Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Mahler Festival: Fabio Luisi leidt NHK Symphony Orchestra in Mahlers Symfonie nr. 3

Mahler Festival: Fabio Luisi leidt NHK Symphony Orchestra in Mahlers Symfonie nr. 3

Grote Zaal
11 mei 2025
20.15 uur

Print

NHK Symphony Orchestra, Tokyo
Groot Omroepvrouwenkoor instudering Peter Dijkstra
Kinderen uit het Nationaal Kinderkoor en Nationaal Jongenskoor instudering Irene Verburg
Fabio Luisi dirigent
Olesya Petrova mezzosopraan

Ook interessant:
- Gustav Mahler: Derde symfonie
- De infographic van de Derde symfonie
- Mahler Meets Freud
- 9 terugblikken op het Mahler Feest van 1995

Gustav Mahler (1860-1911)

Symfonie nr. 3 in d kl.t. (1893-96; revisie 1906)
voor groot orkest, alt, jongenskoor en vrouwenkoor
Erste Abteilung:
Einleitung (Pan erwacht)
I Der Sommer marschiert ein – Kräftig, entschieden
Zweite Abteilung:
II Was mir die Blumen auf der Wiese erzählen – Tempo di menuetto: sehr mässig
III Was mir die Tiere im Walde erzählen – Comodo, scherzando, ohne Hast
IV Was mir der Mensch erzählt – Sehr langsam: misterioso. Durchaus ppp
V Was mir die Engel erzählen – Lustig im Tempo und keck im Ausdruck
VI Was mir die Liebe erzählt – Langsam, ruhevoll, empfunden

er is geen pauze
einde ± 22.00 uur

Grote Zaal 11 mei 2025 20.15 uur

NHK Symphony Orchestra, Tokyo
Groot Omroepvrouwenkoor instudering Peter Dijkstra
Kinderen uit het Nationaal Kinderkoor en Nationaal Jongenskoor instudering Irene Verburg
Fabio Luisi dirigent
Olesya Petrova mezzosopraan

Ook interessant:
- Gustav Mahler: Derde symfonie
- De infographic van de Derde symfonie
- Mahler Meets Freud
- 9 terugblikken op het Mahler Feest van 1995

Gustav Mahler (1860-1911)

Symfonie nr. 3 in d kl.t. (1893-96; revisie 1906)
voor groot orkest, alt, jongenskoor en vrouwenkoor
Erste Abteilung:
Einleitung (Pan erwacht)
I Der Sommer marschiert ein – Kräftig, entschieden
Zweite Abteilung:
II Was mir die Blumen auf der Wiese erzählen – Tempo di menuetto: sehr mässig
III Was mir die Tiere im Walde erzählen – Comodo, scherzando, ohne Hast
IV Was mir der Mensch erzählt – Sehr langsam: misterioso. Durchaus ppp
V Was mir die Engel erzählen – Lustig im Tempo und keck im Ausdruck
VI Was mir die Liebe erzählt – Langsam, ruhevoll, empfunden

er is geen pauze
einde ± 22.00 uur

Toelichting

Gustav Mahler (1860-1911)

Derde symfonie

door Axel Meijer

Veel mensen grijpen de zomervakantie aan om eens lekker niets te doen. Zo niet Gustav Mahler. Die gebruikt de maanden waarin hij zich niet kapot werkt als dirigent van de Hofoper in Wenen om keihard aan zijn oeuvre te schrijven. Medio jaren 1890 doet hij dat aan de Oostenrijkse Attersee, in een speciaal componeerhuisje. Volgens de man die het bouwde ‘moest Mahler dat huisje pal aan het water hebben. Zodra hij het meer kon horen […] stroomden de composities gewoon uit zijn hoofd.’

Ver van de stad, in zijn huisje aan het meer, schrijft Mahler zijn Derde symfonie, zelfs voor zijn doen een kolossaal werk – en met een immens programma. In zes delen componeert Mahler evenzoveel oplopende evolutiestadia van de Natuur – met hoofdletter, en in de ruimste betekenis. In de eerste ‘Abteilung’, het langste deel, horen we een scheppingsverhaal, de geboorte van de wereld, of liever: het ontstaan van Alles uit Niets.

Om het ontstaan van de wereld te verklanken zet Mahler een reusachtige orkestbezetting in (en twee koren!)

In de vijfdelige tweede ‘Abteilung’ componeert Mahler, in zijn eigen woorden, ons respectievelijk voor ‘wat de bloemen mij vertellen; wat de dieren mij vertellen; wat de mens mij vertelt; wat de engelen mij vertellen; en wat de liefde mij vertelt.’ 

