Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Mozarts Requiem door Maarten Engeltjes en PRJCT Amsterdam

Mozarts Requiem door Maarten Engeltjes en PRJCT Amsterdam

Grote Zaal
30 september 2025
20.15 uur

Print dit programma

PRJCT Amsterdam
Nationaal Gemengd Jeugdkoor - instudering László Norbert Nemes
Maarten Engeltjes countertenor/dirigent
Elia Celegato bassetklarinet
Lenneke Ruiten sopraan
Fabio Trümpy tenor
Jasurbek Khaydarov bas

Dit concert wordt voorzien van boventiteling.

In Preludium Live om 19.40 uur in de Spiegelzaal geeft Hein van Eekert een concertinleiding.

Ook interessant:
- Countertenor Maarten Engeltjes: ‘Mijn apotheek is voor een zanger nog vrij bescheiden’
- Notenbeeld: Mozarts Klarinetconcert

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Klarinetconcert in A gr.t., KV 622 (1791)
Allegro
Adagio
Rondo: Allegro

Requiem in d kl.t., KV 626 (1791)
Introitus: Requiem
Kyrie
Sequens: Dies irae – Tuba mirum – Rex tremendae – Recordare – ­Confutatis – Lacrimosa
Offertorium: Domine Jesu – Hostias
Sanctus
Benedictus
Agnus Dei
Communio: Lux aeterna

er is geen pauze
einde ± 21.45 uur

Grote Zaal 30 september 2025 20.15 uur

PRJCT Amsterdam
Nationaal Gemengd Jeugdkoor - instudering László Norbert Nemes
Maarten Engeltjes countertenor/dirigent
Elia Celegato bassetklarinet
Lenneke Ruiten sopraan
Fabio Trümpy tenor
Jasurbek Khaydarov bas

Dit concert wordt voorzien van boventiteling.

In Preludium Live om 19.40 uur in de Spiegelzaal geeft Hein van Eekert een concertinleiding.

Ook interessant:
- Countertenor Maarten Engeltjes: ‘Mijn apotheek is voor een zanger nog vrij bescheiden’
- Notenbeeld: Mozarts Klarinetconcert

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Klarinetconcert in A gr.t., KV 622 (1791)
Allegro
Adagio
Rondo: Allegro

Requiem in d kl.t., KV 626 (1791)
Introitus: Requiem
Kyrie
Sequens: Dies irae – Tuba mirum – Rex tremendae – Recordare – ­Confutatis – Lacrimosa
Offertorium: Domine Jesu – Hostias
Sanctus
Benedictus
Agnus Dei
Communio: Lux aeterna

er is geen pauze
einde ± 21.45 uur

Toelichting

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Toelichting

door Clemens Romijn

Mozarts laatste jaar

Het laatste levensjaar van Wolfgang Amadeus Mozart is een van de meest besproken en beschreven hoofdstukken uit de muziek­historie. Niet voor niets wijdde ook Moz­artkenner H.C. Robbins Landon (1926-2009) een heel boek aan dat magische jaar 1791, toen in Wenen misschien wel de ­veelzijdigste componist die de wereld gekend heeft op 5 december overleed, om vijf minuten voor één, 35 jaar oud. Een paar dagen eerder had de ernstig zieke componist nog een opleving gehad en op 4 december een repetitie georganiseerd van zijn onvoltooide ­Requiem in d klein, KV 626. Daarbij nam hij zelf de altpartij voor zijn rekening. Aan zijn leerling Franz Xaver Süssmayr had hij op de valreep nog instructies gegeven hoe het Requiem te voltooien. 

Volgens zijn lijfarts leed Mozart aan ‘hete bibberkoorts’

Mozarts agenda moet verbluffend vol zijn geweest, tot aan zijn laatste dag toe. Halverwege september terug in Wenen vanuit Praag voltooide hij de opera Die Zauberflöte, waarvan hij zelf de première leidde. Ze werd in oktober maar liefst twintigmaal opgevoerd, zo geliefd was deze sprankelende ­parabel in de volkstaal voor jong en oud. Zodoende had hij pas begin oktober serieus een begin kunnen maken aan zijn Requiem. 

Klarinetconcert

In precies diezelfde tijd leverde hij ook nog onder grote druk zijn Klarinetconcert in A groot, KV 622 af voor de Oostenrijkse blazer Anton Stadler (1753-1812). De twee kenden elkaar uit Mozarts geboortestad Salzburg, waar Stadler deel had uitgemaakt van de hofkapel. Stadler hield erg van het lage klarinetregister en had een speciaal instrument laten maken, de bassetklarinet, een terts lager dan de toen gangbare a-klarinet. Voor dit instrument schreef Mozart zijn klarinetconcert. Om toch te zorgen dat iedereen het kon spelen, werden in de uitgave de voor de a-klarinet te lage noten omhoog getransponeerd. Het originele manuscript dat Mozart aan Stadler had gegeven, raakte kwijt, waarschijnlijk omdat Stadler het verkocht of verpandde. Pas halverwege de twintigste eeuw werd Mozarts originele versie – met lage noten – gereconstrueerd.

