Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Quatuor Ébène speelt Debussy en Brahms

Quatuor Ébène speelt Debussy en Brahms

Kleine Zaal
08 november 2025
20.15 uur

Print dit programma

Quatuor Ébène:
Pierre Colombet viool
Gabriel Le Magadure viool
Marie Chilemme altviool
Yuya Okamoto cello

Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkkwartetten.

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Strijkkwartet in d kl.t., KV 421 (1783)
Allegro
Andante
Menuetto: Allegretto – Trio
Allegretto ma non troppo

Claude Debussy (1862-1918)

Strijkkwartet in g kl.t., op. 10 (1893)
Animé et très décidé
Assez vif et bien rythmé
Andantino, doucement expressif 
Très moderé – En animant peu à peu – Très mouvementé et

    avec passion

pauze ± 21.05 uur

Johannes Brahms (1833-1897)

Strijkkwartet nr. 2 in a kl.t., op. 51 nr. 2 (1865-73)
Allegro non troppo
Andante moderato
Quasi minuetto, moderato – Allegretto vivace
Finale: Allegro non assai

einde ± 22.10 uur

Kleine Zaal 08 november 2025 20.15 uur

Quatuor Ébène:
Pierre Colombet viool
Gabriel Le Magadure viool
Marie Chilemme altviool
Yuya Okamoto cello

Dit concert maakt deel uit van de serie Strijkkwartetten.

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Strijkkwartet in d kl.t., KV 421 (1783)
Allegro
Andante
Menuetto: Allegretto – Trio
Allegretto ma non troppo

Claude Debussy (1862-1918)

Strijkkwartet in g kl.t., op. 10 (1893)
Animé et très décidé
Assez vif et bien rythmé
Andantino, doucement expressif 
Très moderé – En animant peu à peu – Très mouvementé et

    avec passion

pauze ± 21.05 uur

Johannes Brahms (1833-1897)

Strijkkwartet nr. 2 in a kl.t., op. 51 nr. 2 (1865-73)
Allegro non troppo
Andante moderato
Quasi minuetto, moderato – Allegretto vivace
Finale: Allegro non assai

einde ± 22.10 uur

Toelichting

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Strijkkwartet

door Frits de Haen

In 1785 kon Wolfgang Amadeus Mozart bogen op zo’n zestien werken in strijkkwartetbezetting (al droegen enkele nog niet die naam). Dat jaar publiceerde hij een set van zes strijkkwartetten, ‘Opera X’, waaraan hij al had gewerkt sinds zijn veertiende en die hij beschouwde als een mijlpaal. Hij droeg ze op aan Joseph Haydn, de vader van het genre – Mozart gebruikte het beeld van de vader die zijn zonen de wijde wereld in stuurde. ‘Mijn allerliefste vriend, hier zijn deze zes zonen van mij. Zij zijn echt de vrucht van langdurige en zware inspanning. […] Moge het jou bekoren ze welwillend te ontvangen, hun Vader, Gids en Vriend te zijn.’ 

Het Strijkkwartet in d klein is het enige van de set in mineur. Mozartvereerders Vincent en Mary Novello tekenden in 1829 uit de mond van zijn weduwe Constanze op dat het geschreven zou zijn tijdens een bevalling van een van hun kinderen: met name het Menuetto zou haar barensnood hoorbaar maken. De recensent van Cramers Magazin der Musik oordeelde dat Mozarts nieuwe kwartetten ‘doch wohl zu stark gewürzt [sind] – und welcher Gaum kann das lange aushalten.’ Te gekruid, en welk gehemelte zou dat lang kunnen verdragen… Wie er geen moeite mee had, was ‘Pappa’ Haydn. In februari 1785 beschreef Leopold Mozart de uitvoering van drie Mozart-kwartetten, waarbij Haydn aanwezig was: ‘De heer Haydn zei me: ik zeg u bij God, als een eerlijk man, dat uw zoon de grootste componist is die ik van persoon en van naam ken: hij heeft smaak en daaren­boven de grootste kennis van het componeren.’

