Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Mahler Festival: Concertgebouworkest en Klaus Mäkelä in Mahlers Symfonie nr. 8

Mahler Festival: Concertgebouworkest en Klaus Mäkelä in Mahlers Symfonie nr. 8

Grote Zaal
16 mei 2025
20.15 uur

Print

Koninklijk Concertgebouworkest
Groot Omroepkoor instudering Benjamin Goodson
Laurens Symfonisch instudering Wiecher Mandemaker
Le Chœur de l'Orchestre de Paris instudering Richard Wilberforce
Nationaal Kinderkoor instudering Irene Verburg
Nationaal Jongenskoor instudering Irene Verburg
Klaus Mäkelä dirigent
Hailey Clark sopraan (Magna Peccatrix)
Golda Schultz sopraan (Una poenitentium)
Miriam Kutrowatz sopraan (Mater gloriosa)
Jennifer Johnston mezzosopraan (Mulier Samaritan)
Okka von der Damerau mezzosopraan (Maria Aegyptiaca)
Giorgio Berrugi tenor (Doctor Marianus)
Michael Nagy bariton (Pater ecstaticus)
Tareq Nazmi bas (Pater profundus)

Ook interessant:
- Mahler Meets Freud
- 9 terugblikken op het Mahler Feest van 1995
- Zo klinkt Mahler bij het Concertgebouworkest

Gustav Mahler (1860-1911)

Symfonie nr. 8 in Es gr.t. ‘Symphonie der Tausend’ (1906-07)
voor groot orkest, acht solostemmen, kinderkoor en gemengd koor
Hymnus: Veni, creator spiritus
Schluβszene aus Goethes ‘Faust’ 

er is geen pauze
einde ± 21.45 uur

Grote Zaal 16 mei 2025 20.15 uur

Koninklijk Concertgebouworkest
Groot Omroepkoor instudering Benjamin Goodson
Laurens Symfonisch instudering Wiecher Mandemaker
Le Chœur de l'Orchestre de Paris instudering Richard Wilberforce
Nationaal Kinderkoor instudering Irene Verburg
Nationaal Jongenskoor instudering Irene Verburg
Klaus Mäkelä dirigent
Hailey Clark sopraan (Magna Peccatrix)
Golda Schultz sopraan (Una poenitentium)
Miriam Kutrowatz sopraan (Mater gloriosa)
Jennifer Johnston mezzosopraan (Mulier Samaritan)
Okka von der Damerau mezzosopraan (Maria Aegyptiaca)
Giorgio Berrugi tenor (Doctor Marianus)
Michael Nagy bariton (Pater ecstaticus)
Tareq Nazmi bas (Pater profundus)

Ook interessant:
- Mahler Meets Freud
- 9 terugblikken op het Mahler Feest van 1995
- Zo klinkt Mahler bij het Concertgebouworkest

Gustav Mahler (1860-1911)

Symfonie nr. 8 in Es gr.t. ‘Symphonie der Tausend’ (1906-07)
voor groot orkest, acht solostemmen, kinderkoor en gemengd koor
Hymnus: Veni, creator spiritus
Schluβszene aus Goethes ‘Faust’ 

er is geen pauze
einde ± 21.45 uur

Toelichting

Gustav Mahler (1860-1911)

Achtste symfonie

door Leo Samama

‘Stel je voor dat het universum tot klinken komt. Er zijn geen menselijke stemmen meer, slechts planeten en zonnen, die om elkaar heen draaien’, schreef Gustav Mahler op 18 augustus 1906 aan zijn vriend Willem Mengelberg – van 1895 tot 1945 dirigent van het Concertgebouworkest. Daags tevoren had hij de schetsen van de Achtste symfonie in weinig meer dan drie weken voltooid. En dat na een overvol seizoen. In 1906 werd herdacht dat Mozart 150 jaar geleden geboren was. Mahler dirigeerde in Wenen achter elkaar vijf Mozart-opera’s. Daartussendoor verzorgde hij een productie van Wagners Lohengrin en vertrok hij op concertreizen naar Antwerpen, Amsterdam, Breslau, Berlijn, München en Essen, waar zijn Zesde voor het eerst werd uitgevoerd. In Graz zag hij de Oostenrijkse première van Salome van Richard Strauss. Mahler had Salome in 1905 in Wenen willen uitvoeren. De censuur stak daar toen een stokje voor en hij dreigde met zijn ontslag. Het mocht niet baten. Tijdens de zomervakantie in Maiernigg aan de Wörthersee kon Mahler niet tot rust komen. Hij begon direct aan een nieuwe symfonie op basis van de kerkhymne Veni, creator spiritus. Zijn werktempo was zo hoog dat hij zich pas halverwege realiseerde niet de volledige tekst te kennen en ook niet zeker te zijn van de betekenis van enkele passages. Een vriend werd ingeschakeld. De antwoorden kwamen per telegram. Evenals het dwingende verzoek van de keizer om Le nozze di Figaro op z’n minst eenmaal in Mozarts geboorteplaats, Salzburg, te dirigeren. Mahler vertrok met Goethes Faust op zak. Het componeren ging gewoon door.

Mahler was in deze jaren op de top van zijn fysieke en psychische vermogens. Pas in de zomer van 1907 zou het noodlot toeslaan: Mahlers oudste dochtertje stierf na een aanval van roodvonk gecombineerd met difterie. Bij Mahler werd kort daarop een hartaandoening geconstateerd. De Achtste symfonie kan met een beetje goede wil ook gezien worden als een voorbode van de huwelijkse problemen die de componist kort voor de eerste uitvoering van deze gigant onder de symfonieën troffen. De basis voor de hypothese ligt niet in de overwegend sprookjesachtige muziek – er zijn in feite maar weinig echt luide momenten in deze compositie – maar in de gekozen teksten: de hymne Veni, creator spiritus en de slotscène uit Goethes Faust. Mahler droeg het werk op aan zijn ‘lieben Frau Alma Maria’. In de schetsen staat zelfs ‘für meine Almschl, spiritus creator’ (‘scheppende geest’). Voor hem ja, maar niet voor haarzelf. Het componeren was haar door haar echtgenoot verboden. Zij mocht in zijn successen delen.

