Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Jukka-Pekka Saraste leidt het Concertgebouworkest in Mahlers Symfonie nr. 4

Jukka-Pekka Saraste leidt het Concertgebouworkest in Mahlers Symfonie nr. 4

Grote Zaal
17 december 2025
20.15 uur

Print dit programma

Koninklijk Concertgebouworkest
Jukka-Pekka Saraste dirigent
Håkan Hardenberger trompet
Christiane Karg sopraan

Andris Nelsons heeft zich helaas vanwege familieomstandigheden moeten terugtrekken van zijn concerten op 17, 19 en 21 december. Het Concertgebouworkest is Jukka-Pekka Saraste heel dankbaar dat hij het programma op deze korte termijn ongewijzigd overneemt.

  De zangtekst vindt u hier.

Ook interessant:
- Hoe klinkt hemelse muziek?
- Het interview met Christiane Karg

JÖRG WIDMANN (1972)

Towards Paradise (Labyrinth VI) (2021) 
voor trompet en orkest
Nederlandse première

pauze ± 20.55 uur

GUSTAV MAHLER (1860-1911)

Symfonie nr. 4 in G gr.t. (1899-1900) 
in vier delen voor groot orkest en sopraan solo
Bedächtig. Nicht eilen 
In gemächlicher Bewegung. Ohne Hast 
Ruhevoll 
Sehr behaglich (Wir geniessen die himmlischen         Freuden uit 
‘Des Knaben Wunderhorn’)  

einde ± 22.20 uur

        

Grote Zaal 17 december 2025 20.15 uur

Koninklijk Concertgebouworkest
Jukka-Pekka Saraste dirigent
Håkan Hardenberger trompet
Christiane Karg sopraan

Andris Nelsons heeft zich helaas vanwege familieomstandigheden moeten terugtrekken van zijn concerten op 17, 19 en 21 december. Het Concertgebouworkest is Jukka-Pekka Saraste heel dankbaar dat hij het programma op deze korte termijn ongewijzigd overneemt.

  De zangtekst vindt u hier.

Ook interessant:
- Hoe klinkt hemelse muziek?
- Het interview met Christiane Karg

JÖRG WIDMANN (1972)

Towards Paradise (Labyrinth VI) (2021) 
voor trompet en orkest
Nederlandse première

pauze ± 20.55 uur

GUSTAV MAHLER (1860-1911)

Symfonie nr. 4 in G gr.t. (1899-1900) 
in vier delen voor groot orkest en sopraan solo
Bedächtig. Nicht eilen 
In gemächlicher Bewegung. Ohne Hast 
Ruhevoll 
Sehr behaglich (Wir geniessen die himmlischen         Freuden uit 
‘Des Knaben Wunderhorn’)  

einde ± 22.20 uur

        

Toelichting

Jörg Widmann (1972)

Towards Paradise

door Martijn Voorvelt

De weidse composities van Jörg Widmann scheppen veel ruimte voor dramatiek en ­veelgelaagde verhaallijnen. De opera Babylon en het oratorium Arche worden tot zijn belangrijkste werken gerekend. Maar Widmann heeft geen koren of vocale solisten nodig om de luisteraar mee te slepen – zijn instrumentale werken bezitten eenzelfde uitgestrektheid en dramatische zeggingskracht. Dat heeft Widmann gemeen met zijn ­laatromantische voorganger Gustav Mahler. Een goed voorbeeld is zijn tweede trompetconcert, Towards ­Paradise, een ééndelig werk van zo’n veertig minuten waarin de solist niet alleen een muzikaal parcours aflegt, maar zich ook in ruimtelijke zin verplaatst: gedurende het werk beweegt hij zich geleidelijk door het orkest, van rechts naar links. Widmann noemt het ‘een ­labyrintische reis door een breed spectrum van psychologische en tonale zones, met ook wilde en woeste orkestrale afgronden die naar de openheid leiden – op weg naar een utopische staat van uitstel. Een zoektocht naar verlossing.’ Towards Paradise is deel zes van de Labyrinth-cyclus waaraan Widmann begon in 2005. In dit werk verwijst het doolhof ook naar de labyrintische moeilijkheden die zich voordoen ­tijdens het compositieproces.