Het Klarinetconcert ontstond te midden van grote financiële zorgen, vanwege de sterk verflauwde belangstelling voor openbare concerten bij adellijke geldschieters en het publiek. Maar wat een contrast met de vaak opgewekte en zelfs uitgelaten snelle delen! Toch maakt in de beide Allegro’s van het Klarinetconcert het zomerse A groot regelmatig plaats voor een herfstachtige melancholie, die romantici als Robert Schumann zo in Mozart bewonderden. Om dit prachtige mengsel van majeur en mineur in het slotrondo te omschrijven citeerde musicoloog H.C. Robbins Landon (1926-2009) zelfs uit Shakespeares A Winter’s Tale: ‘Het hart danst, maar niet uit vreugde.’ Eenzelfde tweeslachtigheid heeft het ontroerende middendeel: ondanks een stralend D groot ook hier weer vlagen van diepe weemoed.

Mozarts laatste jaar

Het laatste levensjaar van Wolfgang Amadeus Mozart is een van de meest besproken en beschreven hoofdstukken uit de muziek­historie. Niet voor niets wijdde ook Moz­artkenner H.C. Robbins Landon (1926-2009) een heel boek aan dat magische jaar 1791, toen in Wenen misschien wel de ­veelzijdigste componist die de wereld gekend heeft op 5 december overleed, om vijf minuten voor één, 35 jaar oud. Een paar dagen eerder had de ernstig zieke componist nog een opleving gehad en op 4 december een repetitie georganiseerd van zijn onvoltooide ­Requiem in d klein, KV 626. Daarbij nam hij zelf de altpartij voor zijn rekening. Aan zijn leerling Franz Xaver Süssmayr had hij op de valreep nog instructies gegeven hoe het Requiem te voltooien. 

Volgens zijn lijfarts leed Mozart aan ‘hete bibberkoorts’

Mozarts agenda moet verbluffend vol zijn geweest, tot aan zijn laatste dag toe. Halverwege september terug in Wenen vanuit Praag voltooide hij de opera Die Zauberflöte, waarvan hij zelf de première leidde. Ze werd in oktober maar liefst twintigmaal opgevoerd, zo geliefd was deze sprankelende ­parabel in de volkstaal voor jong en oud. Zodoende had hij pas begin oktober serieus een begin kunnen maken aan zijn Requiem. 

Klarinetconcert

In precies diezelfde tijd leverde hij ook nog onder grote druk zijn Klarinetconcert in A groot, KV 622 af voor de Oostenrijkse blazer Anton Stadler (1753-1812). De twee kenden elkaar uit Mozarts geboortestad Salzburg, waar Stadler deel had uitgemaakt van de hofkapel. Stadler hield erg van het lage klarinetregister en had een speciaal instrument laten maken, de bassetklarinet, een terts lager dan de toen gangbare a-klarinet. Voor dit instrument schreef Mozart zijn klarinetconcert. Om toch te zorgen dat iedereen het kon spelen, werden in de uitgave de voor de a-klarinet te lage noten omhoog getransponeerd. Het originele manuscript dat Mozart aan Stadler had gegeven, raakte kwijt, waarschijnlijk omdat Stadler het verkocht of verpandde. Pas halverwege de twintigste eeuw werd Mozarts originele versie – met lage noten – gereconstrueerd.

Het Klarinetconcert ontstond te midden van grote financiële zorgen, vanwege de sterk verflauwde belangstelling voor openbare concerten bij adellijke geldschieters en het publiek. Maar wat een contrast met de vaak opgewekte en zelfs uitgelaten snelle delen! Toch maakt in de beide Allegro’s van het Klarinetconcert het zomerse A groot regelmatig plaats voor een herfstachtige melancholie, die romantici als Robert Schumann zo in Mozart bewonderden. Om dit prachtige mengsel van majeur en mineur in het slotrondo te omschrijven citeerde musicoloog H.C. Robbins Landon (1926-2009) zelfs uit Shakespeares A Winter’s Tale: ‘Het hart danst, maar niet uit vreugde.’ Eenzelfde tweeslachtigheid heeft het ontroerende middendeel: ondanks een stralend D groot ook hier weer vlagen van diepe weemoed.

  • Wolfgang Amadeus Mozart

    Geschilderd rond 1790 door Johann Georg Edlinger

    Wolfgang Amadeus Mozart

    Geschilderd rond 1790 door Johann Georg Edlinger

  • Wolfgang Amadeus Mozart

    Geschilderd rond 1790 door Johann Georg Edlinger

    Wolfgang Amadeus Mozart

    Geschilderd rond 1790 door Johann Georg Edlinger

Wolfgang Amadeus Mozart c.a. 1790
door Johann Georg Edlinger

Requiem

Toen Mozart aan zijn ­Requiem begon, was hij volgens de overlevering overspannen en depressief en meende hij dat hij werd vergiftigd. Maar volgens zijn lijfarts leed hij aan ‘hitziges Frieselfieber’, ‘hete bibberkoorts’. ‘Een groot aantal inwoners werd overvallen door deze ziekte en voor zeer velen had hij dezelfde afloop en dezelfde symptomen als in het geval van Mozart.’ Aldus het rapport van Dr. Eduard Guldener von Lobes, medisch inspecteur van Neder-­Oostenrijk, die contact onderhield met Mozarts arts Dr. Closset en ook het stoffelijk overschot onderzocht. 

