Beatrice Rana speelt Beethovens Pianoconcert nr. 3 bij het Concertgebouworkest
Grote Zaal 09 oktober 2025 20.15 uur
Koninklijk Concertgebouworkest
Paavo Järvi dirigent
Beatrice Rana piano
Dit programma maakt deel uit van de series D, E en Z.
Ook interessant:
- Beatrice Rana: ‘Het was alsof Beethoven ergens in het publiek zat'
LUDWIG VAN BEETHOVEN (1770-1827)
Pianoconcert nr. 3 in c kl.t., op. 37 (1800-03)
Allegro con brio
Largo
Rondo: Allegro
cadens: Beethoven
pauze ± 21.00 uur
JEAN SIBELIUS (1865-1957)
Symfonie nr. 2 in D gr.t., op. 43 (1902)
Allegretto
Tempo andante, ma rubato
Vivacissimo - Lento e suave — Finale: Allegro moderato
einde ± 22.15 uur
Koninklijk Concertgebouworkest
Paavo Järvi dirigent
Beatrice Rana piano
Dit programma maakt deel uit van de series D, E en Z.
Ook interessant:
- Beatrice Rana: ‘Het was alsof Beethoven ergens in het publiek zat'
LUDWIG VAN BEETHOVEN (1770-1827)
Pianoconcert nr. 3 in c kl.t., op. 37 (1800-03)
Allegro con brio
Largo
Rondo: Allegro
cadens: Beethoven
pauze ± 21.00 uur
JEAN SIBELIUS (1865-1957)
Symfonie nr. 2 in D gr.t., op. 43 (1902)
Allegretto
Tempo andante, ma rubato
Vivacissimo - Lento e suave — Finale: Allegro moderato
einde ± 22.15 uur
Toelichting
Ludwig van Beethoven (1770-1827)
Derde pianoconcert
De maanden die Ludwig van Beethoven in 1802 in Heiligenstadt doorbracht, een idyllisch dorpje onder de rook van Wenen, moeten een heilzaam effect op zijn vermoeide geest hebben gehad. Na het overwinnen van een diepe depressie, waarvan een uitgebreide brief aan zijn broers Carl en Johann (het zogenoemde ‘Heiligenstädter Testament’) blijk geeft, stond hij weer vol energie in het leven. Tegenover zijn leerling Carl Czerny moet hij hebben opgemerkt dat hij eigenlijk ontevreden was over de muziek die hij tot die tijd had gecomponeerd. ‘Ik zal nu een nieuwe weg inslaan.’
Zelfverzekerdheid spreekt in het bijzonder uit het Derde pianoconcert in c klein dat in die periode ontstond. Dat Beethoven er veel aan gelegen was zichzelf weer als een briljant pianist te presenteren door middel van zijn nieuwe concert spreekt vanzelf. Nog meer dan van componeren was hij afhankelijk van pianospelen. Het klavier nam dan ook in zijn muziek tot globaal 1800 de centrale plaats in. Door met orkest in grote zalen te spelen kon hij een groot publiek bereiken. Sonates waren in hoofdzaak voor uitvoeringen in kleine kring bestemd, met als toehoorders aristocraten en andere notabelen. Dat verklaart dat zijn vijf pianoconcerten virtuozer en, met uitzondering van nummer vier, extraverter zijn.
Luister naar de manier waarop in het Derde pianoconcert de solist na een zeer lange orkestintroductie zijn opwachting maakt: met vastberaden opwaartse toonladders en daarna het over vier octaven klinkende hoofdthema. Een dergelijke monumentaliteit was in een pianoconcert nog niet eerder vertoond. De afgelopen juni overleden pianist Alfred Brendel maakte een vergelijking met het strenge classicisme van de Weense architectuur van rond 1800. Na het openings-Allegro, met zijn symfonische allure, plaatste Beethoven een Largo dat met zijn fijne lyriek een oproep tot bezinning lijkt. De dromerige sfeer maakt vervolgens plaats voor de speelse vitaliteit van de finale. Maar kort voor het einde roept Beethoven opnieuw de poëzie van het Largo op, alvorens in de coda op de laatste maatstreep af te stormen – alsof hij in de finale van een opera buffa verzeild is geraakt.