De weidse composities van Jörg Widmann scheppen veel ruimte voor dramatiek en ­veelgelaagde verhaallijnen. De opera Babylon en het oratorium Arche worden tot zijn belangrijkste werken gerekend. Maar Widmann heeft geen koren of vocale solisten nodig om de luisteraar mee te slepen – zijn instrumentale werken bezitten eenzelfde uitgestrektheid en dramatische zeggingskracht. Dat heeft Widmann gemeen met zijn ­laatromantische voorganger Gustav Mahler. Een goed voorbeeld is zijn tweede trompetconcert, Towards ­Paradise, een ééndelig werk van zo’n veertig minuten waarin de solist niet alleen een muzikaal parcours aflegt, maar zich ook in ruimtelijke zin verplaatst: gedurende het werk beweegt hij zich geleidelijk door het orkest, van rechts naar links. Widmann noemt het ‘een ­labyrintische reis door een breed spectrum van psychologische en tonale zones, met ook wilde en woeste orkestrale afgronden die naar de openheid leiden – op weg naar een utopische staat van uitstel. Een zoektocht naar verlossing.’ Towards Paradise is deel zes van de Labyrinth-cyclus waaraan Widmann begon in 2005. In dit werk verwijst het doolhof ook naar de labyrintische moeilijkheden die zich voordoen ­tijdens het compositieproces.

  • Jörg Widmann

    Foto: Marco Borggreve, 2019

    Jörg Widmann

    Foto: Marco Borggreve, 2019

  • Jörg Widmann

    Foto: Marco Borggreve, 2019

    Jörg Widmann

    Foto: Marco Borggreve, 2019

Het introverte begin van het werk komt voort uit twee inspiratiebronnen: de speelstijl van jazztrompettist Miles Davis, en de lockdowns die in 2020-2021 vanwege covid-19 waren ingesteld, waarbij veel mensen op zichzelf teruggeworpen werden. Een melancholieke trompetmelodie klinkt uit het niets en de solist verschijnt, als een geïsoleerde, in zichzelf gekeerde figuur. Hij beweegt zich naar de trompetgroep van het orkest. Als hij daar probeert aan te haken, wordt hij afgewezen. Vervolgens doen zich zo nog acht confrontaties met diverse orkestsecties voor, terwijl de muziek grote contrasten laat horen tussen introverte, assertieve, brutale en reflectieve episodes. Ten slotte verdwijnt de solist aan de linkerkant, wanneer hij een muzikale oase lijkt te hebben gevonden in een glanzende, etherische toon es.

Towards Paradise is geschreven in nauwe samenwerking met Håkan Hardenberger, die het op 23 september 2023 in première bracht met het Gewandhausorchester Leipzig onder leiding van Andris Nelsons.

Het introverte begin van het werk komt voort uit twee inspiratiebronnen: de speelstijl van jazztrompettist Miles Davis, en de lockdowns die in 2020-2021 vanwege covid-19 waren ingesteld, waarbij veel mensen op zichzelf teruggeworpen werden. Een melancholieke trompetmelodie klinkt uit het niets en de solist verschijnt, als een geïsoleerde, in zichzelf gekeerde figuur. Hij beweegt zich naar de trompetgroep van het orkest. Als hij daar probeert aan te haken, wordt hij afgewezen. Vervolgens doen zich zo nog acht confrontaties met diverse orkestsecties voor, terwijl de muziek grote contrasten laat horen tussen introverte, assertieve, brutale en reflectieve episodes. Ten slotte verdwijnt de solist aan de linkerkant, wanneer hij een muzikale oase lijkt te hebben gevonden in een glanzende, etherische toon es.

Towards Paradise is geschreven in nauwe samenwerking met Håkan Hardenberger, die het op 23 september 2023 in première bracht met het Gewandhausorchester Leipzig onder leiding van Andris Nelsons.

door Martijn Voorvelt

Gustav Mahler (1860-1911)

