Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
portret

Het geheim van Iván Fischer

door Joost Galema
08 nov. 2025 08 november 2025

Honorair gastdirigent Iván Fischer leidt het Concertgebouworkest in werken van Schubert en Mendelssohn. Hij tovert met klank, vertelt een van de orkestleden. Wat is zijn geheim?

  • Iván Fischer

    foto: Sebastien Grebille

    Iván Fischer

    foto: Sebastien Grebille

  • Iván Fischer

    foto: Sebastien Grebille

    Iván Fischer

    foto: Sebastien Grebille

De zoektocht naar dé goede klank is niet altijd eenvoudig, vindt dirigent Iván Fischer. Twaalf jaar geleden vertelde hij in een NRC-­interview over de opname van de Vierde symfonie van Johannes Brahms met zijn eigen Budapest Festival Orchestra. ‘Dat melancholieke begin... Het lukte me maar niet om daar de goede sfeer te vinden. Uiteindelijk vroeg ik de musici zich in te beelden dat zij herfstbladeren waren in de wind. Ze lachten. En toch was plotseling de klank er. Wanneer zoiets lukt – en dat is best lastig met zo’n grote groep ­individuen – dan treft me dat altijd als wonderlijk en prachtig.’

Verbazing

Als vaste gastdirigent geeft Fischer al sinds 1987 mede vorm aan de gouden klank van het Concertgebouworkest, dat hem een paar jaar geleden niet voor niets benoemde tot honorair gastdirigent. Menig orkestlid verbaast zich elke keer weer wanneer de Hongaar voor hen staat. Zo herinnert contrabassist Dominic Seldis zich de Vierde symfonie van Gustav Mahler in 2010: ‘De repetities gaven geen enkele aanleiding om een bijzonder concert te verwachten. Het was de gewone Fischer going nuts. Hoe had ik kunnen weten dat dit een van de mooiste avonden uit mijn leven zou worden! Niemand kon dit vermoeden. In het orkest keken we elkaar na afloop aan met een blik van: wat is hier in hemelsnaam net gebeurd? Fischer is het prototype van het ‘waanzinnige’ genie. Hij tovert met klank. Wat! denk je dan. Dit heb ik er nog nooit in gehoord. Hij verandert de sfeer van de frase. Hoe doe hij dat?’

Innige band

Voor al die magische avonden in Amsterdam zal Iván Fischer straks in maart de Concertgebouw Prijs krijgen. Het is de bekroning van een innige verhouding met de Grote Zaal, waar hij ook met zijn Budapest Festival Orchestra vele onvergetelijke optredens verzorgde, zoals afgelopen mei nog Mahlers Tweede symfonie tijdens het Mahler Festival. Een van zijn ‘geheimen’ is dat hij als dirigent niet de wereld overvliegt van het ene naar het andere orkest, maar kiest voor een innige en langdurige band met een beperkt aantal gezelschappen. Hij wil begrijpen en begrepen worden. En dat – weet hij – vraagt tijd. ‘Je kunt het zien als psychoanalyse, dat duurt een poos vergeleken met een eenmalig consult’, verklaarde Fischer eens in het Britse dagblad The Guardian. ‘Bij een orkest ontwikkel je als gast na twee tot drie decennia een echt serieuze band.

Een dirigent moet, net als een koorddanser, een goed gevoel hebben voor hoe hij het evenwicht bewaart

Dan ken je elkaar door en door. Het vertrouwen is er. Veel mensen nemen klakkeloos aan dat dirigenten ervan houden om met hun handen te zwaaien voor beroemde orkesten. Bij die club hoor ik niet. En die zogenaamde grote orkesten willen vooral hun uitgesproken klank behouden. Ze denken: ‘Dit zijn wij, dit is ons handelsmerk.’ Hoe minder een dirigent hieraan verandert, hoe liever het ze is. Soms krijg ik het gevoel te werken met een prima donna uit de opera die van mij vooral verwacht dat ik diep onder de indruk ben van haar stem. Dus werk ik liever met orkesten die ontvankelijk zijn voor mijn ideeën, want dan kunnen we samen echt iets van scheppingskracht aan de dag leggen.’