In 1785 kon Wolfgang Amadeus Mozart bogen op zo’n zestien werken in strijkkwartetbezetting (al droegen enkele nog niet die naam). Dat jaar publiceerde hij een set van zes strijkkwartetten, ‘Opera X’, waaraan hij al had gewerkt sinds zijn veertiende en die hij beschouwde als een mijlpaal. Hij droeg ze op aan Joseph Haydn, de vader van het genre – Mozart gebruikte het beeld van de vader die zijn zonen de wijde wereld in stuurde. ‘Mijn allerliefste vriend, hier zijn deze zes zonen van mij. Zij zijn echt de vrucht van langdurige en zware inspanning. […] Moge het jou bekoren ze welwillend te ontvangen, hun Vader, Gids en Vriend te zijn.’ 

Het Strijkkwartet in d klein is het enige van de set in mineur. Mozartvereerders Vincent en Mary Novello tekenden in 1829 uit de mond van zijn weduwe Constanze op dat het geschreven zou zijn tijdens een bevalling van een van hun kinderen: met name het Menuetto zou haar barensnood hoorbaar maken. De recensent van Cramers Magazin der Musik oordeelde dat Mozarts nieuwe kwartetten ‘doch wohl zu stark gewürzt [sind] – und welcher Gaum kann das lange aushalten.’ Te gekruid, en welk gehemelte zou dat lang kunnen verdragen… Wie er geen moeite mee had, was ‘Pappa’ Haydn. In februari 1785 beschreef Leopold Mozart de uitvoering van drie Mozart-kwartetten, waarbij Haydn aanwezig was: ‘De heer Haydn zei me: ik zeg u bij God, als een eerlijk man, dat uw zoon de grootste componist is die ik van persoon en van naam ken: hij heeft smaak en daaren­boven de grootste kennis van het componeren.’

door Frits de Haen

Claude Debussy (1862-1918)

Strijkkwartet

door Frits de Haen

Ruim een eeuw later, in Parijs, waagde Claude Debussy zich aan het genre met zijn opus 10. In 1893 worstelde hij nog met de vraag in welke richting hij zich moest ontwikkelen: ‘De klok heeft geluid ten teken dat ik 31 jaar oud ben, en ik ben nog niet erg zeker van mijn muzikale esthetiek; en bepaalde dingen kan ik niet realiseren!’ Toen zijn Strijkkwartet zijn première beleefde in de Salle Pleyel, op 29 december van dat jaar, viel het bij het publiek niet meer dan een succès d’estime ten deel (ook al toonden enkele vakbroeders aanmerkelijk meer enthousiasme). Maar de Parijzenaars... Had Debussy zelf niet eerder gezegd dat het publiek daar vooral bestond uit ‘de klasse der Mandarijnen’? Hij bedoelde ermee dat de bezoekers van deze concerten vooral klassieke werken wilden horen, en alles daaraan afmaten. En een klassiek kwartet, dat was nu juist wat Debussy niet wilde schrijven: zijn werk bevatte harmonische vernieuwingen en imitaties van andere instrumenten, met tal van pizzicato’s. Er zijn echo’s te horen van de gamelan waarmee hij kennis had gemaakt tijdens de Wereldtentoonstelling van 1889, en critici meenden ook de jonge Russen erin te horen. Het kwartet kent een motto – je hoort het direct aan het begin – dat in tal van vermommingen terugkeert.