Vierde symfonie

door Dirk Luijmes

‘Eigenlijk wilde ik alleen een symfonische humoreske schrijven, maar die is uitgegroeid tot een symfonie van normale lengte.’ Na de eerste drie symfonieën – die hij ooit de Trilogie der Leidenschaft noemde – leek Gustav Mahler met zijn Vierde symfonie heel wat minder pretenties te hebben. Het werk is beknopter, heeft een kleinere en lichtere orkestbezetting en om Mahlers karakterisering te gebruiken: ‘de basisstemming is blauw, hemelsblauw’. In 1892 had de componist een gedicht uit zijn geliefde volksliedbundel Des Knaben Wunderhorn op muziek gezet, dat hij eerst als afsluiting van zijn Derde symfonie wilde gaan gebruiken. Dit lied, dat in de Derde symfonie ‘Wat het kind ons vertelt’ zou moeten gaan heten, werd uiteindelijk als ‘Wir geniessen die himmlischen Freuden’ het slotdeel van de Vierde symfonie. Deze lichte finale is de sleutel tot het gehele werk. In de symfonie zit volgens Mahler ‘de opgewektheid van een hogere, ons onbekende wereld die voor ons iets engs en beangstigends heeft’. ‘In het laatste deel legt het kind – dat in de toestand van het verpoppen toch al deel heeft aan deze hogere wereld – uit hoe het allemaal bedoeld is.’

‘Eigenlijk wilde ik alleen een symfonische humoreske schrijven, maar die is uitgegroeid tot een symfonie van normale lengte.’ Na de eerste drie symfonieën – die hij ooit de Trilogie der Leidenschaft noemde – leek Gustav Mahler met zijn Vierde symfonie heel wat minder pretenties te hebben. Het werk is beknopter, heeft een kleinere en lichtere orkestbezetting en om Mahlers karakterisering te gebruiken: ‘de basisstemming is blauw, hemelsblauw’. In 1892 had de componist een gedicht uit zijn geliefde volksliedbundel Des Knaben Wunderhorn op muziek gezet, dat hij eerst als afsluiting van zijn Derde symfonie wilde gaan gebruiken. Dit lied, dat in de Derde symfonie ‘Wat het kind ons vertelt’ zou moeten gaan heten, werd uiteindelijk als ‘Wir geniessen die himmlischen Freuden’ het slotdeel van de Vierde symfonie. Deze lichte finale is de sleutel tot het gehele werk. In de symfonie zit volgens Mahler ‘de opgewektheid van een hogere, ons onbekende wereld die voor ons iets engs en beangstigends heeft’. ‘In het laatste deel legt het kind – dat in de toestand van het verpoppen toch al deel heeft aan deze hogere wereld – uit hoe het allemaal bedoeld is.’

  • Gustav Mahler in 1886

    Gustav Mahler in 1886

  • Gustav Mahler in 1886

    Gustav Mahler in 1886

De drie delen die aan dit ‘kinderlijke’ slotdeel vooraf gaan ontstonden in 1899 en 1900. Het overzichtelijke openingsdeel – dat oorspronkelijk ‘Het eeuwige hier en nu’ heette – begint eenvoudig, met de opvallende schellen. De naïeve toon van het kind lijkt gezet… of zijn het de belletjes van een narrenkap? De violen spelen het eerste thema, cello en hobo het tweede, waarna de hobo nog een derde thema aanheft. De soloviool markeert het begin van de doorwerking. Is de eenvoud hier, zoals vaker bij Mahler, slechts schijn? Volgens filosoof en musicoloog Theodor Adorno (1903-1969) husselt Mahler in dit deel ‘niet bestaande kinderliederen’ door elkaar en is er achter een masker van naïviteit een spel van schijn en werkelijkheid aan de gang.

Ook elders in deze optimistische symfonie zijn meerdere lagen te vinden. De basisstemming mag dan hemelsblauw zijn, ‘af en toe verduistert het en wordt het onheilspellend, spookachtig’, aldus de componist. De hemel blijft wel blauw, maar ‘wij krijgen ineens een eng gevoel, alsof een panische schrik ons treft’. Het spookachtige is in ieder geval aanwezig in het scherzo, waarin ‘Freund Hein’ een wat macabere dans speelt op een verstemde viool. Het verstilde langzame deel dat erop volgt is een variatie op twee thema’s. We horen volgens Mahler een ‘melodie die zowel goddelijk vrolijk als diep treurig is; jullie zullen daarbij afwisselend lachen en wenen’. Uiteindelijk volgt dan de sopraan, die met een ‘kindlich heiterem Ausdruck’ en in een eenvoudige strofen­vorm de hemelse vreugde bezingt. De belletjes van het begin komen terug en de symfonie eindigt ver verwijderd van het ‘weltlich Getümmel’, in de droomwereld van het kind.

