
Concertprogramma
Mahler Festival: Fabio Luisi leidt NHK Symphony Orchestra in Mahlers Symfonie nr. 4
Grote Zaal 12 mei 2025 20.15 uur
NHK Symphony Orchestra, Tokyo
Fabio Luisi dirigent
Ying Fang sopraan
Matthias Goerne bariton
Ook interessant:
- Mahler Meets Freud
- 9 terugblikken op het Mahler Feest van 1995
Gustav Mahler (1860-1911)
Wo die schönen Trompeten blasen
Das irdische Leben
Urlicht
Revelge
Der Tamboursg’sell
uit ‘Des Knaben Wunderhorn’ (1892-1901)
pauze ± 20.45 uur
Symfonie nr. 4 in G gr.t. (1892; 1899-1900; revisie 1901-10)
voor groot orkest en sopraan
Bedächtig. Nicht eilen
In gemächlicher Bewegung. Ohne Hast
Ruhevoll
Sehr behaglich: ‘Wir geniessen die himmlischen Freuden’ (uit ‘Des Knaben Wunderhorn’)
einde ± 22.15 uur
NHK Symphony Orchestra, Tokyo
Fabio Luisi dirigent
Ying Fang sopraan
Matthias Goerne bariton
Ook interessant:
- Mahler Meets Freud
- 9 terugblikken op het Mahler Feest van 1995
Gustav Mahler (1860-1911)
Wo die schönen Trompeten blasen
Das irdische Leben
Urlicht
Revelge
Der Tamboursg’sell
uit ‘Des Knaben Wunderhorn’ (1892-1901)
pauze ± 20.45 uur
Symfonie nr. 4 in G gr.t. (1892; 1899-1900; revisie 1901-10)
voor groot orkest en sopraan
Bedächtig. Nicht eilen
In gemächlicher Bewegung. Ohne Hast
Ruhevoll
Sehr behaglich: ‘Wir geniessen die himmlischen Freuden’ (uit ‘Des Knaben Wunderhorn’)
einde ± 22.15 uur
Toelichting
Gustav Mahler (1860-1911)
liederen uit 'Des Knaben Wunderhorn'
Lied en symfonie, ze zijn in het oeuvre van Gustav Mahler innig met elkaar verbonden. Dat geldt in het bijzonder voor de periode 1880-1900, waarin naast de eerste vier symfonieën de Lieder eines fahrenden Gesellen en de liederen op teksten uit de anthologie Des Knaben Wunderhorn ontstonden. We spreken over Mahlers ‘Wunderhorn-jaren’. De volkse toon van zijn liederen uit die tijd drong ook door in zijn symfonische werken, soms als een verre echo, soms ook in de vorm van een letterlijk citaat. In enkele gevallen werd een lied zelfs in het geheel overgeheveld naar een symfonie (Urlicht, Des Antonius von Padua Fischpredigt, Es sungen drei Engel).
Mahlers selectie uit Des Knaben Wunderhorn laat ook iets van zijn jeugdherinneringen zien. Hij groeide op in de toenmalige Moravische garnizoensstad Iglau (tegenwoordig Jihlava). Daar was hij vertrouwd geraakt met de manier waarop militairen hun muziek ten gehore brachten terwijl zij langs de kazerne marcheerden.
Lied en symfonie, ze zijn in het oeuvre van Gustav Mahler innig met elkaar verbonden. Dat geldt in het bijzonder voor de periode 1880-1900, waarin naast de eerste vier symfonieën de Lieder eines fahrenden Gesellen en de liederen op teksten uit de anthologie Des Knaben Wunderhorn ontstonden. We spreken over Mahlers ‘Wunderhorn-jaren’. De volkse toon van zijn liederen uit die tijd drong ook door in zijn symfonische werken, soms als een verre echo, soms ook in de vorm van een letterlijk citaat. In enkele gevallen werd een lied zelfs in het geheel overgeheveld naar een symfonie (Urlicht, Des Antonius von Padua Fischpredigt, Es sungen drei Engel).