De maanden die Ludwig van Beethoven in 1802 in Heiligenstadt doorbracht, een idyllisch dorpje onder de rook van Wenen, moeten een heilzaam effect op zijn vermoeide geest hebben gehad. Na het overwinnen van een diepe depressie, waarvan een uitgebreide brief aan zijn broers Carl en Johann (het zogenoemde ‘Heiligenstädter Testament’) blijk geeft, stond hij weer vol energie in het leven. Tegenover zijn leerling Carl Czerny moet hij hebben opgemerkt dat hij eigenlijk ontevreden was over de muziek die hij tot die tijd had gecomponeerd. ‘Ik zal nu een nieuwe weg inslaan.’
Zelfverzekerdheid spreekt in het bijzonder uit het Derde pianoconcert in c klein dat in die periode ontstond. Dat Beethoven er veel aan gelegen was zichzelf weer als een briljant pianist te presenteren door middel van zijn nieuwe concert spreekt vanzelf. Nog meer dan van componeren was hij afhankelijk van pianospelen. Het klavier nam dan ook in zijn muziek tot globaal 1800 de centrale plaats in. Door met orkest in grote zalen te spelen kon hij een groot publiek bereiken. Sonates waren in hoofdzaak voor uitvoeringen in kleine kring bestemd, met als toehoorders aristocraten en andere notabelen. Dat verklaart dat zijn vijf pianoconcerten virtuozer en, met uitzondering van nummer vier, extraverter zijn.
Luister naar de manier waarop in het Derde pianoconcert de solist na een zeer lange orkestintroductie zijn opwachting maakt: met vastberaden opwaartse toonladders en daarna het over vier octaven klinkende hoofdthema. Een dergelijke monumentaliteit was in een pianoconcert nog niet eerder vertoond. De afgelopen juni overleden pianist Alfred Brendel maakte een vergelijking met het strenge classicisme van de Weense architectuur van rond 1800. Na het openings-Allegro, met zijn symfonische allure, plaatste Beethoven een Largo dat met zijn fijne lyriek een oproep tot bezinning lijkt. De dromerige sfeer maakt vervolgens plaats voor de speelse vitaliteit van de finale. Maar kort voor het einde roept Beethoven opnieuw de poëzie van het Largo op, alvorens in de coda op de laatste maatstreep af te stormen – alsof hij in de finale van een opera buffa verzeild is geraakt.
Jean Sibelius (1865-1957)
Tweede symfonie
Hoe nationalistisch is de Tweede symfonie van Jean Sibelius? Toen de eerste uitvoering in maart 1902 plaatsvond, was de Russische bezetter bezig zijn greep op Finland te vergroten. Het is dan niet verwonderlijk dat dirigent Robert Kajanus in een recensie de loftrompet stak over het nieuwe werk van zijn landgenoot. Hij schreef over het tweede deel: ‘Het Andante maakt indruk op ons als het meest hartverscheurende protest tegen al het onrecht dat op dit moment dreigt de zon zijn licht te ontnemen en onze bloemen hun geur.’ Ook in de rest van de symfonie hoorde Kajanus een politieke boodschap, met als apotheose het triomfantelijke slotdeel dat volgens hem de Finse luisteraar vertrouwen in de toekomst moest geven.
In latere jaren zou Sibelius deze eenzame zoektocht voortzetten, wat leidde tot verbluffend originele werken
In het laatste decennium van de negentiende eeuw had Sibelius naam gemaakt met programmatische composities als Kullervo, Karelia en de Lemminkäinen-suite. Allemaal waren ze gebaseerd op de Kalevala, het negentiende-eeuwse nationale epos in de Finse taal dat de weg naar een eigen culturele identiteit had geopend. In 1899 had Sibelius zijn engagement voor de Finse zaak bezegeld met Finlandia, een begeleidend werk bij een historisch ‘tableau’ dat het Finse reveil uitbeeldde. Vanaf dat moment werd hij in eigen land als een held vereerd.