De drie delen die aan dit ‘kinderlijke’ slotdeel vooraf gaan ontstonden in 1899 en 1900. Het overzichtelijke openingsdeel – dat oorspronkelijk ‘Het eeuwige hier en nu’ heette – begint eenvoudig, met de opvallende schellen. De naïeve toon van het kind lijkt gezet… of zijn het de belletjes van een narrenkap? De violen spelen het eerste thema, cello en hobo het tweede, waarna de hobo nog een derde thema aanheft. De soloviool markeert het begin van de doorwerking. Is de eenvoud hier, zoals vaker bij Mahler, slechts schijn? Volgens filosoof en musicoloog Theodor Adorno (1903-1969) husselt Mahler in dit deel ‘niet bestaande kinderliederen’ door elkaar en is er achter een masker van naïviteit een spel van schijn en werkelijkheid aan de gang.

Ook elders in deze optimistische symfonie zijn meerdere lagen te vinden. De basisstemming mag dan hemelsblauw zijn, ‘af en toe verduistert het en wordt het onheilspellend, spookachtig’, aldus de componist. De hemel blijft wel blauw, maar ‘wij krijgen ineens een eng gevoel, alsof een panische schrik ons treft’. Het spookachtige is in ieder geval aanwezig in het scherzo, waarin ‘Freund Hein’ een wat macabere dans speelt op een verstemde viool. Het verstilde langzame deel dat erop volgt is een variatie op twee thema’s. We horen volgens Mahler een ‘melodie die zowel goddelijk vrolijk als diep treurig is; jullie zullen daarbij afwisselend lachen en wenen’. Uiteindelijk volgt dan de sopraan, die met een ‘kindlich heiterem Ausdruck’ en in een eenvoudige strofen­vorm de hemelse vreugde bezingt. De belletjes van het begin komen terug en de symfonie eindigt ver verwijderd van het ‘weltlich Getümmel’, in de droomwereld van het kind.

door Dirk Luijmes

Jörg Widmann (1972)

Towards Paradise

door Martijn Voorvelt

De weidse composities van Jörg Widmann scheppen veel ruimte voor dramatiek en ­veelgelaagde verhaallijnen. De opera Babylon en het oratorium Arche worden tot zijn belangrijkste werken gerekend. Maar Widmann heeft geen koren of vocale solisten nodig om de luisteraar mee te slepen – zijn instrumentale werken bezitten eenzelfde uitgestrektheid en dramatische zeggingskracht. Dat heeft Widmann gemeen met zijn ­laatromantische voorganger Gustav Mahler. Een goed voorbeeld is zijn tweede trompetconcert, Towards ­Paradise, een ééndelig werk van zo’n veertig minuten waarin de solist niet alleen een muzikaal parcours aflegt, maar zich ook in ruimtelijke zin verplaatst: gedurende het werk beweegt hij zich geleidelijk door het orkest, van rechts naar links. Widmann noemt het ‘een ­labyrintische reis door een breed spectrum van psychologische en tonale zones, met ook wilde en woeste orkestrale afgronden die naar de openheid leiden – op weg naar een utopische staat van uitstel. Een zoektocht naar verlossing.’ Towards Paradise is deel zes van de Labyrinth-cyclus waaraan Widmann begon in 2005. In dit werk verwijst het doolhof ook naar de labyrintische moeilijkheden die zich voordoen ­tijdens het compositieproces.

De weidse composities van Jörg Widmann scheppen veel ruimte voor dramatiek en ­veelgelaagde verhaallijnen. De opera Babylon en het oratorium Arche worden tot zijn belangrijkste werken gerekend. Maar Widmann heeft geen koren of vocale solisten nodig om de luisteraar mee te slepen – zijn instrumentale werken bezitten eenzelfde uitgestrektheid en dramatische zeggingskracht. Dat heeft Widmann gemeen met zijn ­laatromantische voorganger Gustav Mahler. Een goed voorbeeld is zijn tweede trompetconcert, Towards ­Paradise, een ééndelig werk van zo’n veertig minuten waarin de solist niet alleen een muzikaal parcours aflegt, maar zich ook in ruimtelijke zin verplaatst: gedurende het werk beweegt hij zich geleidelijk door het orkest, van rechts naar links. Widmann noemt het ‘een ­labyrintische reis door een breed spectrum van psychologische en tonale zones, met ook wilde en woeste orkestrale afgronden die naar de openheid leiden – op weg naar een utopische staat van uitstel. Een zoektocht naar verlossing.’ Towards Paradise is deel zes van de Labyrinth-cyclus waaraan Widmann begon in 2005. In dit werk verwijst het doolhof ook naar de labyrintische moeilijkheden die zich voordoen ­tijdens het compositieproces.