Ruim een eeuw later, in Parijs, waagde Claude Debussy zich aan het genre met zijn opus 10. In 1893 worstelde hij nog met de vraag in welke richting hij zich moest ontwikkelen: ‘De klok heeft geluid ten teken dat ik 31 jaar oud ben, en ik ben nog niet erg zeker van mijn muzikale esthetiek; en bepaalde dingen kan ik niet realiseren!’ Toen zijn Strijkkwartet zijn première beleefde in de Salle Pleyel, op 29 december van dat jaar, viel het bij het publiek niet meer dan een succès d’estime ten deel (ook al toonden enkele vakbroeders aanmerkelijk meer enthousiasme). Maar de Parijzenaars... Had Debussy zelf niet eerder gezegd dat het publiek daar vooral bestond uit ‘de klasse der Mandarijnen’? Hij bedoelde ermee dat de bezoekers van deze concerten vooral klassieke werken wilden horen, en alles daaraan afmaten. En een klassiek kwartet, dat was nu juist wat Debussy niet wilde schrijven: zijn werk bevatte harmonische vernieuwingen en imitaties van andere instrumenten, met tal van pizzicato’s. Er zijn echo’s te horen van de gamelan waarmee hij kennis had gemaakt tijdens de Wereldtentoonstelling van 1889, en critici meenden ook de jonge Russen erin te horen. Het kwartet kent een motto – je hoort het direct aan het begin – dat in tal van vermommingen terugkeert.

  • Het Ysaÿe-kwartet speelt op 29 december 1893 de première van Debussy’s Strijkkwartet in Salle Pleyel; de componist zit aan de piano

    Het Ysaÿe-kwartet speelt op 29 december 1893 de première van Debussy’s Strijkkwartet in Salle Pleyel; de componist zit aan de piano

  • Het Ysaÿe-kwartet speelt op 29 december 1893 de première van Debussy’s Strijkkwartet in Salle Pleyel; de componist zit aan de piano

    Het Ysaÿe-kwartet speelt op 29 december 1893 de première van Debussy’s Strijkkwartet in Salle Pleyel; de componist zit aan de piano

Het Ysaÿe-kwartet speelt op 29 december 1893 de première van Debussy’s Strijkkwartet in Salle Pleyel; de componist zit aan de piano

Een tweede uitvoering, in Brussel, leverde aanzienlijk meer bijval op. Nu werd het kwartet ingepland in een concert met louter werken van Debussy en gekoppeld aan een tentoonstelling met werken van onder anderen Toulouse-Lautrec, Renoir en Gauguin. Net als in Parijs tekende het Ysaÿe-kwartet voor de uitvoering en Debussy kon naderhand opgetogen melden: ‘Het Brusselse concert was een geweldige gebeurtenis voor me. […] Ysaÿe speelde als een engel! Het kwartet bracht mensen in vervoering zoals het in Parijs niet had gedaan, het orkest was bewonderenswaardig en het grote publiek, dat simpelweg gekomen was om zich te amuseren, was ontwapenend kien om het te begrijpen.’

Het Ysaÿe-kwartet speelt op 29 december 1893 de première van Debussy’s Strijkkwartet in Salle Pleyel; de componist zit aan de piano

Een tweede uitvoering, in Brussel, leverde aanzienlijk meer bijval op. Nu werd het kwartet ingepland in een concert met louter werken van Debussy en gekoppeld aan een tentoonstelling met werken van onder anderen Toulouse-Lautrec, Renoir en Gauguin. Net als in Parijs tekende het Ysaÿe-kwartet voor de uitvoering en Debussy kon naderhand opgetogen melden: ‘Het Brusselse concert was een geweldige gebeurtenis voor me. […] Ysaÿe speelde als een engel! Het kwartet bracht mensen in vervoering zoals het in Parijs niet had gedaan, het orkest was bewonderenswaardig en het grote publiek, dat simpelweg gekomen was om zich te amuseren, was ontwapenend kien om het te begrijpen.’

door Frits de Haen

Johannes Brahms (1833-1897)

Tweede strijkkwartet

door Frits de Haen

Johannes Brahms kan met recht een laatbloeier genoemd worden met betrekking tot sommige genres. Bekend is hoe hij ook worstelde met het symfonische genre na de erfenis van Ludwig van Beethoven: pas op 43-jarige leeftijd durfde hij zijn Eerste symfonie te presenteren. Ook op strijkkwartetgebied was de componist de veertig al gepasseerd toen hij zijn eersteling afleverde. Hier was het eveneens de hete adem van Beethoven die Brahms in zijn nek voelde: diens kwartetten, en dan vooral de enigmatische latere, oefenden een verlammend effect uit: ‘Je hebt geen idee hoe het voelt om altijd zo’n gigant achter je te horen lopen’, vertrouwde hij een vriend ooit toe. Volgens eigen zeggen gooide Brahms niet minder dan twintig pogingen een strijkkwartet te schrijven in de open haard.

