Hoe klinkt muziek uit de hemel?
door Elmer Schönberger 08 nov. 2025 08 november 2025
Paradijselijke muziek. Als we haar horen, weten we het: zó klinkt het paradijs. En ieder heeft z’n eigen lijstje. Zo ook schrijver en componist Elmer Schönberger.
Het paradijs, aards of hemels: het blijft lastige materie voor een componist. Daar waar alles koek en ei is, tiptop in balans, waar niets meer te wensen overblijft, niets te winnen of te verliezen valt, en waar verlangens noch zorgen, dilemma’s noch uitdagingen bestaan: wat heeft de muziek daar nog te zoeken? Wat heeft zij daar nog aan toe te voegen, anders dan een eeuwigdurend slotakkoord, iets tussen een reine drieklank en witte ruis in, en, o gruwel, non-stop en zonder einde? Is het paradijs niet eigenlijk de hel in vermomming? We moeten het maar niet te letterlijk nemen. Een klein partje paradijs dan maar, waar we niet meer dan een paar minuten het oor te luisteren leggen. Dat moet wel lukken.
Als ik voor mijzelf mag spreken: in rangorde onmiddellijk na het Kinderparadijs, waar ik, op weg naar school, altijd even voor de etalage bleef staan om mij voor de zoveelste keer te vergapen aan die schitterende, felbegeerde brandweerwagen, komt het door Gabriel Fauré in zijn Requiem bezongen paradijs. Geen brandweerwagen in dit roze hiernamaals, maar des te meer pap met gouden lepels. Wat een onbetamelijk mooie muziek, dit ‘In paradisum’, je kunt het maar beter niet te vaak horen. Ik kan me voorstellen dat voor de orthodoxe katholiek de harmonische taal ooit wat al te zinnelijk was. Zo’n soort gelovige was Fauré zelf trouwens niet. Sterker nog, hij beschouwde zichzelf als agnost.
Zo niet Olivier Messiaen, die, zoals dat heet, O.L. Heer van het kruis bad, nochtans een minstens zo zinnelijke verhouding met het Hogere had. Luister naar ‘Le Christ, lumière du Paradis’, slotdeel van zijn laatste grote, postuum in première gebrachte orkestwerk Éclairs sur l’au-delà (werktitel: Paradis): een opeenvolging van zinderende akkoorden in hoge strijkers met een zilverglanzend randje van drie nagenoeg onhoorbare triangels, tezamen uitvloeiend in misschien wel de traagste muziek ooit gecomponeerd. Stel vast, dit gehoorde hebbende, dat Messiaen op het punt van harmonische sensualiteit Fauré zo mogelijk naar de kroon stak.
Op ruime afstand van Fauré en Messiaen is daar ten slotte als goede derde Maurice Duruflé, componist van een ooit zeer geliefd, op gregoriaanse melodieën geïnspireerd Requiem, dat culmineert in een ‘In paradisum’ dat in essentie identiek is aan dat van Fauré maar dan met andere, nog weer iets kruidiger noten. Het dominant-septiemakkoord waarmee de componist op de slotlettergreep van ‘requiem’ (‘rust’) de muziek laat eindigen, blijft als een nimmer in te lossen belofte in de lucht hangen.
Lees ook het interview met Christiane Karg.
Aangezien andere illustere requiems zoals die van Mozart, Verdi en Stravinsky het zonder paradijs stellen, dringt zich de conclusie op dat de voertaal in de hemel Frans is. ‘Paradis’ is niet toevallig het woord dat in Franse theaters voor het schellinkje, de engelenbak, wordt gebruikt.
