Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Rachmaninoffs Pianoconcert nr. 2 met Benjamin Grosvenor & Sinfonia of London

Rachmaninoffs Pianoconcert nr. 2 met Benjamin Grosvenor & Sinfonia of London

Grote Zaal
25 november 2025
20.15 uur

Print dit programma

Sinfonia of London
John Wilson dirigent
Benjamin Grosvenor piano

Ook interessant:
- Notenbeeld: Rachmaninoff Tweede Pianoconcert

Richard Strauss (1864-1949)

Don Juan, op. 20 (1888-89)
symfonisch gedicht voor groot orkest

Serge Rachmaninoff (1873-1943)

Pianoconcert nr. 2 in c kl.t., op. 18 (1900-01)
Moderato
Adagio sostenuto
Allegro scherzando

pauze ± 21.15 uur

Edward Elgar (1857-1934)

Variations on an Original Theme, op. 36 (1898-99)
‘Enigma’
Introductie
Variatie 1: C.A.E.
Variatie 2: H.D.S.-P.
Variatie 3: R.B.T.
Variatie 4: W.N.B.
Variatie 5: R.P.A.
Variatie 6: Ysobel
Variatie 7: Troyte
Variatie 8: W.N.
Variatie 9: Nimrod
Variatie 10: Dorabella
Variatie 11: G.R.S.
Variatie 12: B.G.N.
Variatie 13: ***
Variatie 14: E.D.U.

einde ± 22.00 uur

Met dank aan het Fonds Hemelbestormers.

Grote Zaal 25 november 2025 20.15 uur

Sinfonia of London
John Wilson dirigent
Benjamin Grosvenor piano

Ook interessant:
- Notenbeeld: Rachmaninoff Tweede Pianoconcert

Richard Strauss (1864-1949)

Don Juan, op. 20 (1888-89)
symfonisch gedicht voor groot orkest

Serge Rachmaninoff (1873-1943)

Pianoconcert nr. 2 in c kl.t., op. 18 (1900-01)
Moderato
Adagio sostenuto
Allegro scherzando

pauze ± 21.15 uur

Edward Elgar (1857-1934)

Variations on an Original Theme, op. 36 (1898-99)
‘Enigma’
Introductie
Variatie 1: C.A.E.
Variatie 2: H.D.S.-P.
Variatie 3: R.B.T.
Variatie 4: W.N.B.
Variatie 5: R.P.A.
Variatie 6: Ysobel
Variatie 7: Troyte
Variatie 8: W.N.
Variatie 9: Nimrod
Variatie 10: Dorabella
Variatie 11: G.R.S.
Variatie 12: B.G.N.
Variatie 13: ***
Variatie 14: E.D.U.

einde ± 22.00 uur

Met dank aan het Fonds Hemelbestormers.

Toelichting

Richard Strauss (1864-1949)

Don Juan

door Jeppe Moulijn

Veel meer door recensenten dan door componisten zelf werd in de Duitse muziek in de negentiende eeuw een richtingenstrijd gevoerd tussen classicisten en romantici, tussen ‘absolute muziek’ (sonate, symfonie) en ‘programma­muziek’ (opera, symfonisch gedicht). In het klassieke kamp Johannes Brahms en Anton Bruckner, in het programmatische Richard Wagner en Franz Liszt. Het was vooral de soms giftige recensent Eduard Hanslick die het vuurtje oppookte, als fel pleitbezorger van het klassieke kamp.

De jonge ­Richard Strauss maakte aan het eind van die negentiende eeuw een opmerkelijke switch van het ene naar het andere kamp: met zijn jeugdwerken toont hij zich een uiterst vakkundige navolger van Brahms, ongelofelijk getalenteerd maar wellicht nog wat op zoek naar een eigen geluid. De violist Alexander Ritter wekte zijn nieuwsgierigheid naar de verboden vruchten van Wagner en Liszt, en daarmee leek de ware Strauss geboren. Die probeerde juist het toppunt te bereiken in klankschildering met het symfonieorkest, of het nou stormen in de Alpen, kuddes blatende schapen, of zijn eigen kinderen ruziënd in bad waren: hij zocht klanksymbolen die nauwelijks mis te verstaan zijn, bijna als een filmcomponist avant la lettre.

Veel meer door recensenten dan door componisten zelf werd in de Duitse muziek in de negentiende eeuw een richtingenstrijd gevoerd tussen classicisten en romantici, tussen ‘absolute muziek’ (sonate, symfonie) en ‘programma­muziek’ (opera, symfonisch gedicht). In het klassieke kamp Johannes Brahms en Anton Bruckner, in het programmatische Richard Wagner en Franz Liszt. Het was vooral de soms giftige recensent Eduard Hanslick die het vuurtje oppookte, als fel pleitbezorger van het klassieke kamp.

De jonge ­Richard Strauss maakte aan het eind van die negentiende eeuw een opmerkelijke switch van het ene naar het andere kamp: met zijn jeugdwerken toont hij zich een uiterst vakkundige navolger van Brahms, ongelofelijk getalenteerd maar wellicht nog wat op zoek naar een eigen geluid. De violist Alexander Ritter wekte zijn nieuwsgierigheid naar de verboden vruchten van Wagner en Liszt, en daarmee leek de ware Strauss geboren. Die probeerde juist het toppunt te bereiken in klankschildering met het symfonieorkest, of het nou stormen in de Alpen, kuddes blatende schapen, of zijn eigen kinderen ruziënd in bad waren: hij zocht klanksymbolen die nauwelijks mis te verstaan zijn, bijna als een filmcomponist avant la lettre.