Een uitspraak die best wel zou kunnen kloppen. We weten dat hij al in 1853 een poging waagde, die zelfs wilde aanbieden aan uitgever Breitkopf und Härtel maar het resultaat bij nader inzien onder de maat vond. Het was pas twintig jaar later, in 1873, dat hij zijn twee kwartetten opus 51 durfde te publiceren, na een lange scheppings­periode: de eerste schetsen ervan dateerden van niet minder dan acht jaar eerder. Brahms zou Brahms niet zijn als hij er niet een heel persoonlijke getuigenis van maakte: hoogromantisch met een motto aan het begin: F-A-E. Het is een motiefje dat we kunnen kennen, want hij had het al eerder gebruikt. Het stond voor ‘frei aber einsam’, de levensfilosofie van zijn jeugdvriend Joseph Joachim, waarop Brahms eerder had gerepliceerd met zijn eigen motto ‘frei aber froh’ (F-A-F). Nog op een andere manier zette Brahms zijn handtekening: met de geliefde style hongrois die ook al een rol speelde in onder meer zijn Eerste pianokwartet (1861). We vinden echo’s daarvan al eerder in dit kwartet maar vooral in de Finale.

Johannes Brahms kan met recht een laatbloeier genoemd worden met betrekking tot sommige genres. Bekend is hoe hij ook worstelde met het symfonische genre na de erfenis van Ludwig van Beethoven: pas op 43-jarige leeftijd durfde hij zijn Eerste symfonie te presenteren. Ook op strijkkwartetgebied was de componist de veertig al gepasseerd toen hij zijn eersteling afleverde. Hier was het eveneens de hete adem van Beethoven die Brahms in zijn nek voelde: diens kwartetten, en dan vooral de enigmatische latere, oefenden een verlammend effect uit: ‘Je hebt geen idee hoe het voelt om altijd zo’n gigant achter je te horen lopen’, vertrouwde hij een vriend ooit toe. Volgens eigen zeggen gooide Brahms niet minder dan twintig pogingen een strijkkwartet te schrijven in de open haard.

Een uitspraak die best wel zou kunnen kloppen. We weten dat hij al in 1853 een poging waagde, die zelfs wilde aanbieden aan uitgever Breitkopf und Härtel maar het resultaat bij nader inzien onder de maat vond. Het was pas twintig jaar later, in 1873, dat hij zijn twee kwartetten opus 51 durfde te publiceren, na een lange scheppings­periode: de eerste schetsen ervan dateerden van niet minder dan acht jaar eerder. Brahms zou Brahms niet zijn als hij er niet een heel persoonlijke getuigenis van maakte: hoogromantisch met een motto aan het begin: F-A-E. Het is een motiefje dat we kunnen kennen, want hij had het al eerder gebruikt. Het stond voor ‘frei aber einsam’, de levensfilosofie van zijn jeugdvriend Joseph Joachim, waarop Brahms eerder had gerepliceerd met zijn eigen motto ‘frei aber froh’ (F-A-F). Nog op een andere manier zette Brahms zijn handtekening: met de geliefde style hongrois die ook al een rol speelde in onder meer zijn Eerste pianokwartet (1861). We vinden echo’s daarvan al eerder in dit kwartet maar vooral in de Finale.

door Frits de Haen

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Strijkkwartet

door Frits de Haen

In 1785 kon Wolfgang Amadeus Mozart bogen op zo’n zestien werken in strijkkwartetbezetting (al droegen enkele nog niet die naam). Dat jaar publiceerde hij een set van zes strijkkwartetten, ‘Opera X’, waaraan hij al had gewerkt sinds zijn veertiende en die hij beschouwde als een mijlpaal. Hij droeg ze op aan Joseph Haydn, de vader van het genre – Mozart gebruikte het beeld van de vader die zijn zonen de wijde wereld in stuurde. ‘Mijn allerliefste vriend, hier zijn deze zes zonen van mij. Zij zijn echt de vrucht van langdurige en zware inspanning. […] Moge het jou bekoren ze welwillend te ontvangen, hun Vader, Gids en Vriend te zijn.’ 