  • Jörg Widmann

    Foto: Marco Borggreve, 2019

    Jörg Widmann

    Foto: Marco Borggreve, 2019

  • Jörg Widmann

    Foto: Marco Borggreve, 2019

    Jörg Widmann

    Foto: Marco Borggreve, 2019

Het introverte begin van het werk komt voort uit twee inspiratiebronnen: de speelstijl van jazztrompettist Miles Davis, en de lockdowns die in 2020-2021 vanwege covid-19 waren ingesteld, waarbij veel mensen op zichzelf teruggeworpen werden. Een melancholieke trompetmelodie klinkt uit het niets en de solist verschijnt, als een geïsoleerde, in zichzelf gekeerde figuur. Hij beweegt zich naar de trompetgroep van het orkest. Als hij daar probeert aan te haken, wordt hij afgewezen. Vervolgens doen zich zo nog acht confrontaties met diverse orkestsecties voor, terwijl de muziek grote contrasten laat horen tussen introverte, assertieve, brutale en reflectieve episodes. Ten slotte verdwijnt de solist aan de linkerkant, wanneer hij een muzikale oase lijkt te hebben gevonden in een glanzende, etherische toon es.

Towards Paradise is geschreven in nauwe samenwerking met Håkan Hardenberger, die het op 23 september 2023 in première bracht met het Gewandhausorchester Leipzig onder leiding van Andris Nelsons.

Het introverte begin van het werk komt voort uit twee inspiratiebronnen: de speelstijl van jazztrompettist Miles Davis, en de lockdowns die in 2020-2021 vanwege covid-19 waren ingesteld, waarbij veel mensen op zichzelf teruggeworpen werden. Een melancholieke trompetmelodie klinkt uit het niets en de solist verschijnt, als een geïsoleerde, in zichzelf gekeerde figuur. Hij beweegt zich naar de trompetgroep van het orkest. Als hij daar probeert aan te haken, wordt hij afgewezen. Vervolgens doen zich zo nog acht confrontaties met diverse orkestsecties voor, terwijl de muziek grote contrasten laat horen tussen introverte, assertieve, brutale en reflectieve episodes. Ten slotte verdwijnt de solist aan de linkerkant, wanneer hij een muzikale oase lijkt te hebben gevonden in een glanzende, etherische toon es.

Towards Paradise is geschreven in nauwe samenwerking met Håkan Hardenberger, die het op 23 september 2023 in première bracht met het Gewandhausorchester Leipzig onder leiding van Andris Nelsons.

door Martijn Voorvelt

Gustav Mahler (1860-1911)

Vierde symfonie

door Dirk Luijmes

‘Eigenlijk wilde ik alleen een symfonische humoreske schrijven, maar die is uitgegroeid tot een symfonie van normale lengte.’ Na de eerste drie symfonieën – die hij ooit de Trilogie der Leidenschaft noemde – leek Gustav Mahler met zijn Vierde symfonie heel wat minder pretenties te hebben. Het werk is beknopter, heeft een kleinere en lichtere orkestbezetting en om Mahlers karakterisering te gebruiken: ‘de basisstemming is blauw, hemelsblauw’. In 1892 had de componist een gedicht uit zijn geliefde volksliedbundel Des Knaben Wunderhorn op muziek gezet, dat hij eerst als afsluiting van zijn Derde symfonie wilde gaan gebruiken. Dit lied, dat in de Derde symfonie ‘Wat het kind ons vertelt’ zou moeten gaan heten, werd uiteindelijk als ‘Wir geniessen die himmlischen Freuden’ het slotdeel van de Vierde symfonie. Deze lichte finale is de sleutel tot het gehele werk. In de symfonie zit volgens Mahler ‘de opgewektheid van een hogere, ons onbekende wereld die voor ons iets engs en beangstigends heeft’. ‘In het laatste deel legt het kind – dat in de toestand van het verpoppen toch al deel heeft aan deze hogere wereld – uit hoe het allemaal bedoeld is.’