  • Richard Strauss

    Richard Strauss

  • Richard Strauss

    Richard Strauss

Aus Italien en Macbeth waren eerder, maar Strauss’ doorbraak in het voor hem zo belangrijke genre van het symfonisch gedicht is zonder meer Don Juan. En wát voor doorbraak. Vierentwintig jaar jong was hij en in withete inspiratie stroomt de ene na de andere briljante melodische inval uit zijn pen. Het muzikale betoog heeft een vaart en een flair zoals Strauss die later misschien nog maar zelden heeft bereikt. Zijn Don Juan is niet de gewetenloze libertijn en vrouwenverslinder als in Mozarts opera, maar een onverzadigbaar zoeker naar het ideaal van liefde die zijn eigen dood kiest wanneer hij ontdekt dat dat een illusie is. Dit omdat Strauss zich baseerde op het gedicht Don Juan van Nikolaus Lenau, waarin de legendarische figuur een romantische held wordt.

Aus Italien en Macbeth waren eerder, maar Strauss’ doorbraak in het voor hem zo belangrijke genre van het symfonisch gedicht is zonder meer Don Juan. En wát voor doorbraak. Vierentwintig jaar jong was hij en in withete inspiratie stroomt de ene na de andere briljante melodische inval uit zijn pen. Het muzikale betoog heeft een vaart en een flair zoals Strauss die later misschien nog maar zelden heeft bereikt. Zijn Don Juan is niet de gewetenloze libertijn en vrouwenverslinder als in Mozarts opera, maar een onverzadigbaar zoeker naar het ideaal van liefde die zijn eigen dood kiest wanneer hij ontdekt dat dat een illusie is. Dit omdat Strauss zich baseerde op het gedicht Don Juan van Nikolaus Lenau, waarin de legendarische figuur een romantische held wordt.

door Jeppe Moulijn

Serge Rachmaninoff 1873-1943

Tweede pianoconcert

door Aad van der Ven

Alsof tijdens het componeren de vingers zelfstandig op zoek zijn gegaan naar de juiste toetsen: zo natuurlijk, instrumentaal geconcipieerd is de pianomuziek van Serge Rachmaninoff. Hij schreef naar verluidt vrijwel al zijn muziek terwijl hij aan het klavier zat. Wat verwacht men anders van iemand die ook tot de grootste pianisten van zijn tijd behoorde?

Opvallende elementen van zijn rijke en subtiele schrijfwijze zijn in het Tweede pianoconcert in overvloed te vinden, vooral in decoratieve passages waar chromatische lijnen, contrapuntische details en krioelende toonladderfiguren melodieën omgeven die oprijzen als machtige, door de wind voortgedreven schepen. Want melodieën schrijven, dat kon Rachmaninoff als weinig anderen.

Na de acht herhaalde, in sterkte toenemende, mysterieuze beginakkoorden, klinkend als de klokken van een eeuwenoude kathedraal, verheft zich een fraai gewelfde melodie waaraan maar geen einde lijkt te komen, meer dan veertig maten lang in dit geval. Het is een talent dat Rachmaninoff gemeen had met Pjotr Tsjaikovski, van wie hij veel geleerd heeft.

Wanneer het laatste deel zijn apotheose nadert rijst weer zo’n melodie op, nog grandiozer dan dat eerste thema van het openingsdeel. De componist werd daarmee op slag wereldberoemd, zeker nadat ook de filmindustrie zich ervan meester had gemaakt.

Alsof tijdens het componeren de vingers zelfstandig op zoek zijn gegaan naar de juiste toetsen: zo natuurlijk, instrumentaal geconcipieerd is de pianomuziek van Serge Rachmaninoff. Hij schreef naar verluidt vrijwel al zijn muziek terwijl hij aan het klavier zat. Wat verwacht men anders van iemand die ook tot de grootste pianisten van zijn tijd behoorde?

Opvallende elementen van zijn rijke en subtiele schrijfwijze zijn in het Tweede pianoconcert in overvloed te vinden, vooral in decoratieve passages waar chromatische lijnen, contrapuntische details en krioelende toonladderfiguren melodieën omgeven die oprijzen als machtige, door de wind voortgedreven schepen. Want melodieën schrijven, dat kon Rachmaninoff als weinig anderen.

Na de acht herhaalde, in sterkte toenemende, mysterieuze beginakkoorden, klinkend als de klokken van een eeuwenoude kathedraal, verheft zich een fraai gewelfde melodie waaraan maar geen einde lijkt te komen, meer dan veertig maten lang in dit geval. Het is een talent dat Rachmaninoff gemeen had met Pjotr Tsjaikovski, van wie hij veel geleerd heeft.

Wanneer het laatste deel zijn apotheose nadert rijst weer zo’n melodie op, nog grandiozer dan dat eerste thema van het openingsdeel. De componist werd daarmee op slag wereldberoemd, zeker nadat ook de filmindustrie zich ervan meester had gemaakt.