Sinds de componist zijn Requiem onvoltooid achterliet, is er veel geschreven over de raadsels rond het werk. Zoals de geheimzinnige in grijs geklede bode die bij Mozart dat Requiem kwam bestellen. Dat verhaal werd in 1984 weer verder de wereld in geholpen via de sterk geromantiseerde film Amadeus van regisseur Miloš Forman. Terwijl de feiten in elke betere Mozart­biografie zijn na te lezen. De besteller was niet een plagiator die goede sier wilde maken met andermans noten, zoals Mozarts negentiende-eeuwse biografen van hem maakten, maar de wat excentrieke graaf Franz Wa­lsegg zu Stuppach (1763-1827). De graaf was een van Mozarts medevrijmetselaars die ter nagedachtenis aan zijn vrouw, die in februari dat jaar op twintigjarige leeftijd was overleden, een Requiem wilde laten uitvoeren. 

De graaf, een fanatieke muziekliefhebber, organiseerde in zijn kasteel Stuppach nabij Wenen concerten voor genodigden. De partijen kopieerde hij zelf, en aan de aanwezige luisteraars vroeg hij te raden wie de componist was van de gespeelde muziek. Er is geen enkel bewijs dat de graaf van plan was Mozarts Requiem te presenteren als zijn eigen werk, zoals vaak beweerd is. Ook het idee dat Mozart in de grijs geklede bode van de graaf een boodschapper van de dood meende te zien en dat hij het Requiem steeds koortsiger en zieker voor zijn eigen begrafenis schreef, is een E.T.A. Hoffmann-achtige fantasie van zijn vroege biografen Friedrich Rochlitz en Franz Xaver Niemetschek. Weliswaar stonden Mozarts financiën er destijds niet al te rooskleurig voor en was zijn gezondheid niet optimaal, uit de bewaarde brieven van omstreeks het ontstaan van het Requiem blijkt niets van gedachten aan de eigen dood. De bewaarde autograaf van Mozarts onvoltooide Requiem wekt bovendien niet de indruk van een bibberende hand van een zieke man. In tegendeel, het schrift is krachtig en vloeiend als voorheen. 

Het Requiem (waarschijnlijk alleen de Introitus en het Kyrie) werd voor het eerst uitgevoerd op zondag 10 december 1791 als onderdeel van een herdenkingsdienst voor Mozart in de Sankt Michaelkerk in Wenen. De door Süssmayr voltooide versie – met naar hij beweerde het door hem ‘ingerichte’ Sanctus, Benedictus en Agnus Dei – klonk voor het eerst in 1792. Graaf Wa­lsegg beleefde zijn uitvoering in de Wiener Neustadt in 1793. En met zijn toestemming werd het Requiem in de door Süssmayr ‘ingerichte’ versie uitgegeven door Breitkopf & Härtel in Leipzig in 1800. 

De controverse over Süssmayrs aandeel in het Requiem duurt voort tot de dag van vandaag. Volgens recentere inzichten (Robbins Landon, Harnoncourt, Wolff, Moseley) zouden zeker het Agnus Dei, maar ook het Sanctus en Benedictus van een artistiek niveau zijn dat vele malen hoger is dan wat ‘Kleinmeister’ Süssmayr aan eigen muziek heeft nagelaten. Süssmayr was weliswaar in Mozarts nabijheid gedurende een groot deel van 1791, maar hij was geen Mozart. Zijn belangrijkste bijdrage heeft vermoedelijk in de instrumentatie gelegen en niet in het componeren van volledig nieuwe delen en het voltooien van het Lacrimosa. ‘Zelfs als Süssmayr door inspiratie van de andere Requiem-delen vleugels had gekregen, dan nog ben ik niet overtuigd dat deze delen van zijn hand zijn. Wat mij betreft zijn ze ook van Mozart.’ Aldus dirigent en oudemuziekpionier Nikolaus Harnoncourt (1929-2016).

Wolfgang Amadeus Mozart c.a. 1790
door Johann Georg Edlinger

Requiem

Toen Mozart aan zijn ­Requiem begon, was hij volgens de overlevering overspannen en depressief en meende hij dat hij werd vergiftigd. Maar volgens zijn lijfarts leed hij aan ‘hitziges Frieselfieber’, ‘hete bibberkoorts’. ‘Een groot aantal inwoners werd overvallen door deze ziekte en voor zeer velen had hij dezelfde afloop en dezelfde symptomen als in het geval van Mozart.’ Aldus het rapport van Dr. Eduard Guldener von Lobes, medisch inspecteur van Neder-­Oostenrijk, die contact onderhield met Mozarts arts Dr. Closset en ook het stoffelijk overschot onderzocht. 

