Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Hemelbestormers: Axelle Fanyo en Julius Drake

Hemelbestormers: Axelle Fanyo en Julius Drake

Kleine Zaal
16 februari 2023
20.15 uur

Print dit programma

Axelle Fanyo sopraan
Julius Drake piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Hemelbestormers.

Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.

Lees ook: De werkdag van Axelle Fanyo

Louis Aubert (1877-1968)

Le mirage
Le sommeil des colombes
L’adieu
uit ‘Six poèmes arabes’ (1915-17)

Maurice Ravel (1875-1937)

Shéhérazade (1903)
Asie
La flûte enchantée
L’indifférent

Francis Poulenc (1899-1963)

La dame de Monte Carlo (1961)

pauze ± 20.55 uur

Arnold Schönberg (1874-1951)

Galathea
Der genügsame Liebhaber
Seit ich so viele Weiber sah
uit ‘Brettl-Lieder’ (1901)

Kurt Weill (1900-1950)

Complainte de la Seine (1934)
Je ne t’aime pas (1934)
Youkali (1935)

William Bolcom (1938)

Song of Black Max (as told by the
De Kooning Boys)
Amor
George
uit ‘Cabaret Songs’ (1977-96)

traditioneel

Sometimes I Feel like a
Motherless Child

George Gershwin (1898-1937)

Summertime
uit ‘Porgy and Bess’ (1935)

einde ± 22.05 uur

Met dank aan de begunstigers van het Fonds Hemelbestormers.

Kleine Zaal 16 februari 2023 20.15 uur

Axelle Fanyo sopraan
Julius Drake piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Hemelbestormers.

Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.

Lees ook: De werkdag van Axelle Fanyo

Louis Aubert (1877-1968)

Le mirage
Le sommeil des colombes
L’adieu
uit ‘Six poèmes arabes’ (1915-17)

Maurice Ravel (1875-1937)

Shéhérazade (1903)
Asie
La flûte enchantée
L’indifférent

Francis Poulenc (1899-1963)

La dame de Monte Carlo (1961)

pauze ± 20.55 uur

Arnold Schönberg (1874-1951)

Galathea
Der genügsame Liebhaber
Seit ich so viele Weiber sah
uit ‘Brettl-Lieder’ (1901)

Kurt Weill (1900-1950)

Complainte de la Seine (1934)
Je ne t’aime pas (1934)
Youkali (1935)

William Bolcom (1938)

Song of Black Max (as told by the
De Kooning Boys)
Amor
George
uit ‘Cabaret Songs’ (1977-96)

traditioneel

Sometimes I Feel like a
Motherless Child

George Gershwin (1898-1937)

Summertime
uit ‘Porgy and Bess’ (1935)

einde ± 22.05 uur

Met dank aan de begunstigers van het Fonds Hemelbestormers.

Toelichting

Hemelbestormers: Axelle Fanyo en Julius Drake

door Michiel Cleij

Kunst versus amusement, serieu­ze en lichte muziek, hogere en lagere genres: wie zulke scheidingen gewend is heeft in dit programma geen enkel houvast. Je hoort een reeks pakkende, goed geschreven stukken – en dat is voor Axelle Fanyo het enige wat telt. Daarbij, verklaart ze, geeft deze selectie een beeld van wie ze is: een jonge, zwarte, Franse zangeres die opgroeide met een mix van klassiek, jazz en cabaretmuziek.

Aubert

Als Française met een vader uit Benin en een moeder uit Guadeloupe snapt zij de fascinatie van Franse componisten voor exotische culturen. Afrika, de Arabische wereld en het Verre Oosten vormen het decor in heel wat Franse composities die grofweg rond 1900 ontstonden. Frankrijk dreef wereldwijd handel en maakte dat inzichtelijk via een serie wereldtentoonstellingen – een uitkomst voor kunstenaars zonder reislust. Een van hen was Louis Aubert, die in Frankrijk tenminste nog als vergeten componist geldt; daarbuiten werd hij niet eens opgemerkt. Maar in zijn tijd was hij geliefd om zijn expressieve liederen en een succesvolle sprookjes-opera.

Axelle Fanyo hoorde zijn Six poèmes arabes ooit uitgevoerd worden op een conservatoriumconcert en raakte gefascineerd door de dromerige, suggestieve sfeer ervan. De weelderige samenklanken en grillige melodielijnen zijn duidelijk beïnvloed door Claude Debussy en Maurice Ravel, maar die hadden geen alleenrecht op zo’n ‘impressionistisch’ klankpalet. In Le mirage ziet de dichter zijn geliefde kortstondig opdoemen in een luchtspiegeling; in Le sommeil des colombes verzamelen duiven zich voor de nacht in een boom terwijl een nachtegaal hen in slaap zingt; en in L’adieu draagt de zanger de geur mee van de arm waarmee zijn liefje hem vaarwel gezwaaid heeft.