Abteilung I (deel 1)

Om het ontstaan van de wereld te verklanken zet Mahler een reusachtige orkestbezetting in (en twee koren!). Alleen al het koper bestaat uit acht hoorns, vier trompetten, vier trombones en een tuba. Voor het evenwicht zijn ook de overige orkestgroepen uitgebreid. De acht hoorns openen het werk tegelijkertijd luid, sober en onheilspellend. Kort daarop lijkt de muziek tot stilstand te komen, in ieder geval melodisch. Het binnenste van de aarde stolt langzaam tot gesteente. Mahler: ‘Het is bijna opgehouden muziek te zijn’, en: ‘Het is haast griezelig hoe uit deze zielloze, versteende materie het leven doorbreekt.’ Hij zegt ook: ‘Ik had dit deel evengoed kunnen noemen: wat de bergen mij vertellen.’

Toch breekt uiteindelijk het leven door. Dit eerste deel is feitelijk een op zichzelf staand symfonisch gedicht. Mahler geeft het de titel ‘Pan’, het Griekse woord voor ‘alles’ maar ook de naam van de muzikale bosgod van vruchtbaarheid en overvloed. Mahler wekt Pan uit zijn diepe slaap met hout- en rietblazers, verwijzend naar diens panfluit. Het symboliseert het begin van organische natuur, planten- en dierenleven, waaruit uiteindelijk de mens ontstaat, inclusief alle menselijk lijden en streven naar geluk.

Maar eerst moet die mens nog geboren worden. Mahler grijpt daarvoor terug op thema’s waarmee hij het ontstaan van de aarde heeft getoonzet. Daarmee staan diezelfde klanken voor hoe de mens in een onherbergzame wereld wordt geworpen. Dit ontwaken van zowel Pan als de mens vergt meerdere pogingen, in de vorm van afgebroken muzikale inzetten; niets gaat zonder slag of stoot.

De komst van de eerste zomer helpt. Mahler geeft die de vorm van een extatisch-glorieuze mars, een fanfare waarmee hij de bloemen alvast uitbundig buitenzet. Al deze thema’s, deze geboortes van de wereld, van Pan, de zomer en de mens, werken in Mahlers scheppende handen muzikaal door elkaar heen en op elkaar in. Het maakt de classificatie van dit deel als, bijvoorbeeld, een klassieke sonatevorm erg lastig. Maar het strookt met de kosmologie van Zarathustra.

Veel mensen grijpen de zomervakantie aan om eens lekker niets te doen. Zo niet Gustav Mahler. Die gebruikt de maanden waarin hij zich niet kapot werkt als dirigent van de Hofoper in Wenen om keihard aan zijn oeuvre te schrijven. Medio jaren 1890 doet hij dat aan de Oostenrijkse Attersee, in een speciaal componeerhuisje. Volgens de man die het bouwde ‘moest Mahler dat huisje pal aan het water hebben. Zodra hij het meer kon horen […] stroomden de composities gewoon uit zijn hoofd.’

Ver van de stad, in zijn huisje aan het meer, schrijft Mahler zijn Derde symfonie, zelfs voor zijn doen een kolossaal werk – en met een immens programma. In zes delen componeert Mahler evenzoveel oplopende evolutiestadia van de Natuur – met hoofdletter, en in de ruimste betekenis. In de eerste ‘Abteilung’, het langste deel, horen we een scheppingsverhaal, de geboorte van de wereld, of liever: het ontstaan van Alles uit Niets.

Om het ontstaan van de wereld te verklanken zet Mahler een reusachtige orkestbezetting in (en twee koren!)

In de vijfdelige tweede ‘Abteilung’ componeert Mahler, in zijn eigen woorden, ons respectievelijk voor ‘wat de bloemen mij vertellen; wat de dieren mij vertellen; wat de mens mij vertelt; wat de engelen mij vertellen; en wat de liefde mij vertelt.’ 

Abteilung I (deel 1)

Om het ontstaan van de wereld te verklanken zet Mahler een reusachtige orkestbezetting in (en twee koren!). Alleen al het koper bestaat uit acht hoorns, vier trompetten, vier trombones en een tuba. Voor het evenwicht zijn ook de overige orkestgroepen uitgebreid. De acht hoorns openen het werk tegelijkertijd luid, sober en onheilspellend. Kort daarop lijkt de muziek tot stilstand te komen, in ieder geval melodisch. Het binnenste van de aarde stolt langzaam tot gesteente. Mahler: ‘Het is bijna opgehouden muziek te zijn’, en: ‘Het is haast griezelig hoe uit deze zielloze, versteende materie het leven doorbreekt.’ Hij zegt ook: ‘Ik had dit deel evengoed kunnen noemen: wat de bergen mij vertellen.’