Het Strijkkwartet in d klein is het enige van de set in mineur. Mozartvereerders Vincent en Mary Novello tekenden in 1829 uit de mond van zijn weduwe Constanze op dat het geschreven zou zijn tijdens een bevalling van een van hun kinderen: met name het Menuetto zou haar barensnood hoorbaar maken. De recensent van Cramers Magazin der Musik oordeelde dat Mozarts nieuwe kwartetten ‘doch wohl zu stark gewürzt [sind] – und welcher Gaum kann das lange aushalten.’ Te gekruid, en welk gehemelte zou dat lang kunnen verdragen… Wie er geen moeite mee had, was ‘Pappa’ Haydn. In februari 1785 beschreef Leopold Mozart de uitvoering van drie Mozart-kwartetten, waarbij Haydn aanwezig was: ‘De heer Haydn zei me: ik zeg u bij God, als een eerlijk man, dat uw zoon de grootste componist is die ik van persoon en van naam ken: hij heeft smaak en daaren­boven de grootste kennis van het componeren.’

In 1785 kon Wolfgang Amadeus Mozart bogen op zo’n zestien werken in strijkkwartetbezetting (al droegen enkele nog niet die naam). Dat jaar publiceerde hij een set van zes strijkkwartetten, ‘Opera X’, waaraan hij al had gewerkt sinds zijn veertiende en die hij beschouwde als een mijlpaal. Hij droeg ze op aan Joseph Haydn, de vader van het genre – Mozart gebruikte het beeld van de vader die zijn zonen de wijde wereld in stuurde. ‘Mijn allerliefste vriend, hier zijn deze zes zonen van mij. Zij zijn echt de vrucht van langdurige en zware inspanning. […] Moge het jou bekoren ze welwillend te ontvangen, hun Vader, Gids en Vriend te zijn.’ 

Het Strijkkwartet in d klein is het enige van de set in mineur. Mozartvereerders Vincent en Mary Novello tekenden in 1829 uit de mond van zijn weduwe Constanze op dat het geschreven zou zijn tijdens een bevalling van een van hun kinderen: met name het Menuetto zou haar barensnood hoorbaar maken. De recensent van Cramers Magazin der Musik oordeelde dat Mozarts nieuwe kwartetten ‘doch wohl zu stark gewürzt [sind] – und welcher Gaum kann das lange aushalten.’ Te gekruid, en welk gehemelte zou dat lang kunnen verdragen… Wie er geen moeite mee had, was ‘Pappa’ Haydn. In februari 1785 beschreef Leopold Mozart de uitvoering van drie Mozart-kwartetten, waarbij Haydn aanwezig was: ‘De heer Haydn zei me: ik zeg u bij God, als een eerlijk man, dat uw zoon de grootste componist is die ik van persoon en van naam ken: hij heeft smaak en daaren­boven de grootste kennis van het componeren.’

door Frits de Haen

Claude Debussy (1862-1918)