Het paradijs van Fauré en Duruflé ontleent zijn woorden (en bij Duruflé ook zijn noten) aan het gregoriaanse gezang dat traditioneel tot besluit van de katholieke requiemmis klinkt. Deze woorden – ‘In paradisum deducant te angeli / Mogen de engelen je naar het paradijs vergezellen’ – zijn niet afkomstig uit de Bijbel. Het woord ‘paradijs’ komt in de Bijbel zelfs nauwelijks voor en dan nog uitsluitend in het Nieuwe Testament. Het bekendste voorbeeld is te vinden in het Lijdensverhaal volgens Lucas, waar Jezus tot een van zijn medegekruisigden spreekt: ‘Voorwaar, ik zeg u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn.’ Deze woorden worden gezongen in een van de mooiste én vroegste cantates van Johann Sebastian Bach, de zogeheten Actus tragicus, werk van een – nauwelijks voorstelbaar – 22-jarige. Hebben zij ooit uitnodigender geklonken dan uit de mond van de vox Christi, die niet minder dan 23 keer het woord ‘Paradis’ in de mond neemt, als ware het een lokroep uit het hiernamaals? Wie zijn oren gelooft, gelooft voor de duur van deze bas-aria vanzelf in het paradijs.
Voor zover niet voortlevend als gezonken cultuurgoed in kinder-, zwem- en winkelparadijzen dankt het begrip ‘paradijs’ zijn populariteit misschien wel minder aan het woord Gods dan aan de pen van Dante. In de 33 zangen die de laat-dertiende-eeuwse, vroeg-veertiende-eeuwse dichter er in het gelijknamige, derde deel van zijn Divina Commedia aan wijdt, krijgen we voor het eerst een gedetailleerd beeld van zowel de topografie als de bewoners van het paradijs. Hoewel voor componisten om voor de hand liggende redenen – drama, theater, spektakel – de grootste aantrekkingskracht van de Commedia altijd in het eerste deel, Inferno, de hel, heeft geschuild – zie het lijstje op de pagina hiernaast – heeft een enkeling zich aan Paradiso gewaagd. Ook in La Commedia van Louis Andriessen dalen we af tot in de diepste krochten van de hel, om uiteindelijk in ‘Luce etterna’, het vijfde en laatste tableau van de opera, met Beatrice, Dantes gids in het hemelrijk, op te stijgen naar de hoogste hoogten. Letterlijk. Ronduit paradijselijk is de herinnering aan de loepzuivere, fluisterzachte en hemelshoge c’s en d’s, in 2008 gezongen door Claron McFadden in de rol van Beatrice in de nok van theater Carré, zoals nog altijd te beluisteren op cd en YouTube.
Wie het paradijs voor een exclusief christelijk resort houdt, heeft het mis. Het woord zelf is van oud-Perzische oorsprong. Niet alleen het christendom, ook de islam looft voor een gelovig en deugdzaam leven het paradijs als beloning uit, al verschillen de in het vooruitzicht gestelde geneugten. Zo heeft het islamitisch paradijs speciaal voor martelaren een bijzonder soort maagden met mooie ogen, de zogeheten hoeri’s, als attentie in de aanbieding. Ook wordt er wijn geschonken, al bevat deze, heel modern, geen alcohol. Ziehier het oord dat de peri, afstammeling van een gevallen engel en een sterveling, in de slotscène van Robert Schumanns oratorium Das Paradies und die Peri betreedt. Na enkele vergeefse pogingen in het werk te hebben gesteld om met zoenoffers het hemelse rijk te bewegen zijn poorten te openen slaagt zij alsnog in haar missie dankzij de gift van een meegenomen traan – een traan die een berouwvolle zondaar, geroerd door het gebed van een kind, heeft gelaten. Romantische exotiek ten top. Maar hoe uitheems het er in deze Duitse adaptatie van een Engelse navertelling van een Perzisch verhaal ook aan toegaat, in de hemel die de peri binnengaat klinkt werkelijk geen noot van over de Duitse grens. Zo universeel is het paradijs kennelijk ook weer niet.