Mahlers selectie uit Des Knaben Wunderhorn laat ook iets van zijn jeugdherinneringen zien. Hij groeide op in de toenmalige Moravische garnizoensstad Iglau (tegenwoordig Jihlava). Daar was hij vertrouwd geraakt met de manier waarop militairen hun muziek ten gehore brachten terwijl zij langs de kazerne marcheerden.
De ‘militaire’ teksten in Des Knaben Wunderhorn zijn verre van triomfantelijk. Het meest aangrijpende voorbeeld is Revelge (‘Ich muss marschieren’) over een dodelijk gewonde tamboer. Een van zijn collega’s wordt in Der Tamboursg’sell wegens desertie ter dood veroordeeld. Soms komen liefdesbetuigingen en militaire muziek bij elkaar, zoals in Wo die schönen Trompeten blasen. Dat de bewuste gedichten uitgesproken antimilitaristisch zijn is evident.
Elk van de liederen van deze cyclus heeft als het ware zijn eigen orkest. Telkens treden andere instrumenten op de voorgrond, voortdurend verandert het coloriet. Later zouden de marsritmes en trompetsignalen bij deze componist in kracht toenemen en de Ländler (Rheinlegendchen), die bij uitstek een dans van het ‘gewone volk’ was, zou gaandeweg haar onschuld verliezen. Bijna alles wat Mahler tot Mahler maakt is hier al te vinden.
De ‘militaire’ teksten in Des Knaben Wunderhorn zijn verre van triomfantelijk. Het meest aangrijpende voorbeeld is Revelge (‘Ich muss marschieren’) over een dodelijk gewonde tamboer. Een van zijn collega’s wordt in Der Tamboursg’sell wegens desertie ter dood veroordeeld. Soms komen liefdesbetuigingen en militaire muziek bij elkaar, zoals in Wo die schönen Trompeten blasen. Dat de bewuste gedichten uitgesproken antimilitaristisch zijn is evident.
Elk van de liederen van deze cyclus heeft als het ware zijn eigen orkest. Telkens treden andere instrumenten op de voorgrond, voortdurend verandert het coloriet. Later zouden de marsritmes en trompetsignalen bij deze componist in kracht toenemen en de Ländler (Rheinlegendchen), die bij uitstek een dans van het ‘gewone volk’ was, zou gaandeweg haar onschuld verliezen. Bijna alles wat Mahler tot Mahler maakt is hier al te vinden.
Gustav Mahler (1860-1911)
Vierde symfonie
Zelf vond Gustav Mahler dat zijn symfonieën de wereld moesten omvatten – vandaar de lengte ervan en het verhalende, bijna filmische karakter – maar uiteindelijk zijn het versies van een en hetzelfde, de innerlijke kosmos van een groot componist: Gustav Mahlers wereld. Zijn Vierde symfonie in G groot is de kortste, toegankelijkste en meest lichtvoetige van zijn negen voltooide symfonieën en toch komt ook hier de ‘volledige Mahler’ aan bod – de zoektocht naar betekenis in het verwarrende mysterie van het leven, vaak in de natuur, soms via groteske humor, altijd zinnenprikkelend georkestreerd, met golven van klare melodie die keer op keer breken op duistere abstractie. De hele symfonie werkt toe naar de gezongen finale Das himmlische Leben, een volks-poëtische beschrijving van de hemel gezien door kinderogen. Typisch Mahler, deze combinatie van het verhevene met het boertige in een hemel waar ook voor kinderen de wijn rijkelijk vloeit en de diertjes even schattig zijn als eetbaar. De sleebellen die Das himmlische Leben openen, worden al aangekondigd in de allereerste maten van de symfonie. Hiermee begint de tocht richting hemel, in drie etappes door respectievelijk leven, dood en vertwijfeling. Bergen en dalen – voor geen andere componist dan Mahler zijn ze zo magistraal letterlijk én zo diep figuurlijk van belang.
