Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Concertgebouworkest Essentials: 'Uit de nieuwe wereld'

Concertgebouworkest Essentials: 'Uit de nieuwe wereld'

Grote Zaal
16 oktober 2021
21.00 uur

Print dit programma

Dit programma maakt deel uit van de serie Essentials.

Concertgebouworkest
Tugan Sokhiev dirigent
Thomas Vanderveken presentatie (TOM talk)

Lees ook het interview met Tugan Sokhiev.

Antonín Dvořák (1841-1904)

Symfonie nr. 9 in e kl.t., op. 95 (1892-93) ‘Uit de Nieuwe Wereld’
Adagio – Allegro molto
Largo
Scherzo: Molto vivace
Allegro con fuoco

einde ± 22.10 uur

Grote Zaal 16 oktober 2021 21.00 uur

Dit programma maakt deel uit van de serie Essentials.

Concertgebouworkest
Tugan Sokhiev dirigent
Thomas Vanderveken presentatie (TOM talk)

Lees ook het interview met Tugan Sokhiev.

Antonín Dvořák (1841-1904)

Symfonie nr. 9 in e kl.t., op. 95 (1892-93) ‘Uit de Nieuwe Wereld’
Adagio – Allegro molto
Largo
Scherzo: Molto vivace
Allegro con fuoco

einde ± 22.10 uur

Toelichting

Antonín Dvořák (1841-1904)

Dvořák: Negende symfonie

door Aad van der Ven

  • Antonín Dvořák met zijn gezin en vrienden op de binnenplaats van zijn New Yorkse huis, ca. 1893

    Antonín Dvořák met zijn gezin en vrienden op de binnenplaats van zijn New Yorkse huis, ca. 1893

  • Antonín Dvořák met zijn gezin en vrienden op de binnenplaats van zijn New Yorkse huis, ca. 1893

    Antonín Dvořák met zijn gezin en vrienden op de binnenplaats van zijn New Yorkse huis, ca. 1893

Over de vraag in hoeverre Dvořáks Negende symfonie Amerikaans dan wel ­Tsjechisch is wordt al ruim een eeuw lang naar hartelust gedelibereerd. Waar en wanneer de componist het werk schreef is duidelijk. Dat was in 1892/93 in het vijfkamerappartement in New York, 327 East 17th Street, waar hij met zijn gezin gedurende zijn verblijf in de Verenigde Staten woonde. Een vermogende Amerikaanse had een formidabel salaris in het vooruitzicht gesteld als hij naar New York wilde komen om het door haar aldaar gestichte conservatorium te leiden. Een belangrijke Europese toondichter zou misschien jonge Amerikaanse componisten het gevoel kunnen bijbrengen, zo dacht zij, dat hun land een nieuw soort muziek nodig had waarin nationale elementen geïntegreerd zouden zijn in traditionele, klassieke vormen. Had Dvořák in zijn eigen land niet hetzelfde gedaan? Hij nam niet zonder aarzeling het aanbod aan en kweet zich drie jaar lang gewetensvol van zijn taak. Daarbij hield hij voldoende tijd over om enkele partituren te schrijven, waaronder de Negende symfonie en het Celloconcert, die nu algemeen tot zijn beste worden gerekend.

Uit diverse bronnen blijkt dat Dvořák zeer geïnteresseerd was in negro­spirituals en in de liederen en dansen van de inheemsen. Wat hij daarvan te pakken kon krijgen, bestudeerde hij. Zijn eigen muziek is er zeker door beïnvloed. Toen hij aan de Negende symfonie werkte, verklaarde hij in een brief aan een van zijn vrienden, dat deze compositie anders zou worden dan al zijn andere stukken: ‘De invloed van Amerika kan iedereen opmerken die er een neus voor heeft.’ Opmerkelijk is dat hij zich enkele jaren later, terug in het vaderland, enigszins distantieerde van deze uitlatingen. Hij noemde zijn ­Negende toen ‘echte Boheemse muziek.’ Misschien was hij geïrriteerd geraakt door het historische gewicht dat in de Verenigde Staten aan het werk werd gegeven. Daar noemden sommigen het ‘het begin van een nieuwe Amerikaanse muziek.’