Nieuwe denkbeelden

En het Concertgebouworkest, dat hij niet alleen deze maand weer dirigeert maar ook in maart en in juni (als hij de Ammodo Masterclass Dirigeren leidt), behoort tot die uitverkoren gezelschappen. ‘Het heeft een open houding als het gaat om nieuwe denkbeelden en de musici zijn ook bereid hun nek hiervoor uit te steken. Verder geloof ik in een orkest met sterke persoonlijkheden. In het Budapest Festival Orchestra leg ik daarom ook nadruk op de ontwikkeling van het individu. Neem nou een jonge violist – grootgebracht met solorepertoire – die zichzelf plots terugvindt op een stoel achteraan bij de tweede violen. Hij heeft geleerd om vindingrijk te zijn, de eigen verbeelding aan te spreken. Ik wil graag dat die ontwikkeling kan doorgaan. Dus help ik die orkestmusici met solopartijen, moedig ik hen aan kamermuziek te spelen of bijzondere projecten te initiëren en realiseren.’

De zoektocht naar dé goede klank is niet altijd eenvoudig, vindt dirigent Iván Fischer. Twaalf jaar geleden vertelde hij in een NRC-­interview over de opname van de Vierde symfonie van Johannes Brahms met zijn eigen Budapest Festival Orchestra. ‘Dat melancholieke begin... Het lukte me maar niet om daar de goede sfeer te vinden. Uiteindelijk vroeg ik de musici zich in te beelden dat zij herfstbladeren waren in de wind. Ze lachten. En toch was plotseling de klank er. Wanneer zoiets lukt – en dat is best lastig met zo’n grote groep ­individuen – dan treft me dat altijd als wonderlijk en prachtig.’

Verbazing

Als vaste gastdirigent geeft Fischer al sinds 1987 mede vorm aan de gouden klank van het Concertgebouworkest, dat hem een paar jaar geleden niet voor niets benoemde tot honorair gastdirigent. Menig orkestlid verbaast zich elke keer weer wanneer de Hongaar voor hen staat. Zo herinnert contrabassist Dominic Seldis zich de Vierde symfonie van Gustav Mahler in 2010: ‘De repetities gaven geen enkele aanleiding om een bijzonder concert te verwachten. Het was de gewone Fischer going nuts. Hoe had ik kunnen weten dat dit een van de mooiste avonden uit mijn leven zou worden! Niemand kon dit vermoeden. In het orkest keken we elkaar na afloop aan met een blik van: wat is hier in hemelsnaam net gebeurd? Fischer is het prototype van het ‘waanzinnige’ genie. Hij tovert met klank. Wat! denk je dan. Dit heb ik er nog nooit in gehoord. Hij verandert de sfeer van de frase. Hoe doe hij dat?’

Innige band

Voor al die magische avonden in Amsterdam zal Iván Fischer straks in maart de Concertgebouw Prijs krijgen. Het is de bekroning van een innige verhouding met de Grote Zaal, waar hij ook met zijn Budapest Festival Orchestra vele onvergetelijke optredens verzorgde, zoals afgelopen mei nog Mahlers Tweede symfonie tijdens het Mahler Festival. Een van zijn ‘geheimen’ is dat hij als dirigent niet de wereld overvliegt van het ene naar het andere orkest, maar kiest voor een innige en langdurige band met een beperkt aantal gezelschappen. Hij wil begrijpen en begrepen worden. En dat – weet hij – vraagt tijd. ‘Je kunt het zien als psychoanalyse, dat duurt een poos vergeleken met een eenmalig consult’, verklaarde Fischer eens in het Britse dagblad The Guardian. ‘Bij een orkest ontwikkel je als gast na twee tot drie decennia een echt serieuze band.

Een dirigent moet, net als een koorddanser, een goed gevoel hebben voor hoe hij het evenwicht bewaart

Dan ken je elkaar door en door. Het vertrouwen is er. Veel mensen nemen klakkeloos aan dat dirigenten ervan houden om met hun handen te zwaaien voor beroemde orkesten. Bij die club hoor ik niet. En die zogenaamde grote orkesten willen vooral hun uitgesproken klank behouden. Ze denken: ‘Dit zijn wij, dit is ons handelsmerk.’ Hoe minder een dirigent hieraan verandert, hoe liever het ze is. Soms krijg ik het gevoel te werken met een prima donna uit de opera die van mij vooral verwacht dat ik diep onder de indruk ben van haar stem. Dus werk ik liever met orkesten die ontvankelijk zijn voor mijn ideeën, want dan kunnen we samen echt iets van scheppingskracht aan de dag leggen.’

Nieuwe denkbeelden

En het Concertgebouworkest, dat hij niet alleen deze maand weer dirigeert maar ook in maart en in juni (als hij de Ammodo Masterclass Dirigeren leidt), behoort tot die uitverkoren gezelschappen. ‘Het heeft een open houding als het gaat om nieuwe denkbeelden en de musici zijn ook bereid hun nek hiervoor uit te steken. Verder geloof ik in een orkest met sterke persoonlijkheden. In het Budapest Festival Orchestra leg ik daarom ook nadruk op de ontwikkeling van het individu. Neem nou een jonge violist – grootgebracht met solorepertoire – die zichzelf plots terugvindt op een stoel achteraan bij de tweede violen. Hij heeft geleerd om vindingrijk te zijn, de eigen verbeelding aan te spreken. Ik wil graag dat die ontwikkeling kan doorgaan. Dus help ik die orkestmusici met solopartijen, moedig ik hen aan kamermuziek te spelen of bijzondere projecten te initiëren en realiseren.’