Zelf vond Gustav Mahler dat zijn symfonieën de wereld moesten omvatten – vandaar de lengte ervan en het verhalende, bijna filmische karakter – maar uiteindelijk zijn het versies van een en hetzelfde, de innerlijke kosmos van een groot componist: Gustav Mahlers wereld. Zijn Vierde symfonie in G groot is de kortste, toegankelijkste en meest lichtvoetige van zijn negen voltooide symfonieën en toch komt ook hier de ‘volledige Mahler’ aan bod – de zoektocht naar betekenis in het verwarrende mysterie van het leven, vaak in de natuur, soms via groteske humor, altijd zinnenprikkelend georkestreerd, met golven van klare melodie die keer op keer breken op duistere abstractie. De hele symfonie werkt toe naar de gezongen finale Das himmlische Leben, een volks-poëtische beschrijving van de hemel gezien door kinderogen. Typisch Mahler, deze combinatie van het verhevene met het boertige in een hemel waar ook voor kinderen de wijn rijkelijk vloeit en de diertjes even schattig zijn als eetbaar. De sleebellen die Das himmlische Leben openen, worden al aangekondigd in de allereerste maten van de symfonie. Hiermee begint de tocht richting hemel, in drie etappes door respectievelijk leven, dood en vertwijfeling. Bergen en dalen – voor geen andere componist dan Mahler zijn ze zo magistraal letterlijk én zo diep figuurlijk van belang.
De manier waarop de dood wordt opgevoerd in het tweede deel past bij de relatieve lichtheid van de Vierde symfonie. De soloviool wordt omhoog gestemd (‘scordatura’) om een schril effect te bereiken voor dit archetypische beeld: Magere Hein die op zijn fiedel een danse macabre speelt. De dood als ‘scherzo’, zoals de instructie van Mahler luidt voor dit deel van de partituur. In het derde deel wordt de luisteraar – weerloos, weergaloos – de diepten ingezogen. Een echt Mahler-adagio, onbeschrijfelijk in zijn melancholie, even onbestemd als alomvattend. Hierna komt de blijdschap van Das himmlische Leben als een soort verlossing. (Maar wilden we wel verlost worden?) Door zijn leidinggevende functie bij de Weense Opera was Mahler voor het componeren op de zomervakanties aangewezen. Na de Derde symfonie, voltooid in 1896, leek zijn symfonische muze stil te vallen, maar vlak voor het einde van de vakantie van 1899 kwam hij dan toch tot een schetsmatige opzet van de eerste drie delen van de Vierde. Pas de volgende zomer kon hij verder en was de symfonie in een dikke maand voltooid. Het scheelde dat hij Das himmlische Leben al eerder had getoonzet. De tekst kwam uit Des Knaben Wunderhorn, de bundel Duitse volkspoëzie die voor Mahler een blijvende inspiratiebron was. Toen hij in 1899 de gelijknamige liederencyclus publiceerde, hield hij Das himmlische Leben er bewust buiten – al jaren had hij dit lied als deel van een symfonie in gedachten. Het werk van Gustav Mahler tast de grenzen af tussen laat- en postromantiek. Er komen scheuren in de muren van het harmonisch bouwwerk, wat de bewondering afdwong van de generatie (Arnold Schönberg, Alban Berg) die dit verder afbrak.
De manier waarop de dood wordt opgevoerd in het tweede deel past bij de relatieve lichtheid van de Vierde symfonie. De soloviool wordt omhoog gestemd (‘scordatura’) om een schril effect te bereiken voor dit archetypische beeld: Magere Hein die op zijn fiedel een danse macabre speelt. De dood als ‘scherzo’, zoals de instructie van Mahler luidt voor dit deel van de partituur. In het derde deel wordt de luisteraar – weerloos, weergaloos – de diepten ingezogen. Een echt Mahler-adagio, onbeschrijfelijk in zijn melancholie, even onbestemd als alomvattend. Hierna komt de blijdschap van Das himmlische Leben als een soort verlossing. (Maar wilden we wel verlost worden?) Door zijn leidinggevende functie bij de Weense Opera was Mahler voor het componeren op de zomervakanties aangewezen. Na de Derde symfonie, voltooid in 1896, leek zijn symfonische muze stil te vallen, maar vlak voor het einde van de vakantie van 1899 kwam hij dan toch tot een schetsmatige opzet van de eerste drie delen van de Vierde. Pas de volgende zomer kon hij verder en was de symfonie in een dikke maand voltooid. Het scheelde dat hij Das himmlische Leben al eerder had getoonzet. De tekst kwam uit Des Knaben Wunderhorn, de bundel Duitse volkspoëzie die voor Mahler een blijvende inspiratiebron was. Toen hij in 1899 de gelijknamige liederencyclus publiceerde, hield hij Das himmlische Leben er bewust buiten – al jaren had hij dit lied als deel van een symfonie in gedachten. Het werk van Gustav Mahler tast de grenzen af tussen laat- en postromantiek. Er komen scheuren in de muren van het harmonisch bouwwerk, wat de bewondering afdwong van de generatie (Arnold Schönberg, Alban Berg) die dit verder afbrak.