‘Eigenlijk wilde ik alleen een symfonische humoreske schrijven, maar die is uitgegroeid tot een symfonie van normale lengte.’ Na de eerste drie symfonieën – die hij ooit de Trilogie der Leidenschaft noemde – leek Gustav Mahler met zijn Vierde symfonie heel wat minder pretenties te hebben. Het werk is beknopter, heeft een kleinere en lichtere orkestbezetting en om Mahlers karakterisering te gebruiken: ‘de basisstemming is blauw, hemelsblauw’. In 1892 had de componist een gedicht uit zijn geliefde volksliedbundel Des Knaben Wunderhorn op muziek gezet, dat hij eerst als afsluiting van zijn Derde symfonie wilde gaan gebruiken. Dit lied, dat in de Derde symfonie ‘Wat het kind ons vertelt’ zou moeten gaan heten, werd uiteindelijk als ‘Wir geniessen die himmlischen Freuden’ het slotdeel van de Vierde symfonie. Deze lichte finale is de sleutel tot het gehele werk. In de symfonie zit volgens Mahler ‘de opgewektheid van een hogere, ons onbekende wereld die voor ons iets engs en beangstigends heeft’. ‘In het laatste deel legt het kind – dat in de toestand van het verpoppen toch al deel heeft aan deze hogere wereld – uit hoe het allemaal bedoeld is.’

  • Gustav Mahler in 1886

    Gustav Mahler in 1886

  • Gustav Mahler in 1886

    Gustav Mahler in 1886

De drie delen die aan dit ‘kinderlijke’ slotdeel vooraf gaan ontstonden in 1899 en 1900. Het overzichtelijke openingsdeel – dat oorspronkelijk ‘Het eeuwige hier en nu’ heette – begint eenvoudig, met de opvallende schellen. De naïeve toon van het kind lijkt gezet… of zijn het de belletjes van een narrenkap? De violen spelen het eerste thema, cello en hobo het tweede, waarna de hobo nog een derde thema aanheft. De soloviool markeert het begin van de doorwerking. Is de eenvoud hier, zoals vaker bij Mahler, slechts schijn? Volgens filosoof en musicoloog Theodor Adorno (1903-1969) husselt Mahler in dit deel ‘niet bestaande kinderliederen’ door elkaar en is er achter een masker van naïviteit een spel van schijn en werkelijkheid aan de gang.

Ook elders in deze optimistische symfonie zijn meerdere lagen te vinden. De basisstemming mag dan hemelsblauw zijn, ‘af en toe verduistert het en wordt het onheilspellend, spookachtig’, aldus de componist. De hemel blijft wel blauw, maar ‘wij krijgen ineens een eng gevoel, alsof een panische schrik ons treft’. Het spookachtige is in ieder geval aanwezig in het scherzo, waarin ‘Freund Hein’ een wat macabere dans speelt op een verstemde viool. Het verstilde langzame deel dat erop volgt is een variatie op twee thema’s. We horen volgens Mahler een ‘melodie die zowel goddelijk vrolijk als diep treurig is; jullie zullen daarbij afwisselend lachen en wenen’. Uiteindelijk volgt dan de sopraan, die met een ‘kindlich heiterem Ausdruck’ en in een eenvoudige strofen­vorm de hemelse vreugde bezingt. De belletjes van het begin komen terug en de symfonie eindigt ver verwijderd van het ‘weltlich Getümmel’, in de droomwereld van het kind.

De drie delen die aan dit ‘kinderlijke’ slotdeel vooraf gaan ontstonden in 1899 en 1900. Het overzichtelijke openingsdeel – dat oorspronkelijk ‘Het eeuwige hier en nu’ heette – begint eenvoudig, met de opvallende schellen. De naïeve toon van het kind lijkt gezet… of zijn het de belletjes van een narrenkap? De violen spelen het eerste thema, cello en hobo het tweede, waarna de hobo nog een derde thema aanheft. De soloviool markeert het begin van de doorwerking. Is de eenvoud hier, zoals vaker bij Mahler, slechts schijn? Volgens filosoof en musicoloog Theodor Adorno (1903-1969) husselt Mahler in dit deel ‘niet bestaande kinderliederen’ door elkaar en is er achter een masker van naïviteit een spel van schijn en werkelijkheid aan de gang.