Hoe begrijpelijk ook, Kajanus’ lofzang staat haaks op de persoonlijke omstandigheden van Sibelius toen hij zijn Tweede symfonie ontwierp. Begin 1902 noteerde hij de eerste schetsen tijdens een maandenlang verblijf in Italië, dat op voorspraak van zijn vriend Axel Carpelan bekostigd werd door anonieme geldschieters. Alles wijst erop dat de componist toen bezig was geheel nieuwe inspiratiebronnen aan te boren: een vierdelig symfonisch gedicht over Don Juan en een zetting van Dantes La Divina Commedia behoorden tot de mogelijkheden. Sibelius droomde van een doorbraak in de Duitstalige landen en wist dat hij daar niet met Finse legendes en half verborgen politieke statements moest aankomen.
Het werd uiteindelijk een symfonie, die Sibelius later in al zijn uitspraken als absolute muziek bestempeld heeft. In de Tweede symfonie schijnt het zuidelijke licht van Rome en Florence door; een enkele keer lijkt het alsof Pjotr Tsjaikovski en Johannes Brahms over de schouders van de componist meekijken. Maar de eigen stem van Sibelius is ook volop aanwezig, bijvoorbeeld in de aaneenschakeling van korte motieven. In latere jaren zou Sibelius deze eenzame zoektocht voortzetten, wat leidde tot verbluffend originele werken, waarmee hij na zijn dood zou uitgroeien tot een belangrijke inspiratiebron voor moderne componisten in Finland maar ook daarbuiten.
Voor Sibelius vormde de Tweede symfonie een artistiek keerpunt, voor de Finnen blijft haar vermeende politieke betekenis voor altijd overeind. In 1998 vatte de Finse dirigent Osmo Vänskä beide dimensies treffend samen: ‘De Tweede symfonie is verbonden met de strijd van onze natie voor onafhankelijkheid, maar gaat ook over de worsteling, de crisis en de omslag in het leven van een individu. Dat is wat dit werk zo ontroerend maakt.’
Hoe nationalistisch is de Tweede symfonie van Jean Sibelius? Toen de eerste uitvoering in maart 1902 plaatsvond, was de Russische bezetter bezig zijn greep op Finland te vergroten. Het is dan niet verwonderlijk dat dirigent Robert Kajanus in een recensie de loftrompet stak over het nieuwe werk van zijn landgenoot. Hij schreef over het tweede deel: ‘Het Andante maakt indruk op ons als het meest hartverscheurende protest tegen al het onrecht dat op dit moment dreigt de zon zijn licht te ontnemen en onze bloemen hun geur.’ Ook in de rest van de symfonie hoorde Kajanus een politieke boodschap, met als apotheose het triomfantelijke slotdeel dat volgens hem de Finse luisteraar vertrouwen in de toekomst moest geven.
In latere jaren zou Sibelius deze eenzame zoektocht voortzetten, wat leidde tot verbluffend originele werken
In het laatste decennium van de negentiende eeuw had Sibelius naam gemaakt met programmatische composities als Kullervo, Karelia en de Lemminkäinen-suite. Allemaal waren ze gebaseerd op de Kalevala, het negentiende-eeuwse nationale epos in de Finse taal dat de weg naar een eigen culturele identiteit had geopend. In 1899 had Sibelius zijn engagement voor de Finse zaak bezegeld met Finlandia, een begeleidend werk bij een historisch ‘tableau’ dat het Finse reveil uitbeeldde. Vanaf dat moment werd hij in eigen land als een held vereerd.