Gustav Mahler (1860-1911)
liederen uit 'Des Knaben Wunderhorn'
Lied en symfonie, ze zijn in het oeuvre van Gustav Mahler innig met elkaar verbonden. Dat geldt in het bijzonder voor de periode 1880-1900, waarin naast de eerste vier symfonieën de Lieder eines fahrenden Gesellen en de liederen op teksten uit de anthologie Des Knaben Wunderhorn ontstonden. We spreken over Mahlers ‘Wunderhorn-jaren’. De volkse toon van zijn liederen uit die tijd drong ook door in zijn symfonische werken, soms als een verre echo, soms ook in de vorm van een letterlijk citaat. In enkele gevallen werd een lied zelfs in het geheel overgeheveld naar een symfonie (Urlicht, Des Antonius von Padua Fischpredigt, Es sungen drei Engel).
Mahlers selectie uit Des Knaben Wunderhorn laat ook iets van zijn jeugdherinneringen zien. Hij groeide op in de toenmalige Moravische garnizoensstad Iglau (tegenwoordig Jihlava). Daar was hij vertrouwd geraakt met de manier waarop militairen hun muziek ten gehore brachten terwijl zij langs de kazerne marcheerden.
Lied en symfonie, ze zijn in het oeuvre van Gustav Mahler innig met elkaar verbonden. Dat geldt in het bijzonder voor de periode 1880-1900, waarin naast de eerste vier symfonieën de Lieder eines fahrenden Gesellen en de liederen op teksten uit de anthologie Des Knaben Wunderhorn ontstonden. We spreken over Mahlers ‘Wunderhorn-jaren’. De volkse toon van zijn liederen uit die tijd drong ook door in zijn symfonische werken, soms als een verre echo, soms ook in de vorm van een letterlijk citaat. In enkele gevallen werd een lied zelfs in het geheel overgeheveld naar een symfonie (Urlicht, Des Antonius von Padua Fischpredigt, Es sungen drei Engel).
Mahlers selectie uit Des Knaben Wunderhorn laat ook iets van zijn jeugdherinneringen zien. Hij groeide op in de toenmalige Moravische garnizoensstad Iglau (tegenwoordig Jihlava). Daar was hij vertrouwd geraakt met de manier waarop militairen hun muziek ten gehore brachten terwijl zij langs de kazerne marcheerden.
De ‘militaire’ teksten in Des Knaben Wunderhorn zijn verre van triomfantelijk. Het meest aangrijpende voorbeeld is Revelge (‘Ich muss marschieren’) over een dodelijk gewonde tamboer. Een van zijn collega’s wordt in Der Tamboursg’sell wegens desertie ter dood veroordeeld. Soms komen liefdesbetuigingen en militaire muziek bij elkaar, zoals in Wo die schönen Trompeten blasen. Dat de bewuste gedichten uitgesproken antimilitaristisch zijn is evident.
Elk van de liederen van deze cyclus heeft als het ware zijn eigen orkest. Telkens treden andere instrumenten op de voorgrond, voortdurend verandert het coloriet. Later zouden de marsritmes en trompetsignalen bij deze componist in kracht toenemen en de Ländler (Rheinlegendchen), die bij uitstek een dans van het ‘gewone volk’ was, zou gaandeweg haar onschuld verliezen. Bijna alles wat Mahler tot Mahler maakt is hier al te vinden.