Toch breekt uiteindelijk het leven door. Dit eerste deel is feitelijk een op zichzelf staand symfonisch gedicht. Mahler geeft het de titel ‘Pan’, het Griekse woord voor ‘alles’ maar ook de naam van de muzikale bosgod van vruchtbaarheid en overvloed. Mahler wekt Pan uit zijn diepe slaap met hout- en rietblazers, verwijzend naar diens panfluit. Het symboliseert het begin van organische natuur, planten- en dierenleven, waaruit uiteindelijk de mens ontstaat, inclusief alle menselijk lijden en streven naar geluk.

Maar eerst moet die mens nog geboren worden. Mahler grijpt daarvoor terug op thema’s waarmee hij het ontstaan van de aarde heeft getoonzet. Daarmee staan diezelfde klanken voor hoe de mens in een onherbergzame wereld wordt geworpen. Dit ontwaken van zowel Pan als de mens vergt meerdere pogingen, in de vorm van afgebroken muzikale inzetten; niets gaat zonder slag of stoot.

De komst van de eerste zomer helpt. Mahler geeft die de vorm van een extatisch-glorieuze mars, een fanfare waarmee hij de bloemen alvast uitbundig buitenzet. Al deze thema’s, deze geboortes van de wereld, van Pan, de zomer en de mens, werken in Mahlers scheppende handen muzikaal door elkaar heen en op elkaar in. Het maakt de classificatie van dit deel als, bijvoorbeeld, een klassieke sonatevorm erg lastig. Maar het strookt met de kosmologie van Zarathustra.

  • Mahlers componeerhuisje (rechts)

    aan de Attersee

    Mahlers componeerhuisje (rechts)

    aan de Attersee

  • Mahlers componeerhuisje (rechts)

    aan de Attersee

    Mahlers componeerhuisje (rechts)

    aan de Attersee

Abteilung II (delen 2 tot en met 6)

‘Wat de bloemen in de wei mij vertellen’ opent de tweede Abteilung. Het stuk past in een traditie van ‘bloemenmuziek’, zoals Rosen aus dem Süden van Johann Stra­uss jr. en de bloemenwals van Pjotr Tsjaikovski. Ook Mahler schildert zijn flora in driekwartsmaat, maar dan als menuet, inclusief contrasterende triosecties – waarin de wind voor verstuiving zorgt.

De vraag blijft: reikt geluk dieper dan verdriet?

Deel 3, ‘Wat de dieren in het woud mij vertellen’, is een scherzo, gebaseerd op Mahlers eigen lied Ablösung im Sommer (’Wisseling van de wacht in de zomer’) op tekst uit de volksliedbundel Des Knaben Wunderhorn. Daarin vervangt de virtuoze nachtegaal de repetitieve koekoek (‘Kukuk ist tod!’). Mahler componeert hier een serie vrije variaties. Als de vogels gezelschap krijgen van andere dieren, blijkt hoe hard de natuur is. Dan, onverwachts, last Mahler een trompetsolo in, ‘als een posthoorn uit de verte’, een soort Last Post voor de dode dieren. Deze solo wordt vaak op flugelhorn gespeeld.

Deel 4 verruilt de fysieke wereld voor de geestelijke. ‘Wat de mensen mij vertellen’ is een alt-aria op een tekst uit Zarathustra. Het lied zoekt troost voor menselijke existentiële paniek, om de bosgod nog eens te noemen. De vraag blijft: reikt geluk dieper dan verdriet?

Voor deel 5, ‘Wat de engelen mij vertellen’, grijpt Mahler opnieuw terug naar een Wunderhornlied: Es sungen drei Engel. Naast een vrouwenkoor zingt hier een kinderkoor, symbool van onschuld. Hoewel de originele tekst over zondigheid gaat, legt Mahler de nadruk op vergeving, verlossing en liefde voor God, die uiteindelijk tot hemelse vreugde leidt – een laatste stap omhoog op Mahlers evolutionaire ladder.

De titel van deel 6 maakt duidelijk wat die ‘hemelse vreugde’ voor de componist betekent. Volgens Mahler is dat ‘wat de liefde mij vertelt.’ Geen aardse liefde, maar eeuwige. Het deel is één grote, zuiver instrumentale hymne, een ode aan God en de Liefde, die voor Mahler één en hetzelfde zijn. De hoofdmelodie voor de strijkers is heel direct – en toch nauwelijks herkenbaar – gebaseerd op de opening door de hoorns van deel 1, de geboorte van Alles. Mahler: ‘Wat daar levenloos was, is hier uitgegroeid tot het hoogste bewustzijn. Van onuitgedrukte klank tot de hoogste uitdrukking.’ Een magistrale, getransfigureerde ‘terugkeer van hetzelfde.’