Hoe begrijpelijk ook, Kajanus’ lofzang staat haaks op de persoonlijke omstandigheden van Sibelius toen hij zijn Tweede symfonie ontwierp. Begin 1902 noteerde hij de eerste schetsen tijdens een maandenlang verblijf in Italië, dat op voorspraak van zijn vriend Axel Carpelan bekostigd werd door anonieme geldschieters. Alles wijst erop dat de componist toen bezig was geheel nieuwe inspiratiebronnen aan te boren: een vierdelig symfonisch gedicht over Don Juan en een zetting van Dantes La Divina Commedia behoorden tot de mogelijkheden. Sibelius droomde van een doorbraak in de Duitstalige landen en wist dat hij daar niet met Finse legendes en half verborgen politieke statements moest aankomen.
Het werd uiteindelijk een symfonie, die Sibelius later in al zijn uitspraken als absolute muziek bestempeld heeft. In de Tweede symfonie schijnt het zuidelijke licht van Rome en Florence door; een enkele keer lijkt het alsof Pjotr Tsjaikovski en Johannes Brahms over de schouders van de componist meekijken. Maar de eigen stem van Sibelius is ook volop aanwezig, bijvoorbeeld in de aaneenschakeling van korte motieven. In latere jaren zou Sibelius deze eenzame zoektocht voortzetten, wat leidde tot verbluffend originele werken, waarmee hij na zijn dood zou uitgroeien tot een belangrijke inspiratiebron voor moderne componisten in Finland maar ook daarbuiten.
Voor Sibelius vormde de Tweede symfonie een artistiek keerpunt, voor de Finnen blijft haar vermeende politieke betekenis voor altijd overeind. In 1998 vatte de Finse dirigent Osmo Vänskä beide dimensies treffend samen: ‘De Tweede symfonie is verbonden met de strijd van onze natie voor onafhankelijkheid, maar gaat ook over de worsteling, de crisis en de omslag in het leven van een individu. Dat is wat dit werk zo ontroerend maakt.’
Ludwig van Beethoven (1770-1827)
Derde pianoconcert
De maanden die Ludwig van Beethoven in 1802 in Heiligenstadt doorbracht, een idyllisch dorpje onder de rook van Wenen, moeten een heilzaam effect op zijn vermoeide geest hebben gehad. Na het overwinnen van een diepe depressie, waarvan een uitgebreide brief aan zijn broers Carl en Johann (het zogenoemde ‘Heiligenstädter Testament’) blijk geeft, stond hij weer vol energie in het leven. Tegenover zijn leerling Carl Czerny moet hij hebben opgemerkt dat hij eigenlijk ontevreden was over de muziek die hij tot die tijd had gecomponeerd. ‘Ik zal nu een nieuwe weg inslaan.’
Zelfverzekerdheid spreekt in het bijzonder uit het Derde pianoconcert in c klein dat in die periode ontstond. Dat Beethoven er veel aan gelegen was zichzelf weer als een briljant pianist te presenteren door middel van zijn nieuwe concert spreekt vanzelf. Nog meer dan van componeren was hij afhankelijk van pianospelen. Het klavier nam dan ook in zijn muziek tot globaal 1800 de centrale plaats in. Door met orkest in grote zalen te spelen kon hij een groot publiek bereiken. Sonates waren in hoofdzaak voor uitvoeringen in kleine kring bestemd, met als toehoorders aristocraten en andere notabelen. Dat verklaart dat zijn vijf pianoconcerten virtuozer en, met uitzondering van nummer vier, extraverter zijn.
Luister naar de manier waarop in het Derde pianoconcert de solist na een zeer lange orkestintroductie zijn opwachting maakt: met vastberaden opwaartse toonladders en daarna het over vier octaven klinkende hoofdthema. Een dergelijke monumentaliteit was in een pianoconcert nog niet eerder vertoond. De afgelopen juni overleden pianist Alfred Brendel maakte een vergelijking met het strenge classicisme van de Weense architectuur van rond 1800. Na het openings-Allegro, met zijn symfonische allure, plaatste Beethoven een Largo dat met zijn fijne lyriek een oproep tot bezinning lijkt. De dromerige sfeer maakt vervolgens plaats voor de speelse vitaliteit van de finale. Maar kort voor het einde roept Beethoven opnieuw de poëzie van het Largo op, alvorens in de coda op de laatste maatstreep af te stormen – alsof hij in de finale van een opera buffa verzeild is geraakt.