Liefde

De tweedelige opzet van de Achtste symfonie verrast nog steeds. Toch sluiten muziek en inhoud van de hymne Veni, creator spiritus en het slot van het tweede deel van Goethes Faust nauw op elkaar aan. Aan het werk als geheel ligt een knappe thematische en ritmische constructie ten grondslag die de term ‘symfonie’ volkomen rechtvaardigt. De Achtste symfonie gaat over liefde, over scheppende liefde, over erotische liefde (‘eros’) en christelijke naastenliefde (‘caritas’). Mahler legt daarbij de nadruk op het laatste aspect en gebruikt Goethes Chorus Mysticus als argument voor een vergeestelijking van de liefde, die Alma in het dagelijks leven niet altijd zo welgevallig geweest moet zijn. ‘Das Ewig Weibliche’ verklaarde Mahler in een brief aan dirigent Bruno Walter als ‘het rustende, het doel in tegenstelling tot het eeuwig verlangende, strevende, het zich naar dit doel toe bewegen dus het eeuwig mannelijke! Je hebt volkomen gelijk wanneer je het als liefdesgeweld karakteriseert.’ Aangezien ‘alles Vergangliche’ slechts een symbool is (‘nur ein Gleichnis’) moet de aardse liefde (‘eros’) van het vergankelijke verlost worden en overgaan in een hemelse, geestelijke liefde. Alma wilde meer dan dat. In de zomer van 1910 leek een breuk onvermijdelijk. Op een dag ontving Mahler in zijn vakantiechalet in Toblach een brief van een ‘stille’ aanbidder van Alma. Het effect daarvan laat zich raden. Ruzies en verwijten over en weer. Alma verweet Gustav dat hij op alle fronten veel te weinig aandacht aan haar schonk.

Grootse uitvoering

In augustus 1910 besloot Mahler naar Nederland te komen om Sigmund Freud in Leiden te ontmoeten. Freud heeft veel later zijn bewondering geuit over Mahlers scherpzinnige inzicht en begrip. Volgens hem had Mahler een moederfixatie en was Alma daar in zekere zin de dupe van geworden. Vanuit Leiden reisde Mahler direct door naar München voor de repetities en de eerste uitvoering van zijn Achtste op 12 en 13 september in de Neue Festhalle. Het Münchense orkest was aangevuld tot 171 man, er zongen drie koren uit Leipzig, München en Wenen met gezamenlijk bijna 860 vocalisten, en de acht solisten. Emil Gutmann, de impresario van deze door Mahler als ‘Barnum and Bailey-achtige happening’ aangemerkte manifestatie, gaf het werk de bijnaam Symphonie der Tausend’. Mahler bedacht voor die eerste uitvoeringen in München een geschikte entourage: de lichten werden gedempt, de meer dan duizend uitvoerenden werden in zwart en wit gehuld. Op verzoek van Mahler moesten de trams tijdens het concert extra langzaam rijden en mochten er geen bellen rinkelen om voetgangers en automobilisten te waarschuwen. Zo kon alle aandacht naar deze ‘hemelse’ muziek gaan.

In de zaal zaten te midden van een publiek van ruim drieduizend luisteraars vele van Mahlers vrienden en bewonderaars: de schrijvers Thomas Mann, Stefan Zweig en Arthur Schnitzler, de ontwerper Alfred Roller, de jonge regisseur Max Reinhardt, de dirigent Bruno Walter (die bij de voorbereidingen geholpen had), Willem Mengelberg, Leopold Stokowski (die de eerste Amerikaanse uitvoering voor zijn rekening nam), Otto Klemperer, en Siegfried Wagner en Anton Webern. Alma Mahler herinnerde zich: ‘De generale repetitie was aanleiding voor hartstochtelijk enthousiasme, maar dat was niets vergeleken bij de uitvoering zelf. Het complete publiek rees overeind zodra Mahler zijn plaats achter de dirigentenlessenaar innam; en de ademloze stilte die daarop volgde was het meest indrukwekkende eerbetoon dat men aan een kunstenaar kan bewijzen.’ Bruno Walter verhaalde: ‘Toen de laatste toon van de uitvoering uitgestorven was en de golven geestdriftig applaus hem bereikten, klom Mahler langs de trappen van het platform naar boven, waar het kinderkoor opgesteld was. De kleintjes begroetten hem met gejuich en terwijl hij weer naar beneden liep drukte hij elk handje dat naar hem was uitgestrekt. De liefhebbende groet van de jonge generatie vulde hem met hoop in de toekomst van zijn werk en verschafte hem oprecht plezier.’

‘Stel je voor dat het universum tot klinken komt. Er zijn geen menselijke stemmen meer, slechts planeten en zonnen, die om elkaar heen draaien’, schreef Gustav Mahler op 18 augustus 1906 aan zijn vriend Willem Mengelberg – van 1895 tot 1945 dirigent van het Concertgebouworkest. Daags tevoren had hij de schetsen van de Achtste symfonie in weinig meer dan drie weken voltooid. En dat na een overvol seizoen. In 1906 werd herdacht dat Mozart 150 jaar geleden geboren was. Mahler dirigeerde in Wenen achter elkaar vijf Mozart-opera’s. Daartussendoor verzorgde hij een productie van Wagners Lohengrin en vertrok hij op concertreizen naar Antwerpen, Amsterdam, Breslau, Berlijn, München en Essen, waar zijn Zesde voor het eerst werd uitgevoerd. In Graz zag hij de Oostenrijkse première van Salome van Richard Strauss. Mahler had Salome in 1905 in Wenen willen uitvoeren. De censuur stak daar toen een stokje voor en hij dreigde met zijn ontslag. Het mocht niet baten. Tijdens de zomervakantie in Maiernigg aan de Wörthersee kon Mahler niet tot rust komen. Hij begon direct aan een nieuwe symfonie op basis van de kerkhymne Veni, creator spiritus. Zijn werktempo was zo hoog dat hij zich pas halverwege realiseerde niet de volledige tekst te kennen en ook niet zeker te zijn van de betekenis van enkele passages. Een vriend werd ingeschakeld. De antwoorden kwamen per telegram. Evenals het dwingende verzoek van de keizer om Le nozze di Figaro op z’n minst eenmaal in Mozarts geboorteplaats, Salzburg, te dirigeren. Mahler vertrok met Goethes Faust op zak. Het componeren ging gewoon door.