Sinds de componist zijn Requiem onvoltooid achterliet, is er veel geschreven over de raadsels rond het werk. Zoals de geheimzinnige in grijs geklede bode die bij Mozart dat Requiem kwam bestellen. Dat verhaal werd in 1984 weer verder de wereld in geholpen via de sterk geromantiseerde film Amadeus van regisseur Miloš Forman. Terwijl de feiten in elke betere Mozart­biografie zijn na te lezen. De besteller was niet een plagiator die goede sier wilde maken met andermans noten, zoals Mozarts negentiende-eeuwse biografen van hem maakten, maar de wat excentrieke graaf Franz Wa­lsegg zu Stuppach (1763-1827). De graaf was een van Mozarts medevrijmetselaars die ter nagedachtenis aan zijn vrouw, die in februari dat jaar op twintigjarige leeftijd was overleden, een Requiem wilde laten uitvoeren. 

De graaf, een fanatieke muziekliefhebber, organiseerde in zijn kasteel Stuppach nabij Wenen concerten voor genodigden. De partijen kopieerde hij zelf, en aan de aanwezige luisteraars vroeg hij te raden wie de componist was van de gespeelde muziek. Er is geen enkel bewijs dat de graaf van plan was Mozarts Requiem te presenteren als zijn eigen werk, zoals vaak beweerd is. Ook het idee dat Mozart in de grijs geklede bode van de graaf een boodschapper van de dood meende te zien en dat hij het Requiem steeds koortsiger en zieker voor zijn eigen begrafenis schreef, is een E.T.A. Hoffmann-achtige fantasie van zijn vroege biografen Friedrich Rochlitz en Franz Xaver Niemetschek. Weliswaar stonden Mozarts financiën er destijds niet al te rooskleurig voor en was zijn gezondheid niet optimaal, uit de bewaarde brieven van omstreeks het ontstaan van het Requiem blijkt niets van gedachten aan de eigen dood. De bewaarde autograaf van Mozarts onvoltooide Requiem wekt bovendien niet de indruk van een bibberende hand van een zieke man. In tegendeel, het schrift is krachtig en vloeiend als voorheen. 

Het Requiem (waarschijnlijk alleen de Introitus en het Kyrie) werd voor het eerst uitgevoerd op zondag 10 december 1791 als onderdeel van een herdenkingsdienst voor Mozart in de Sankt Michaelkerk in Wenen. De door Süssmayr voltooide versie – met naar hij beweerde het door hem ‘ingerichte’ Sanctus, Benedictus en Agnus Dei – klonk voor het eerst in 1792. Graaf Wa­lsegg beleefde zijn uitvoering in de Wiener Neustadt in 1793. En met zijn toestemming werd het Requiem in de door Süssmayr ‘ingerichte’ versie uitgegeven door Breitkopf & Härtel in Leipzig in 1800. 

De controverse over Süssmayrs aandeel in het Requiem duurt voort tot de dag van vandaag. Volgens recentere inzichten (Robbins Landon, Harnoncourt, Wolff, Moseley) zouden zeker het Agnus Dei, maar ook het Sanctus en Benedictus van een artistiek niveau zijn dat vele malen hoger is dan wat ‘Kleinmeister’ Süssmayr aan eigen muziek heeft nagelaten. Süssmayr was weliswaar in Mozarts nabijheid gedurende een groot deel van 1791, maar hij was geen Mozart. Zijn belangrijkste bijdrage heeft vermoedelijk in de instrumentatie gelegen en niet in het componeren van volledig nieuwe delen en het voltooien van het Lacrimosa. ‘Zelfs als Süssmayr door inspiratie van de andere Requiem-delen vleugels had gekregen, dan nog ben ik niet overtuigd dat deze delen van zijn hand zijn. Wat mij betreft zijn ze ook van Mozart.’ Aldus dirigent en oudemuziekpionier Nikolaus Harnoncourt (1929-2016).

door Clemens Romijn

Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791)

Toelichting

door Clemens Romijn

Mozarts laatste jaar

Het laatste levensjaar van Wolfgang Amadeus Mozart is een van de meest besproken en beschreven hoofdstukken uit de muziek­historie. Niet voor niets wijdde ook Moz­artkenner H.C. Robbins Landon (1926-2009) een heel boek aan dat magische jaar 1791, toen in Wenen misschien wel de ­veelzijdigste componist die de wereld gekend heeft op 5 december overleed, om vijf minuten voor één, 35 jaar oud. Een paar dagen eerder had de ernstig zieke componist nog een opleving gehad en op 4 december een repetitie georganiseerd van zijn onvoltooide ­Requiem in d klein, KV 626. Daarbij nam hij zelf de altpartij voor zijn rekening. Aan zijn leerling Franz Xaver Süssmayr had hij op de valreep nog instructies gegeven hoe het Requiem te voltooien. 

Volgens zijn lijfarts leed Mozart aan ‘hete bibberkoorts’

Mozarts agenda moet verbluffend vol zijn geweest, tot aan zijn laatste dag toe. Halverwege september terug in Wenen vanuit Praag voltooide hij de opera Die Zauberflöte, waarvan hij zelf de première leidde. Ze werd in oktober maar liefst twintigmaal opgevoerd, zo geliefd was deze sprankelende ­parabel in de volkstaal voor jong en oud. Zodoende had hij pas begin oktober serieus een begin kunnen maken aan zijn Requiem. 