De maanden die Ludwig van Beethoven in 1802 in Heiligenstadt doorbracht, een idyllisch dorpje onder de rook van Wenen, moeten een heilzaam effect op zijn vermoeide geest hebben gehad. Na het overwinnen van een diepe depressie, waarvan een uitgebreide brief aan zijn broers Carl en Johann (het zogenoemde ‘Heiligenstädter Testament’) blijk geeft, stond hij weer vol energie in het leven. Tegenover zijn leerling Carl Czerny moet hij hebben opgemerkt dat hij eigenlijk ontevreden was over de muziek die hij tot die tijd had gecomponeerd. ‘Ik zal nu een nieuwe weg inslaan.’
Zelfverzekerdheid spreekt in het bijzonder uit het Derde pianoconcert in c klein dat in die periode ontstond. Dat Beethoven er veel aan gelegen was zichzelf weer als een briljant pianist te presenteren door middel van zijn nieuwe concert spreekt vanzelf. Nog meer dan van componeren was hij afhankelijk van pianospelen. Het klavier nam dan ook in zijn muziek tot globaal 1800 de centrale plaats in. Door met orkest in grote zalen te spelen kon hij een groot publiek bereiken. Sonates waren in hoofdzaak voor uitvoeringen in kleine kring bestemd, met als toehoorders aristocraten en andere notabelen. Dat verklaart dat zijn vijf pianoconcerten virtuozer en, met uitzondering van nummer vier, extraverter zijn.
Luister naar de manier waarop in het Derde pianoconcert de solist na een zeer lange orkestintroductie zijn opwachting maakt: met vastberaden opwaartse toonladders en daarna het over vier octaven klinkende hoofdthema. Een dergelijke monumentaliteit was in een pianoconcert nog niet eerder vertoond. De afgelopen juni overleden pianist Alfred Brendel maakte een vergelijking met het strenge classicisme van de Weense architectuur van rond 1800. Na het openings-Allegro, met zijn symfonische allure, plaatste Beethoven een Largo dat met zijn fijne lyriek een oproep tot bezinning lijkt. De dromerige sfeer maakt vervolgens plaats voor de speelse vitaliteit van de finale. Maar kort voor het einde roept Beethoven opnieuw de poëzie van het Largo op, alvorens in de coda op de laatste maatstreep af te stormen – alsof hij in de finale van een opera buffa verzeild is geraakt.
Jean Sibelius (1865-1957)
Tweede symfonie
Hoe nationalistisch is de Tweede symfonie van Jean Sibelius? Toen de eerste uitvoering in maart 1902 plaatsvond, was de Russische bezetter bezig zijn greep op Finland te vergroten. Het is dan niet verwonderlijk dat dirigent Robert Kajanus in een recensie de loftrompet stak over het nieuwe werk van zijn landgenoot. Hij schreef over het tweede deel: ‘Het Andante maakt indruk op ons als het meest hartverscheurende protest tegen al het onrecht dat op dit moment dreigt de zon zijn licht te ontnemen en onze bloemen hun geur.’ Ook in de rest van de symfonie hoorde Kajanus een politieke boodschap, met als apotheose het triomfantelijke slotdeel dat volgens hem de Finse luisteraar vertrouwen in de toekomst moest geven.
In latere jaren zou Sibelius deze eenzame zoektocht voortzetten, wat leidde tot verbluffend originele werken
In het laatste decennium van de negentiende eeuw had Sibelius naam gemaakt met programmatische composities als Kullervo, Karelia en de Lemminkäinen-suite. Allemaal waren ze gebaseerd op de Kalevala, het negentiende-eeuwse nationale epos in de Finse taal dat de weg naar een eigen culturele identiteit had geopend. In 1899 had Sibelius zijn engagement voor de Finse zaak bezegeld met Finlandia, een begeleidend werk bij een historisch ‘tableau’ dat het Finse reveil uitbeeldde. Vanaf dat moment werd hij in eigen land als een held vereerd.