Voor wie meer wil weten over ­Mahlers inspiratiebronnen voor de Derde symfonie tipt auteur Axel Meijer de Amerikaanse podcast Embrace Everything.

 

Abteilung II (delen 2 tot en met 6)

‘Wat de bloemen in de wei mij vertellen’ opent de tweede Abteilung. Het stuk past in een traditie van ‘bloemenmuziek’, zoals Rosen aus dem Süden van Johann Stra­uss jr. en de bloemenwals van Pjotr Tsjaikovski. Ook Mahler schildert zijn flora in driekwartsmaat, maar dan als menuet, inclusief contrasterende triosecties – waarin de wind voor verstuiving zorgt.

De vraag blijft: reikt geluk dieper dan verdriet?

Deel 3, ‘Wat de dieren in het woud mij vertellen’, is een scherzo, gebaseerd op Mahlers eigen lied Ablösung im Sommer (’Wisseling van de wacht in de zomer’) op tekst uit de volksliedbundel Des Knaben Wunderhorn. Daarin vervangt de virtuoze nachtegaal de repetitieve koekoek (‘Kukuk ist tod!’). Mahler componeert hier een serie vrije variaties. Als de vogels gezelschap krijgen van andere dieren, blijkt hoe hard de natuur is. Dan, onverwachts, last Mahler een trompetsolo in, ‘als een posthoorn uit de verte’, een soort Last Post voor de dode dieren. Deze solo wordt vaak op flugelhorn gespeeld.

Deel 4 verruilt de fysieke wereld voor de geestelijke. ‘Wat de mensen mij vertellen’ is een alt-aria op een tekst uit Zarathustra. Het lied zoekt troost voor menselijke existentiële paniek, om de bosgod nog eens te noemen. De vraag blijft: reikt geluk dieper dan verdriet?

Voor deel 5, ‘Wat de engelen mij vertellen’, grijpt Mahler opnieuw terug naar een Wunderhornlied: Es sungen drei Engel. Naast een vrouwenkoor zingt hier een kinderkoor, symbool van onschuld. Hoewel de originele tekst over zondigheid gaat, legt Mahler de nadruk op vergeving, verlossing en liefde voor God, die uiteindelijk tot hemelse vreugde leidt – een laatste stap omhoog op Mahlers evolutionaire ladder.

De titel van deel 6 maakt duidelijk wat die ‘hemelse vreugde’ voor de componist betekent. Volgens Mahler is dat ‘wat de liefde mij vertelt.’ Geen aardse liefde, maar eeuwige. Het deel is één grote, zuiver instrumentale hymne, een ode aan God en de Liefde, die voor Mahler één en hetzelfde zijn. De hoofdmelodie voor de strijkers is heel direct – en toch nauwelijks herkenbaar – gebaseerd op de opening door de hoorns van deel 1, de geboorte van Alles. Mahler: ‘Wat daar levenloos was, is hier uitgegroeid tot het hoogste bewustzijn. Van onuitgedrukte klank tot de hoogste uitdrukking.’ Een magistrale, getransfigureerde ‘terugkeer van hetzelfde.’

Voor wie meer wil weten over ­Mahlers inspiratiebronnen voor de Derde symfonie tipt auteur Axel Meijer de Amerikaanse podcast Embrace Everything.

 

door Axel Meijer

Gustav Mahler (1860-1911)

Derde symfonie

door Axel Meijer

Veel mensen grijpen de zomervakantie aan om eens lekker niets te doen. Zo niet Gustav Mahler. Die gebruikt de maanden waarin hij zich niet kapot werkt als dirigent van de Hofoper in Wenen om keihard aan zijn oeuvre te schrijven. Medio jaren 1890 doet hij dat aan de Oostenrijkse Attersee, in een speciaal componeerhuisje. Volgens de man die het bouwde ‘moest Mahler dat huisje pal aan het water hebben. Zodra hij het meer kon horen […] stroomden de composities gewoon uit zijn hoofd.’

Ver van de stad, in zijn huisje aan het meer, schrijft Mahler zijn Derde symfonie, zelfs voor zijn doen een kolossaal werk – en met een immens programma. In zes delen componeert Mahler evenzoveel oplopende evolutiestadia van de Natuur – met hoofdletter, en in de ruimste betekenis. In de eerste ‘Abteilung’, het langste deel, horen we een scheppingsverhaal, de geboorte van de wereld, of liever: het ontstaan van Alles uit Niets.

Om het ontstaan van de wereld te verklanken zet Mahler een reusachtige orkestbezetting in (en twee koren!)