Klarinetconcert

In precies diezelfde tijd leverde hij ook nog onder grote druk zijn Klarinetconcert in A groot, KV 622 af voor de Oostenrijkse blazer Anton Stadler (1753-1812). De twee kenden elkaar uit Mozarts geboortestad Salzburg, waar Stadler deel had uitgemaakt van de hofkapel. Stadler hield erg van het lage klarinetregister en had een speciaal instrument laten maken, de bassetklarinet, een terts lager dan de toen gangbare a-klarinet. Voor dit instrument schreef Mozart zijn klarinetconcert. Om toch te zorgen dat iedereen het kon spelen, werden in de uitgave de voor de a-klarinet te lage noten omhoog getransponeerd. Het originele manuscript dat Mozart aan Stadler had gegeven, raakte kwijt, waarschijnlijk omdat Stadler het verkocht of verpandde. Pas halverwege de twintigste eeuw werd Mozarts originele versie – met lage noten – gereconstrueerd.

Het Klarinetconcert ontstond te midden van grote financiële zorgen, vanwege de sterk verflauwde belangstelling voor openbare concerten bij adellijke geldschieters en het publiek. Maar wat een contrast met de vaak opgewekte en zelfs uitgelaten snelle delen! Toch maakt in de beide Allegro’s van het Klarinetconcert het zomerse A groot regelmatig plaats voor een herfstachtige melancholie, die romantici als Robert Schumann zo in Mozart bewonderden. Om dit prachtige mengsel van majeur en mineur in het slotrondo te omschrijven citeerde musicoloog H.C. Robbins Landon (1926-2009) zelfs uit Shakespeares A Winter’s Tale: ‘Het hart danst, maar niet uit vreugde.’ Eenzelfde tweeslachtigheid heeft het ontroerende middendeel: ondanks een stralend D groot ook hier weer vlagen van diepe weemoed.

Mozarts laatste jaar

Het laatste levensjaar van Wolfgang Amadeus Mozart is een van de meest besproken en beschreven hoofdstukken uit de muziek­historie. Niet voor niets wijdde ook Moz­artkenner H.C. Robbins Landon (1926-2009) een heel boek aan dat magische jaar 1791, toen in Wenen misschien wel de ­veelzijdigste componist die de wereld gekend heeft op 5 december overleed, om vijf minuten voor één, 35 jaar oud. Een paar dagen eerder had de ernstig zieke componist nog een opleving gehad en op 4 december een repetitie georganiseerd van zijn onvoltooide ­Requiem in d klein, KV 626. Daarbij nam hij zelf de altpartij voor zijn rekening. Aan zijn leerling Franz Xaver Süssmayr had hij op de valreep nog instructies gegeven hoe het Requiem te voltooien. 

Volgens zijn lijfarts leed Mozart aan ‘hete bibberkoorts’

Mozarts agenda moet verbluffend vol zijn geweest, tot aan zijn laatste dag toe. Halverwege september terug in Wenen vanuit Praag voltooide hij de opera Die Zauberflöte, waarvan hij zelf de première leidde. Ze werd in oktober maar liefst twintigmaal opgevoerd, zo geliefd was deze sprankelende ­parabel in de volkstaal voor jong en oud. Zodoende had hij pas begin oktober serieus een begin kunnen maken aan zijn Requiem. 

Klarinetconcert

In precies diezelfde tijd leverde hij ook nog onder grote druk zijn Klarinetconcert in A groot, KV 622 af voor de Oostenrijkse blazer Anton Stadler (1753-1812). De twee kenden elkaar uit Mozarts geboortestad Salzburg, waar Stadler deel had uitgemaakt van de hofkapel. Stadler hield erg van het lage klarinetregister en had een speciaal instrument laten maken, de bassetklarinet, een terts lager dan de toen gangbare a-klarinet. Voor dit instrument schreef Mozart zijn klarinetconcert. Om toch te zorgen dat iedereen het kon spelen, werden in de uitgave de voor de a-klarinet te lage noten omhoog getransponeerd. Het originele manuscript dat Mozart aan Stadler had gegeven, raakte kwijt, waarschijnlijk omdat Stadler het verkocht of verpandde. Pas halverwege de twintigste eeuw werd Mozarts originele versie – met lage noten – gereconstrueerd.

Het Klarinetconcert ontstond te midden van grote financiële zorgen, vanwege de sterk verflauwde belangstelling voor openbare concerten bij adellijke geldschieters en het publiek. Maar wat een contrast met de vaak opgewekte en zelfs uitgelaten snelle delen! Toch maakt in de beide Allegro’s van het Klarinetconcert het zomerse A groot regelmatig plaats voor een herfstachtige melancholie, die romantici als Robert Schumann zo in Mozart bewonderden. Om dit prachtige mengsel van majeur en mineur in het slotrondo te omschrijven citeerde musicoloog H.C. Robbins Landon (1926-2009) zelfs uit Shakespeares A Winter’s Tale: ‘Het hart danst, maar niet uit vreugde.’ Eenzelfde tweeslachtigheid heeft het ontroerende middendeel: ondanks een stralend D groot ook hier weer vlagen van diepe weemoed.