Strijkkwartet

door Frits de Haen

Ruim een eeuw later, in Parijs, waagde Claude Debussy zich aan het genre met zijn opus 10. In 1893 worstelde hij nog met de vraag in welke richting hij zich moest ontwikkelen: ‘De klok heeft geluid ten teken dat ik 31 jaar oud ben, en ik ben nog niet erg zeker van mijn muzikale esthetiek; en bepaalde dingen kan ik niet realiseren!’ Toen zijn Strijkkwartet zijn première beleefde in de Salle Pleyel, op 29 december van dat jaar, viel het bij het publiek niet meer dan een succès d’estime ten deel (ook al toonden enkele vakbroeders aanmerkelijk meer enthousiasme). Maar de Parijzenaars... Had Debussy zelf niet eerder gezegd dat het publiek daar vooral bestond uit ‘de klasse der Mandarijnen’? Hij bedoelde ermee dat de bezoekers van deze concerten vooral klassieke werken wilden horen, en alles daaraan afmaten. En een klassiek kwartet, dat was nu juist wat Debussy niet wilde schrijven: zijn werk bevatte harmonische vernieuwingen en imitaties van andere instrumenten, met tal van pizzicato’s. Er zijn echo’s te horen van de gamelan waarmee hij kennis had gemaakt tijdens de Wereldtentoonstelling van 1889, en critici meenden ook de jonge Russen erin te horen. Het kwartet kent een motto – je hoort het direct aan het begin – dat in tal van vermommingen terugkeert.

Ruim een eeuw later, in Parijs, waagde Claude Debussy zich aan het genre met zijn opus 10. In 1893 worstelde hij nog met de vraag in welke richting hij zich moest ontwikkelen: ‘De klok heeft geluid ten teken dat ik 31 jaar oud ben, en ik ben nog niet erg zeker van mijn muzikale esthetiek; en bepaalde dingen kan ik niet realiseren!’ Toen zijn Strijkkwartet zijn première beleefde in de Salle Pleyel, op 29 december van dat jaar, viel het bij het publiek niet meer dan een succès d’estime ten deel (ook al toonden enkele vakbroeders aanmerkelijk meer enthousiasme). Maar de Parijzenaars... Had Debussy zelf niet eerder gezegd dat het publiek daar vooral bestond uit ‘de klasse der Mandarijnen’? Hij bedoelde ermee dat de bezoekers van deze concerten vooral klassieke werken wilden horen, en alles daaraan afmaten. En een klassiek kwartet, dat was nu juist wat Debussy niet wilde schrijven: zijn werk bevatte harmonische vernieuwingen en imitaties van andere instrumenten, met tal van pizzicato’s. Er zijn echo’s te horen van de gamelan waarmee hij kennis had gemaakt tijdens de Wereldtentoonstelling van 1889, en critici meenden ook de jonge Russen erin te horen. Het kwartet kent een motto – je hoort het direct aan het begin – dat in tal van vermommingen terugkeert.

  • Het Ysaÿe-kwartet speelt op 29 december 1893 de première van Debussy’s Strijkkwartet in Salle Pleyel; de componist zit aan de piano

    Het Ysaÿe-kwartet speelt op 29 december 1893 de première van Debussy’s Strijkkwartet in Salle Pleyel; de componist zit aan de piano

  • Het Ysaÿe-kwartet speelt op 29 december 1893 de première van Debussy’s Strijkkwartet in Salle Pleyel; de componist zit aan de piano

    Het Ysaÿe-kwartet speelt op 29 december 1893 de première van Debussy’s Strijkkwartet in Salle Pleyel; de componist zit aan de piano

Het Ysaÿe-kwartet speelt op 29 december 1893 de première van Debussy’s Strijkkwartet in Salle Pleyel; de componist zit aan de piano

Een tweede uitvoering, in Brussel, leverde aanzienlijk meer bijval op. Nu werd het kwartet ingepland in een concert met louter werken van Debussy en gekoppeld aan een tentoonstelling met werken van onder anderen Toulouse-Lautrec, Renoir en Gauguin. Net als in Parijs tekende het Ysaÿe-kwartet voor de uitvoering en Debussy kon naderhand opgetogen melden: ‘Het Brusselse concert was een geweldige gebeurtenis voor me. […] Ysaÿe speelde als een engel! Het kwartet bracht mensen in vervoering zoals het in Parijs niet had gedaan, het orkest was bewonderenswaardig en het grote publiek, dat simpelweg gekomen was om zich te amuseren, was ontwapenend kien om het te begrijpen.’