Ook elders in deze optimistische symfonie zijn meerdere lagen te vinden. De basisstemming mag dan hemelsblauw zijn, ‘af en toe verduistert het en wordt het onheilspellend, spookachtig’, aldus de componist. De hemel blijft wel blauw, maar ‘wij krijgen ineens een eng gevoel, alsof een panische schrik ons treft’. Het spookachtige is in ieder geval aanwezig in het scherzo, waarin ‘Freund Hein’ een wat macabere dans speelt op een verstemde viool. Het verstilde langzame deel dat erop volgt is een variatie op twee thema’s. We horen volgens Mahler een ‘melodie die zowel goddelijk vrolijk als diep treurig is; jullie zullen daarbij afwisselend lachen en wenen’. Uiteindelijk volgt dan de sopraan, die met een ‘kindlich heiterem Ausdruck’ en in een eenvoudige strofen­vorm de hemelse vreugde bezingt. De belletjes van het begin komen terug en de symfonie eindigt ver verwijderd van het ‘weltlich Getümmel’, in de droomwereld van het kind.

door Dirk Luijmes

Biografie

Koninklijk Concertgebouworkest, orkest

Al 137 jaar brengt het Koninklijk Concertgebouw­orkest muziek tot leven. Het Amsterdamse orkest wordt wereldwijd geroemd om zijn unieke klank en zijn veelzijdige repertoire en heeft het voorrecht om met de meest vooraanstaande dirigenten en solisten te mogen samenwerken. Klaus Mäkelä, met wie sinds 2020 een hechte band bestaat, wordt in 2027 chef-dirigent. Zijn voorgangers waren Willem Kes, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly (sinds 2004 conductor emeritus), Mariss Jansons en Daniele Gatti. Iván Fischer is honorair gastdirigent.

Jaarlijks geeft het orkest zo’n 130 concerten. Thuis, in Het Concertgebouw, maar ook in de meest prestigieuze concertzalen wereldwijd. Daarmee is het Concert­gebouworkest een ambassadeur voor Nederland. Hare Majesteit Koningin Máxima is beschermvrouwe van het orkest.
Vanaf het begin is veel samengewerkt met componisten. Zo dirigeerden Richard Strauss, Gustav Mahler, Arnold Schönberg en Igor Stravinsky zelf meer dan eens het Concertgebouworkest. Jaarlijks gaan meerdere opdrachtwerken in première.

Het orkest ziet het als zijn verantwoordelijkheid om de kracht van symfonische muziek door te geven. Via de Academie van het Concertgebouworkest en het internationale jeugdorkest Young delen orkestmusici hun kennis, ervaring en liefde voor het vak met volgende generaties. Voor veelbelovende dirigenten zijn er de Ammodo Masterclass en het Bernard Ha­itink Associate Conductorship. Met vernieuwende concertvormen en uitvoeringen buiten de concertzaal inspireert het orkest nieuwe luisteraars.

Het grootste deel van de inkomsten haalt het Concertgebouworkest uit concerten in binnen- en buitenland. Het orkest is dankbaar voor de steun die het ontvangt van zijn publiek, het Ministerie van OCW, de gemeente Amsterdam, global partners ING, Booking.com en The Magnum Ice Cream Company, en vele sponsoren, ­fondsen en donateurs wereldwijd.

Bekijk hier alle musici van het Koninklijk Concertgebouworkest

Jukka-Pekka Saraste, dirigent

Jukka-Pekka Saraste begon zijn carrière als violist, voordat hij een directieopleiding volgde bij Jorma Panula aan de Sibelius Academie in Helsinki. Hij voelt een speciale affiniteit met laatromantische muziek en heeft een bijzonder sterke band met het werk van Beethoven, Bruckner, Sjostakovitsj, Stravinsky en Sibelius. De Finse dirigent wordt internationaal geprezen om zijn Mahler-uitvoeringen.

Sinds 2023 is Jukka-Pekka Saraste chef-dirigent en artistiek directeur van het Filharmonisch Orkest van Helsinki. Tussen 2010 en 2019 was hij chef-dirigent van het WDR Sinfonieorchester in Keulen, dat onder zijn leiding een internationale reputatie opbouwde. En van 2006 tot 2013 was hij chef-dirigent van de Oslo Philharmonic, waar hij vervolgens werd benoemd tot de eerste eredirigent in de geschiedenis van het orkest.  