  • Wolfgang Amadeus Mozart

    Geschilderd rond 1790 door Johann Georg Edlinger

    Wolfgang Amadeus Mozart

    Geschilderd rond 1790 door Johann Georg Edlinger

  • Wolfgang Amadeus Mozart

    Geschilderd rond 1790 door Johann Georg Edlinger

    Wolfgang Amadeus Mozart

    Geschilderd rond 1790 door Johann Georg Edlinger

Wolfgang Amadeus Mozart c.a. 1790
door Johann Georg Edlinger

Requiem

Toen Mozart aan zijn ­Requiem begon, was hij volgens de overlevering overspannen en depressief en meende hij dat hij werd vergiftigd. Maar volgens zijn lijfarts leed hij aan ‘hitziges Frieselfieber’, ‘hete bibberkoorts’. ‘Een groot aantal inwoners werd overvallen door deze ziekte en voor zeer velen had hij dezelfde afloop en dezelfde symptomen als in het geval van Mozart.’ Aldus het rapport van Dr. Eduard Guldener von Lobes, medisch inspecteur van Neder-­Oostenrijk, die contact onderhield met Mozarts arts Dr. Closset en ook het stoffelijk overschot onderzocht. 

Sinds de componist zijn Requiem onvoltooid achterliet, is er veel geschreven over de raadsels rond het werk. Zoals de geheimzinnige in grijs geklede bode die bij Mozart dat Requiem kwam bestellen. Dat verhaal werd in 1984 weer verder de wereld in geholpen via de sterk geromantiseerde film Amadeus van regisseur Miloš Forman. Terwijl de feiten in elke betere Mozart­biografie zijn na te lezen. De besteller was niet een plagiator die goede sier wilde maken met andermans noten, zoals Mozarts negentiende-eeuwse biografen van hem maakten, maar de wat excentrieke graaf Franz Wa­lsegg zu Stuppach (1763-1827). De graaf was een van Mozarts medevrijmetselaars die ter nagedachtenis aan zijn vrouw, die in februari dat jaar op twintigjarige leeftijd was overleden, een Requiem wilde laten uitvoeren. 

De graaf, een fanatieke muziekliefhebber, organiseerde in zijn kasteel Stuppach nabij Wenen concerten voor genodigden. De partijen kopieerde hij zelf, en aan de aanwezige luisteraars vroeg hij te raden wie de componist was van de gespeelde muziek. Er is geen enkel bewijs dat de graaf van plan was Mozarts Requiem te presenteren als zijn eigen werk, zoals vaak beweerd is. Ook het idee dat Mozart in de grijs geklede bode van de graaf een boodschapper van de dood meende te zien en dat hij het Requiem steeds koortsiger en zieker voor zijn eigen begrafenis schreef, is een E.T.A. Hoffmann-achtige fantasie van zijn vroege biografen Friedrich Rochlitz en Franz Xaver Niemetschek. Weliswaar stonden Mozarts financiën er destijds niet al te rooskleurig voor en was zijn gezondheid niet optimaal, uit de bewaarde brieven van omstreeks het ontstaan van het Requiem blijkt niets van gedachten aan de eigen dood. De bewaarde autograaf van Mozarts onvoltooide Requiem wekt bovendien niet de indruk van een bibberende hand van een zieke man. In tegendeel, het schrift is krachtig en vloeiend als voorheen. 

Het Requiem (waarschijnlijk alleen de Introitus en het Kyrie) werd voor het eerst uitgevoerd op zondag 10 december 1791 als onderdeel van een herdenkingsdienst voor Mozart in de Sankt Michaelkerk in Wenen. De door Süssmayr voltooide versie – met naar hij beweerde het door hem ‘ingerichte’ Sanctus, Benedictus en Agnus Dei – klonk voor het eerst in 1792. Graaf Wa­lsegg beleefde zijn uitvoering in de Wiener Neustadt in 1793. En met zijn toestemming werd het Requiem in de door Süssmayr ‘ingerichte’ versie uitgegeven door Breitkopf & Härtel in Leipzig in 1800. 

De controverse over Süssmayrs aandeel in het Requiem duurt voort tot de dag van vandaag. Volgens recentere inzichten (Robbins Landon, Harnoncourt, Wolff, Moseley) zouden zeker het Agnus Dei, maar ook het Sanctus en Benedictus van een artistiek niveau zijn dat vele malen hoger is dan wat ‘Kleinmeister’ Süssmayr aan eigen muziek heeft nagelaten. Süssmayr was weliswaar in Mozarts nabijheid gedurende een groot deel van 1791, maar hij was geen Mozart. Zijn belangrijkste bijdrage heeft vermoedelijk in de instrumentatie gelegen en niet in het componeren van volledig nieuwe delen en het voltooien van het Lacrimosa. ‘Zelfs als Süssmayr door inspiratie van de andere Requiem-delen vleugels had gekregen, dan nog ben ik niet overtuigd dat deze delen van zijn hand zijn. Wat mij betreft zijn ze ook van Mozart.’ Aldus dirigent en oudemuziekpionier Nikolaus Harnoncourt (1929-2016).