  • Serge Rachmaninoff rond 1900

    Serge Rachmaninoff rond 1900

  • Rachmaninoff aan de piano

    omstreeks 1900

    Rachmaninoff aan de piano

    omstreeks 1900

  • Serge Rachmaninoff rond 1900

    Serge Rachmaninoff rond 1900

  • Rachmaninoff aan de piano

    omstreeks 1900

    Rachmaninoff aan de piano

    omstreeks 1900

Al die aantrekkelijke, rijk geornamenteerde melodieën kwamen de maker allesbehalve aanwaaien. Componeren ging bij Rachmaninoff gepaard met veel twijfels en wanhoop. De schok als gevolg van zijn weggehoonde Eerste symfonie kon hij slechts dankzij langdurige psychiatrische behandeling te boven komen. 

Het Eerste pianoconcert was wel een succes, maar de componist was zo ontevreden over het stuk dat hij de partituur vele jaren later grondig reviseerde. Ook nummer twee kent een problematische ontstaansgeschiedenis. In 1900 ontstonden het tweede en derde deel, en pas nadat die in het openbaar waren uitgevoerd durfde Rachmaninoff een jaar later het openingsdeel eraan toe te voegen. De tri­omfantelijke première betekende een keerpunt in zijn carrière.

De uiteenlopende kanten van Rachmaninoff als componist komen in zijn Tweede pianoconcert duidelijk naar voren. Enerzijds in de gloed en de virtuositeit van de snelle delen, met martiale motieven tegenover breed uitwaaierende melodieën. Aan de andere kant is er het introverte Adagio sostenuto met rustig om hun as draaiende, Bach-achtige passages waarvan het zwevende effect het gevolg is van steeds verschuivende, de maatsoort verhullende accenten. Dit alles gedrenkt in nostalgie, die inherent is aan Rachmaninoff. In 1918, na de grote Russische Revolutie, week hij uit naar de Verenigde Staten, waar hij altijd een buitenstaander zou blijven.

Al die aantrekkelijke, rijk geornamenteerde melodieën kwamen de maker allesbehalve aanwaaien. Componeren ging bij Rachmaninoff gepaard met veel twijfels en wanhoop. De schok als gevolg van zijn weggehoonde Eerste symfonie kon hij slechts dankzij langdurige psychiatrische behandeling te boven komen. 

Het Eerste pianoconcert was wel een succes, maar de componist was zo ontevreden over het stuk dat hij de partituur vele jaren later grondig reviseerde. Ook nummer twee kent een problematische ontstaansgeschiedenis. In 1900 ontstonden het tweede en derde deel, en pas nadat die in het openbaar waren uitgevoerd durfde Rachmaninoff een jaar later het openingsdeel eraan toe te voegen. De tri­omfantelijke première betekende een keerpunt in zijn carrière.

De uiteenlopende kanten van Rachmaninoff als componist komen in zijn Tweede pianoconcert duidelijk naar voren. Enerzijds in de gloed en de virtuositeit van de snelle delen, met martiale motieven tegenover breed uitwaaierende melodieën. Aan de andere kant is er het introverte Adagio sostenuto met rustig om hun as draaiende, Bach-achtige passages waarvan het zwevende effect het gevolg is van steeds verschuivende, de maatsoort verhullende accenten. Dit alles gedrenkt in nostalgie, die inherent is aan Rachmaninoff. In 1918, na de grote Russische Revolutie, week hij uit naar de Verenigde Staten, waar hij altijd een buitenstaander zou blijven.

door Aad van der Ven

Edward Elgar (1857-1934)

Enigma-variaties

door Axel Meijer

Edward Elgars grote doorbraak waren de Variations on an Original Theme, beter bekend als de ‘Enigma-variaties’. Het thema ervoor ontstaat op 21 oktober 1898, als Elgar na het avondeten aan de piano losjes zit te improviseren. Zijn vrouw Alice onderbreekt hem en wijst hem op een bijzondere vondst. Elgar realiseert zich dan pas dat hij inderdaad een mooie melodie op het spoor is. Overigens citeert hij daarin, bewust of niet, vrij letterlijk uit Mozarts Symfonie nr. 38, de ‘Praagse’, en wel uit het tweede deel. Elgar had dat werk kort tevoren nog gehoord.

Zo wordt het thema van Elgars beroemdste werk geboren. Over dat thema breken musicologen zich sindsdien het hoofd. Volgens Elgar zelf past er namelijk een tegenstem op (of onder) zijn melodie. Dat contrapunt vormt, zegt de componist, van zichzelf een heel beroemde wijs. Wat die is, is het grote ‘enigma’. Alle oplossingen die tijdens zijn leven worden gesuggereerd wijst Elgar van de hand: het is niet Auld Lang Syne, en het is ook niet God Save the Queen – ‘Natuurlijk niet,’ aldus Elgar, ‘maar het [thema] is zó bekend dat het wel buitengewoon is dat niemand het heeft gevonden.’ De componist neemt het antwoord op het raadsel mee in zijn graf, en over oplossingen die sindsdien zijn voorgesteld bestaat geen overeenstemming.

Edward Elgars grote doorbraak waren de Variations on an Original Theme, beter bekend als de ‘Enigma-variaties’. Het thema ervoor ontstaat op 21 oktober 1898, als Elgar na het avondeten aan de piano losjes zit te improviseren. Zijn vrouw Alice onderbreekt hem en wijst hem op een bijzondere vondst. Elgar realiseert zich dan pas dat hij inderdaad een mooie melodie op het spoor is. Overigens citeert hij daarin, bewust of niet, vrij letterlijk uit Mozarts Symfonie nr. 38, de ‘Praagse’, en wel uit het tweede deel. Elgar had dat werk kort tevoren nog gehoord.

Zo wordt het thema van Elgars beroemdste werk geboren. Over dat thema breken musicologen zich sindsdien het hoofd. Volgens Elgar zelf past er namelijk een tegenstem op (of onder) zijn melodie. Dat contrapunt vormt, zegt de componist, van zichzelf een heel beroemde wijs. Wat die is, is het grote ‘enigma’. Alle oplossingen die tijdens zijn leven worden gesuggereerd wijst Elgar van de hand: het is niet Auld Lang Syne, en het is ook niet God Save the Queen – ‘Natuurlijk niet,’ aldus Elgar, ‘maar het [thema] is zó bekend dat het wel buitengewoon is dat niemand het heeft gevonden.’ De componist neemt het antwoord op het raadsel mee in zijn graf, en over oplossingen die sindsdien zijn voorgesteld bestaat geen overeenstemming.

  • Edward Elgar gefotografeerd door zijn nichtje May Grafton; jaartal onbekend

    Foto: May Grafton

    Edward Elgar gefotografeerd door zijn nichtje May Grafton; jaartal onbekend

    Foto: May Grafton

  • Edward Elgar gefotografeerd door zijn nichtje May Grafton; jaartal onbekend

    Foto: May Grafton

    Edward Elgar gefotografeerd door zijn nichtje May Grafton; jaartal onbekend

    Foto: May Grafton

Edward Elgar gefotografeerd door zijn nichtje May Grafton; jaartal onbekend

Een andere vondst van Elgar is dat hij niet zomaar een serie variaties schrijft, maar veertien enigszins cryptische karakterstukken. Elke variatie is een muzikale verwijzing naar iemand uit Elgars persoonlijke kring, en heeft een titel die betrekking heeft op zijn of haar naam. Die verwijzingen zijn overigens wel (bijna helemaal) ontraadseld. Zo staat C.A.E. (variatie I) voor Caroline Alice, Elgars echtgenote, en verwijst Ysobel (variatie VI) naar Isobel Fitton, een altvioolleerlinge van de componist – de openingsmaat noemt Elgar een etude voor beginnende strijkers. Verreweg de beroemdste variatie is nummer IX, Nimrod. Die is vernoemd naar een jager uit de Bijbel en slaat op Augustus Jaeger, een goede vriend en redacteur bij een muziekuitgeverij. De laatste variatie heet E.D.U.: Edu was Alices koosnaam voor de componist.

Het onderwerp van de voorlaatste variatie, een romance zonder titel, is nog omstreden. Mogelijk verwijst ze naar Helen Weaver, Elgars jeugdliefde, die de verloving verbrak en naar Nieuw-Zeeland vertrok. Laat het maar een raadsel blijven.

Edward Elgar gefotografeerd door zijn nichtje May Grafton; jaartal onbekend

Een andere vondst van Elgar is dat hij niet zomaar een serie variaties schrijft, maar veertien enigszins cryptische karakterstukken. Elke variatie is een muzikale verwijzing naar iemand uit Elgars persoonlijke kring, en heeft een titel die betrekking heeft op zijn of haar naam. Die verwijzingen zijn overigens wel (bijna helemaal) ontraadseld. Zo staat C.A.E. (variatie I) voor Caroline Alice, Elgars echtgenote, en verwijst Ysobel (variatie VI) naar Isobel Fitton, een altvioolleerlinge van de componist – de openingsmaat noemt Elgar een etude voor beginnende strijkers. Verreweg de beroemdste variatie is nummer IX, Nimrod. Die is vernoemd naar een jager uit de Bijbel en slaat op Augustus Jaeger, een goede vriend en redacteur bij een muziekuitgeverij. De laatste variatie heet E.D.U.: Edu was Alices koosnaam voor de componist.

Het onderwerp van de voorlaatste variatie, een romance zonder titel, is nog omstreden. Mogelijk verwijst ze naar Helen Weaver, Elgars jeugdliefde, die de verloving verbrak en naar Nieuw-Zeeland vertrok. Laat het maar een raadsel blijven.

door Axel Meijer

Richard Strauss (1864-1949)

Don Juan

door Jeppe Moulijn

Veel meer door recensenten dan door componisten zelf werd in de Duitse muziek in de negentiende eeuw een richtingenstrijd gevoerd tussen classicisten en romantici, tussen ‘absolute muziek’ (sonate, symfonie) en ‘programma­muziek’ (opera, symfonisch gedicht). In het klassieke kamp Johannes Brahms en Anton Bruckner, in het programmatische Richard Wagner en Franz Liszt. Het was vooral de soms giftige recensent Eduard Hanslick die het vuurtje oppookte, als fel pleitbezorger van het klassieke kamp.