Het Ysaÿe-kwartet speelt op 29 december 1893 de première van Debussy’s Strijkkwartet in Salle Pleyel; de componist zit aan de piano

Een tweede uitvoering, in Brussel, leverde aanzienlijk meer bijval op. Nu werd het kwartet ingepland in een concert met louter werken van Debussy en gekoppeld aan een tentoonstelling met werken van onder anderen Toulouse-Lautrec, Renoir en Gauguin. Net als in Parijs tekende het Ysaÿe-kwartet voor de uitvoering en Debussy kon naderhand opgetogen melden: ‘Het Brusselse concert was een geweldige gebeurtenis voor me. […] Ysaÿe speelde als een engel! Het kwartet bracht mensen in vervoering zoals het in Parijs niet had gedaan, het orkest was bewonderenswaardig en het grote publiek, dat simpelweg gekomen was om zich te amuseren, was ontwapenend kien om het te begrijpen.’

door Frits de Haen

Johannes Brahms (1833-1897)

Tweede strijkkwartet

door Frits de Haen

Johannes Brahms kan met recht een laatbloeier genoemd worden met betrekking tot sommige genres. Bekend is hoe hij ook worstelde met het symfonische genre na de erfenis van Ludwig van Beethoven: pas op 43-jarige leeftijd durfde hij zijn Eerste symfonie te presenteren. Ook op strijkkwartetgebied was de componist de veertig al gepasseerd toen hij zijn eersteling afleverde. Hier was het eveneens de hete adem van Beethoven die Brahms in zijn nek voelde: diens kwartetten, en dan vooral de enigmatische latere, oefenden een verlammend effect uit: ‘Je hebt geen idee hoe het voelt om altijd zo’n gigant achter je te horen lopen’, vertrouwde hij een vriend ooit toe. Volgens eigen zeggen gooide Brahms niet minder dan twintig pogingen een strijkkwartet te schrijven in de open haard.

Een uitspraak die best wel zou kunnen kloppen. We weten dat hij al in 1853 een poging waagde, die zelfs wilde aanbieden aan uitgever Breitkopf und Härtel maar het resultaat bij nader inzien onder de maat vond. Het was pas twintig jaar later, in 1873, dat hij zijn twee kwartetten opus 51 durfde te publiceren, na een lange scheppings­periode: de eerste schetsen ervan dateerden van niet minder dan acht jaar eerder. Brahms zou Brahms niet zijn als hij er niet een heel persoonlijke getuigenis van maakte: hoogromantisch met een motto aan het begin: F-A-E. Het is een motiefje dat we kunnen kennen, want hij had het al eerder gebruikt. Het stond voor ‘frei aber einsam’, de levensfilosofie van zijn jeugdvriend Joseph Joachim, waarop Brahms eerder had gerepliceerd met zijn eigen motto ‘frei aber froh’ (F-A-F). Nog op een andere manier zette Brahms zijn handtekening: met de geliefde style hongrois die ook al een rol speelde in onder meer zijn Eerste pianokwartet (1861). We vinden echo’s daarvan al eerder in dit kwartet maar vooral in de Finale.

Johannes Brahms kan met recht een laatbloeier genoemd worden met betrekking tot sommige genres. Bekend is hoe hij ook worstelde met het symfonische genre na de erfenis van Ludwig van Beethoven: pas op 43-jarige leeftijd durfde hij zijn Eerste symfonie te presenteren. Ook op strijkkwartetgebied was de componist de veertig al gepasseerd toen hij zijn eersteling afleverde. Hier was het eveneens de hete adem van Beethoven die Brahms in zijn nek voelde: diens kwartetten, en dan vooral de enigmatische latere, oefenden een verlammend effect uit: ‘Je hebt geen idee hoe het voelt om altijd zo’n gigant achter je te horen lopen’, vertrouwde hij een vriend ooit toe. Volgens eigen zeggen gooide Brahms niet minder dan twintig pogingen een strijkkwartet te schrijven in de open haard.