Wolfgang Amadeus Mozart c.a. 1790
door Johann Georg Edlinger

Requiem

Toen Mozart aan zijn ­Requiem begon, was hij volgens de overlevering overspannen en depressief en meende hij dat hij werd vergiftigd. Maar volgens zijn lijfarts leed hij aan ‘hitziges Frieselfieber’, ‘hete bibberkoorts’. ‘Een groot aantal inwoners werd overvallen door deze ziekte en voor zeer velen had hij dezelfde afloop en dezelfde symptomen als in het geval van Mozart.’ Aldus het rapport van Dr. Eduard Guldener von Lobes, medisch inspecteur van Neder-­Oostenrijk, die contact onderhield met Mozarts arts Dr. Closset en ook het stoffelijk overschot onderzocht. 

Sinds de componist zijn Requiem onvoltooid achterliet, is er veel geschreven over de raadsels rond het werk. Zoals de geheimzinnige in grijs geklede bode die bij Mozart dat Requiem kwam bestellen. Dat verhaal werd in 1984 weer verder de wereld in geholpen via de sterk geromantiseerde film Amadeus van regisseur Miloš Forman. Terwijl de feiten in elke betere Mozart­biografie zijn na te lezen. De besteller was niet een plagiator die goede sier wilde maken met andermans noten, zoals Mozarts negentiende-eeuwse biografen van hem maakten, maar de wat excentrieke graaf Franz Wa­lsegg zu Stuppach (1763-1827). De graaf was een van Mozarts medevrijmetselaars die ter nagedachtenis aan zijn vrouw, die in februari dat jaar op twintigjarige leeftijd was overleden, een Requiem wilde laten uitvoeren. 

De graaf, een fanatieke muziekliefhebber, organiseerde in zijn kasteel Stuppach nabij Wenen concerten voor genodigden. De partijen kopieerde hij zelf, en aan de aanwezige luisteraars vroeg hij te raden wie de componist was van de gespeelde muziek. Er is geen enkel bewijs dat de graaf van plan was Mozarts Requiem te presenteren als zijn eigen werk, zoals vaak beweerd is. Ook het idee dat Mozart in de grijs geklede bode van de graaf een boodschapper van de dood meende te zien en dat hij het Requiem steeds koortsiger en zieker voor zijn eigen begrafenis schreef, is een E.T.A. Hoffmann-achtige fantasie van zijn vroege biografen Friedrich Rochlitz en Franz Xaver Niemetschek. Weliswaar stonden Mozarts financiën er destijds niet al te rooskleurig voor en was zijn gezondheid niet optimaal, uit de bewaarde brieven van omstreeks het ontstaan van het Requiem blijkt niets van gedachten aan de eigen dood. De bewaarde autograaf van Mozarts onvoltooide Requiem wekt bovendien niet de indruk van een bibberende hand van een zieke man. In tegendeel, het schrift is krachtig en vloeiend als voorheen. 

Het Requiem (waarschijnlijk alleen de Introitus en het Kyrie) werd voor het eerst uitgevoerd op zondag 10 december 1791 als onderdeel van een herdenkingsdienst voor Mozart in de Sankt Michaelkerk in Wenen. De door Süssmayr voltooide versie – met naar hij beweerde het door hem ‘ingerichte’ Sanctus, Benedictus en Agnus Dei – klonk voor het eerst in 1792. Graaf Wa­lsegg beleefde zijn uitvoering in de Wiener Neustadt in 1793. En met zijn toestemming werd het Requiem in de door Süssmayr ‘ingerichte’ versie uitgegeven door Breitkopf & Härtel in Leipzig in 1800. 

De controverse over Süssmayrs aandeel in het Requiem duurt voort tot de dag van vandaag. Volgens recentere inzichten (Robbins Landon, Harnoncourt, Wolff, Moseley) zouden zeker het Agnus Dei, maar ook het Sanctus en Benedictus van een artistiek niveau zijn dat vele malen hoger is dan wat ‘Kleinmeister’ Süssmayr aan eigen muziek heeft nagelaten. Süssmayr was weliswaar in Mozarts nabijheid gedurende een groot deel van 1791, maar hij was geen Mozart. Zijn belangrijkste bijdrage heeft vermoedelijk in de instrumentatie gelegen en niet in het componeren van volledig nieuwe delen en het voltooien van het Lacrimosa. ‘Zelfs als Süssmayr door inspiratie van de andere Requiem-delen vleugels had gekregen, dan nog ben ik niet overtuigd dat deze delen van zijn hand zijn. Wat mij betreft zijn ze ook van Mozart.’ Aldus dirigent en oudemuziekpionier Nikolaus Harnoncourt (1929-2016).

door Clemens Romijn

Biografie

PRJCT Amsterdam, ensemble

Het in 2017 opgerichte barok­gezelschap PRJCT Amsterdam staat voor een vindingrijke programmering, waarvoor artistiek leider Maarten Engeltjes graag samenwerking zoekt met internationaal bekende solisten. In september 2017 presenteerde de groep zijn eerste project Tranen van een moeder, rondom het Stabat Mater en met een voordracht van schrijver P.F. Thomése.

Op 9 februari 2021 herhaalden ze dit in de Grote Zaal van Het Concertgebouw, en in november 2024 bracht het ensemble deze muziek van Pergolesi en Vivaldi nogmaals met sopraan Carolyn Sampson.