De jonge ­Richard Strauss maakte aan het eind van die negentiende eeuw een opmerkelijke switch van het ene naar het andere kamp: met zijn jeugdwerken toont hij zich een uiterst vakkundige navolger van Brahms, ongelofelijk getalenteerd maar wellicht nog wat op zoek naar een eigen geluid. De violist Alexander Ritter wekte zijn nieuwsgierigheid naar de verboden vruchten van Wagner en Liszt, en daarmee leek de ware Strauss geboren. Die probeerde juist het toppunt te bereiken in klankschildering met het symfonieorkest, of het nou stormen in de Alpen, kuddes blatende schapen, of zijn eigen kinderen ruziënd in bad waren: hij zocht klanksymbolen die nauwelijks mis te verstaan zijn, bijna als een filmcomponist avant la lettre.

Veel meer door recensenten dan door componisten zelf werd in de Duitse muziek in de negentiende eeuw een richtingenstrijd gevoerd tussen classicisten en romantici, tussen ‘absolute muziek’ (sonate, symfonie) en ‘programma­muziek’ (opera, symfonisch gedicht). In het klassieke kamp Johannes Brahms en Anton Bruckner, in het programmatische Richard Wagner en Franz Liszt. Het was vooral de soms giftige recensent Eduard Hanslick die het vuurtje oppookte, als fel pleitbezorger van het klassieke kamp.

De jonge ­Richard Strauss maakte aan het eind van die negentiende eeuw een opmerkelijke switch van het ene naar het andere kamp: met zijn jeugdwerken toont hij zich een uiterst vakkundige navolger van Brahms, ongelofelijk getalenteerd maar wellicht nog wat op zoek naar een eigen geluid. De violist Alexander Ritter wekte zijn nieuwsgierigheid naar de verboden vruchten van Wagner en Liszt, en daarmee leek de ware Strauss geboren. Die probeerde juist het toppunt te bereiken in klankschildering met het symfonieorkest, of het nou stormen in de Alpen, kuddes blatende schapen, of zijn eigen kinderen ruziënd in bad waren: hij zocht klanksymbolen die nauwelijks mis te verstaan zijn, bijna als een filmcomponist avant la lettre.

  • Richard Strauss

    Richard Strauss

  • Richard Strauss

    Richard Strauss

Aus Italien en Macbeth waren eerder, maar Strauss’ doorbraak in het voor hem zo belangrijke genre van het symfonisch gedicht is zonder meer Don Juan. En wát voor doorbraak. Vierentwintig jaar jong was hij en in withete inspiratie stroomt de ene na de andere briljante melodische inval uit zijn pen. Het muzikale betoog heeft een vaart en een flair zoals Strauss die later misschien nog maar zelden heeft bereikt. Zijn Don Juan is niet de gewetenloze libertijn en vrouwenverslinder als in Mozarts opera, maar een onverzadigbaar zoeker naar het ideaal van liefde die zijn eigen dood kiest wanneer hij ontdekt dat dat een illusie is. Dit omdat Strauss zich baseerde op het gedicht Don Juan van Nikolaus Lenau, waarin de legendarische figuur een romantische held wordt.

Aus Italien en Macbeth waren eerder, maar Strauss’ doorbraak in het voor hem zo belangrijke genre van het symfonisch gedicht is zonder meer Don Juan. En wát voor doorbraak. Vierentwintig jaar jong was hij en in withete inspiratie stroomt de ene na de andere briljante melodische inval uit zijn pen. Het muzikale betoog heeft een vaart en een flair zoals Strauss die later misschien nog maar zelden heeft bereikt. Zijn Don Juan is niet de gewetenloze libertijn en vrouwenverslinder als in Mozarts opera, maar een onverzadigbaar zoeker naar het ideaal van liefde die zijn eigen dood kiest wanneer hij ontdekt dat dat een illusie is. Dit omdat Strauss zich baseerde op het gedicht Don Juan van Nikolaus Lenau, waarin de legendarische figuur een romantische held wordt.

door Jeppe Moulijn

Serge Rachmaninoff 1873-1943

Tweede pianoconcert

door Aad van der Ven

Alsof tijdens het componeren de vingers zelfstandig op zoek zijn gegaan naar de juiste toetsen: zo natuurlijk, instrumentaal geconcipieerd is de pianomuziek van Serge Rachmaninoff. Hij schreef naar verluidt vrijwel al zijn muziek terwijl hij aan het klavier zat. Wat verwacht men anders van iemand die ook tot de grootste pianisten van zijn tijd behoorde?

Opvallende elementen van zijn rijke en subtiele schrijfwijze zijn in het Tweede pianoconcert in overvloed te vinden, vooral in decoratieve passages waar chromatische lijnen, contrapuntische details en krioelende toonladderfiguren melodieën omgeven die oprijzen als machtige, door de wind voortgedreven schepen. Want melodieën schrijven, dat kon Rachmaninoff als weinig anderen.

Na de acht herhaalde, in sterkte toenemende, mysterieuze beginakkoorden, klinkend als de klokken van een eeuwenoude kathedraal, verheft zich een fraai gewelfde melodie waaraan maar geen einde lijkt te komen, meer dan veertig maten lang in dit geval. Het is een talent dat Rachmaninoff gemeen had met Pjotr Tsjaikovski, van wie hij veel geleerd heeft.

Wanneer het laatste deel zijn apotheose nadert rijst weer zo’n melodie op, nog grandiozer dan dat eerste thema van het openingsdeel. De componist werd daarmee op slag wereldberoemd, zeker nadat ook de filmindustrie zich ervan meester had gemaakt.