Hier laat Elmer Schönberger zijn licht schijnen over duivelse muziek.
wo 17, vr 19 & zo 21 december | Grote Zaal
Koninklijk Concertgebouworkest
Andris Nelsons dirigent
Håkan Hardenberger trompet
Christiane Karg sopraan
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma
Beluister ook onze playlist met muziek horend bij dit artikel:
Het paradijs, aards of hemels: het blijft lastige materie voor een componist. Daar waar alles koek en ei is, tiptop in balans, waar niets meer te wensen overblijft, niets te winnen of te verliezen valt, en waar verlangens noch zorgen, dilemma’s noch uitdagingen bestaan: wat heeft de muziek daar nog te zoeken? Wat heeft zij daar nog aan toe te voegen, anders dan een eeuwigdurend slotakkoord, iets tussen een reine drieklank en witte ruis in, en, o gruwel, non-stop en zonder einde? Is het paradijs niet eigenlijk de hel in vermomming? We moeten het maar niet te letterlijk nemen. Een klein partje paradijs dan maar, waar we niet meer dan een paar minuten het oor te luisteren leggen. Dat moet wel lukken.
Als ik voor mijzelf mag spreken: in rangorde onmiddellijk na het Kinderparadijs, waar ik, op weg naar school, altijd even voor de etalage bleef staan om mij voor de zoveelste keer te vergapen aan die schitterende, felbegeerde brandweerwagen, komt het door Gabriel Fauré in zijn Requiem bezongen paradijs. Geen brandweerwagen in dit roze hiernamaals, maar des te meer pap met gouden lepels. Wat een onbetamelijk mooie muziek, dit ‘In paradisum’, je kunt het maar beter niet te vaak horen. Ik kan me voorstellen dat voor de orthodoxe katholiek de harmonische taal ooit wat al te zinnelijk was. Zo’n soort gelovige was Fauré zelf trouwens niet. Sterker nog, hij beschouwde zichzelf als agnost.
Zo niet Olivier Messiaen, die, zoals dat heet, O.L. Heer van het kruis bad, nochtans een minstens zo zinnelijke verhouding met het Hogere had. Luister naar ‘Le Christ, lumière du Paradis’, slotdeel van zijn laatste grote, postuum in première gebrachte orkestwerk Éclairs sur l’au-delà (werktitel: Paradis): een opeenvolging van zinderende akkoorden in hoge strijkers met een zilverglanzend randje van drie nagenoeg onhoorbare triangels, tezamen uitvloeiend in misschien wel de traagste muziek ooit gecomponeerd. Stel vast, dit gehoorde hebbende, dat Messiaen op het punt van harmonische sensualiteit Fauré zo mogelijk naar de kroon stak.
Op ruime afstand van Fauré en Messiaen is daar ten slotte als goede derde Maurice Duruflé, componist van een ooit zeer geliefd, op gregoriaanse melodieën geïnspireerd Requiem, dat culmineert in een ‘In paradisum’ dat in essentie identiek is aan dat van Fauré maar dan met andere, nog weer iets kruidiger noten. Het dominant-septiemakkoord waarmee de componist op de slotlettergreep van ‘requiem’ (‘rust’) de muziek laat eindigen, blijft als een nimmer in te lossen belofte in de lucht hangen.
Lees ook het interview met Christiane Karg.
Aangezien andere illustere requiems zoals die van Mozart, Verdi en Stravinsky het zonder paradijs stellen, dringt zich de conclusie op dat de voertaal in de hemel Frans is. ‘Paradis’ is niet toevallig het woord dat in Franse theaters voor het schellinkje, de engelenbak, wordt gebruikt.