In elk geval valt niet te loochenen dat zijn laatste symfonie melodieën bevat die een spiritual-afkomst verraden, zoals de fluitmelodie in het eerste deel en het hoofdthema van het langzame deel, voorgedragen door de althobo. Er waren geruchten dat Dvořák van plan was een opera te componeren gebaseerd op The Song of Hiawatha van Longfellow. De opera kwam er niet, maar er zijn aanwijzingen dat iets van het schetsmatig genoteerde materiaal een plaats heeft gekregen in deze symfonie, vooral in het derde deel, Scherzo, dat ‘dansende indianen’ zou uitbeelden. In het contrasterende triogedeelte echter nemen Tsjechische boeren het heft in handen. Hier horen we de componist die ’s zomers het liefst in een klein houten huisje, een door hem opgeknapte schaapskooi, op het Zuid-Boheemse platteland verbleef. Het vurige slotdeel mondt uit in een episode die thema’s uit de drie voorgaande delen bevat.

Over de vraag in hoeverre Dvořáks Negende symfonie Amerikaans dan wel ­Tsjechisch is wordt al ruim een eeuw lang naar hartelust gedelibereerd. Waar en wanneer de componist het werk schreef is duidelijk. Dat was in 1892/93 in het vijfkamerappartement in New York, 327 East 17th Street, waar hij met zijn gezin gedurende zijn verblijf in de Verenigde Staten woonde. Een vermogende Amerikaanse had een formidabel salaris in het vooruitzicht gesteld als hij naar New York wilde komen om het door haar aldaar gestichte conservatorium te leiden. Een belangrijke Europese toondichter zou misschien jonge Amerikaanse componisten het gevoel kunnen bijbrengen, zo dacht zij, dat hun land een nieuw soort muziek nodig had waarin nationale elementen geïntegreerd zouden zijn in traditionele, klassieke vormen. Had Dvořák in zijn eigen land niet hetzelfde gedaan? Hij nam niet zonder aarzeling het aanbod aan en kweet zich drie jaar lang gewetensvol van zijn taak. Daarbij hield hij voldoende tijd over om enkele partituren te schrijven, waaronder de Negende symfonie en het Celloconcert, die nu algemeen tot zijn beste worden gerekend.

Uit diverse bronnen blijkt dat Dvořák zeer geïnteresseerd was in negro­spirituals en in de liederen en dansen van de inheemsen. Wat hij daarvan te pakken kon krijgen, bestudeerde hij. Zijn eigen muziek is er zeker door beïnvloed. Toen hij aan de Negende symfonie werkte, verklaarde hij in een brief aan een van zijn vrienden, dat deze compositie anders zou worden dan al zijn andere stukken: ‘De invloed van Amerika kan iedereen opmerken die er een neus voor heeft.’ Opmerkelijk is dat hij zich enkele jaren later, terug in het vaderland, enigszins distantieerde van deze uitlatingen. Hij noemde zijn ­Negende toen ‘echte Boheemse muziek.’ Misschien was hij geïrriteerd geraakt door het historische gewicht dat in de Verenigde Staten aan het werk werd gegeven. Daar noemden sommigen het ‘het begin van een nieuwe Amerikaanse muziek.’

In elk geval valt niet te loochenen dat zijn laatste symfonie melodieën bevat die een spiritual-afkomst verraden, zoals de fluitmelodie in het eerste deel en het hoofdthema van het langzame deel, voorgedragen door de althobo. Er waren geruchten dat Dvořák van plan was een opera te componeren gebaseerd op The Song of Hiawatha van Longfellow. De opera kwam er niet, maar er zijn aanwijzingen dat iets van het schetsmatig genoteerde materiaal een plaats heeft gekregen in deze symfonie, vooral in het derde deel, Scherzo, dat ‘dansende indianen’ zou uitbeelden. In het contrasterende triogedeelte echter nemen Tsjechische boeren het heft in handen. Hier horen we de componist die ’s zomers het liefst in een klein houten huisje, een door hem opgeknapte schaapskooi, op het Zuid-Boheemse platteland verbleef. Het vurige slotdeel mondt uit in een episode die thema’s uit de drie voorgaande delen bevat.

door Aad van der Ven

Antonín Dvořák (1841-1904)

Dvořák: Negende symfonie

door Aad van der Ven

  • Antonín Dvořák met zijn gezin en vrienden op de binnenplaats van zijn New Yorkse huis, ca. 1893

    Antonín Dvořák met zijn gezin en vrienden op de binnenplaats van zijn New Yorkse huis, ca. 1893

  • Antonín Dvořák met zijn gezin en vrienden op de binnenplaats van zijn New Yorkse huis, ca. 1893

    Antonín Dvořák met zijn gezin en vrienden op de binnenplaats van zijn New Yorkse huis, ca. 1893