De ‘militaire’ teksten in Des Knaben Wunderhorn zijn verre van triomfantelijk. Het meest aangrijpende voorbeeld is Revelge (‘Ich muss marschieren’) over een dodelijk gewonde tamboer. Een van zijn collega’s wordt in Der Tamboursg’sell wegens desertie ter dood veroordeeld. Soms komen liefdesbetuigingen en militaire muziek bij elkaar, zoals in Wo die schönen Trompeten blasen. Dat de bewuste gedichten uitgesproken antimilitaristisch zijn is evident.
Elk van de liederen van deze cyclus heeft als het ware zijn eigen orkest. Telkens treden andere instrumenten op de voorgrond, voortdurend verandert het coloriet. Later zouden de marsritmes en trompetsignalen bij deze componist in kracht toenemen en de Ländler (Rheinlegendchen), die bij uitstek een dans van het ‘gewone volk’ was, zou gaandeweg haar onschuld verliezen. Bijna alles wat Mahler tot Mahler maakt is hier al te vinden.
Gustav Mahler (1860-1911)
Vierde symfonie
Zelf vond Gustav Mahler dat zijn symfonieën de wereld moesten omvatten – vandaar de lengte ervan en het verhalende, bijna filmische karakter – maar uiteindelijk zijn het versies van een en hetzelfde, de innerlijke kosmos van een groot componist: Gustav Mahlers wereld. Zijn Vierde symfonie in G groot is de kortste, toegankelijkste en meest lichtvoetige van zijn negen voltooide symfonieën en toch komt ook hier de ‘volledige Mahler’ aan bod – de zoektocht naar betekenis in het verwarrende mysterie van het leven, vaak in de natuur, soms via groteske humor, altijd zinnenprikkelend georkestreerd, met golven van klare melodie die keer op keer breken op duistere abstractie. De hele symfonie werkt toe naar de gezongen finale Das himmlische Leben, een volks-poëtische beschrijving van de hemel gezien door kinderogen. Typisch Mahler, deze combinatie van het verhevene met het boertige in een hemel waar ook voor kinderen de wijn rijkelijk vloeit en de diertjes even schattig zijn als eetbaar. De sleebellen die Das himmlische Leben openen, worden al aangekondigd in de allereerste maten van de symfonie. Hiermee begint de tocht richting hemel, in drie etappes door respectievelijk leven, dood en vertwijfeling. Bergen en dalen – voor geen andere componist dan Mahler zijn ze zo magistraal letterlijk én zo diep figuurlijk van belang.
Zelf vond Gustav Mahler dat zijn symfonieën de wereld moesten omvatten – vandaar de lengte ervan en het verhalende, bijna filmische karakter – maar uiteindelijk zijn het versies van een en hetzelfde, de innerlijke kosmos van een groot componist: Gustav Mahlers wereld. Zijn Vierde symfonie in G groot is de kortste, toegankelijkste en meest lichtvoetige van zijn negen voltooide symfonieën en toch komt ook hier de ‘volledige Mahler’ aan bod – de zoektocht naar betekenis in het verwarrende mysterie van het leven, vaak in de natuur, soms via groteske humor, altijd zinnenprikkelend georkestreerd, met golven van klare melodie die keer op keer breken op duistere abstractie. De hele symfonie werkt toe naar de gezongen finale Das himmlische Leben, een volks-poëtische beschrijving van de hemel gezien door kinderogen. Typisch Mahler, deze combinatie van het verhevene met het boertige in een hemel waar ook voor kinderen de wijn rijkelijk vloeit en de diertjes even schattig zijn als eetbaar. De sleebellen die Das himmlische Leben openen, worden al aangekondigd in de allereerste maten van de symfonie. Hiermee begint de tocht richting hemel, in drie etappes door respectievelijk leven, dood en vertwijfeling. Bergen en dalen – voor geen andere componist dan Mahler zijn ze zo magistraal letterlijk én zo diep figuurlijk van belang.