Ravel

Maurice Ravel is vertegenwoordigd met zijn vroege lied­cyclus Shéhérazade. Ook hij was tijdens zo’n Parijse wereldtentoonstelling in de ban geraakt van exotiek. Zijn leven lang zou hij in zijn composities blijven getuigen van liefde voor andere culturen: zijn oeuvre zapt van oosterse sferen naar Hongaarse zigeunermuziek, Weense walsen, de Spaanse bolero en Amerikaanse jazz. Uiteraard zag Ravel meteen muzikale mogelijkheden in de dichtbundel Schéhérazade van zijn kameraad Tristan Klingsor, gebaseerd op de Midden-Oosterse sprookjesverzameling Duizend-en-een-nacht. Niet alleen de oriëntaalse sfeer van de gedichten sprak hem aan, maar ook de vrije versvorm; die staat dicht bij spreektaal en geeft de zanglijnen een spontaan, improvisatorisch effect.

Poulens vroegere imago van oppervlakkige lolbroek raakte hij nooit helemaal kwijt

Na het monumentale Asie – vol fascinatie voor de verfijnde, maar soms ook brute schoonheid van het Oosten – volgt La flûte enchantée, waarin een slavin haar ‘heer’ moet behagen terwijl ze buiten het fluitspel van haar geliefde hoort. En in L’indifferent is het woord gericht tot een van de eunuchs waarmee Perzische vorsten zich omringden: de androgyne jongeman ’met de vrouwelijk wiegende heupen’ is seksueel onverschillig en laat zich niet verleiden tot een glas wijn bij de dichter thuis.

Poulenc

Zoals Ravel een schitterend visioen van een ­wonderwereld oproept, zo toont Francis Poulenc vergane glorie aan de Franse zuidkust. La dame de Monte Carlo, een van zijn laatste werken, is doordrenkt van melancholie – en staat daarmee haaks op de luchtige potpourri-stijl waarmee hij doorgebroken was. Poulenc werd synoniem met bondige neoklassieke muziekjes, gekruid met speelse ’foute noten’ en knipogen naar cabaretmuziek. Maar de plotselinge dood van een vriend en terugkerende depressies veranderden zijn expressie. Vanaf zijn veertigste liet hij zich steeds vaker van een serieuze en sombere kant zien, deels in religieuze werken. Zijn vroegere imago van oppervlakkige lolbroek raakte hij nooit helemaal kwijt, en zelfs in zijn kerkmuziek bleef zijn ijzersterke melodiegevoel altijd verwant aan chansons en cafémuziek.

De hoofdpersoon in La dame de Monte Carlo is in elk geval het lachen vergaan: een oude dame – mogelijk een chique ­prostituee – die niets meer te verliezen heeft en haar geluk in het casino beproeft. Ze is ‘een dode tussen de doden’, aldus tekstschrijver Jean Cocteau, verstoten en berooid. Uiteindelijk verdrinkt ze zichzelf in de Middellandse Zee.

Schönberg

Arnold Schönberg werd een van de grootste én meest verafschuwde muziekvernieuwers, maar zorgde ook postuum nog voor verrassingen: in zijn nalatenschap doken een aantal cabaretliedjes op die hij als twintiger had gecomponeerd. Schönberg had juist naam gemaakt met het strijksextet Verklärte Nacht toen hij een baantje als muzikaal leider van een Berlijns cabaret accepteerde. De oprichter daarvan was de kleurrijke Baron von Wolzogen, die zijn nieuwe theater Überbrettl doopte – oftewel ’supercabaret’, een toespeling op Friedrich Nietzsches concept van de ‘Übermensch’.

Wolzogen koesterde ook Nietzsches ambitie tot verheffing van de menselijke geest: zijn cabaret moest de ‘lieve Duitse barbaren tot bevalligheid, tot geestelijke luchthartigheid’ opvoeden. Schönberg droeg zelf een aantal liederen bij, maar zelfs in dit laagdrempelige genre stuitte hij op onbegrip: de musici vonden ze te ingewikkeld. Dat Wolzogens theater binnen een jaar failliet ging vergrootte de populariteit van de liederen ook al niet.

Kunst versus amusement, serieu­ze en lichte muziek, hogere en lagere genres: wie zulke scheidingen gewend is heeft in dit programma geen enkel houvast. Je hoort een reeks pakkende, goed geschreven stukken – en dat is voor Axelle Fanyo het enige wat telt. Daarbij, verklaart ze, geeft deze selectie een beeld van wie ze is: een jonge, zwarte, Franse zangeres die opgroeide met een mix van klassiek, jazz en cabaretmuziek.

Aubert

Als Française met een vader uit Benin en een moeder uit Guadeloupe snapt zij de fascinatie van Franse componisten voor exotische culturen. Afrika, de Arabische wereld en het Verre Oosten vormen het decor in heel wat Franse composities die grofweg rond 1900 ontstonden. Frankrijk dreef wereldwijd handel en maakte dat inzichtelijk via een serie wereldtentoonstellingen – een uitkomst voor kunstenaars zonder reislust. Een van hen was Louis Aubert, die in Frankrijk tenminste nog als vergeten componist geldt; daarbuiten werd hij niet eens opgemerkt. Maar in zijn tijd was hij geliefd om zijn expressieve liederen en een succesvolle sprookjes-opera.

Axelle Fanyo hoorde zijn Six poèmes arabes ooit uitgevoerd worden op een conservatoriumconcert en raakte gefascineerd door de dromerige, suggestieve sfeer ervan. De weelderige samenklanken en grillige melodielijnen zijn duidelijk beïnvloed door Claude Debussy en Maurice Ravel, maar die hadden geen alleenrecht op zo’n ‘impressionistisch’ klankpalet. In Le mirage ziet de dichter zijn geliefde kortstondig opdoemen in een luchtspiegeling; in Le sommeil des colombes verzamelen duiven zich voor de nacht in een boom terwijl een nachtegaal hen in slaap zingt; en in L’adieu draagt de zanger de geur mee van de arm waarmee zijn liefje hem vaarwel gezwaaid heeft.

Ravel

Maurice Ravel is vertegenwoordigd met zijn vroege lied­cyclus Shéhérazade. Ook hij was tijdens zo’n Parijse wereldtentoonstelling in de ban geraakt van exotiek. Zijn leven lang zou hij in zijn composities blijven getuigen van liefde voor andere culturen: zijn oeuvre zapt van oosterse sferen naar Hongaarse zigeunermuziek, Weense walsen, de Spaanse bolero en Amerikaanse jazz. Uiteraard zag Ravel meteen muzikale mogelijkheden in de dichtbundel Schéhérazade van zijn kameraad Tristan Klingsor, gebaseerd op de Midden-Oosterse sprookjesverzameling Duizend-en-een-nacht. Niet alleen de oriëntaalse sfeer van de gedichten sprak hem aan, maar ook de vrije versvorm; die staat dicht bij spreektaal en geeft de zanglijnen een spontaan, improvisatorisch effect.

Poulens vroegere imago van oppervlakkige lolbroek raakte hij nooit helemaal kwijt

Na het monumentale Asie – vol fascinatie voor de verfijnde, maar soms ook brute schoonheid van het Oosten – volgt La flûte enchantée, waarin een slavin haar ‘heer’ moet behagen terwijl ze buiten het fluitspel van haar geliefde hoort. En in L’indifferent is het woord gericht tot een van de eunuchs waarmee Perzische vorsten zich omringden: de androgyne jongeman ’met de vrouwelijk wiegende heupen’ is seksueel onverschillig en laat zich niet verleiden tot een glas wijn bij de dichter thuis.

Poulenc

Zoals Ravel een schitterend visioen van een ­wonderwereld oproept, zo toont Francis Poulenc vergane glorie aan de Franse zuidkust. La dame de Monte Carlo, een van zijn laatste werken, is doordrenkt van melancholie – en staat daarmee haaks op de luchtige potpourri-stijl waarmee hij doorgebroken was. Poulenc werd synoniem met bondige neoklassieke muziekjes, gekruid met speelse ’foute noten’ en knipogen naar cabaretmuziek. Maar de plotselinge dood van een vriend en terugkerende depressies veranderden zijn expressie. Vanaf zijn veertigste liet hij zich steeds vaker van een serieuze en sombere kant zien, deels in religieuze werken. Zijn vroegere imago van oppervlakkige lolbroek raakte hij nooit helemaal kwijt, en zelfs in zijn kerkmuziek bleef zijn ijzersterke melodiegevoel altijd verwant aan chansons en cafémuziek.

De hoofdpersoon in La dame de Monte Carlo is in elk geval het lachen vergaan: een oude dame – mogelijk een chique ­prostituee – die niets meer te verliezen heeft en haar geluk in het casino beproeft. Ze is ‘een dode tussen de doden’, aldus tekstschrijver Jean Cocteau, verstoten en berooid. Uiteindelijk verdrinkt ze zichzelf in de Middellandse Zee.

Schönberg

Arnold Schönberg werd een van de grootste én meest verafschuwde muziekvernieuwers, maar zorgde ook postuum nog voor verrassingen: in zijn nalatenschap doken een aantal cabaretliedjes op die hij als twintiger had gecomponeerd. Schönberg had juist naam gemaakt met het strijksextet Verklärte Nacht toen hij een baantje als muzikaal leider van een Berlijns cabaret accepteerde. De oprichter daarvan was de kleurrijke Baron von Wolzogen, die zijn nieuwe theater Überbrettl doopte – oftewel ’supercabaret’, een toespeling op Friedrich Nietzsches concept van de ‘Übermensch’.

Wolzogen koesterde ook Nietzsches ambitie tot verheffing van de menselijke geest: zijn cabaret moest de ‘lieve Duitse barbaren tot bevalligheid, tot geestelijke luchthartigheid’ opvoeden. Schönberg droeg zelf een aantal liederen bij, maar zelfs in dit laagdrempelige genre stuitte hij op onbegrip: de musici vonden ze te ingewikkeld. Dat Wolzogens theater binnen een jaar failliet ging vergrootte de populariteit van de liederen ook al niet.

  • Het Überbrettl-theater, ook wel Buntes Brettl genoemd

    1901

    Het Überbrettl-theater, ook wel Buntes Brettl genoemd

    1901

  • Het Überbrettl-theater, ook wel Buntes Brettl genoemd

    1901

    Het Überbrettl-theater, ook wel Buntes Brettl genoemd

    1901

Weill

De naam van Kurt Weill is onlosmakelijk verbonden met die van auteur Bertolt Brecht en hun gezamenlijke Sing­spiele. Nadat Weill in 1933 vanuit nazi-Duitsland naar Parijs was gevlucht schreef hij evenwel ook een aantal chansons. De Complainte de la Seine en Je ne t’aime pas hebben dezelfde the­matiek: wat mooi lijkt kan onder de oppervlakte verschrikkelijk zijn – dat geldt voor zowel een schitterende stad als Parijs als voor de liefde. Het melancholieke Youkali – met een door Weill veelgebruikte tango-ritmiek – is het lied van een tot prostitutie gedwongen vrouw die hunkert naar liefde en geborgenheid.

Bolcom

De Amerikaanse pianist-componist William Bolcom, still alive and kicking, beschouwt het als zijn missie om de barrière tussen klassieke en populaire muziek te slechten. Zijn vele cabaretliederen slagen daar glorieus in: het zijn geraffineerd geschreven songs waarvan de vaak virtuoze begeleiding Bolcoms piano-expertise verraden. De door Fanyo gekozen liedjes bezingen achtereenvolgens een macabere, in zwart gehulde figuur die ’s nachts door Rotterdam waart; de ongelofelijke dag dat iedereen jou als liefdesgod Amor herkent; en het noodlottige einde van een man die een vrouw wilde zijn.

Zwart Amerika

De afsluitende twee liederen speelden een sleutelrol in de emancipatie van zwart Amerika. De spiritual Sometimes I Feel like a Motherless Child dateert uit de tijd van de slavernij en inspireerde in de jaren vijftig en zestig de strijd voor gelijke burgerrechten. Naar dit lied modelleerde George Gershwin vermoedelijk zijn even onsterfelijke aria Summertime uit Porgy and Bess – de eerste opera met een volledig zwarte bezetting. In Summertime gloort hoop die in het eerste lied ontbreekt: het is een wiegelied voor een baby die ooit zal ‘oprijzen en de hemel bezitten’.

Weill

De naam van Kurt Weill is onlosmakelijk verbonden met die van auteur Bertolt Brecht en hun gezamenlijke Sing­spiele. Nadat Weill in 1933 vanuit nazi-Duitsland naar Parijs was gevlucht schreef hij evenwel ook een aantal chansons. De Complainte de la Seine en Je ne t’aime pas hebben dezelfde the­matiek: wat mooi lijkt kan onder de oppervlakte verschrikkelijk zijn – dat geldt voor zowel een schitterende stad als Parijs als voor de liefde. Het melancholieke Youkali – met een door Weill veelgebruikte tango-ritmiek – is het lied van een tot prostitutie gedwongen vrouw die hunkert naar liefde en geborgenheid.

Bolcom

De Amerikaanse pianist-componist William Bolcom, still alive and kicking, beschouwt het als zijn missie om de barrière tussen klassieke en populaire muziek te slechten. Zijn vele cabaretliederen slagen daar glorieus in: het zijn geraffineerd geschreven songs waarvan de vaak virtuoze begeleiding Bolcoms piano-expertise verraden. De door Fanyo gekozen liedjes bezingen achtereenvolgens een macabere, in zwart gehulde figuur die ’s nachts door Rotterdam waart; de ongelofelijke dag dat iedereen jou als liefdesgod Amor herkent; en het noodlottige einde van een man die een vrouw wilde zijn.

Zwart Amerika

De afsluitende twee liederen speelden een sleutelrol in de emancipatie van zwart Amerika. De spiritual Sometimes I Feel like a Motherless Child dateert uit de tijd van de slavernij en inspireerde in de jaren vijftig en zestig de strijd voor gelijke burgerrechten. Naar dit lied modelleerde George Gershwin vermoedelijk zijn even onsterfelijke aria Summertime uit Porgy and Bess – de eerste opera met een volledig zwarte bezetting. In Summertime gloort hoop die in het eerste lied ontbreekt: het is een wiegelied voor een baby die ooit zal ‘oprijzen en de hemel bezitten’.

door Michiel Cleij

Hemelbestormers: Axelle Fanyo en Julius Drake

door Michiel Cleij

Kunst versus amusement, serieu­ze en lichte muziek, hogere en lagere genres: wie zulke scheidingen gewend is heeft in dit programma geen enkel houvast. Je hoort een reeks pakkende, goed geschreven stukken – en dat is voor Axelle Fanyo het enige wat telt. Daarbij, verklaart ze, geeft deze selectie een beeld van wie ze is: een jonge, zwarte, Franse zangeres die opgroeide met een mix van klassiek, jazz en cabaretmuziek.

Aubert

Als Française met een vader uit Benin en een moeder uit Guadeloupe snapt zij de fascinatie van Franse componisten voor exotische culturen. Afrika, de Arabische wereld en het Verre Oosten vormen het decor in heel wat Franse composities die grofweg rond 1900 ontstonden. Frankrijk dreef wereldwijd handel en maakte dat inzichtelijk via een serie wereldtentoonstellingen – een uitkomst voor kunstenaars zonder reislust. Een van hen was Louis Aubert, die in Frankrijk tenminste nog als vergeten componist geldt; daarbuiten werd hij niet eens opgemerkt. Maar in zijn tijd was hij geliefd om zijn expressieve liederen en een succesvolle sprookjes-opera.

Axelle Fanyo hoorde zijn Six poèmes arabes ooit uitgevoerd worden op een conservatoriumconcert en raakte gefascineerd door de dromerige, suggestieve sfeer ervan. De weelderige samenklanken en grillige melodielijnen zijn duidelijk beïnvloed door Claude Debussy en Maurice Ravel, maar die hadden geen alleenrecht op zo’n ‘impressionistisch’ klankpalet. In Le mirage ziet de dichter zijn geliefde kortstondig opdoemen in een luchtspiegeling; in Le sommeil des colombes verzamelen duiven zich voor de nacht in een boom terwijl een nachtegaal hen in slaap zingt; en in L’adieu draagt de zanger de geur mee van de arm waarmee zijn liefje hem vaarwel gezwaaid heeft.

Ravel

Maurice Ravel is vertegenwoordigd met zijn vroege lied­cyclus Shéhérazade. Ook hij was tijdens zo’n Parijse wereldtentoonstelling in de ban geraakt van exotiek. Zijn leven lang zou hij in zijn composities blijven getuigen van liefde voor andere culturen: zijn oeuvre zapt van oosterse sferen naar Hongaarse zigeunermuziek, Weense walsen, de Spaanse bolero en Amerikaanse jazz. Uiteraard zag Ravel meteen muzikale mogelijkheden in de dichtbundel Schéhérazade van zijn kameraad Tristan Klingsor, gebaseerd op de Midden-Oosterse sprookjesverzameling Duizend-en-een-nacht. Niet alleen de oriëntaalse sfeer van de gedichten sprak hem aan, maar ook de vrije versvorm; die staat dicht bij spreektaal en geeft de zanglijnen een spontaan, improvisatorisch effect.

Poulens vroegere imago van oppervlakkige lolbroek raakte hij nooit helemaal kwijt

Na het monumentale Asie – vol fascinatie voor de verfijnde, maar soms ook brute schoonheid van het Oosten – volgt La flûte enchantée, waarin een slavin haar ‘heer’ moet behagen terwijl ze buiten het fluitspel van haar geliefde hoort. En in L’indifferent is het woord gericht tot een van de eunuchs waarmee Perzische vorsten zich omringden: de androgyne jongeman ’met de vrouwelijk wiegende heupen’ is seksueel onverschillig en laat zich niet verleiden tot een glas wijn bij de dichter thuis.

Poulenc

Zoals Ravel een schitterend visioen van een ­wonderwereld oproept, zo toont Francis Poulenc vergane glorie aan de Franse zuidkust. La dame de Monte Carlo, een van zijn laatste werken, is doordrenkt van melancholie – en staat daarmee haaks op de luchtige potpourri-stijl waarmee hij doorgebroken was. Poulenc werd synoniem met bondige neoklassieke muziekjes, gekruid met speelse ’foute noten’ en knipogen naar cabaretmuziek. Maar de plotselinge dood van een vriend en terugkerende depressies veranderden zijn expressie. Vanaf zijn veertigste liet hij zich steeds vaker van een serieuze en sombere kant zien, deels in religieuze werken. Zijn vroegere imago van oppervlakkige lolbroek raakte hij nooit helemaal kwijt, en zelfs in zijn kerkmuziek bleef zijn ijzersterke melodiegevoel altijd verwant aan chansons en cafémuziek.

De hoofdpersoon in La dame de Monte Carlo is in elk geval het lachen vergaan: een oude dame – mogelijk een chique ­prostituee – die niets meer te verliezen heeft en haar geluk in het casino beproeft. Ze is ‘een dode tussen de doden’, aldus tekstschrijver Jean Cocteau, verstoten en berooid. Uiteindelijk verdrinkt ze zichzelf in de Middellandse Zee.

Schönberg

Arnold Schönberg werd een van de grootste én meest verafschuwde muziekvernieuwers, maar zorgde ook postuum nog voor verrassingen: in zijn nalatenschap doken een aantal cabaretliedjes op die hij als twintiger had gecomponeerd. Schönberg had juist naam gemaakt met het strijksextet Verklärte Nacht toen hij een baantje als muzikaal leider van een Berlijns cabaret accepteerde. De oprichter daarvan was de kleurrijke Baron von Wolzogen, die zijn nieuwe theater Überbrettl doopte – oftewel ’supercabaret’, een toespeling op Friedrich Nietzsches concept van de ‘Übermensch’.

Wolzogen koesterde ook Nietzsches ambitie tot verheffing van de menselijke geest: zijn cabaret moest de ‘lieve Duitse barbaren tot bevalligheid, tot geestelijke luchthartigheid’ opvoeden. Schönberg droeg zelf een aantal liederen bij, maar zelfs in dit laagdrempelige genre stuitte hij op onbegrip: de musici vonden ze te ingewikkeld. Dat Wolzogens theater binnen een jaar failliet ging vergrootte de populariteit van de liederen ook al niet.

Kunst versus amusement, serieu­ze en lichte muziek, hogere en lagere genres: wie zulke scheidingen gewend is heeft in dit programma geen enkel houvast. Je hoort een reeks pakkende, goed geschreven stukken – en dat is voor Axelle Fanyo het enige wat telt. Daarbij, verklaart ze, geeft deze selectie een beeld van wie ze is: een jonge, zwarte, Franse zangeres die opgroeide met een mix van klassiek, jazz en cabaretmuziek.

Aubert

Als Française met een vader uit Benin en een moeder uit Guadeloupe snapt zij de fascinatie van Franse componisten voor exotische culturen. Afrika, de Arabische wereld en het Verre Oosten vormen het decor in heel wat Franse composities die grofweg rond 1900 ontstonden. Frankrijk dreef wereldwijd handel en maakte dat inzichtelijk via een serie wereldtentoonstellingen – een uitkomst voor kunstenaars zonder reislust. Een van hen was Louis Aubert, die in Frankrijk tenminste nog als vergeten componist geldt; daarbuiten werd hij niet eens opgemerkt. Maar in zijn tijd was hij geliefd om zijn expressieve liederen en een succesvolle sprookjes-opera.

Axelle Fanyo hoorde zijn Six poèmes arabes ooit uitgevoerd worden op een conservatoriumconcert en raakte gefascineerd door de dromerige, suggestieve sfeer ervan. De weelderige samenklanken en grillige melodielijnen zijn duidelijk beïnvloed door Claude Debussy en Maurice Ravel, maar die hadden geen alleenrecht op zo’n ‘impressionistisch’ klankpalet. In Le mirage ziet de dichter zijn geliefde kortstondig opdoemen in een luchtspiegeling; in Le sommeil des colombes verzamelen duiven zich voor de nacht in een boom terwijl een nachtegaal hen in slaap zingt; en in L’adieu draagt de zanger de geur mee van de arm waarmee zijn liefje hem vaarwel gezwaaid heeft.

Ravel

Maurice Ravel is vertegenwoordigd met zijn vroege lied­cyclus Shéhérazade. Ook hij was tijdens zo’n Parijse wereldtentoonstelling in de ban geraakt van exotiek. Zijn leven lang zou hij in zijn composities blijven getuigen van liefde voor andere culturen: zijn oeuvre zapt van oosterse sferen naar Hongaarse zigeunermuziek, Weense walsen, de Spaanse bolero en Amerikaanse jazz. Uiteraard zag Ravel meteen muzikale mogelijkheden in de dichtbundel Schéhérazade van zijn kameraad Tristan Klingsor, gebaseerd op de Midden-Oosterse sprookjesverzameling Duizend-en-een-nacht. Niet alleen de oriëntaalse sfeer van de gedichten sprak hem aan, maar ook de vrije versvorm; die staat dicht bij spreektaal en geeft de zanglijnen een spontaan, improvisatorisch effect.

Poulens vroegere imago van oppervlakkige lolbroek raakte hij nooit helemaal kwijt

Na het monumentale Asie – vol fascinatie voor de verfijnde, maar soms ook brute schoonheid van het Oosten – volgt La flûte enchantée, waarin een slavin haar ‘heer’ moet behagen terwijl ze buiten het fluitspel van haar geliefde hoort. En in L’indifferent is het woord gericht tot een van de eunuchs waarmee Perzische vorsten zich omringden: de androgyne jongeman ’met de vrouwelijk wiegende heupen’ is seksueel onverschillig en laat zich niet verleiden tot een glas wijn bij de dichter thuis.

Poulenc

Zoals Ravel een schitterend visioen van een ­wonderwereld oproept, zo toont Francis Poulenc vergane glorie aan de Franse zuidkust. La dame de Monte Carlo, een van zijn laatste werken, is doordrenkt van melancholie – en staat daarmee haaks op de luchtige potpourri-stijl waarmee hij doorgebroken was. Poulenc werd synoniem met bondige neoklassieke muziekjes, gekruid met speelse ’foute noten’ en knipogen naar cabaretmuziek. Maar de plotselinge dood van een vriend en terugkerende depressies veranderden zijn expressie. Vanaf zijn veertigste liet hij zich steeds vaker van een serieuze en sombere kant zien, deels in religieuze werken. Zijn vroegere imago van oppervlakkige lolbroek raakte hij nooit helemaal kwijt, en zelfs in zijn kerkmuziek bleef zijn ijzersterke melodiegevoel altijd verwant aan chansons en cafémuziek.

De hoofdpersoon in La dame de Monte Carlo is in elk geval het lachen vergaan: een oude dame – mogelijk een chique ­prostituee – die niets meer te verliezen heeft en haar geluk in het casino beproeft. Ze is ‘een dode tussen de doden’, aldus tekstschrijver Jean Cocteau, verstoten en berooid. Uiteindelijk verdrinkt ze zichzelf in de Middellandse Zee.

Schönberg

Arnold Schönberg werd een van de grootste én meest verafschuwde muziekvernieuwers, maar zorgde ook postuum nog voor verrassingen: in zijn nalatenschap doken een aantal cabaretliedjes op die hij als twintiger had gecomponeerd. Schönberg had juist naam gemaakt met het strijksextet Verklärte Nacht toen hij een baantje als muzikaal leider van een Berlijns cabaret accepteerde. De oprichter daarvan was de kleurrijke Baron von Wolzogen, die zijn nieuwe theater Überbrettl doopte – oftewel ’supercabaret’, een toespeling op Friedrich Nietzsches concept van de ‘Übermensch’.

Wolzogen koesterde ook Nietzsches ambitie tot verheffing van de menselijke geest: zijn cabaret moest de ‘lieve Duitse barbaren tot bevalligheid, tot geestelijke luchthartigheid’ opvoeden. Schönberg droeg zelf een aantal liederen bij, maar zelfs in dit laagdrempelige genre stuitte hij op onbegrip: de musici vonden ze te ingewikkeld. Dat Wolzogens theater binnen een jaar failliet ging vergrootte de populariteit van de liederen ook al niet.

  • Het Überbrettl-theater, ook wel Buntes Brettl genoemd

    1901

    Het Überbrettl-theater, ook wel Buntes Brettl genoemd

    1901

  • Het Überbrettl-theater, ook wel Buntes Brettl genoemd

    1901

    Het Überbrettl-theater, ook wel Buntes Brettl genoemd

    1901

Weill

De naam van Kurt Weill is onlosmakelijk verbonden met die van auteur Bertolt Brecht en hun gezamenlijke Sing­spiele. Nadat Weill in 1933 vanuit nazi-Duitsland naar Parijs was gevlucht schreef hij evenwel ook een aantal chansons. De Complainte de la Seine en Je ne t’aime pas hebben dezelfde the­matiek: wat mooi lijkt kan onder de oppervlakte verschrikkelijk zijn – dat geldt voor zowel een schitterende stad als Parijs als voor de liefde. Het melancholieke Youkali – met een door Weill veelgebruikte tango-ritmiek – is het lied van een tot prostitutie gedwongen vrouw die hunkert naar liefde en geborgenheid.

Bolcom

De Amerikaanse pianist-componist William Bolcom, still alive and kicking, beschouwt het als zijn missie om de barrière tussen klassieke en populaire muziek te slechten. Zijn vele cabaretliederen slagen daar glorieus in: het zijn geraffineerd geschreven songs waarvan de vaak virtuoze begeleiding Bolcoms piano-expertise verraden. De door Fanyo gekozen liedjes bezingen achtereenvolgens een macabere, in zwart gehulde figuur die ’s nachts door Rotterdam waart; de ongelofelijke dag dat iedereen jou als liefdesgod Amor herkent; en het noodlottige einde van een man die een vrouw wilde zijn.

Zwart Amerika

De afsluitende twee liederen speelden een sleutelrol in de emancipatie van zwart Amerika. De spiritual Sometimes I Feel like a Motherless Child dateert uit de tijd van de slavernij en inspireerde in de jaren vijftig en zestig de strijd voor gelijke burgerrechten. Naar dit lied modelleerde George Gershwin vermoedelijk zijn even onsterfelijke aria Summertime uit Porgy and Bess – de eerste opera met een volledig zwarte bezetting. In Summertime gloort hoop die in het eerste lied ontbreekt: het is een wiegelied voor een baby die ooit zal ‘oprijzen en de hemel bezitten’.

Weill

De naam van Kurt Weill is onlosmakelijk verbonden met die van auteur Bertolt Brecht en hun gezamenlijke Sing­spiele. Nadat Weill in 1933 vanuit nazi-Duitsland naar Parijs was gevlucht schreef hij evenwel ook een aantal chansons. De Complainte de la Seine en Je ne t’aime pas hebben dezelfde the­matiek: wat mooi lijkt kan onder de oppervlakte verschrikkelijk zijn – dat geldt voor zowel een schitterende stad als Parijs als voor de liefde. Het melancholieke Youkali – met een door Weill veelgebruikte tango-ritmiek – is het lied van een tot prostitutie gedwongen vrouw die hunkert naar liefde en geborgenheid.

Bolcom

De Amerikaanse pianist-componist William Bolcom, still alive and kicking, beschouwt het als zijn missie om de barrière tussen klassieke en populaire muziek te slechten. Zijn vele cabaretliederen slagen daar glorieus in: het zijn geraffineerd geschreven songs waarvan de vaak virtuoze begeleiding Bolcoms piano-expertise verraden. De door Fanyo gekozen liedjes bezingen achtereenvolgens een macabere, in zwart gehulde figuur die ’s nachts door Rotterdam waart; de ongelofelijke dag dat iedereen jou als liefdesgod Amor herkent; en het noodlottige einde van een man die een vrouw wilde zijn.

Zwart Amerika

De afsluitende twee liederen speelden een sleutelrol in de emancipatie van zwart Amerika. De spiritual Sometimes I Feel like a Motherless Child dateert uit de tijd van de slavernij en inspireerde in de jaren vijftig en zestig de strijd voor gelijke burgerrechten. Naar dit lied modelleerde George Gershwin vermoedelijk zijn even onsterfelijke aria Summertime uit Porgy and Bess – de eerste opera met een volledig zwarte bezetting. In Summertime gloort hoop die in het eerste lied ontbreekt: het is een wiegelied voor een baby die ooit zal ‘oprijzen en de hemel bezitten’.

door Michiel Cleij

Biografie

Axelle Fanyo, sopraan

Na haar Kleine Zaal-debuut van 16 februari 2023 met pianist Julius Drake keert Axelle Fanyo een jaar later al terug. De Française studeerde musicologie aan de Sorbonne in Parijs en won een vioolprijs van het Conservatoire de La Courneuve voordat ze in 2016 in Parijs haar masterdiploma zang behaalde bij Glenn Chambers.

Ze deed workshops bij Opera Fuoco, was in 2019 lid van Renée Flemings Song Studio at Carnegie Hall en volgde masterclasses bij Véronique Gens, Waltraud Meier en Felicity Lott.

In 2019 won Axelle Fanyo in Los Angeles de Kaleidoscope Competition en in Montréal het recitalconcours van het Classica Festival. De sopraan gaf recitals in Washington, Lille en Parijs (Musée d’Orsay en Opéra Comique), zong opera met Les Talens Lyriques (Legrenzi), in Caen en Dijon (Janáček), Lyon (John Adams) en Toulouse (Richard Strauss), en tourde met Le Concert Spirituel en Hervé Niquet.

Voor concertrepertoire werd Axelle Fanyo geëngageerd door Les Siècles (Brahms en Mahler), het Orchestre du Capitole in Toulouse (Saint-Saëns, inclusief cd-opnames) en het Orchestre de Paris (Debussy’s La damoiselle élue). Deze laatste productie werd geleid door Esa-Pekka Salonen, die haar uitnodigde voor Saariaho’s opera Adriana Mater met het San Francisco Symphony Orchestra. Deutsche Grammophon maakt met Axelle Fanyo haar eerste solo-cd, met liedrepertoire van Weill, Ravel en Bolcom.

Julius Drake, piano

Julius Drake is vaste gast in zalen als Het Concertgebouw, Carnegie Hall en Lincoln Centre in New York, Wigmore Hall in Londen, de Scala in Milaan, de Philharmonie Berlin en de Musikverein en het Konzerthaus in Wenen en op festivals als die van Edinburgh, Lockenhaus, Westcork en Salzburg, de BBC Proms en de Schubert­iade Schwarzenberg. De Britse pianist geeft masterclasses over de hele wereld, en aan de Kunstuniversität Graz heeft hij een eigen liedbegeleidersklas.

Hij is artistiek leider van het ­Machynlleth Festival in Wales en presenteert in de Middle Temple Hall in Londen jaarlijks de recitalserie ‘Julius Drake and Friends’, met zangers als Sarah Connolly, Simon Keenlyside, Willard White en Roderick Williams. Julius Drake nam liederen van Tsjaikovski en Mahler op met ­Christian­ne Stotijn en werken van Kodály en Schoeck met de cellisten Natalie Clein en Christian Poltéra.

Een Liszt-album met Angelika Kirchschlager kreeg een BBC Music Magazine Award, opnames met Gerald Finley kregen een Gramophone Award en het Poetisches Tagebuch met Christoph Prégardien de Jahrespreis der deutschen Schallplattenkritik 2016.

Recentere cd’s zijn Janáčeks Dagboek van een verdwenene met Nicky Spence, The Garden of Eve met Anna Prohaska en Argento’s Diary of Virginia Woolf met Alice Coote. De vorige optredens van de pianist in de Kleine Zaal waren in maart 2020 met Ian Bostridge en in februari 2023 met respectievelijk Axelle Fanyo en Konstantin Krimmel. Bij zijn recital met mezzosopraan Feride Büyükdenktas afgelopen december kreeg Julius Drake de Concertgebouwpenning uitgereikt.