Over de vraag in hoeverre Dvořáks Negende symfonie Amerikaans dan wel ­Tsjechisch is wordt al ruim een eeuw lang naar hartelust gedelibereerd. Waar en wanneer de componist het werk schreef is duidelijk. Dat was in 1892/93 in het vijfkamerappartement in New York, 327 East 17th Street, waar hij met zijn gezin gedurende zijn verblijf in de Verenigde Staten woonde. Een vermogende Amerikaanse had een formidabel salaris in het vooruitzicht gesteld als hij naar New York wilde komen om het door haar aldaar gestichte conservatorium te leiden. Een belangrijke Europese toondichter zou misschien jonge Amerikaanse componisten het gevoel kunnen bijbrengen, zo dacht zij, dat hun land een nieuw soort muziek nodig had waarin nationale elementen geïntegreerd zouden zijn in traditionele, klassieke vormen. Had Dvořák in zijn eigen land niet hetzelfde gedaan? Hij nam niet zonder aarzeling het aanbod aan en kweet zich drie jaar lang gewetensvol van zijn taak. Daarbij hield hij voldoende tijd over om enkele partituren te schrijven, waaronder de Negende symfonie en het Celloconcert, die nu algemeen tot zijn beste worden gerekend.

Uit diverse bronnen blijkt dat Dvořák zeer geïnteresseerd was in negro­spirituals en in de liederen en dansen van de inheemsen. Wat hij daarvan te pakken kon krijgen, bestudeerde hij. Zijn eigen muziek is er zeker door beïnvloed. Toen hij aan de Negende symfonie werkte, verklaarde hij in een brief aan een van zijn vrienden, dat deze compositie anders zou worden dan al zijn andere stukken: ‘De invloed van Amerika kan iedereen opmerken die er een neus voor heeft.’ Opmerkelijk is dat hij zich enkele jaren later, terug in het vaderland, enigszins distantieerde van deze uitlatingen. Hij noemde zijn ­Negende toen ‘echte Boheemse muziek.’ Misschien was hij geïrriteerd geraakt door het historische gewicht dat in de Verenigde Staten aan het werk werd gegeven. Daar noemden sommigen het ‘het begin van een nieuwe Amerikaanse muziek.’

In elk geval valt niet te loochenen dat zijn laatste symfonie melodieën bevat die een spiritual-afkomst verraden, zoals de fluitmelodie in het eerste deel en het hoofdthema van het langzame deel, voorgedragen door de althobo. Er waren geruchten dat Dvořák van plan was een opera te componeren gebaseerd op The Song of Hiawatha van Longfellow. De opera kwam er niet, maar er zijn aanwijzingen dat iets van het schetsmatig genoteerde materiaal een plaats heeft gekregen in deze symfonie, vooral in het derde deel, Scherzo, dat ‘dansende indianen’ zou uitbeelden. In het contrasterende triogedeelte echter nemen Tsjechische boeren het heft in handen. Hier horen we de componist die ’s zomers het liefst in een klein houten huisje, een door hem opgeknapte schaapskooi, op het Zuid-Boheemse platteland verbleef. Het vurige slotdeel mondt uit in een episode die thema’s uit de drie voorgaande delen bevat.

Over de vraag in hoeverre Dvořáks Negende symfonie Amerikaans dan wel ­Tsjechisch is wordt al ruim een eeuw lang naar hartelust gedelibereerd. Waar en wanneer de componist het werk schreef is duidelijk. Dat was in 1892/93 in het vijfkamerappartement in New York, 327 East 17th Street, waar hij met zijn gezin gedurende zijn verblijf in de Verenigde Staten woonde. Een vermogende Amerikaanse had een formidabel salaris in het vooruitzicht gesteld als hij naar New York wilde komen om het door haar aldaar gestichte conservatorium te leiden. Een belangrijke Europese toondichter zou misschien jonge Amerikaanse componisten het gevoel kunnen bijbrengen, zo dacht zij, dat hun land een nieuw soort muziek nodig had waarin nationale elementen geïntegreerd zouden zijn in traditionele, klassieke vormen. Had Dvořák in zijn eigen land niet hetzelfde gedaan? Hij nam niet zonder aarzeling het aanbod aan en kweet zich drie jaar lang gewetensvol van zijn taak. Daarbij hield hij voldoende tijd over om enkele partituren te schrijven, waaronder de Negende symfonie en het Celloconcert, die nu algemeen tot zijn beste worden gerekend.