In de vijfdelige tweede ‘Abteilung’ componeert Mahler, in zijn eigen woorden, ons respectievelijk voor ‘wat de bloemen mij vertellen; wat de dieren mij vertellen; wat de mens mij vertelt; wat de engelen mij vertellen; en wat de liefde mij vertelt.’ 

Abteilung I (deel 1)

Om het ontstaan van de wereld te verklanken zet Mahler een reusachtige orkestbezetting in (en twee koren!). Alleen al het koper bestaat uit acht hoorns, vier trompetten, vier trombones en een tuba. Voor het evenwicht zijn ook de overige orkestgroepen uitgebreid. De acht hoorns openen het werk tegelijkertijd luid, sober en onheilspellend. Kort daarop lijkt de muziek tot stilstand te komen, in ieder geval melodisch. Het binnenste van de aarde stolt langzaam tot gesteente. Mahler: ‘Het is bijna opgehouden muziek te zijn’, en: ‘Het is haast griezelig hoe uit deze zielloze, versteende materie het leven doorbreekt.’ Hij zegt ook: ‘Ik had dit deel evengoed kunnen noemen: wat de bergen mij vertellen.’

Toch breekt uiteindelijk het leven door. Dit eerste deel is feitelijk een op zichzelf staand symfonisch gedicht. Mahler geeft het de titel ‘Pan’, het Griekse woord voor ‘alles’ maar ook de naam van de muzikale bosgod van vruchtbaarheid en overvloed. Mahler wekt Pan uit zijn diepe slaap met hout- en rietblazers, verwijzend naar diens panfluit. Het symboliseert het begin van organische natuur, planten- en dierenleven, waaruit uiteindelijk de mens ontstaat, inclusief alle menselijk lijden en streven naar geluk.

Maar eerst moet die mens nog geboren worden. Mahler grijpt daarvoor terug op thema’s waarmee hij het ontstaan van de aarde heeft getoonzet. Daarmee staan diezelfde klanken voor hoe de mens in een onherbergzame wereld wordt geworpen. Dit ontwaken van zowel Pan als de mens vergt meerdere pogingen, in de vorm van afgebroken muzikale inzetten; niets gaat zonder slag of stoot.

De komst van de eerste zomer helpt. Mahler geeft die de vorm van een extatisch-glorieuze mars, een fanfare waarmee hij de bloemen alvast uitbundig buitenzet. Al deze thema’s, deze geboortes van de wereld, van Pan, de zomer en de mens, werken in Mahlers scheppende handen muzikaal door elkaar heen en op elkaar in. Het maakt de classificatie van dit deel als, bijvoorbeeld, een klassieke sonatevorm erg lastig. Maar het strookt met de kosmologie van Zarathustra.

Veel mensen grijpen de zomervakantie aan om eens lekker niets te doen. Zo niet Gustav Mahler. Die gebruikt de maanden waarin hij zich niet kapot werkt als dirigent van de Hofoper in Wenen om keihard aan zijn oeuvre te schrijven. Medio jaren 1890 doet hij dat aan de Oostenrijkse Attersee, in een speciaal componeerhuisje. Volgens de man die het bouwde ‘moest Mahler dat huisje pal aan het water hebben. Zodra hij het meer kon horen […] stroomden de composities gewoon uit zijn hoofd.’

Ver van de stad, in zijn huisje aan het meer, schrijft Mahler zijn Derde symfonie, zelfs voor zijn doen een kolossaal werk – en met een immens programma. In zes delen componeert Mahler evenzoveel oplopende evolutiestadia van de Natuur – met hoofdletter, en in de ruimste betekenis. In de eerste ‘Abteilung’, het langste deel, horen we een scheppingsverhaal, de geboorte van de wereld, of liever: het ontstaan van Alles uit Niets.

Om het ontstaan van de wereld te verklanken zet Mahler een reusachtige orkestbezetting in (en twee koren!)

In de vijfdelige tweede ‘Abteilung’ componeert Mahler, in zijn eigen woorden, ons respectievelijk voor ‘wat de bloemen mij vertellen; wat de dieren mij vertellen; wat de mens mij vertelt; wat de engelen mij vertellen; en wat de liefde mij vertelt.’ 

Abteilung I (deel 1)

Om het ontstaan van de wereld te verklanken zet Mahler een reusachtige orkestbezetting in (en twee koren!). Alleen al het koper bestaat uit acht hoorns, vier trompetten, vier trombones en een tuba. Voor het evenwicht zijn ook de overige orkestgroepen uitgebreid. De acht hoorns openen het werk tegelijkertijd luid, sober en onheilspellend. Kort daarop lijkt de muziek tot stilstand te komen, in ieder geval melodisch. Het binnenste van de aarde stolt langzaam tot gesteente. Mahler: ‘Het is bijna opgehouden muziek te zijn’, en: ‘Het is haast griezelig hoe uit deze zielloze, versteende materie het leven doorbreekt.’ Hij zegt ook: ‘Ik had dit deel evengoed kunnen noemen: wat de bergen mij vertellen.’

