Teunis van der Zwart. Afgelopen februari vertolkte Alexander Melnikov het Tweede pianoconcert van Sjostakovitsj met het Concertgebouworkest onder leiding van Teodor Currentzis.