Mahler was in deze jaren op de top van zijn fysieke en psychische vermogens. Pas in de zomer van 1907 zou het noodlot toeslaan: Mahlers oudste dochtertje stierf na een aanval van roodvonk gecombineerd met difterie. Bij Mahler werd kort daarop een hartaandoening geconstateerd. De Achtste symfonie kan met een beetje goede wil ook gezien worden als een voorbode van de huwelijkse problemen die de componist kort voor de eerste uitvoering van deze gigant onder de symfonieën troffen. De basis voor de hypothese ligt niet in de overwegend sprookjesachtige muziek – er zijn in feite maar weinig echt luide momenten in deze compositie – maar in de gekozen teksten: de hymne Veni, creator spiritus en de slotscène uit Goethes Faust. Mahler droeg het werk op aan zijn ‘lieben Frau Alma Maria’. In de schetsen staat zelfs ‘für meine Almschl, spiritus creator’ (‘scheppende geest’). Voor hem ja, maar niet voor haarzelf. Het componeren was haar door haar echtgenoot verboden. Zij mocht in zijn successen delen.

Liefde

De tweedelige opzet van de Achtste symfonie verrast nog steeds. Toch sluiten muziek en inhoud van de hymne Veni, creator spiritus en het slot van het tweede deel van Goethes Faust nauw op elkaar aan. Aan het werk als geheel ligt een knappe thematische en ritmische constructie ten grondslag die de term ‘symfonie’ volkomen rechtvaardigt. De Achtste symfonie gaat over liefde, over scheppende liefde, over erotische liefde (‘eros’) en christelijke naastenliefde (‘caritas’). Mahler legt daarbij de nadruk op het laatste aspect en gebruikt Goethes Chorus Mysticus als argument voor een vergeestelijking van de liefde, die Alma in het dagelijks leven niet altijd zo welgevallig geweest moet zijn. ‘Das Ewig Weibliche’ verklaarde Mahler in een brief aan dirigent Bruno Walter als ‘het rustende, het doel in tegenstelling tot het eeuwig verlangende, strevende, het zich naar dit doel toe bewegen dus het eeuwig mannelijke! Je hebt volkomen gelijk wanneer je het als liefdesgeweld karakteriseert.’ Aangezien ‘alles Vergangliche’ slechts een symbool is (‘nur ein Gleichnis’) moet de aardse liefde (‘eros’) van het vergankelijke verlost worden en overgaan in een hemelse, geestelijke liefde. Alma wilde meer dan dat. In de zomer van 1910 leek een breuk onvermijdelijk. Op een dag ontving Mahler in zijn vakantiechalet in Toblach een brief van een ‘stille’ aanbidder van Alma. Het effect daarvan laat zich raden. Ruzies en verwijten over en weer. Alma verweet Gustav dat hij op alle fronten veel te weinig aandacht aan haar schonk.

Grootse uitvoering

In augustus 1910 besloot Mahler naar Nederland te komen om Sigmund Freud in Leiden te ontmoeten. Freud heeft veel later zijn bewondering geuit over Mahlers scherpzinnige inzicht en begrip. Volgens hem had Mahler een moederfixatie en was Alma daar in zekere zin de dupe van geworden. Vanuit Leiden reisde Mahler direct door naar München voor de repetities en de eerste uitvoering van zijn Achtste op 12 en 13 september in de Neue Festhalle. Het Münchense orkest was aangevuld tot 171 man, er zongen drie koren uit Leipzig, München en Wenen met gezamenlijk bijna 860 vocalisten, en de acht solisten. Emil Gutmann, de impresario van deze door Mahler als ‘Barnum and Bailey-achtige happening’ aangemerkte manifestatie, gaf het werk de bijnaam Symphonie der Tausend’. Mahler bedacht voor die eerste uitvoeringen in München een geschikte entourage: de lichten werden gedempt, de meer dan duizend uitvoerenden werden in zwart en wit gehuld. Op verzoek van Mahler moesten de trams tijdens het concert extra langzaam rijden en mochten er geen bellen rinkelen om voetgangers en automobilisten te waarschuwen. Zo kon alle aandacht naar deze ‘hemelse’ muziek gaan.

In de zaal zaten te midden van een publiek van ruim drieduizend luisteraars vele van Mahlers vrienden en bewonderaars: de schrijvers Thomas Mann, Stefan Zweig en Arthur Schnitzler, de ontwerper Alfred Roller, de jonge regisseur Max Reinhardt, de dirigent Bruno Walter (die bij de voorbereidingen geholpen had), Willem Mengelberg, Leopold Stokowski (die de eerste Amerikaanse uitvoering voor zijn rekening nam), Otto Klemperer, en Siegfried Wagner en Anton Webern. Alma Mahler herinnerde zich: ‘De generale repetitie was aanleiding voor hartstochtelijk enthousiasme, maar dat was niets vergeleken bij de uitvoering zelf. Het complete publiek rees overeind zodra Mahler zijn plaats achter de dirigentenlessenaar innam; en de ademloze stilte die daarop volgde was het meest indrukwekkende eerbetoon dat men aan een kunstenaar kan bewijzen.’ Bruno Walter verhaalde: ‘Toen de laatste toon van de uitvoering uitgestorven was en de golven geestdriftig applaus hem bereikten, klom Mahler langs de trappen van het platform naar boven, waar het kinderkoor opgesteld was. De kleintjes begroetten hem met gejuich en terwijl hij weer naar beneden liep drukte hij elk handje dat naar hem was uitgestrekt. De liefhebbende groet van de jonge generatie vulde hem met hoop in de toekomst van zijn werk en verschafte hem oprecht plezier.’

door Leo Samama

Gustav Mahler (1860-1911)

Achtste symfonie

door Leo Samama

‘Stel je voor dat het universum tot klinken komt. Er zijn geen menselijke stemmen meer, slechts planeten en zonnen, die om elkaar heen draaien’, schreef Gustav Mahler op 18 augustus 1906 aan zijn vriend Willem Mengelberg – van 1895 tot 1945 dirigent van het Concertgebouworkest. Daags tevoren had hij de schetsen van de Achtste symfonie in weinig meer dan drie weken voltooid. En dat na een overvol seizoen. In 1906 werd herdacht dat Mozart 150 jaar geleden geboren was. Mahler dirigeerde in Wenen achter elkaar vijf Mozart-opera’s. Daartussendoor verzorgde hij een productie van Wagners Lohengrin en vertrok hij op concertreizen naar Antwerpen, Amsterdam, Breslau, Berlijn, München en Essen, waar zijn Zesde voor het eerst werd uitgevoerd. In Graz zag hij de Oostenrijkse première van Salome van Richard Strauss. Mahler had Salome in 1905 in Wenen willen uitvoeren. De censuur stak daar toen een stokje voor en hij dreigde met zijn ontslag. Het mocht niet baten. Tijdens de zomervakantie in Maiernigg aan de Wörthersee kon Mahler niet tot rust komen. Hij begon direct aan een nieuwe symfonie op basis van de kerkhymne Veni, creator spiritus. Zijn werktempo was zo hoog dat hij zich pas halverwege realiseerde niet de volledige tekst te kennen en ook niet zeker te zijn van de betekenis van enkele passages. Een vriend werd ingeschakeld. De antwoorden kwamen per telegram. Evenals het dwingende verzoek van de keizer om Le nozze di Figaro op z’n minst eenmaal in Mozarts geboorteplaats, Salzburg, te dirigeren. Mahler vertrok met Goethes Faust op zak. Het componeren ging gewoon door.