Alsof tijdens het componeren de vingers zelfstandig op zoek zijn gegaan naar de juiste toetsen: zo natuurlijk, instrumentaal geconcipieerd is de pianomuziek van Serge Rachmaninoff. Hij schreef naar verluidt vrijwel al zijn muziek terwijl hij aan het klavier zat. Wat verwacht men anders van iemand die ook tot de grootste pianisten van zijn tijd behoorde?

Opvallende elementen van zijn rijke en subtiele schrijfwijze zijn in het Tweede pianoconcert in overvloed te vinden, vooral in decoratieve passages waar chromatische lijnen, contrapuntische details en krioelende toonladderfiguren melodieën omgeven die oprijzen als machtige, door de wind voortgedreven schepen. Want melodieën schrijven, dat kon Rachmaninoff als weinig anderen.

Na de acht herhaalde, in sterkte toenemende, mysterieuze beginakkoorden, klinkend als de klokken van een eeuwenoude kathedraal, verheft zich een fraai gewelfde melodie waaraan maar geen einde lijkt te komen, meer dan veertig maten lang in dit geval. Het is een talent dat Rachmaninoff gemeen had met Pjotr Tsjaikovski, van wie hij veel geleerd heeft.

Wanneer het laatste deel zijn apotheose nadert rijst weer zo’n melodie op, nog grandiozer dan dat eerste thema van het openingsdeel. De componist werd daarmee op slag wereldberoemd, zeker nadat ook de filmindustrie zich ervan meester had gemaakt.

  • Serge Rachmaninoff rond 1900

    Serge Rachmaninoff rond 1900

  • Rachmaninoff aan de piano

    omstreeks 1900

    Rachmaninoff aan de piano

    omstreeks 1900

  • Serge Rachmaninoff rond 1900

    Serge Rachmaninoff rond 1900

  • Rachmaninoff aan de piano

    omstreeks 1900

    Rachmaninoff aan de piano

    omstreeks 1900

Al die aantrekkelijke, rijk geornamenteerde melodieën kwamen de maker allesbehalve aanwaaien. Componeren ging bij Rachmaninoff gepaard met veel twijfels en wanhoop. De schok als gevolg van zijn weggehoonde Eerste symfonie kon hij slechts dankzij langdurige psychiatrische behandeling te boven komen. 

Het Eerste pianoconcert was wel een succes, maar de componist was zo ontevreden over het stuk dat hij de partituur vele jaren later grondig reviseerde. Ook nummer twee kent een problematische ontstaansgeschiedenis. In 1900 ontstonden het tweede en derde deel, en pas nadat die in het openbaar waren uitgevoerd durfde Rachmaninoff een jaar later het openingsdeel eraan toe te voegen. De tri­omfantelijke première betekende een keerpunt in zijn carrière.

De uiteenlopende kanten van Rachmaninoff als componist komen in zijn Tweede pianoconcert duidelijk naar voren. Enerzijds in de gloed en de virtuositeit van de snelle delen, met martiale motieven tegenover breed uitwaaierende melodieën. Aan de andere kant is er het introverte Adagio sostenuto met rustig om hun as draaiende, Bach-achtige passages waarvan het zwevende effect het gevolg is van steeds verschuivende, de maatsoort verhullende accenten. Dit alles gedrenkt in nostalgie, die inherent is aan Rachmaninoff. In 1918, na de grote Russische Revolutie, week hij uit naar de Verenigde Staten, waar hij altijd een buitenstaander zou blijven.

Al die aantrekkelijke, rijk geornamenteerde melodieën kwamen de maker allesbehalve aanwaaien. Componeren ging bij Rachmaninoff gepaard met veel twijfels en wanhoop. De schok als gevolg van zijn weggehoonde Eerste symfonie kon hij slechts dankzij langdurige psychiatrische behandeling te boven komen. 

Het Eerste pianoconcert was wel een succes, maar de componist was zo ontevreden over het stuk dat hij de partituur vele jaren later grondig reviseerde. Ook nummer twee kent een problematische ontstaansgeschiedenis. In 1900 ontstonden het tweede en derde deel, en pas nadat die in het openbaar waren uitgevoerd durfde Rachmaninoff een jaar later het openingsdeel eraan toe te voegen. De tri­omfantelijke première betekende een keerpunt in zijn carrière.

De uiteenlopende kanten van Rachmaninoff als componist komen in zijn Tweede pianoconcert duidelijk naar voren. Enerzijds in de gloed en de virtuositeit van de snelle delen, met martiale motieven tegenover breed uitwaaierende melodieën. Aan de andere kant is er het introverte Adagio sostenuto met rustig om hun as draaiende, Bach-achtige passages waarvan het zwevende effect het gevolg is van steeds verschuivende, de maatsoort verhullende accenten. Dit alles gedrenkt in nostalgie, die inherent is aan Rachmaninoff. In 1918, na de grote Russische Revolutie, week hij uit naar de Verenigde Staten, waar hij altijd een buitenstaander zou blijven.

door Aad van der Ven

Edward Elgar (1857-1934)

Enigma-variaties

door Axel Meijer

Edward Elgars grote doorbraak waren de Variations on an Original Theme, beter bekend als de ‘Enigma-variaties’. Het thema ervoor ontstaat op 21 oktober 1898, als Elgar na het avondeten aan de piano losjes zit te improviseren. Zijn vrouw Alice onderbreekt hem en wijst hem op een bijzondere vondst. Elgar realiseert zich dan pas dat hij inderdaad een mooie melodie op het spoor is. Overigens citeert hij daarin, bewust of niet, vrij letterlijk uit Mozarts Symfonie nr. 38, de ‘Praagse’, en wel uit het tweede deel. Elgar had dat werk kort tevoren nog gehoord.