De manier waarop de dood wordt opgevoerd in het tweede deel past bij de relatieve lichtheid van de Vierde symfonie. De soloviool wordt omhoog gestemd (‘scordatura’) om een schril effect te bereiken voor dit archetypische beeld: Magere Hein die op zijn fiedel een danse macabre speelt. De dood als ‘scherzo’, zoals de instructie van Mahler luidt voor dit deel van de partituur. In het derde deel wordt de luisteraar – weerloos, weergaloos – de diepten ingezogen. Een echt Mahler-adagio, onbeschrijfelijk in zijn melancholie, even onbestemd als alomvattend. Hierna komt de blijdschap van Das himmlische Leben als een soort verlossing. (Maar wilden we wel verlost worden?) Door zijn leidinggevende functie bij de Weense Opera was Mahler voor het componeren op de zomervakanties aangewezen. Na de Derde symfonie, voltooid in 1896, leek zijn symfonische muze stil te vallen, maar vlak voor het einde van de vakantie van 1899 kwam hij dan toch tot een schetsmatige opzet van de eerste drie delen van de Vierde. Pas de volgende zomer kon hij verder en was de symfonie in een dikke maand voltooid. Het scheelde dat hij Das himmlische Leben al eerder had getoonzet. De tekst kwam uit Des Knaben Wunderhorn, de bundel Duitse volkspoëzie die voor Mahler een blijvende inspiratiebron was. Toen hij in 1899 de gelijknamige liederencyclus publiceerde, hield hij Das himmlische Leben er bewust buiten – al jaren had hij dit lied als deel van een symfonie in gedachten. Het werk van Gustav Mahler tast de grenzen af tussen laat- en postromantiek. Er komen scheuren in de muren van het harmonisch bouwwerk, wat de bewondering afdwong van de generatie (Arnold Schönberg, Alban Berg) die dit verder afbrak.
De manier waarop de dood wordt opgevoerd in het tweede deel past bij de relatieve lichtheid van de Vierde symfonie. De soloviool wordt omhoog gestemd (‘scordatura’) om een schril effect te bereiken voor dit archetypische beeld: Magere Hein die op zijn fiedel een danse macabre speelt. De dood als ‘scherzo’, zoals de instructie van Mahler luidt voor dit deel van de partituur. In het derde deel wordt de luisteraar – weerloos, weergaloos – de diepten ingezogen. Een echt Mahler-adagio, onbeschrijfelijk in zijn melancholie, even onbestemd als alomvattend. Hierna komt de blijdschap van Das himmlische Leben als een soort verlossing. (Maar wilden we wel verlost worden?) Door zijn leidinggevende functie bij de Weense Opera was Mahler voor het componeren op de zomervakanties aangewezen. Na de Derde symfonie, voltooid in 1896, leek zijn symfonische muze stil te vallen, maar vlak voor het einde van de vakantie van 1899 kwam hij dan toch tot een schetsmatige opzet van de eerste drie delen van de Vierde. Pas de volgende zomer kon hij verder en was de symfonie in een dikke maand voltooid. Het scheelde dat hij Das himmlische Leben al eerder had getoonzet. De tekst kwam uit Des Knaben Wunderhorn, de bundel Duitse volkspoëzie die voor Mahler een blijvende inspiratiebron was. Toen hij in 1899 de gelijknamige liederencyclus publiceerde, hield hij Das himmlische Leben er bewust buiten – al jaren had hij dit lied als deel van een symfonie in gedachten. Het werk van Gustav Mahler tast de grenzen af tussen laat- en postromantiek. Er komen scheuren in de muren van het harmonisch bouwwerk, wat de bewondering afdwong van de generatie (Arnold Schönberg, Alban Berg) die dit verder afbrak.
Biografie
NHK Symphony Orchestra, Tokyo, orkest
Het NHK Symphony Orchestra, Tokyo werd in 1926 opgericht onder de naam New Symphony Orchestra. Het was het eerste orkest wereldwijd dat in 1930 een elektrische opname maakte van een Mahlersymfonie: de Vierde.
Het gezelschap kreeg zijn huidige naam in 1951, nadat het zich had aangesloten bij de Japanse publieke omroep, de NHK (Nippon Hoso Kyokai).
Vandaag de dag verzorgt het rond de honderdtwintig concerten per seizoen. Het orkest speelde de Japanse premières van Mahlers Eerste, Vierde en Achtste symfonie. Sinds 2022 is Fabio Luisi chef-dirigent. Eerdere dirigent zijn Charles Dutoit, Herbert Blomstedt, Vladimir Ashkenazy, Paavo Järvi, Tadaaki Otaka en Tatsuya Shimono.