Hoe begrijpelijk ook, Kajanus’ lofzang staat haaks op de persoonlijke omstandigheden van Sibelius toen hij zijn Tweede symfonie ontwierp. Begin 1902 noteerde hij de eerste schetsen tijdens een maandenlang verblijf in Italië, dat op voorspraak van zijn vriend Axel Carpelan bekostigd werd door anonieme geldschieters. Alles wijst erop dat de componist toen bezig was geheel nieuwe inspiratiebronnen aan te boren: een vierdelig symfonisch gedicht over Don Juan en een zetting van Dantes La Divina Commedia behoorden tot de mogelijkheden. Sibelius droomde van een doorbraak in de Duitstalige landen en wist dat hij daar niet met Finse legendes en half verborgen politieke statements moest aankomen.
Het werd uiteindelijk een symfonie, die Sibelius later in al zijn uitspraken als absolute muziek bestempeld heeft. In de Tweede symfonie schijnt het zuidelijke licht van Rome en Florence door; een enkele keer lijkt het alsof Pjotr Tsjaikovski en Johannes Brahms over de schouders van de componist meekijken. Maar de eigen stem van Sibelius is ook volop aanwezig, bijvoorbeeld in de aaneenschakeling van korte motieven. In latere jaren zou Sibelius deze eenzame zoektocht voortzetten, wat leidde tot verbluffend originele werken, waarmee hij na zijn dood zou uitgroeien tot een belangrijke inspiratiebron voor moderne componisten in Finland maar ook daarbuiten.
Voor Sibelius vormde de Tweede symfonie een artistiek keerpunt, voor de Finnen blijft haar vermeende politieke betekenis voor altijd overeind. In 1998 vatte de Finse dirigent Osmo Vänskä beide dimensies treffend samen: ‘De Tweede symfonie is verbonden met de strijd van onze natie voor onafhankelijkheid, maar gaat ook over de worsteling, de crisis en de omslag in het leven van een individu. Dat is wat dit werk zo ontroerend maakt.’
Hoe nationalistisch is de Tweede symfonie van Jean Sibelius? Toen de eerste uitvoering in maart 1902 plaatsvond, was de Russische bezetter bezig zijn greep op Finland te vergroten. Het is dan niet verwonderlijk dat dirigent Robert Kajanus in een recensie de loftrompet stak over het nieuwe werk van zijn landgenoot. Hij schreef over het tweede deel: ‘Het Andante maakt indruk op ons als het meest hartverscheurende protest tegen al het onrecht dat op dit moment dreigt de zon zijn licht te ontnemen en onze bloemen hun geur.’ Ook in de rest van de symfonie hoorde Kajanus een politieke boodschap, met als apotheose het triomfantelijke slotdeel dat volgens hem de Finse luisteraar vertrouwen in de toekomst moest geven.
In latere jaren zou Sibelius deze eenzame zoektocht voortzetten, wat leidde tot verbluffend originele werken
In het laatste decennium van de negentiende eeuw had Sibelius naam gemaakt met programmatische composities als Kullervo, Karelia en de Lemminkäinen-suite. Allemaal waren ze gebaseerd op de Kalevala, het negentiende-eeuwse nationale epos in de Finse taal dat de weg naar een eigen culturele identiteit had geopend. In 1899 had Sibelius zijn engagement voor de Finse zaak bezegeld met Finlandia, een begeleidend werk bij een historisch ‘tableau’ dat het Finse reveil uitbeeldde. Vanaf dat moment werd hij in eigen land als een held vereerd.