Het paradijs van Fauré en Duruflé ontleent zijn woorden (en bij Duruflé ook zijn noten) aan het gregoriaanse gezang dat traditioneel tot besluit van de katholieke requiemmis klinkt. Deze woorden – ‘In paradisum deducant te angeli / Mogen de engelen je naar het paradijs vergezellen’ – zijn niet afkomstig uit de Bijbel. Het woord ‘paradijs’ komt in de Bijbel zelfs nauwelijks voor en dan nog uitsluitend in het Nieuwe Testament. Het bekendste voorbeeld is te vinden in het Lijdensverhaal volgens Lucas, waar Jezus tot een van zijn medegekruisigden spreekt: ‘Voorwaar, ik zeg u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn.’ Deze woorden worden gezongen in een van de mooiste én vroegste cantates van Johann Sebastian Bach, de zogeheten Actus tragicus, werk van een – nauwelijks voorstelbaar – 22-jarige. Hebben zij ooit uitnodigender geklonken dan uit de mond van de vox Christi, die niet minder dan 23 keer het woord ‘Paradis’ in de mond neemt, als ware het een lokroep uit het hiernamaals? Wie zijn oren gelooft, gelooft voor de duur van deze bas-aria vanzelf in het paradijs.
Voor zover niet voortlevend als gezonken cultuurgoed in kinder-, zwem- en winkelparadijzen dankt het begrip ‘paradijs’ zijn populariteit misschien wel minder aan het woord Gods dan aan de pen van Dante. In de 33 zangen die de laat-dertiende-eeuwse, vroeg-veertiende-eeuwse dichter er in het gelijknamige, derde deel van zijn Divina Commedia aan wijdt, krijgen we voor het eerst een gedetailleerd beeld van zowel de topografie als de bewoners van het paradijs. Hoewel voor componisten om voor de hand liggende redenen – drama, theater, spektakel – de grootste aantrekkingskracht van de Commedia altijd in het eerste deel, Inferno, de hel, heeft geschuild – zie het lijstje op de pagina hiernaast – heeft een enkeling zich aan Paradiso gewaagd. Ook in La Commedia van Louis Andriessen dalen we af tot in de diepste krochten van de hel, om uiteindelijk in ‘Luce etterna’, het vijfde en laatste tableau van de opera, met Beatrice, Dantes gids in het hemelrijk, op te stijgen naar de hoogste hoogten. Letterlijk. Ronduit paradijselijk is de herinnering aan de loepzuivere, fluisterzachte en hemelshoge c’s en d’s, in 2008 gezongen door Claron McFadden in de rol van Beatrice in de nok van theater Carré, zoals nog altijd te beluisteren op cd en YouTube.
Wie het paradijs voor een exclusief christelijk resort houdt, heeft het mis. Het woord zelf is van oud-Perzische oorsprong. Niet alleen het christendom, ook de islam looft voor een gelovig en deugdzaam leven het paradijs als beloning uit, al verschillen de in het vooruitzicht gestelde geneugten. Zo heeft het islamitisch paradijs speciaal voor martelaren een bijzonder soort maagden met mooie ogen, de zogeheten hoeri’s, als attentie in de aanbieding. Ook wordt er wijn geschonken, al bevat deze, heel modern, geen alcohol. Ziehier het oord dat de peri, afstammeling van een gevallen engel en een sterveling, in de slotscène van Robert Schumanns oratorium Das Paradies und die Peri betreedt. Na enkele vergeefse pogingen in het werk te hebben gesteld om met zoenoffers het hemelse rijk te bewegen zijn poorten te openen slaagt zij alsnog in haar missie dankzij de gift van een meegenomen traan – een traan die een berouwvolle zondaar, geroerd door het gebed van een kind, heeft gelaten. Romantische exotiek ten top. Maar hoe uitheems het er in deze Duitse adaptatie van een Engelse navertelling van een Perzisch verhaal ook aan toegaat, in de hemel die de peri binnengaat klinkt werkelijk geen noot van over de Duitse grens. Zo universeel is het paradijs kennelijk ook weer niet.
Hier laat Elmer Schönberger zijn licht schijnen over duivelse muziek.
wo 17, vr 19 & zo 21 december | Grote Zaal
Koninklijk Concertgebouworkest
Andris Nelsons dirigent
Håkan Hardenberger trompet
Christiane Karg sopraan
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma
Beluister ook onze playlist met muziek horend bij dit artikel: