Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
column

Hoe luid spelen we eigenlijk?

door Anna de Vey Mestdagh
13 okt. 2023 13 oktober 2023

Tweede violiste in het Concertgebouworkest Anna de Vey Mestdagh laat in haar maandelijkse column weten wat haar zoal bezighoudt. Deze maand: het speelvolume van het orkest.

  • Anna de Veij Mestdagh

    foto: Milagro Elstak

    Anna de Veij Mestdagh

    foto: Milagro Elstak

  • Anna de Veij Mestdagh

    foto: Milagro Elstak

    Anna de Veij Mestdagh

    foto: Milagro Elstak

Het is de laatste jaren steeds hoger op de orkestagenda komen te staan: wat te doen aan het hoge aantal decibellen waaraan wij musici op het podium worden blootgesteld. Zijn we luider gaan spelen of zijn we gevoeliger voor geluid geworden? Van beide een ­beetje, denk ik. Maar we zijn ons vooral bewuster geworden van de mogelijk schadelijke effecten. Het blijft geen gemakkelijke discussie, een discussie waarbij de uitspraak ‘jij speelt te hard’ tot op heden niet tot vredelievende oplossingen heeft geleid.

Aan goede arbeidsvoorwaarden geen gebrek. We krijgen speciale oordopjes aangemeten, een effectief maar overigens weinig artistiek middel. Want om echt goed samen te kunnen spelen moet je als musicus natuurlijk juist alles tot in de finesses kunnen horen. Daarnaast wordt er geëxperimenteerd met schermpjes tussen de musici en met de orkestopstelling. Trompetten wat naar rechts, pauken een verdiepinkje hoger. Maar vaak is ook dat slechts een verplaatsing van het probleem.

Eén ding moeten we natuurlijk niet vergeten: toen Mahler zijn symfonieën schreef werd er nog op kleinere trompetten en op darmsnaren gespeeld. Tegenwoordig hebben de meeste instrumenten een veel groter dynamisch bereik. Wil je het geluid dat Mahler in zijn hoofd had reproduceren, dan zal je dus soms bewust zachter moeten spelen dan de dynamische tekens aangeven. Maar dat vraagt om een tegennatuurlijke discipline. Alsof je in een Ferrari de Formule 1 rijdt, iedereen je voorbijraast en je dan toch geen gas mag geven.

Wat is dan wel de oplossing? Weer op oude instrumenten gaan spelen, zoals sommige ensembles doen? Geen denken aan. Als je één keer in een Ferrari hebt gereden… Maar een wisseling van perspectief is misschien wel een idee. Wij musici zijn niet de coureur, nee stel je voor, honderd coureurs in één auto. Nee, wij zijn de Ferrari zelf, met al zijn onderdelen. Gaspedaal, remmen, knipperlicht.

Het is de laatste jaren steeds hoger op de orkestagenda komen te staan: wat te doen aan het hoge aantal decibellen waaraan wij musici op het podium worden blootgesteld. Zijn we luider gaan spelen of zijn we gevoeliger voor geluid geworden? Van beide een ­beetje, denk ik. Maar we zijn ons vooral bewuster geworden van de mogelijk schadelijke effecten. Het blijft geen gemakkelijke discussie, een discussie waarbij de uitspraak ‘jij speelt te hard’ tot op heden niet tot vredelievende oplossingen heeft geleid.

Aan goede arbeidsvoorwaarden geen gebrek. We krijgen speciale oordopjes aangemeten, een effectief maar overigens weinig artistiek middel. Want om echt goed samen te kunnen spelen moet je als musicus natuurlijk juist alles tot in de finesses kunnen horen. Daarnaast wordt er geëxperimenteerd met schermpjes tussen de musici en met de orkestopstelling. Trompetten wat naar rechts, pauken een verdiepinkje hoger. Maar vaak is ook dat slechts een verplaatsing van het probleem.

Eén ding moeten we natuurlijk niet vergeten: toen Mahler zijn symfonieën schreef werd er nog op kleinere trompetten en op darmsnaren gespeeld. Tegenwoordig hebben de meeste instrumenten een veel groter dynamisch bereik. Wil je het geluid dat Mahler in zijn hoofd had reproduceren, dan zal je dus soms bewust zachter moeten spelen dan de dynamische tekens aangeven. Maar dat vraagt om een tegennatuurlijke discipline. Alsof je in een Ferrari de Formule 1 rijdt, iedereen je voorbijraast en je dan toch geen gas mag geven.

Wat is dan wel de oplossing? Weer op oude instrumenten gaan spelen, zoals sommige ensembles doen? Geen denken aan. Als je één keer in een Ferrari hebt gereden… Maar een wisseling van perspectief is misschien wel een idee. Wij musici zijn niet de coureur, nee stel je voor, honderd coureurs in één auto. Nee, wij zijn de Ferrari zelf, met al zijn onderdelen. Gaspedaal, remmen, knipperlicht.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.