Mahler was in deze jaren op de top van zijn fysieke en psychische vermogens. Pas in de zomer van 1907 zou het noodlot toeslaan: Mahlers oudste dochtertje stierf na een aanval van roodvonk gecombineerd met difterie. Bij Mahler werd kort daarop een hartaandoening geconstateerd. De Achtste symfonie kan met een beetje goede wil ook gezien worden als een voorbode van de huwelijkse problemen die de componist kort voor de eerste uitvoering van deze gigant onder de symfonieën troffen. De basis voor de hypothese ligt niet in de overwegend sprookjesachtige muziek – er zijn in feite maar weinig echt luide momenten in deze compositie – maar in de gekozen teksten: de hymne Veni, creator spiritus en de slotscène uit Goethes Faust. Mahler droeg het werk op aan zijn ‘lieben Frau Alma Maria’. In de schetsen staat zelfs ‘für meine Almschl, spiritus creator’ (‘scheppende geest’). Voor hem ja, maar niet voor haarzelf. Het componeren was haar door haar echtgenoot verboden. Zij mocht in zijn successen delen.

Liefde

De tweedelige opzet van de Achtste symfonie verrast nog steeds. Toch sluiten muziek en inhoud van de hymne Veni, creator spiritus en het slot van het tweede deel van Goethes Faust nauw op elkaar aan. Aan het werk als geheel ligt een knappe thematische en ritmische constructie ten grondslag die de term ‘symfonie’ volkomen rechtvaardigt. De Achtste symfonie gaat over liefde, over scheppende liefde, over erotische liefde (‘eros’) en christelijke naastenliefde (‘caritas’). Mahler legt daarbij de nadruk op het laatste aspect en gebruikt Goethes Chorus Mysticus als argument voor een vergeestelijking van de liefde, die Alma in het dagelijks leven niet altijd zo welgevallig geweest moet zijn. ‘Das Ewig Weibliche’ verklaarde Mahler in een brief aan dirigent Bruno Walter als ‘het rustende, het doel in tegenstelling tot het eeuwig verlangende, strevende, het zich naar dit doel toe bewegen dus het eeuwig mannelijke! Je hebt volkomen gelijk wanneer je het als liefdesgeweld karakteriseert.’ Aangezien ‘alles Vergangliche’ slechts een symbool is (‘nur ein Gleichnis’) moet de aardse liefde (‘eros’) van het vergankelijke verlost worden en overgaan in een hemelse, geestelijke liefde. Alma wilde meer dan dat. In de zomer van 1910 leek een breuk onvermijdelijk. Op een dag ontving Mahler in zijn vakantiechalet in Toblach een brief van een ‘stille’ aanbidder van Alma. Het effect daarvan laat zich raden. Ruzies en verwijten over en weer. Alma verweet Gustav dat hij op alle fronten veel te weinig aandacht aan haar schonk.

Grootse uitvoering

In augustus 1910 besloot Mahler naar Nederland te komen om Sigmund Freud in Leiden te ontmoeten. Freud heeft veel later zijn bewondering geuit over Mahlers scherpzinnige inzicht en begrip. Volgens hem had Mahler een moederfixatie en was Alma daar in zekere zin de dupe van geworden. Vanuit Leiden reisde Mahler direct door naar München voor de repetities en de eerste uitvoering van zijn Achtste op 12 en 13 september in de Neue Festhalle. Het Münchense orkest was aangevuld tot 171 man, er zongen drie koren uit Leipzig, München en Wenen met gezamenlijk bijna 860 vocalisten, en de acht solisten. Emil Gutmann, de impresario van deze door Mahler als ‘Barnum and Bailey-achtige happening’ aangemerkte manifestatie, gaf het werk de bijnaam Symphonie der Tausend’. Mahler bedacht voor die eerste uitvoeringen in München een geschikte entourage: de lichten werden gedempt, de meer dan duizend uitvoerenden werden in zwart en wit gehuld. Op verzoek van Mahler moesten de trams tijdens het concert extra langzaam rijden en mochten er geen bellen rinkelen om voetgangers en automobilisten te waarschuwen. Zo kon alle aandacht naar deze ‘hemelse’ muziek gaan.

In de zaal zaten te midden van een publiek van ruim drieduizend luisteraars vele van Mahlers vrienden en bewonderaars: de schrijvers Thomas Mann, Stefan Zweig en Arthur Schnitzler, de ontwerper Alfred Roller, de jonge regisseur Max Reinhardt, de dirigent Bruno Walter (die bij de voorbereidingen geholpen had), Willem Mengelberg, Leopold Stokowski (die de eerste Amerikaanse uitvoering voor zijn rekening nam), Otto Klemperer, en Siegfried Wagner en Anton Webern. Alma Mahler herinnerde zich: ‘De generale repetitie was aanleiding voor hartstochtelijk enthousiasme, maar dat was niets vergeleken bij de uitvoering zelf. Het complete publiek rees overeind zodra Mahler zijn plaats achter de dirigentenlessenaar innam; en de ademloze stilte die daarop volgde was het meest indrukwekkende eerbetoon dat men aan een kunstenaar kan bewijzen.’ Bruno Walter verhaalde: ‘Toen de laatste toon van de uitvoering uitgestorven was en de golven geestdriftig applaus hem bereikten, klom Mahler langs de trappen van het platform naar boven, waar het kinderkoor opgesteld was. De kleintjes begroetten hem met gejuich en terwijl hij weer naar beneden liep drukte hij elk handje dat naar hem was uitgestrekt. De liefhebbende groet van de jonge generatie vulde hem met hoop in de toekomst van zijn werk en verschafte hem oprecht plezier.’