Hoe begrijpelijk ook, Kajanus’ lofzang staat haaks op de persoonlijke omstandigheden van Sibelius toen hij zijn Tweede symfonie ontwierp. Begin 1902 noteerde hij de eerste schetsen tijdens een maandenlang verblijf in Italië, dat op voorspraak van zijn vriend Axel Carpelan bekostigd werd door anonieme geldschieters. Alles wijst erop dat de componist toen bezig was geheel nieuwe inspiratiebronnen aan te boren: een vierdelig symfonisch gedicht over Don Juan en een zetting van Dantes La Divina Commedia behoorden tot de mogelijkheden. Sibelius droomde van een doorbraak in de Duitstalige landen en wist dat hij daar niet met Finse legendes en half verborgen politieke statements moest aankomen.
Het werd uiteindelijk een symfonie, die Sibelius later in al zijn uitspraken als absolute muziek bestempeld heeft. In de Tweede symfonie schijnt het zuidelijke licht van Rome en Florence door; een enkele keer lijkt het alsof Pjotr Tsjaikovski en Johannes Brahms over de schouders van de componist meekijken. Maar de eigen stem van Sibelius is ook volop aanwezig, bijvoorbeeld in de aaneenschakeling van korte motieven. In latere jaren zou Sibelius deze eenzame zoektocht voortzetten, wat leidde tot verbluffend originele werken, waarmee hij na zijn dood zou uitgroeien tot een belangrijke inspiratiebron voor moderne componisten in Finland maar ook daarbuiten.
Voor Sibelius vormde de Tweede symfonie een artistiek keerpunt, voor de Finnen blijft haar vermeende politieke betekenis voor altijd overeind. In 1998 vatte de Finse dirigent Osmo Vänskä beide dimensies treffend samen: ‘De Tweede symfonie is verbonden met de strijd van onze natie voor onafhankelijkheid, maar gaat ook over de worsteling, de crisis en de omslag in het leven van een individu. Dat is wat dit werk zo ontroerend maakt.’
Biografie
Koninklijk Concertgebouworkest, orkest
Al 137 jaar brengt het Koninklijk Concertgebouworkest muziek tot leven. Het Amsterdamse orkest wordt wereldwijd geroemd om zijn unieke klank en zijn veelzijdige repertoire en heeft het voorrecht om met de meest vooraanstaande dirigenten en solisten te mogen samenwerken. Klaus Mäkelä, met wie sinds 2020 een hechte band bestaat, wordt in 2027 chef-dirigent. Zijn voorgangers waren Willem Kes, Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly (sinds 2004 conductor emeritus), Mariss Jansons en Daniele Gatti. Iván Fischer is honorair gastdirigent.
Jaarlijks geeft het orkest zo’n 130 concerten. Thuis, in Het Concertgebouw, maar ook in de meest prestigieuze concertzalen wereldwijd. Daarmee is het Concertgebouworkest een ambassadeur voor Nederland. Hare Majesteit Koningin Máxima is beschermvrouwe van het orkest.
Vanaf het begin is veel samengewerkt met componisten. Zo dirigeerden Richard Strauss, Gustav Mahler, Arnold Schönberg en Igor Stravinsky zelf meer dan eens het Concertgebouworkest. Jaarlijks gaan meerdere opdrachtwerken in première.
Het orkest ziet het als zijn verantwoordelijkheid om de kracht van symfonische muziek door te geven. Via de Academie van het Concertgebouworkest en het internationale jeugdorkest Young delen orkestmusici hun kennis, ervaring en liefde voor het vak met volgende generaties. Voor veelbelovende dirigenten zijn er de Ammodo Masterclass en het Bernard Haitink Associate Conductorship. Met vernieuwende concertvormen en uitvoeringen buiten de concertzaal inspireert het orkest nieuwe luisteraars.
Het grootste deel van de inkomsten haalt het Concertgebouworkest uit concerten in binnen- en buitenland. Het orkest is dankbaar voor de steun die het ontvangt van zijn publiek, het Ministerie van OCW, de gemeente Amsterdam, global partners ING, Booking.com en The Magnum Ice Cream Company, en vele sponsoren, fondsen en donateurs wereldwijd.