Eerder was Jukka-Pekka Saraste onder meer chef-dirigent van het Fins Radio Symfonieorkest en het Toronto Symphony Orchestra en eerste gastdirigent van het BBC Symphony Orchestra. Hij richtte het Finnish Chamber Orchestra op, waar hij nog steeds artistiek adviseur is, en is een van de oprichters van de LEAD! Foundation, een internationaal mentorprogramma voor jonge dirigenten en solisten.  

Als gastdirigent stond Jukka-Pekka Saraste voor vrijwel alle grote orkesten ter wereld. Het Koninklijk Concertgebouworkest leidde hij in 2005 en in 2006. De afgelopen jaren heeft de dirigent een sterke reputatie opgebouwd in de operawereld; na concertuitvoeringen van Stravinsky's Oedipus Rex, Erwartung van Schönberg en Hertog Blauwbaards burcht van Bartók leidde hij bijvoorbeeld Korngolds Die tote Stadt in de Finse Nationale Opera en een zeer succesvolle nieuwe scenische productie van Mendelssohns Elias, geregisseerd door Calixto Bieito, in het Theater an der Wien. 

Håkan Hardenberger, trompet

Håkan Hardenberger begon met trompetspelen toen hij acht jaar was. Hij studeerde in Parijs en Los Angeles en geeft momenteel les aan het conservatorium van Malmö en aan het Royal Northern College of Music in Manchester.

De Zweedse trompettist soleert bij alle grote orkesten in de wereld, zoals de New York Philharmonic, de symfonieorkesten van Chicago en Boston, de Wiener ­Philharmoniker en het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks in München. 

Onder leiding van dirigenten als Pierre Boulez, Alan Gilbert, Daniel Harding, Andris Nelsons en Esa-Pekka Salonen speelde hij de klassieke trompetconcerten, maar bracht hij ook veel nieuw solo­repertoire in première. Componisten als Harrison Birtwistle, Brett Dean, Hans Werner Henze, Olga Neuwirth, Arvo Pärt, Mark-Anthony Turnage en Jörg Widmann schreven werk voor hem.

Met slagwerker Colin Currie treedt hij regelmatig op in recitals. Håkan Hardenberger soleerde meermaals bij het Concertgebouworkest, steeds onder leiding van Andris Nelsons. In oktober 2012 debuteerde hij met Haydns Trompetconcert in Es groot en het voor hem geschreven From the Wreckage van Mark-Anthony Turnage. In oktober 2016 kwam hij terug met Aerial van HK Gruber en in januari 2020 soleerde hij in Brett Deans Dramatis personae.

Christiane Karg, sopraan

Christiane Karg, geboren in Beieren, studeerde bij Heiner Hopfner en Wolfgang Holzmair aan de Universität ­Mozarteum Salzburg en nam deel aan de Internationale Opernstudio van de Staatsoper Hamburg. Van 2008 tot 2013 was ze lid van het ensemble van de Oper Frankfurt. Nog tijdens haar studie maakte de sopraan haar debuut op de Salzburger ­Festspiele, waar ze sindsdien een graag geziene gast is.

Ze trad meermaals op bij grote opera­huizen als het Royal Opera House Covent Garden in Londen, La Scala in Milaan, de Wiener Staatsoper en The Metropolitan Opera in New York. Voor de uitvoering van concert­repertoire werkte ­Christiane Karg samen met dirigenten als Christian Thielemann, Zubin Mehta, Yannick Nézet-­Séguin en Nikolaus Harnoncourt.

In ­december 2019 debuteerde ze bij het Concertgebouworkest als Gretchen in Schumanns Szenen aus Goethes Faust onder leiding van John Eliot Gardiner. In februari 2023 kwam ze terug als soliste in Mahlers Vierde symfonie, een werk dat ze ook zong met bijvoorbeeld het Gewandhaus­orchester Leipzig en zijn chef-­dirigent Andris Nelsons.

Mahlers Rückert-­Lie­der vertolkte ze recent onder meer met het Orchestra della Scala in Milaan onder Riccardo Chailly en de Bamberger Symphoniker geleid door Andrés Orozco-­Estrada. In het Mahler Festival 2025 soleerde Christiane Karg in Mahlers Tweede symfonie bij het Budapest Festival Orchestra onder leiding van Iván Fischer.