Uit diverse bronnen blijkt dat Dvořák zeer geïnteresseerd was in negro­spirituals en in de liederen en dansen van de inheemsen. Wat hij daarvan te pakken kon krijgen, bestudeerde hij. Zijn eigen muziek is er zeker door beïnvloed. Toen hij aan de Negende symfonie werkte, verklaarde hij in een brief aan een van zijn vrienden, dat deze compositie anders zou worden dan al zijn andere stukken: ‘De invloed van Amerika kan iedereen opmerken die er een neus voor heeft.’ Opmerkelijk is dat hij zich enkele jaren later, terug in het vaderland, enigszins distantieerde van deze uitlatingen. Hij noemde zijn ­Negende toen ‘echte Boheemse muziek.’ Misschien was hij geïrriteerd geraakt door het historische gewicht dat in de Verenigde Staten aan het werk werd gegeven. Daar noemden sommigen het ‘het begin van een nieuwe Amerikaanse muziek.’

In elk geval valt niet te loochenen dat zijn laatste symfonie melodieën bevat die een spiritual-afkomst verraden, zoals de fluitmelodie in het eerste deel en het hoofdthema van het langzame deel, voorgedragen door de althobo. Er waren geruchten dat Dvořák van plan was een opera te componeren gebaseerd op The Song of Hiawatha van Longfellow. De opera kwam er niet, maar er zijn aanwijzingen dat iets van het schetsmatig genoteerde materiaal een plaats heeft gekregen in deze symfonie, vooral in het derde deel, Scherzo, dat ‘dansende indianen’ zou uitbeelden. In het contrasterende triogedeelte echter nemen Tsjechische boeren het heft in handen. Hier horen we de componist die ’s zomers het liefst in een klein houten huisje, een door hem opgeknapte schaapskooi, op het Zuid-Boheemse platteland verbleef. Het vurige slotdeel mondt uit in een episode die thema’s uit de drie voorgaande delen bevat.

door Aad van der Ven

Biografie

Tugan Sokhiev, dirigent

Tugan Sokhiev is chef-dirigent van het Orchestre National du Capitole de Toulouse en van het Bolsjoj Theater in Moskou. Tot 2016 was hij chef-dirigent van het Deutsches Symphonie-Orchester Berlin. 

De Russische dirigent was te gast bij onder meer de Wiener en de Berliner Philharmoniker, het Gewandhausorchester Leipzig, het Philharmonia Orchestra, het Orches­tre National de France, het NHK Symphony Orchestra, het Orchestra dell’Accademia Nazionale di Santa Cecilia, het Mahler Chamber Orchestra, de orkesten van La Scala in Milaan en de Bayerische Staatsoper in München en de symfonieorkesten van Boston, Chicago en Londen. In 2018 maakte hij zijn debuut bij de New York Philharmonic.

Tugan Sokhiev is ook een actief operadirigent. Naast bijvoorbeeld Sjostakovitsj’ Lady Macbeth van Mtsensk en La damnation de Faust van Berlioz in het Bolsjoj Theater leidde hij producties in het Mariinski Theater in Sint-Petersburg en bij Welsh National Opera, de Metropolitan Opera in New York, tijdens het festival van Aix-en-Provence en in Madrid. Tijdens zijn overtuigende debuut bij het Concertgebouworkest in juni 2006 leidde hij werken van Sjostakovitsj en Prokofiev en een wereldpremière van Elena Firsova. In 2010 kwam hij terug met werken van Dvořák, Bartók en Rachmaninoff. Tugan Sokhiev stond voor het laatst voor het orkest op 1 november 2019 met Beethovens Vierde en Sjostakovitsj’ Tiende symfonie.

Thomas Vanderveken, presentator

Sinds het Concertgebouworkest in 2014 de concertserie Essentials startte, zijn de eigenwijze TOM Talks (naar de beroemde TED Talks) van de Vlaamse presentator Thomas Van­derveken een vast programmaonderdeel.

Thomas Vanderveken studeerde enkele jaren muziektheorie en piano aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel. Hij begon zijn tv-carrière als acteur in de tv-serie Spoed en als presentator bij VTM-jeugdzender JIMtv in 2001. 

Sinds 2003 is hij presentator bij de VRT, waar hij bekendheid verwierf met reportages voor Vlaanderen Vakantieland en als spelleider in Vriend of Vijand en Mercator.

Zijn eerste liveshow, Ster­acteur Sterartiest, werd een kijkcijferhit. ­Thomas Vanderveken is daarnaast bekend van de spelprogramma’s Beste vrienden en 1 jaar gratis, de talkshow Alleen Elvis blijft bestaan, de consumentenprogramma’s Voor hetzelfde geld en FactCheckers en het interviewprogramma OnderOns.

Ook voorzag hij regelmatig het Nieuwjaarsconcert van de Wiener Philharmoniker van televisiecommentaar en versloeg hij de Koningin Elisabethwedstrijd.