In Het Concertgebouw trad het NHK Symphony Orchestra voor het eerst op in de zomer van 2001, samen met pianiste Martha Argerich. De Europese tournee van 2025 wordt mogelijk gemaakt door ANA Holdings Inc., Iwatani Corporation, Aisin Corporation, East Japan Railway Company, Mitsubishi Estate Co. Ltd. en Mizuho Bank Ltd.
Fabio Luisi, dirigent
Fabio Luisi is sinds het seizoen 2022-2023 chef-dirigent van het NHK Symphony Orchestra, Tokyo. In december 2023 leidde hij dit orkest in Mahlers Achtste symfonie.
Daarnaast is hij chef-dirigent van het Dallas Symphony Orchestra en van het Danish National Symphony Orchestra.
De Italiaan is ook music director van het Festival della Valle d’Itria in Puglia en eredirigent van zowel het Orchestra Sinfonica Nazionale RAI als het Teatro Carlo Felice in zijn geboortestad Genua. Fabio Luisi studeerde piano aan het conservatorium in Genua en directie bij Milan Horvat in Graz.
Als voormalig chef-dirigent van de Wiener Symphoniker werd hij geëerd met de Anton-Bruckner-Ring en -Medaille. Zijn dvd van Wagners Siegfried en Götterdämmerung, live opgenomen bij The Metropolitan Opera in New York, werd in 2012 bij de Grammy Awards uitgeroepen tot beste opera-opname.
In Het Concertgebouw keert Fabio Luisi regelmatig terug, onder andere als gastdirigent bij het Concertgebouworkest. Hij is ook een gepassioneerd parfumeur.
Ying Fang, sopraan
Ying Fang maakte in april 2025 haar Concertgebouwdebuut in Bachs Johannes-Passion met het ensemble Pygmalion gedirigeerd door Raphäel Pichon. Actueel zijn ook haar debuten aan het Royal Opera House Covent Garden in Londen, de Bayerische Staatsoper in München, de Wiener Staatsoper en de San Francisco Opera.
Bij De Nationale Opera in Amsterdam was ze in seizoen 2023/2024 te gast in Händels Agrippina en Mozarts Die Zauberflöte. Op het concertpodium zong ze in onder andere Mahlers Vierde symfonie met de orkesten van Sydney, Chicago en San Francisco, en in de Achtste met het Boston Symphony Orchestra onder leiding van Andris Nelsons.
Ying Fang was in 2009 in haar geboorteland de winnaar van de prestigieuze Golden Bell Award for Music. De zangeres behaalde haar bachelor aan het conservatorium van Shanghai en haar master aan The Juilliard School in New York. Aan The Metropolitan Opera volgde ze het Lindemann Young Artist Development Program.
Matthias Goerne, bariton
Matthias Goerne wordt wel de beroemdste leerling van Dietrich Fischer-Dieskau genoemd. Zijn interpretaties van liederen van Schubert, Schumann en Mahler worden tot de beste ter wereld gerekend. Daarnaast is hij veel geprezen als operazanger.
Sinds zijn debuut als Papageno in Mozarts Die Zauberflöte tijdens de Salzburger Festspiele van 1997 is Matthias Goerne kind aan huis op alle grote operapodia, van het Royal Opera House Covent Garden in Londen tot het Teatro Real in Madrid, van de Staatsoper in Wenen tot The Metropolitan Opera in New York. Naast Wagner en Puccini staan ook hedendaagse opera’s op zijn repertoire. Als solist trad hij op met de meest vooraanstaande orkesten wereldwijd.
De uit Weimar afkomstige bariton maakte in 1997 zijn debuut bij het Concertgebouworkest en keerde er voor het laatst terug in de Kerstmatinee van 2021, met liederen uit Mahlers Des Knaben Wunderhorn onder leiding van Jaap van Zweden. Onder zijn vele onderscheidingen prijken het erelidmaatschap van de Londense Royal Academy of Music en de allereerste Wigmore Hall Medal.