Een uitspraak die best wel zou kunnen kloppen. We weten dat hij al in 1853 een poging waagde, die zelfs wilde aanbieden aan uitgever Breitkopf und Härtel maar het resultaat bij nader inzien onder de maat vond. Het was pas twintig jaar later, in 1873, dat hij zijn twee kwartetten opus 51 durfde te publiceren, na een lange scheppings­periode: de eerste schetsen ervan dateerden van niet minder dan acht jaar eerder. Brahms zou Brahms niet zijn als hij er niet een heel persoonlijke getuigenis van maakte: hoogromantisch met een motto aan het begin: F-A-E. Het is een motiefje dat we kunnen kennen, want hij had het al eerder gebruikt. Het stond voor ‘frei aber einsam’, de levensfilosofie van zijn jeugdvriend Joseph Joachim, waarop Brahms eerder had gerepliceerd met zijn eigen motto ‘frei aber froh’ (F-A-F). Nog op een andere manier zette Brahms zijn handtekening: met de geliefde style hongrois die ook al een rol speelde in onder meer zijn Eerste pianokwartet (1861). We vinden echo’s daarvan al eerder in dit kwartet maar vooral in de Finale.

door Frits de Haen

Biografie

Quatuor Ébène, kwartet

Het Quatuor Ébène ontstond in 1999 aan het Conservatoire de Parijs. Na lessen van het Quatuor Ysaÿe, Gábor Takács, Eberhard Feltz en György Kurtág kwam een internationale carrière op gang met meerdere prijzen van het ARD Concours in München in 2004 en een Borletti-Buitoni Trust Award in 2007.

Het viertal speelt meer dan het geijkte kwartetrepertoire: wat begon als voor de lol improviseren op pop- en jazznummers groeide uit tot een handelsmerk, zoals te horen op de albums Fiction (2010), Brazil (2014) en Eternal Stories (2017).

Voor zijn discografie – met ook werken van Bartók, Debussy, Haydn, Fauré en broer en zus Mendelssohn – werd het Quatuor Ébène onderscheiden met onder meer de Gramophone Award, de BBC Music Magazine Award en de Midem Classical Award. Met countertenor Philippe Jaroussky maakte het kwartet het album Green, Schubert nam het op met bariton Matthias Goerne en cellist Gautier Capuçon, en in 2023 verschenen de Mozartkwintetten samen met altist Antoine Tamestit.

Beethoven Around the World, live-opnames van de zestien strijkkwartetten van Beethoven uit zalen verspreid over zes continenten, markeerde het twintigjarig bestaan van het Quatuor Ébène. Nog steeds spelen ze die cyclus, bijvoorbeeld in Suntory Hall in Tokio, de Philharmonie Berlin en Wigmore Hall in Londen. Sinds januari 2021 hebben de musici een strijkkwartetklas aan de Hochschule für Musik und Theater in München en sinds seizoen 2021/2022 presenteren ze een gezamenlijke strijkkwartetserie met het Belcea Quartet in het Wiener Konzerthaus.

Van 2022/2023 tot vorig seizoen was het Quatuor Ébène in residence bij Radio France, en in 2023/2024 bij de Philharmonie Luxembourg. In Het Concertgebouw debuteerde het Quatuor Ébène in de zomer van 2006 en het keerde geregeld terug, voor het laatst in mei 2024 met octetten samen met het Belcea Quartet.

Pierre Colombet heeft twee violen in bruikleen – de ‘Piatti’-­Stradivarius uit 1717 en een Matteo Goffriller uit 1736 – plus een strijkstok van Charles Tourte (Parijs, negentiende eeuw). ­Gabriel Le Magadure heeft een Guarneri del Gesù (Cremona, 1743/45) en een Guarneri van circa 1740 in bruikleen, en een strijkstok van Dominique Pecatte (ca. 1845). Marie Chilemme bespeelt de ‘Gibson’-­Stradivarius uit 1734 en een altviool van Marcellus Hollmayr (1625). De cello van Yuya Okamoto is een Giovanni Grancino (1682, Milaan).