‘Stel je voor dat het universum tot klinken komt. Er zijn geen menselijke stemmen meer, slechts planeten en zonnen, die om elkaar heen draaien’, schreef Gustav Mahler op 18 augustus 1906 aan zijn vriend Willem Mengelberg – van 1895 tot 1945 dirigent van het Concertgebouworkest. Daags tevoren had hij de schetsen van de Achtste symfonie in weinig meer dan drie weken voltooid. En dat na een overvol seizoen. In 1906 werd herdacht dat Mozart 150 jaar geleden geboren was. Mahler dirigeerde in Wenen achter elkaar vijf Mozart-opera’s. Daartussendoor verzorgde hij een productie van Wagners Lohengrin en vertrok hij op concertreizen naar Antwerpen, Amsterdam, Breslau, Berlijn, München en Essen, waar zijn Zesde voor het eerst werd uitgevoerd. In Graz zag hij de Oostenrijkse première van Salome van Richard Strauss. Mahler had Salome in 1905 in Wenen willen uitvoeren. De censuur stak daar toen een stokje voor en hij dreigde met zijn ontslag. Het mocht niet baten. Tijdens de zomervakantie in Maiernigg aan de Wörthersee kon Mahler niet tot rust komen. Hij begon direct aan een nieuwe symfonie op basis van de kerkhymne Veni, creator spiritus. Zijn werktempo was zo hoog dat hij zich pas halverwege realiseerde niet de volledige tekst te kennen en ook niet zeker te zijn van de betekenis van enkele passages. Een vriend werd ingeschakeld. De antwoorden kwamen per telegram. Evenals het dwingende verzoek van de keizer om Le nozze di Figaro op z’n minst eenmaal in Mozarts geboorteplaats, Salzburg, te dirigeren. Mahler vertrok met Goethes Faust op zak. Het componeren ging gewoon door.

Mahler was in deze jaren op de top van zijn fysieke en psychische vermogens. Pas in de zomer van 1907 zou het noodlot toeslaan: Mahlers oudste dochtertje stierf na een aanval van roodvonk gecombineerd met difterie. Bij Mahler werd kort daarop een hartaandoening geconstateerd. De Achtste symfonie kan met een beetje goede wil ook gezien worden als een voorbode van de huwelijkse problemen die de componist kort voor de eerste uitvoering van deze gigant onder de symfonieën troffen. De basis voor de hypothese ligt niet in de overwegend sprookjesachtige muziek – er zijn in feite maar weinig echt luide momenten in deze compositie – maar in de gekozen teksten: de hymne Veni, creator spiritus en de slotscène uit Goethes Faust. Mahler droeg het werk op aan zijn ‘lieben Frau Alma Maria’. In de schetsen staat zelfs ‘für meine Almschl, spiritus creator’ (‘scheppende geest’). Voor hem ja, maar niet voor haarzelf. Het componeren was haar door haar echtgenoot verboden. Zij mocht in zijn successen delen.

Liefde

De tweedelige opzet van de Achtste symfonie verrast nog steeds. Toch sluiten muziek en inhoud van de hymne Veni, creator spiritus en het slot van het tweede deel van Goethes Faust nauw op elkaar aan. Aan het werk als geheel ligt een knappe thematische en ritmische constructie ten grondslag die de term ‘symfonie’ volkomen rechtvaardigt. De Achtste symfonie gaat over liefde, over scheppende liefde, over erotische liefde (‘eros’) en christelijke naastenliefde (‘caritas’). Mahler legt daarbij de nadruk op het laatste aspect en gebruikt Goethes Chorus Mysticus als argument voor een vergeestelijking van de liefde, die Alma in het dagelijks leven niet altijd zo welgevallig geweest moet zijn. ‘Das Ewig Weibliche’ verklaarde Mahler in een brief aan dirigent Bruno Walter als ‘het rustende, het doel in tegenstelling tot het eeuwig verlangende, strevende, het zich naar dit doel toe bewegen dus het eeuwig mannelijke! Je hebt volkomen gelijk wanneer je het als liefdesgeweld karakteriseert.’ Aangezien ‘alles Vergangliche’ slechts een symbool is (‘nur ein Gleichnis’) moet de aardse liefde (‘eros’) van het vergankelijke verlost worden en overgaan in een hemelse, geestelijke liefde. Alma wilde meer dan dat. In de zomer van 1910 leek een breuk onvermijdelijk. Op een dag ontving Mahler in zijn vakantiechalet in Toblach een brief van een ‘stille’ aanbidder van Alma. Het effect daarvan laat zich raden. Ruzies en verwijten over en weer. Alma verweet Gustav dat hij op alle fronten veel te weinig aandacht aan haar schonk.

Grootse uitvoering

In augustus 1910 besloot Mahler naar Nederland te komen om Sigmund Freud in Leiden te ontmoeten. Freud heeft veel later zijn bewondering geuit over Mahlers scherpzinnige inzicht en begrip. Volgens hem had Mahler een moederfixatie en was Alma daar in zekere zin de dupe van geworden. Vanuit Leiden reisde Mahler direct door naar München voor de repetities en de eerste uitvoering van zijn Achtste op 12 en 13 september in de Neue Festhalle. Het Münchense orkest was aangevuld tot 171 man, er zongen drie koren uit Leipzig, München en Wenen met gezamenlijk bijna 860 vocalisten, en de acht solisten. Emil Gutmann, de impresario van deze door Mahler als ‘Barnum and Bailey-achtige happening’ aangemerkte manifestatie, gaf het werk de bijnaam Symphonie der Tausend’. Mahler bedacht voor die eerste uitvoeringen in München een geschikte entourage: de lichten werden gedempt, de meer dan duizend uitvoerenden werden in zwart en wit gehuld. Op verzoek van Mahler moesten de trams tijdens het concert extra langzaam rijden en mochten er geen bellen rinkelen om voetgangers en automobilisten te waarschuwen. Zo kon alle aandacht naar deze ‘hemelse’ muziek gaan.