Toch breekt uiteindelijk het leven door. Dit eerste deel is feitelijk een op zichzelf staand symfonisch gedicht. Mahler geeft het de titel ‘Pan’, het Griekse woord voor ‘alles’ maar ook de naam van de muzikale bosgod van vruchtbaarheid en overvloed. Mahler wekt Pan uit zijn diepe slaap met hout- en rietblazers, verwijzend naar diens panfluit. Het symboliseert het begin van organische natuur, planten- en dierenleven, waaruit uiteindelijk de mens ontstaat, inclusief alle menselijk lijden en streven naar geluk.

Maar eerst moet die mens nog geboren worden. Mahler grijpt daarvoor terug op thema’s waarmee hij het ontstaan van de aarde heeft getoonzet. Daarmee staan diezelfde klanken voor hoe de mens in een onherbergzame wereld wordt geworpen. Dit ontwaken van zowel Pan als de mens vergt meerdere pogingen, in de vorm van afgebroken muzikale inzetten; niets gaat zonder slag of stoot.

De komst van de eerste zomer helpt. Mahler geeft die de vorm van een extatisch-glorieuze mars, een fanfare waarmee hij de bloemen alvast uitbundig buitenzet. Al deze thema’s, deze geboortes van de wereld, van Pan, de zomer en de mens, werken in Mahlers scheppende handen muzikaal door elkaar heen en op elkaar in. Het maakt de classificatie van dit deel als, bijvoorbeeld, een klassieke sonatevorm erg lastig. Maar het strookt met de kosmologie van Zarathustra.

  • Mahlers componeerhuisje (rechts)

    aan de Attersee

    Mahlers componeerhuisje (rechts)

    aan de Attersee

  • Mahlers componeerhuisje (rechts)

    aan de Attersee

    Mahlers componeerhuisje (rechts)

    aan de Attersee

Abteilung II (delen 2 tot en met 6)

‘Wat de bloemen in de wei mij vertellen’ opent de tweede Abteilung. Het stuk past in een traditie van ‘bloemenmuziek’, zoals Rosen aus dem Süden van Johann Stra­uss jr. en de bloemenwals van Pjotr Tsjaikovski. Ook Mahler schildert zijn flora in driekwartsmaat, maar dan als menuet, inclusief contrasterende triosecties – waarin de wind voor verstuiving zorgt.

De vraag blijft: reikt geluk dieper dan verdriet?

Deel 3, ‘Wat de dieren in het woud mij vertellen’, is een scherzo, gebaseerd op Mahlers eigen lied Ablösung im Sommer (’Wisseling van de wacht in de zomer’) op tekst uit de volksliedbundel Des Knaben Wunderhorn. Daarin vervangt de virtuoze nachtegaal de repetitieve koekoek (‘Kukuk ist tod!’). Mahler componeert hier een serie vrije variaties. Als de vogels gezelschap krijgen van andere dieren, blijkt hoe hard de natuur is. Dan, onverwachts, last Mahler een trompetsolo in, ‘als een posthoorn uit de verte’, een soort Last Post voor de dode dieren. Deze solo wordt vaak op flugelhorn gespeeld.

Deel 4 verruilt de fysieke wereld voor de geestelijke. ‘Wat de mensen mij vertellen’ is een alt-aria op een tekst uit Zarathustra. Het lied zoekt troost voor menselijke existentiële paniek, om de bosgod nog eens te noemen. De vraag blijft: reikt geluk dieper dan verdriet?

Voor deel 5, ‘Wat de engelen mij vertellen’, grijpt Mahler opnieuw terug naar een Wunderhornlied: Es sungen drei Engel. Naast een vrouwenkoor zingt hier een kinderkoor, symbool van onschuld. Hoewel de originele tekst over zondigheid gaat, legt Mahler de nadruk op vergeving, verlossing en liefde voor God, die uiteindelijk tot hemelse vreugde leidt – een laatste stap omhoog op Mahlers evolutionaire ladder.

De titel van deel 6 maakt duidelijk wat die ‘hemelse vreugde’ voor de componist betekent. Volgens Mahler is dat ‘wat de liefde mij vertelt.’ Geen aardse liefde, maar eeuwige. Het deel is één grote, zuiver instrumentale hymne, een ode aan God en de Liefde, die voor Mahler één en hetzelfde zijn. De hoofdmelodie voor de strijkers is heel direct – en toch nauwelijks herkenbaar – gebaseerd op de opening door de hoorns van deel 1, de geboorte van Alles. Mahler: ‘Wat daar levenloos was, is hier uitgegroeid tot het hoogste bewustzijn. Van onuitgedrukte klank tot de hoogste uitdrukking.’ Een magistrale, getransfigureerde ‘terugkeer van hetzelfde.’