  • Iván Fischer

    Foto: Milagro Elstak

    Iván Fischer

    Foto: Milagro Elstak

  • Iván Fischer

    Foto: Milagro Elstak

    Iván Fischer

    Foto: Milagro Elstak

  • Iván Fischer

    Foto: Milagro Elstak

    Iván Fischer

    Foto: Milagro Elstak

  • Iván Fischer

    Foto: Milagro Elstak

    Iván Fischer

    Foto: Milagro Elstak

Teamgeest

Het hart van Fischers filosofie is teamgeest. En een dirigent moet – als een ko­orddanser – een goed gevoel hebben voor hoe hij het evenwicht bewaart. Verschillende talenten bij de Ammodo Masterclass Dirigeren van het Concertgebouworkest in juni 2020 ontvingen van hem heldere raadgevingen. ‘Jij bent de leider, hoeder van de eenheid’, zei hij tegen de één. ‘Jij moet allen samenbrengen door de gemeenschappelijke richting duidelijk te maken. En dat lukt alleen als je die zelf helder voor ogen hebt.’ Een ander die daarin wellicht wat te ver ging, kreeg te horen: ‘Stoor niet bij processen die al lopen, geef de musici ruimte. De eenheid bewaar je het best door niet alles te benadrukken.’ Een derde mocht iets langer wachten met ingrijpen: het is beter eerst met een elegant gebaar de frase af te ronden. ‘Dus ga altijd behoedzaam om met het zenuwcentrum van het orkest. Straal kalmte uit. Wanneer er een innerlijke har­monie van jou uitgaat, voelen de musici dat ook.’

Het tekent de manier waarop Fischer zelf met orkesten werkt. Hij spreekt ook nooit over een hoogdravend begrip als interpretatie. In een Parool-­interview bestempelde hij dat als een ‘onsympathiek woord’. Hij probeert ‘slechts’ te begrijpen. De componist is de schepper, de dirigent de boodschapper. ‘Er is, in bijbelse termen, een ­Mozes-Aäron verhouding. Mozes ontvangt de profetische woorden, Aäron vertaalt ze naar het volk. Als je als dirigent of musicus steeds weer wil bewijzen dat je iets anders of – God beware – beter doet dan anderen, kun je het vergeten. De eerlijken zijn daar niet mee bezig.’

Teamgeest

Het hart van Fischers filosofie is teamgeest. En een dirigent moet – als een ko­orddanser – een goed gevoel hebben voor hoe hij het evenwicht bewaart. Verschillende talenten bij de Ammodo Masterclass Dirigeren van het Concertgebouworkest in juni 2020 ontvingen van hem heldere raadgevingen. ‘Jij bent de leider, hoeder van de eenheid’, zei hij tegen de één. ‘Jij moet allen samenbrengen door de gemeenschappelijke richting duidelijk te maken. En dat lukt alleen als je die zelf helder voor ogen hebt.’ Een ander die daarin wellicht wat te ver ging, kreeg te horen: ‘Stoor niet bij processen die al lopen, geef de musici ruimte. De eenheid bewaar je het best door niet alles te benadrukken.’ Een derde mocht iets langer wachten met ingrijpen: het is beter eerst met een elegant gebaar de frase af te ronden. ‘Dus ga altijd behoedzaam om met het zenuwcentrum van het orkest. Straal kalmte uit. Wanneer er een innerlijke har­monie van jou uitgaat, voelen de musici dat ook.’

Het tekent de manier waarop Fischer zelf met orkesten werkt. Hij spreekt ook nooit over een hoogdravend begrip als interpretatie. In een Parool-­interview bestempelde hij dat als een ‘onsympathiek woord’. Hij probeert ‘slechts’ te begrijpen. De componist is de schepper, de dirigent de boodschapper. ‘Er is, in bijbelse termen, een ­Mozes-Aäron verhouding. Mozes ontvangt de profetische woorden, Aäron vertaalt ze naar het volk. Als je als dirigent of musicus steeds weer wil bewijzen dat je iets anders of – God beware – beter doet dan anderen, kun je het vergeten. De eerlijken zijn daar niet mee bezig.’

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Probeer nu twee maanden gratis!