In de zaal zaten te midden van een publiek van ruim drieduizend luisteraars vele van Mahlers vrienden en bewonderaars: de schrijvers Thomas Mann, Stefan Zweig en Arthur Schnitzler, de ontwerper Alfred Roller, de jonge regisseur Max Reinhardt, de dirigent Bruno Walter (die bij de voorbereidingen geholpen had), Willem Mengelberg, Leopold Stokowski (die de eerste Amerikaanse uitvoering voor zijn rekening nam), Otto Klemperer, en Siegfried Wagner en Anton Webern. Alma Mahler herinnerde zich: ‘De generale repetitie was aanleiding voor hartstochtelijk enthousiasme, maar dat was niets vergeleken bij de uitvoering zelf. Het complete publiek rees overeind zodra Mahler zijn plaats achter de dirigentenlessenaar innam; en de ademloze stilte die daarop volgde was het meest indrukwekkende eerbetoon dat men aan een kunstenaar kan bewijzen.’ Bruno Walter verhaalde: ‘Toen de laatste toon van de uitvoering uitgestorven was en de golven geestdriftig applaus hem bereikten, klom Mahler langs de trappen van het platform naar boven, waar het kinderkoor opgesteld was. De kleintjes begroetten hem met gejuich en terwijl hij weer naar beneden liep drukte hij elk handje dat naar hem was uitgestrekt. De liefhebbende groet van de jonge generatie vulde hem met hoop in de toekomst van zijn werk en verschafte hem oprecht plezier.’

door Leo Samama

Biografie

Koninklijk Concertgebouworkest, orkest

Het Koninklijk Concertgebouworkest wordt wereldwijd geroemd om zijn uitvoeringen van Mahler en Bruckner en langlopende concerttradities als de Passieuitvoering en de Kerstmatinee. Sinds de oprichting in 1888 werkt het orkest met de meest vooraanstaande dirigenten en solisten. Componisten als Richard Strauss, Gustav Mahler en Igor Stravinsky dirigeerden meermaals het Concertgebouworkest; nog steeds werkt het orkest veelvuldig samen met hedendaagse componisten.   

Bij de geroemde klank van het orkest speelt de bijzondere akoestiek van Het Concertgebouw een belangrijke rol. Bepalend is ook de invloed van de orkestmusici, en van de tot nu toe zeven chef-dirigenten: Willem Kes, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly, Mariss Jansons en Daniele Gatti. In 2022 maakte het orkest bekend dat Klaus Mäkelä in september 2027 de achtste chef-dirigent wordt.

Bij het honderdjarig jubileum kreeg het orkest het predicaat Koninklijk. Hare Majesteit Koningin Máxima is beschermvrouwe. Met zo’n 80 concerten in Het Concertgebouw en 40 op andere belangrijke podia bereikt het orkest jaarlijks 250.000 concertbezoekers wereldwijd. Dat bereik wordt verveelvoudigd door video’s, streams, radio- en tv-uitzendingen en cd’s en dvd’s op onder meer het label RCO Live.   

De Academie van het Concertgebouworkest leidt talentvolle jonge musici op voor het orkestvak. In het zomerproject Concertgebouworkest Young komen verborgen talenten van 14 tot en met 17 jaar uit heel Europa samen.   

Het Concertgebouworkest is dankbaar voor de financiële steun van het ministerie van OCW, de gemeente Amsterdam, global partners ING, Unilever en Booking.com, sponsoren, fondsen en vele donateurs wereldwijd. Het grootste deel van de eigen inkomsten komt uit concertopbrengsten in binnen- en buitenland. 

Bekijk hier alle musici van het Koninklijk Concertgebouworkest

Klaus Mäkelä, dirigent

Klaus Mäkelä is chef-dirigent van de Oslo Philharmonic en muziekdirecteur van het Orchestre de Paris. In 2022 werd bekendgemaakt dat hij in september 2027 de achtste chef-dirigent van het Concertgebouworkest wordt. Op dat moment wordt hij ook music director van het Chicago Symphony Orchestra.

De Finse dirigent heeft een exclusief contract met Decca Classics, waarvoor hij alle symfonieën van Sibelius opnam met de Oslo Philharmonic en met het Orchestre de Paris twee albums gewijd aan balletmuziek van Stravinsky en Debussy. Met de Oslo Philharmonic reisde Klaus Mäkelä onder meer door Japan, Zuid-Korea en Taiwan en gaf hij concerten in Hamburg, Amsterdam, Parijs en Wenen. Bij het Orchestre de Paris stonden Les Ballets Russes centraal met uitvoeringen in Parijs, op het Festival Aix-en-Provence en in de Verenigde Staten.

Bij het Concertgebouworkest werd Klaus Mäkelä na zijn overtuigende debuut in september 2020 binnen twee jaar viermaal teruggevraagd, waarna het orkest hem benoemde tot toekomstig chef-dirigent. Dit seizoen ondernam hij met het orkest een tournee naar de Verenigde Staten, leidde hij er de Kerstmatinee en het Annual Gala, startte hij een Schumann-cyclus en leidt hij Mahlers symfonieën nr. 1 en 8 tijdens het Mahler Festival. Als gastdirigent stond Klaus Mäkelä voor onder meer de Berliner Philharmoniker, het Gewandhausorchester Leipzig en The Cleveland Orchestra.

Als cellist speelt hij regelmatig samen met leden van zijn orkesten in Oslo, Parijs en Amsterdam en speelt hij iedere zomer kamermuziek op het Verbier Festival. Klaus Mäkelä studeerde orkestdirectie aan de Sibelius-Academie in Helsinki bij Jorma Panula en cello bij Marko Ylönen, Timo Hanhinen en Hannu Kiiski.

Groot Omroepkoor, koor

Het Groot Omroepkoor, opgericht kort na de Tweede Wereldoorlog, is het enige professionele koor in Nederland dat het grote symfonische koorrepertoire uitvoert.

Het koor is nauw verbonden met de Publieke Omroep en zingt veelvuldig in de omroepseries: de NTR ZaterdagMatinee, Het Zondagochtend Concert en het AVROTROS Vrijdagconcert.

Het repertoire beweegt zich tussen hedendaagse muziek (opdrachtwerken van zowel Nederlandse als buitenlandse componisten), oudere werken uit de negentiende en twintigste eeuw, en opera.

Het Groot Omroepkoor treedt op met orkesten van naam en faam: in de omroepseries doorgaans met het Radio Filharmonisch Orkest, maar ook met het Concertgebouworkest bestaat een lange, vruchtbare samenwerking. Samen met het Radio Filharmonisch Orkest ontving het Groot Omroepkoor in 2017 de Concertgebouw Prijs. Chef-dirigent sinds 2020 is Benjamin Goodson.