Voor wie meer wil weten over ­Mahlers inspiratiebronnen voor de Derde symfonie tipt auteur Axel Meijer de Amerikaanse podcast Embrace Everything.

 

Abteilung II (delen 2 tot en met 6)

‘Wat de bloemen in de wei mij vertellen’ opent de tweede Abteilung. Het stuk past in een traditie van ‘bloemenmuziek’, zoals Rosen aus dem Süden van Johann Stra­uss jr. en de bloemenwals van Pjotr Tsjaikovski. Ook Mahler schildert zijn flora in driekwartsmaat, maar dan als menuet, inclusief contrasterende triosecties – waarin de wind voor verstuiving zorgt.

De vraag blijft: reikt geluk dieper dan verdriet?

Deel 3, ‘Wat de dieren in het woud mij vertellen’, is een scherzo, gebaseerd op Mahlers eigen lied Ablösung im Sommer (’Wisseling van de wacht in de zomer’) op tekst uit de volksliedbundel Des Knaben Wunderhorn. Daarin vervangt de virtuoze nachtegaal de repetitieve koekoek (‘Kukuk ist tod!’). Mahler componeert hier een serie vrije variaties. Als de vogels gezelschap krijgen van andere dieren, blijkt hoe hard de natuur is. Dan, onverwachts, last Mahler een trompetsolo in, ‘als een posthoorn uit de verte’, een soort Last Post voor de dode dieren. Deze solo wordt vaak op flugelhorn gespeeld.

Deel 4 verruilt de fysieke wereld voor de geestelijke. ‘Wat de mensen mij vertellen’ is een alt-aria op een tekst uit Zarathustra. Het lied zoekt troost voor menselijke existentiële paniek, om de bosgod nog eens te noemen. De vraag blijft: reikt geluk dieper dan verdriet?

Voor deel 5, ‘Wat de engelen mij vertellen’, grijpt Mahler opnieuw terug naar een Wunderhornlied: Es sungen drei Engel. Naast een vrouwenkoor zingt hier een kinderkoor, symbool van onschuld. Hoewel de originele tekst over zondigheid gaat, legt Mahler de nadruk op vergeving, verlossing en liefde voor God, die uiteindelijk tot hemelse vreugde leidt – een laatste stap omhoog op Mahlers evolutionaire ladder.

De titel van deel 6 maakt duidelijk wat die ‘hemelse vreugde’ voor de componist betekent. Volgens Mahler is dat ‘wat de liefde mij vertelt.’ Geen aardse liefde, maar eeuwige. Het deel is één grote, zuiver instrumentale hymne, een ode aan God en de Liefde, die voor Mahler één en hetzelfde zijn. De hoofdmelodie voor de strijkers is heel direct – en toch nauwelijks herkenbaar – gebaseerd op de opening door de hoorns van deel 1, de geboorte van Alles. Mahler: ‘Wat daar levenloos was, is hier uitgegroeid tot het hoogste bewustzijn. Van onuitgedrukte klank tot de hoogste uitdrukking.’ Een magistrale, getransfigureerde ‘terugkeer van hetzelfde.’

Voor wie meer wil weten over ­Mahlers inspiratiebronnen voor de Derde symfonie tipt auteur Axel Meijer de Amerikaanse podcast Embrace Everything.

 

door Axel Meijer

Biografie

NHK Symphony Orchestra, Tokyo, orkest

Het NHK Symphony Orchestra, Tokyo werd in 1926 opgericht onder de naam New Symphony Orchestra. Het was het eerste orkest wereldwijd dat in 1930 een elektrische opname maakte van een Mahlersymfonie: de Vierde.

Het gezelschap kreeg zijn huidige naam in 1951, nadat het zich had aangesloten bij de Japanse publieke omroep, de NHK (Nippon Hoso Kyokai).

Vandaag de dag verzorgt het rond de honderdtwintig concerten per seizoen. Het orkest speelde de Japanse premières van Mahlers Eerste, Vierde en Achtste symfonie. Sinds 2022 is Fabio Luisi chef-dirigent. Eerdere dirigent zijn Charles Dutoit, Herbert Blomstedt, Vladimir Ashkenazy, Paavo Järvi, Tadaaki Otaka en Tatsuya Shimono.

In Het Concertgebouw trad het NHK Symphony Orchestra voor het eerst op in de zomer van 2001, samen met pianiste Martha Argerich. De Europese tournee van 2025 wordt mogelijk gemaakt door ANA Holdings Inc., Iwatani Corporation, Aisin Corporation, East Japan Railway Company, Mitsubishi Estate Co. Ltd. en Mizuho Bank Ltd.