Zo wordt het thema van Elgars beroemdste werk geboren. Over dat thema breken musicologen zich sindsdien het hoofd. Volgens Elgar zelf past er namelijk een tegenstem op (of onder) zijn melodie. Dat contrapunt vormt, zegt de componist, van zichzelf een heel beroemde wijs. Wat die is, is het grote ‘enigma’. Alle oplossingen die tijdens zijn leven worden gesuggereerd wijst Elgar van de hand: het is niet Auld Lang Syne, en het is ook niet God Save the Queen – ‘Natuurlijk niet,’ aldus Elgar, ‘maar het [thema] is zó bekend dat het wel buitengewoon is dat niemand het heeft gevonden.’ De componist neemt het antwoord op het raadsel mee in zijn graf, en over oplossingen die sindsdien zijn voorgesteld bestaat geen overeenstemming.

Edward Elgars grote doorbraak waren de Variations on an Original Theme, beter bekend als de ‘Enigma-variaties’. Het thema ervoor ontstaat op 21 oktober 1898, als Elgar na het avondeten aan de piano losjes zit te improviseren. Zijn vrouw Alice onderbreekt hem en wijst hem op een bijzondere vondst. Elgar realiseert zich dan pas dat hij inderdaad een mooie melodie op het spoor is. Overigens citeert hij daarin, bewust of niet, vrij letterlijk uit Mozarts Symfonie nr. 38, de ‘Praagse’, en wel uit het tweede deel. Elgar had dat werk kort tevoren nog gehoord.

Zo wordt het thema van Elgars beroemdste werk geboren. Over dat thema breken musicologen zich sindsdien het hoofd. Volgens Elgar zelf past er namelijk een tegenstem op (of onder) zijn melodie. Dat contrapunt vormt, zegt de componist, van zichzelf een heel beroemde wijs. Wat die is, is het grote ‘enigma’. Alle oplossingen die tijdens zijn leven worden gesuggereerd wijst Elgar van de hand: het is niet Auld Lang Syne, en het is ook niet God Save the Queen – ‘Natuurlijk niet,’ aldus Elgar, ‘maar het [thema] is zó bekend dat het wel buitengewoon is dat niemand het heeft gevonden.’ De componist neemt het antwoord op het raadsel mee in zijn graf, en over oplossingen die sindsdien zijn voorgesteld bestaat geen overeenstemming.

  • Edward Elgar gefotografeerd door zijn nichtje May Grafton; jaartal onbekend

    Foto: May Grafton

    Edward Elgar gefotografeerd door zijn nichtje May Grafton; jaartal onbekend

    Foto: May Grafton

  • Edward Elgar gefotografeerd door zijn nichtje May Grafton; jaartal onbekend

    Foto: May Grafton

    Edward Elgar gefotografeerd door zijn nichtje May Grafton; jaartal onbekend

    Foto: May Grafton

Edward Elgar gefotografeerd door zijn nichtje May Grafton; jaartal onbekend

Een andere vondst van Elgar is dat hij niet zomaar een serie variaties schrijft, maar veertien enigszins cryptische karakterstukken. Elke variatie is een muzikale verwijzing naar iemand uit Elgars persoonlijke kring, en heeft een titel die betrekking heeft op zijn of haar naam. Die verwijzingen zijn overigens wel (bijna helemaal) ontraadseld. Zo staat C.A.E. (variatie I) voor Caroline Alice, Elgars echtgenote, en verwijst Ysobel (variatie VI) naar Isobel Fitton, een altvioolleerlinge van de componist – de openingsmaat noemt Elgar een etude voor beginnende strijkers. Verreweg de beroemdste variatie is nummer IX, Nimrod. Die is vernoemd naar een jager uit de Bijbel en slaat op Augustus Jaeger, een goede vriend en redacteur bij een muziekuitgeverij. De laatste variatie heet E.D.U.: Edu was Alices koosnaam voor de componist.

Het onderwerp van de voorlaatste variatie, een romance zonder titel, is nog omstreden. Mogelijk verwijst ze naar Helen Weaver, Elgars jeugdliefde, die de verloving verbrak en naar Nieuw-Zeeland vertrok. Laat het maar een raadsel blijven.

Edward Elgar gefotografeerd door zijn nichtje May Grafton; jaartal onbekend

Een andere vondst van Elgar is dat hij niet zomaar een serie variaties schrijft, maar veertien enigszins cryptische karakterstukken. Elke variatie is een muzikale verwijzing naar iemand uit Elgars persoonlijke kring, en heeft een titel die betrekking heeft op zijn of haar naam. Die verwijzingen zijn overigens wel (bijna helemaal) ontraadseld. Zo staat C.A.E. (variatie I) voor Caroline Alice, Elgars echtgenote, en verwijst Ysobel (variatie VI) naar Isobel Fitton, een altvioolleerlinge van de componist – de openingsmaat noemt Elgar een etude voor beginnende strijkers. Verreweg de beroemdste variatie is nummer IX, Nimrod. Die is vernoemd naar een jager uit de Bijbel en slaat op Augustus Jaeger, een goede vriend en redacteur bij een muziekuitgeverij. De laatste variatie heet E.D.U.: Edu was Alices koosnaam voor de componist.