Laurens Symfonisch, koor

Laurens Symfonisch, onderdeel van de Rotterdamse ‘koorfamilie’ Laurens Vocaal, is een jong symfonisch koor en staat onder artistieke leiding van Wiecher Mandemaker. Sinds 2010 hebben de zangers veel succes geboekt met hun symfonische projecten.

Vaste samenwerkingspartners zijn het Rotterdams Philharmonisch Orkest, het Concertgebouworkest en het Residentie Orkest.

Voor de liveopname uit 2018 van Honeggers Jeanne d’Arc au bûcher in samenwerking met het Concertgebouworkest ontving het koor de International Classical Music Award in de categorie koormuziek.

In Het Concertgebouw was Laurens Symfonisch in 2023 te horen in Mahlers Tweede symfonie met het Rotterdams Philharmonisch Orkest onder leiding van Lahav Shani. In datzelfde jaar werkte het koor bij het Concertgebouworkest ook mee aan de wereldpremière van Tan Duns Requiem for Nature en Mahlers Derde symfonie geleid door Klaus Mäkelä. Het keerde in 2024 terug voor Schönbergs Gurre-Li­eder, uitgevoerd door het Concertgebouworkest en dirigent Riccardo Chailly.

Le Chœur de l’Orchestre de Paris, koor

Le Chœur de l’Orchestre de Paris is een gemengd symfonisch koor verbonden aan het Orchestre de Paris. Het koor, bestaande uit amateurzangers van hoog niveau, werd in 1976 opgericht op initiatief van Daniel Barenboim, destijds chef-dirigent van het orkest. Eerste dirigent was Arthur Oldham, een leerling van Benjamin Britten.

In 2023 werd de Britse dirigent Richard Wilberforce aangesteld als dirigent voor een periode van drie jaar. Het koor resideert tegenwoordig in de Philharmonie de Paris. Het verleent van oudsher medewerking aan de symfonisch-vocale concerten van het Orchestre de Paris, maar treedt ook op met andere orkesten, zowel in Frankrijk als daarbuiten.

In 2012 werd de Académie du Chœur de l’Orchestre de Paris opgericht, bedoeld voor jonge koorzangers tussen de 18 en 25 jaar. Uit Le Chœur de l’Orchestre de Paris zijn tevens een kamerkoor, een kinderkoor en een jongerenkoor ontstaan. Het koor maakt zijn debuut in Het Concertgebouw.

Nationaal Kinderkoor en Nationaal Jongenskoor, koor

In het Nationaal Kinderkoor, opgericht in 1989, zingen talentvolle kinderen van 10 tot en met 15 jaar afkomstig uit heel Nederland. Het koor maakt net als het Nationaal Jongenskoor deel uit van de Nationale Koren. De kinderen krijgen wekelijks in kleine groepen les van docenten in hun eigen regio.

Daarnaast komen ze bij elkaar om samen concerten voor te bereiden. Het Nationaal Kinderkoor trad op bij diverse nationale gebeurtenissen, zoals de doop van Prinses Amalia. Beide koren treden geregeld op met orkesten als het Concertgebouworkest, het Radio Filharmonisch Orkest en de Berliner Philharmoniker. In het Nationaal Jongenskoor worden daarnaast ook solisten getraind. Het Nationaal Kinderkoor ging op tournee naar Spanje, Hongarije, Zwitserland, Frankrijk, Duitsland en Zweden. De artistieke leiding van beide koren is in handen van Irene Verburg.

Hailey Clark, sopraan

Hailey Clark is een veelgevraagd sopraan in de operatheaters en concertzalen van Noord-Amerika en Europa. Ze kreeg haar opleiding aan de University of Michigan School of Music en aan de University of Maryland School of Music.

De lyrische sopraan won prijzen op de Laffont Competiton van The Metropolitan Opera in New York en ontving een onderscheiding van de Santa Fe Opera.

Haar Europese debuut in het Salzburger Landestheater leverde haar de Österreichische Musiktheaterpreis op voor de beste vertolking van een vrouwelijke hoofdrol. Tot haar recente wapenfeiten behoren haar vertolking van Richard Strauss’ Vier letzte Li­eder in Ankara, Turkije. Ook debuteerde ze bij de Bayreuther Festspiele als Freia in Das Rheingold van Wagner.

Hailey Clark maakte in 2024 in haar Concertgebouwdebuut tijdens de NTR ZaterdagMatinee in Unsuk Chins opera Alice in Wonderland, geleid door Markus Stenz. De sopraan is ook een succesvol singer-songwriter: haar debuutsingle Unraveled verscheen in 2023, het jaar erop gevolgd door de EP Sad Girl Songs.

Golda Schultz, sopraan

Golda Schultz studeerde aanvankelijk journalistiek. Ze volgde haar zangopleiding aan de University of Cape Town en de Juilliard School of Music in New York. In 2011 kreeg ze een aanstelling bij de Bayerische Staatsoper in München.

Van daaruit veroverde ze ’s werelds grootste podia: van de Wiener Staatsoper tot de Salzburger Festspiele, van La Scala in Milaan tot The Metropolitan Opera in New York. In Het Concertgebouw maakt de Zuid-Afrikaanse sopraan tijdens het Mahler Festival haar debuut.

Met pianist Jonathan Ware bracht ze in 2022 haar debuutalbum uit: This Be Her Verse, gewijd aan vrouwelijke componisten. Eerder dit seizoen zong Golda Schultz in Mahlers Vierde symfonie bij de New York Philharmonic. Ook trad ze op tijdens het nieuwjaarsconcert van de Sächsische Staatskapelle Dresden.

Bij de Berliner Staatsoper debuteert ze als Sophie in Richard Strauss’ Der Rosenkavalier, en bij het Royal Opera House Covent Garden in Londen als Fiordiligi in Mozarts Così fan tutte.

Miriam Kutrowatz, sopraan

Miriam Kutrowatz maakte deel uit van de operastudio van de Wiener Staatsoper, waar ze rollen vertolkte als Konstanze in Die Entführung aus dem Serail van Mozart en Gianetta in Donizetti’s L’elisir d’amore.

Ze vertolkte recentelijk rollen als Euridice in Monteverdi’s L’Orfeo bij het Opernhaus Zürich en Arsena in Johann Strauss’ Der Zigeunerbaron bij de Komische Oper Berlin. Ook zingt ze dit seizoen Papagena in Die Zauberflöte van Mozart met Die Deutsche Kammerphilharmonie Bremen.