Groot Omroepkoor, koor

Het Groot Omroepkoor, opgericht kort na de Tweede Wereldoorlog, is het enige professionele koor in Nederland dat het grote symfonische koorrepertoire uitvoert.

Het koor is nauw verbonden met de Publieke Omroep en zingt veelvuldig in de omroepseries: de NTR ZaterdagMatinee, Het Zondagochtend Concert en het AVROTROS Vrijdagconcert.

Het repertoire beweegt zich tussen hedendaagse muziek (opdrachtwerken van zowel Nederlandse als buitenlandse componisten), oudere werken uit de negentiende en twintigste eeuw, en opera.

Het Groot Omroepkoor treedt op met orkesten van naam en faam: in de omroepseries doorgaans met het Radio Filharmonisch Orkest, maar ook met het Concertgebouworkest bestaat een lange, vruchtbare samenwerking. Samen met het Radio Filharmonisch Orkest ontving het Groot Omroepkoor in 2017 de Concertgebouw Prijs. Chef-dirigent sinds 2020 is Benjamin Goodson.

Nationaal Kinderkoor en Nationaal Jongenskoor, koor

In het Nationaal Kinderkoor, opgericht in 1989, zingen talentvolle kinderen van 10 tot en met 15 jaar afkomstig uit heel Nederland. Het koor maakt net als het Nationaal Jongenskoor deel uit van de Nationale Koren. De kinderen krijgen wekelijks in kleine groepen les van docenten in hun eigen regio.

Daarnaast komen ze bij elkaar om samen concerten voor te bereiden. Het Nationaal Kinderkoor trad op bij diverse nationale gebeurtenissen, zoals de doop van Prinses Amalia. Beide koren treden geregeld op met orkesten als het Concertgebouworkest, het Radio Filharmonisch Orkest en de Berliner Philharmoniker. In het Nationaal Jongenskoor worden daarnaast ook solisten getraind. Het Nationaal Kinderkoor ging op tournee naar Spanje, Hongarije, Zwitserland, Frankrijk, Duitsland en Zweden. De artistieke leiding van beide koren is in handen van Irene Verburg.

Fabio Luisi, dirigent

Fabio Luisi is sinds het seizoen 2022-2023 chef-dirigent van het NHK Symphony Orchestra, Tokyo. In december 2023 leidde hij dit orkest in Mahlers Achtste symfonie.

Daarnaast is hij chef-dirigent van het Dallas Symphony Orchestra en van het Danish National Symphony Orchestra.

De Italiaan is ook music director van het Festival della Valle d’Itria in Puglia en eredirigent van zowel het Orchestra Sinfonica Nazionale RAI als het Teatro Carlo Felice in zijn geboortestad Genua. Fabio Luisi studeerde piano aan het conservatorium in Genua en directie bij Milan Horvat in Graz.

Als voormalig chef-dirigent van de Wiener Symphoniker werd hij geëerd met de Anton-Bruckner-Ring en -Medaille. Zijn dvd van Wagners Siegfried en Götterdämmerung, live opgenomen bij The Metropolitan Opera in New York, werd in 2012 bij de Grammy Awards uitgeroepen tot beste opera-opname.

In Het Concertgebouw keert Fabio Luisi regelmatig terug, onder andere als gastdirigent bij het Concertgebouworkest. Hij is ook een gepassioneerd parfumeur.

Olesya Petrova, alt

Olesya Petrova studeerde in 2008 af aan het Staatsconservatorium ‘Rimski-Korsakov’ in Sint-Petersburg, waar ze les had van Irina Bogacheva. Ze won prijzen op de Galina Vishnevskaya International Opera Artists Competition (2006) en de International Tchaikovsky Competition (2007), beide in Moskou.

Ook was ze laureaat van de BBC Cardiff Singer of the World Competition (2011) en ze won de eerste prijs en de publieksprijs van de Paris Opéra Compétition (2012). De mezzosopraan ontwikkelde zich tot een veelgevraagd opera- en concertzangeres. Zo zong ze onlangs de rol van Ulrica in Verdi’s Un ballo in maschera bij zowel The Metropolitan Opera in New York als de Deutsche Oper Berlin.

Ze werkte recentelijk mee aan Mahlers Das Lied von der Erde met het Orquesta Sinfónica de RTVE. Met het NHK Symphony Orchestra, Tokyo en Fabio Luisi vertolkte Olesya Petrova het Requiem van Verdi. In 2013 was ze in datzelfde werk te horen bij het Concertgebouworkest geleid door Mariss Jansons.