Bekijk hier alle musici van het Koninklijk Concertgebouworkest
Paavo Järvi, dirigent
Paavo Järvi studeerde directie in zijn geboorteland Estland, aan het Curtis Institute of Music in Philadelphia en bij Leonard Bernstein in Los Angeles. Sinds het seizoen 2019/2020 is hij chef-dirigent van het Tonhalle-Orchester Zürich. In het verleden had Paavo Järvi vergelijkbare posities bij het NHK Symphony Orchestra in Tokio, het Orchestre de Paris, het hr-Sinfonieorchester Frankfurt, het Cincinnati Symphony Orchestra en het Malmö Symfonieorkest.
Sinds 2004 is hij artistiek leider van Die Deutsche Kammerphilharmonie Bremen, en bij het Nationaal Symfonieorkest van Estland is hij artistiek adviseur. Ieder seizoen sluit de dirigent af met een week van uitvoeringen en masterclasses op het Pärnu Music Festival in Estland, dat hij in 2011 heeft opgericht.
Paavo Järvi ontving tal van prijzen en onderscheidingen, waaronder de Orde van de Witte Ster (2013) en de Orde van Verdienste (2021) van de Republiek Estland. Zowel Diapason als Gramophone riepen hem in 2017 uit tot Artist of the Year en in september 2019 werd hij verkozen tot Opus Klassik Conductor of the Year. Opnamen onder zijn leiding van werken van Sibelius, Grieg en Tsjaikovksi waren goed voor Grammy Awards.
Als gastdirigent is Paavo Järvi actief met gezelschappen als de Berliner en Wiener Philharmoniker, de Staatskapelle Dresden, het Gewandhausorchester Leipzig en de New York Philharmonic. Sinds zijn debuut bij het Concertgebouworkest in 2004 keerde hij met grote regelmaat terug, zoals in november 2019 voor concerten in Amsterdam en op tournee in Taiwan en Japan. In juni 2023 leidde hij de Ammodo Masterclass Dirigeren. Bij de meest recente samenwerking, in april en mei 2025, stonden werken van Mägi, Saint-Saëns en Stravinsky op het programma.
Beatrice Rana, piano
Beatrice Rana wordt geprezen om haar muzikale intelligentie en de veelzijdigheid van haar repertoire. Ze studeerde piano bij Benedetto Lupo en compositie bij Marco della Sciucca aan het Nino Rota Conservatorium in Monopoli; haar pianostudie vervolgde ze bij Arie Vardi in Hannover. In 2011 won ze de eerste prijs en alle speciale juryprijzen op het Concours Musical International de Montréal.
In 2013 won ze de tweede prijs en de publieksprijs bij de Van Cliburn International Piano Competition, in 2015 was ze BBC New Generation Artist en het jaar erop kreeg ze een Borletti-Buitoni-beurs. Het jaar 2017 vormde met de succesvolle release van Bachs Goldberg-variaties een mijlpaal in Beatrice Rana’s carrière; ze was Young Artist of the Year bij de Gramophone Awards en Discovery of the Year bij de Edison Awards. Ook haar volgende vijf albums gooiden hoge ogen.
Ze geeft solorecitals op prestigieuze podia en festivals wereldwijd en soleerde bij vrijwel alle belangrijke orkesten ter wereld. In seizoen 2024/2025 was ze artist in residence bij Radio France in Parijs. Sinds 2017 heeft ze haar eigen kamermuziekfestival, Classiche Forme, in haar geboorteplaats Lecce.
In oktober 2018 maakte ze haar debuut bij het Concertgebouworkest met het Eerste pianoconcert van Chopin onder Trevor Pinnock, en in 2020 kwam ze terug met het Eerste pianoconcert van Tsjaikovski onder leiding van Klaus Mäkelä. Ze verving in dat programma pianist Alexander Gavrylyuk. Solorecitals gaf ze in de Grote Zaal op 28 januari 2018 (Schumann, Ravel en Stravinsky) en 9 oktober 2022 (Skrjabin, Chopin en Beethoven).