Op het concertpodium werkte ze onder meer mee aan Mahlers Achtste symfonie met het NDR Elbphilharmonie Orchester en de Czech Philharmonic. In diezelfde symfonie maakt ze tijdens het Mahler Festival haar Concertgebouwdebuut. De Weense sopraan studeerde in haar geboortestad bij Edith Lienbacher.

Haar master rondde ze af bij Florian Boesch. Ze won prijzen op de International Singing Competition for Baroque Opera van het Innsbruck Festival en behaalde de halve finale van de Glyndebourne Opera Cup 2020.

Jennifer Johnston, mezzosopraan

Jennifer Johnston studeerde aan Cambridge University en aan het Royal College of Music in Londen.

De voormalig BBC New Generation Artist en winnaar van de Royal Philharmonic Society’s Singer Award heeft een nauwe band met de Bayerische Staatsoper in München, waar ze optrad in ruim tachtig opvoeringen, en met het Royal Liverpool Philharmonic Orchestra, waar ze artist in residence was.

De muziek van Mahler heeft een speciale plek in haar hart. Zo zong ze eerder in september 2023 bij het Concertgebouworkest in de Derde symfonie onder leiding van Klaus Mäkelä, maar ook de Tweede en Achtste symfonie, de Rückert-Li­eder, Das Li­ed von der Erde en de Lie­der eines fahrenden Gesellen staan op haar repertoire.

De Britse mezzosopraan maakte in 2012 haar Concertgebouwdebuut in Beethovens Missa solemnis onder leiding van John Eliot Gardiner. Haar oeuvre is bijzonder breed, en reikt van Bach tot de eigentijdse muziek.

Okka von der Damerau, mezzosopraan

Of ze nu rollen zingt in opera’s van Wagner en Verdi, of liederen van Mahler en Schönberg, mezzosopraan Okka von der Damerau voelt zich in vele stijlen thuis. De in Hamburg geboren zangeres begon haar zangstudie in Rostock en voltooide deze aan de Hochschule für Musik in Freiburg.

Ze maakte vele jaren deel uit van het ensemble van de Bayerische Staatsoper in München, waar ze onder meer schitterde als Waltraute (Wagners Götterdämmerung), Erda (Wagners Das Rheingold, Siegfried), Charlotte (Zimmermanns Die Soldaten) en Azucena (Verdi’s Il trovatore). Bij De Nationale Opera in Amsterdam was ze in 2019 te horen als Fricka in Wagners Die Walküre. Daarnaast is Okka von der Damerau een geliefde verschijning op het concertpodium.

Haar Concertgebouwdebuut maakte ze in 2018 in Lili Boulangers Psaume CXXX ‘Du fond de l’abîme’ in de NTR ZaterdagMatinee. Dit seizoen staat er meer Mahler op haar programma: de Tweede symfonie met dirigent Aziz Shokhakimov in Turijn.

Giorgio Berrugi, tenor

De Italiaanse tenor Giorgio Berrugi maakte aanvankelijk carrière als klarinettist. Zo was hij vijf jaar lang soloklarinettist van het Orchestra Sinfonica di Roma. Hij begon zijn zangstudie in 2007 en al na een paar maanden debuteerde hij als Rodolfo in Puccini’s La bohème in het Teatro La Fenice in Venetië.

Van 2010 tot 2013 was hij ensemblelid van de Semperoper Dresden. Giorgio Berrugi, geprezen om zijn warme en expressieve stem, heeft inmiddels opgetreden in vele belangrijke operahuizen en concertzalen. Recentelijk vertolkte hij rollen in opera’s als Wagners Die Walküre (Siegmund) bij de Wiener Staatsoper, Cilea’s Adriana Lecouvreur bij de Opéra de Paris, Mascagni’s Cavalleria rusticana in het Festspielhaus Baden-Baden, Puccini’s Madama Butterfly bij de Berliner Staatsoper en Donizetti’s Lucia di Lammermoor in het Teatro Pavarotti in Modena.

Op het concertpodium zong hij in Mahlers Achtste symfonie bij de Wiener Philharmoniker. Giorgio Berrugi maakte in 2012 zijn Concertgebouwdebuut tijdens een concertante uitvoering van Puccini’s Tosca.

Michael Nagy, bariton

Michael Nagy werd geboren in Duitsland als zoon van Hongaarse ouders. Zijn eerste muzieklessen kreeg hij bij de Stuttgarter Hymnus Chorknaben. Daarna studeerde hij zang bij Rudolf Piernay, directie bij Klaus Arp en liedvertolking bij Irwin Gage.

Met het winnen van de Internationaler Wettbewerb für Liedkunst in Stuttgart in 2004 vestigde hij internationaal de aandacht op zich.

Michael Nagy zong in het ensemble van de Komische Oper Berlin, waarna hij zich bij de Oper Frankfurt verder ontwikkelde in leidende rollen. Gastoptredens brachten hem naar vele vooraanstaande operahuizen.

Ook als concert- en oratoriumzanger reist de bariton de wereld over. Hij soleerde bij orkesten als het Concertgebouworkest, de Berliner Philharmoniker, het Gewandhausorchester Leipzig, het Sydney Symphony Orchestra en tijdens het Schleswig-Holstein Musik Festival en de Salzburger Festspiele.

In Het Concertgebouw trad hij voor het eerst op in 2012 in Beethovens Mis in C gedirigeerd door Philippe Herreweghe.

Tareq Nazmi, bas

De in Koeweit geboren Tareq Nazmi groeide op in Duitsland en genoot zijn zangopleiding bij Edith Wiens en Christian Gerhaher aan de Hochschule für Musik und Theater in München.

De bas deed zijn eerste operaervaring op aan de operastudio van de Bayerische Staatsoper in die stad en trad er vervolgens toe tot het vaste ensemble.

Hij vertolkte recentelijk operarollen als Banco in Verdi’s Macbeth, Sarastro in Mozarts Die Zauberflöte, Ferrando in Verdi’s Il trovatore en Gurnemanz in Wagners Parsifal.

In Het Concertgebouw debuteerde hij in 2017 in Beethovens Negende symfonie onder leiding van Markus Stenz. Op het concertpodium was hij voorts onder meer te horen in Beethovens Missa solemnis en in Verdi’s Messa da Requiem.

Bij het Concertgebouworkest werkte hij in 2019 mee aan uitvoeringen van Schumanns Szenen aus Goethes Faust gedirigeerd door John Eliot Gardiner. Tareq Nazmi is tevens een gepassioneerd liedzanger.