Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
column

Vrouwelijke dirigenten: het gaat de goede kant op

door Anna de Vey Mestdagh
25 mei 2023 25 mei 2023

Tweede violiste in het Concertgebouworkest Anna de Vey Mestdagh laat in haar maandelijkse column weten wat haar zoal bezighoudt. Deze maand: vrouwelijke dirigenten op de bok.

Waar ik me een tijdje geleden nog beklaagde dat, in vergelijking met de instrumentalisten, het aantal vrouwe­lijke dirigenten bij het Concertgebouworkest nogal achterbleef, gaat het dit seizoen de goede kant op. We vierden onlangs successen met de eigenzinnige Mirga Gražinytė-Tyla en met multitalent Barbara Hannigan. Deze maand gaat Joana Mallwitz ons voor in de opera Rusalka van Antonín Dvořák en volgend seizoen komen nestrix Marin Alsop en eminent barok­specialiste Emmanuelle Haïm. Alle vijf zijn het ­dirigenten met een grote staat van dienst.

Dat vrouwelijke dirigenten bij selectie door het orkest slachtoffer zijn van discriminatie kan ondertussen dus niet echt meer gezegd worden en dat het excuustruzen zouden zijn is eveneens een sprookje. Rest ons nog korte metten te maken met stereotyperingen als hysterica, manwijf of softie, en hen te beoordelen op hun merites. Wat jammer dan toch dat in de onlangs uitgekomen en breed gelauwerde film Tár de vrouwelijke dirigent nogal eenzijdig als machtswellusteling wordt neergezet. In werkelijkheid is de originaliteit en veelzijdigheid van de meeste vrouwelijke dirigenten veel opvallender, misschien juist wel omdát ze zo weinig rolmodellen hebben.

Deze maand spelen we dus Rusalka bij De Nationale Opera, een welkome afwisseling van het symfonisch repertoire. In de Slavische folklore is Rusalka een typisch vrouwelijke entiteit, vloeibaar als water en vaak vijandig tegenover de mensheid, maar toch vooral tegenover de mannelijke helft. In Dvořáks opera zijn de vrouwen inderdaad zonder uitzondering slecht. Ze worden neergezet als heks, moordenares of verleidster en domineren met hun gemanipuleer steevast de mannen. Gelukkig is ook dit maar een sprookje.

Waar ik me een tijdje geleden nog beklaagde dat, in vergelijking met de instrumentalisten, het aantal vrouwe­lijke dirigenten bij het Concertgebouworkest nogal achterbleef, gaat het dit seizoen de goede kant op. We vierden onlangs successen met de eigenzinnige Mirga Gražinytė-Tyla en met multitalent Barbara Hannigan. Deze maand gaat Joana Mallwitz ons voor in de opera Rusalka van Antonín Dvořák en volgend seizoen komen nestrix Marin Alsop en eminent barok­specialiste Emmanuelle Haïm. Alle vijf zijn het ­dirigenten met een grote staat van dienst.

Dat vrouwelijke dirigenten bij selectie door het orkest slachtoffer zijn van discriminatie kan ondertussen dus niet echt meer gezegd worden en dat het excuustruzen zouden zijn is eveneens een sprookje. Rest ons nog korte metten te maken met stereotyperingen als hysterica, manwijf of softie, en hen te beoordelen op hun merites. Wat jammer dan toch dat in de onlangs uitgekomen en breed gelauwerde film Tár de vrouwelijke dirigent nogal eenzijdig als machtswellusteling wordt neergezet. In werkelijkheid is de originaliteit en veelzijdigheid van de meeste vrouwelijke dirigenten veel opvallender, misschien juist wel omdát ze zo weinig rolmodellen hebben.

Deze maand spelen we dus Rusalka bij De Nationale Opera, een welkome afwisseling van het symfonisch repertoire. In de Slavische folklore is Rusalka een typisch vrouwelijke entiteit, vloeibaar als water en vaak vijandig tegenover de mensheid, maar toch vooral tegenover de mannelijke helft. In Dvořáks opera zijn de vrouwen inderdaad zonder uitzondering slecht. Ze worden neergezet als heks, moordenares of verleidster en domineren met hun gemanipuleer steevast de mannen. Gelukkig is ook dit maar een sprookje.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.