Het onderwerp van de voorlaatste variatie, een romance zonder titel, is nog omstreden. Mogelijk verwijst ze naar Helen Weaver, Elgars jeugdliefde, die de verloving verbrak en naar Nieuw-Zeeland vertrok. Laat het maar een raadsel blijven.

door Axel Meijer

Biografie

Sinfonia of London, orkest

Sinfonia of London maakt met zijn Concertgebouwdebuut tevens zijn internationale debuut. De bezetting bestaat uit topmusici van gerenommeerde ­orkesten en ensembles uit het Verenigd Koninkrijk en daarbuiten. Het orkest komt enkele keren per jaar bij elkaar voor bijzondere projecten, variërend van liveconcerten tot hoogwaardige studio-opnames, en werkt samen met internationale solisten.

Sinds het debuut op de BBC Proms in 2021 is het orkest daar jaarlijks te gast. Het tourt door eigen land en treedt onder meer op tijdens het Aldeburgh Festival in Snape Maltings.

Sinfonia of London is een herleving van het ­legendarische studio-orkest dat onder die naam in 1955 werd opgericht en te horen was op meer dan driehonderd filmsoundtracks – waaronder Bernard Herrmanns iconische muziek voor Hitchcocks Vertigo – en op talloze klassieke opnames met onder anderen Colin Davis en John Barbirolli.

Sinds de herstart in 2018, onder leiding van dirigent John Wilson, heeft het orkest meer dan dertig veelal prijswinnende albums opgenomen, is het succesvol op de online streamingplatforms en is het regelmatig te horen en te zien op de Engelse radio en televisie.

John Wilson, dirigent

John Wilson is een veelgevraagd dirigent en werkt met toonaangevende orkesten en operahuizen wereldwijd. In het Verenigd Koninkrijk is hij regelmatig te gast op het Aldeburgh Festival en de BBC Proms en bij de Glyndebourne Festival Opera. Ook dirigeerde hij daar onder meer het ­London Symphony Orchestra, het London Philharmonic Orchestra, het Philharmonia Orchestra en het City of Birmingham Symphony Orchestra.

Internationaal leidden gastdirecties hem onder meer naar het Concertgebouworkest (juli 2017), het Nederlands Philharmonisch, het Budapest Festival Orchestra, het Swedish Radio Symphony Orchestra, de Koninklijke Filharmonie van Stockholm, de Göteborgs Symfoniker en het Deens Nationaal Symfonieorkest.

John Wilson studeerde compositie en orkestdirectie aan het Royal College of Music in Londen, waar hij in 2011 werd benoemd tot Fellow. De Britse dirigent bouwde een omvangrijke en veelzijdige discografie op met onder andere het John Wilson Orchestra, dat hij in 1994 oprichtte, en Sinfonia of London. Met het BBC Scottish Symphony Orchestra, waar hij tussen 2016 en 2019 de functie van Associate Guest Conductor bekleedde, nam hij werken op van Richard Rodney Bennett, en met de BBC Philharmonic de symfonische werken van Aaron Copland.

Benjamin Grosvenor, piano

Benjamin Grosvenor won al op zijn elfde de pianofinale van de BBC Young Musician Competition, en op zijn negentiende soleerde hij voor het eerst tijdens de BBC Proms. In 2011 ­tekende hij een contract bij Decca ­Classics als jongste Britse artiest ooit, een jaar voordat hij zijn studie aan de Royal Academy of Music in Londen afrondde. Zijn indrukwekkende discografie omvat zowel werken voor piano solo en kamermuziek als soloconcerten met diverse orkesten.

Zijn meest recente release is een solo-album met werken van Chopin. De pianist werkte met het European Union Youth Orchestra, het Deutsches Symphonie-­Orchester Berlin, het ­Gürzenich-Orchester Köln, de ­orkesten van Boston, Chicago en San Francisco, het London Philharmonic Orchestra en de Filarmonica della Scala (Milaan).

In seizoen 2025/2026 treedt hij onder andere op met Philharmonia, het Bergen Filharmonisch Orkest en het Swedish Radio Symphony Orchestra. Daarnaast tourt hij met het Royal Philharmonic Orchestra door de Verenigde Staten en reist hij naar Australië en Nieuw-Zeeland. Hoogtepunten uit zijn recitalagenda zijn optredens in Carnegie Hall in New York, Chicago, Amsterdam (Kleine Zaal, 7 februari aanstaande), ­Singapore, ­Melbourne en Londen. ­

Benjamin ­Grosvenor debuteerde in oktober 2012 solo in de Kleine Zaal, waar hij in oktober 2021 en december 2023 terugkeerde voor piano­kwartetten met violist Hyeyoon Park, altviolist Timothy Ridout en cellist Kian Soltani. In de Grote Zaal soleerde hij eerder bij het Radio Filharmonisch Orkest (Saint-Saëns, november 2013) en bij het Norrköping Symphony Orchestra (Grieg, augustus 2024).