In de zomer van 2018 maakte PRJCT Amsterdam programma’s rond Vivaldi en Händel voor het festival Wonderfeel en het oudemuziekfestival van Sintra (Portugal). Later dat jaar toerde het met ‘vergeten aria’s’ van Johann Sebastian Bach, in 2019 uitgebracht op cd. Ook Nicht mehr hier, met muziek van Buxtehude en Bach over de dood, kwam uit op cd. Veel lof was er vervolgens voor de tournee If Music Be the Food of Love met countertenor Andreas Scholl.

De afgelopen jaren werd PRJCT Amsterdam uitgenodigd door onder meer het Bachfest Leipzig en de Thüringer Bachwochen. Het Mozart-operaprogramma met Lenneke Ruiten, Rolando Villazón en Andreas Wolf dat in mei 2024 klonk in de Grote Zaal, bracht PRJCT Amsterdam ook naar de Kölner Philharmonie. Het Concertgebouwdebuut was een programma vol Venetiaanse barokmuziek in de Kleine Zaal op 15 november 2019; het vorige optreden was een Händelprogramma in de Grote Zaal met sopraan Jeanine De Bique op 11 maart jongstleden.

Nationaal Gemengd Jeugdkoor, koor

De jonge maar volle klank van het Nationaal Gemengd Jeugdkoor is met geen ander koor te vergelijken. Het koor is ontstaan toen jongens uit het Nationaal Jongenskoor na de stemwisseling ­doorstroomden en samen met zangeressen uit het Nationaal Kinderkoor een nieuw ­kamerkoor vormden. Met frisse energie brengen de jonge zangers (15 t/m 29 jaar) sindsdien muziek van Bach tot The Beatles.

Ze passen zich lenig aan aan de klankwereld van iedere componist, of van de projectdirigent die voor ze staat; zo maakte Sigvards Klava in de jonge stemmen een nieuwe diepte wakker passend bij de wereld van Rachmaninoff. Een concertreis voerde naar Hongarije, en in december 2023 volgde een kerstprogramma met het Nederlands Kamerorkest – onder meer uitgevoerd in Het Concertgebouw.

Aanstaande december staan kerstconcerten op de planning met Zuid-­Amerikaanse barokmuziek en de Messe de Minuit van Charpentier, samen met Música Temprana onder leiding van Adrián Rodríguez Van der Spoel. Het Nationaal Gemengd Jeugdkoor staat onder leiding van László Nemes en Irene Verburg, en ook werkte het koor bijvoorbeeld met Ed Spanjaard. Het Concertgebouwdebuut was een Lunchconcert in de Kleine Zaal op 20 december 2017.

Maarten Engeltjes, countertenor/dirigent

Maarten Engeltjes zong vanaf zijn vierde jaar als jongens­sopraan, maakte op zijn zestiende zijn debuut als countertenor in Bachs ­Matthäus-Passion en studeerde in 2007 cum laude af aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Hij werkte als solist met dirigenten als Emmanuelle Haïm, Vladimir Jurowski, William Christie, Jordi Savall, Reinbert de Leeuw, Markus Stenz en Lars Ulrik Mortensen.

Hij zong in Bachs Hohe Messe en Weihnachtsoratorium bij de Akademie für Alte Musik Berlin, Pergolesi’s Stabat Mater bij Concerto Köln en Händels Messiah bij de Accademia Nazionale di Santa Cecilia in Rome.

Actuele highlights zijn een zevenjarige Bachcyclus met Les Arts Florissants onder leiding van Paul Agnew, Bachcantates in Praag en Leipzig met Ton Koopman en zijn Amsterdam ­Baroque Orchestra, Händels Israel in Egypt met het NDR Chor onder leiding van Klaas Stok en – in december 2024 onder leiding van Ton Koopman – zijn debuut bij de New York Philharmonic in Händels ­Messiah.

Het operapodium betrad Maarten Engeltjes bij de Opéra de Ma­rseille, de Opéra Comique in Parijs, het Boston Early Music Festival, het Tokyo Metropolitan Theatre en De Nationale Opera in Amsterdam.

In de Eigen Programmering van Het Concertgebouw was hij sinds 2008 meermaals te gast, onder meer op 27 oktober 2024 in Händels Esther met het Amsterdam Baroque Orchestra ter gelegenheid van Ton Koopmans tachtigste verjaardag. In 2017 richtte de zanger zijn eigen barok­ensemble PRJCT Amsterdam op, dat hij ook dirigeert.

Elia Celegato, bassetklarinet

Elia Celegato studeerde aan het conservatorium van zijn geboortestad Padova bij Stefano Righetto en Luca Lucchetta. In 2020 behaalde hij zijn master Historische Klarinet aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag bij Eric Hoeprich, die vele jaren deel uitmaakte van het Orkest van de Achttiende Eeuw.

In 2019 werd Elia ­Celegato eerste klarinettist van Das Neue Mann­heimer Orchester, in 2020 werd hij geselecteerd voor de academie van het Orchestra of the Age of Enlightenment en sinds 2022 speelt hij in het Orkest van de Achttiende Eeuw. Tegelijkertijd bleef hij studeren, en in 2023 behaalde de klarinettist het masterdiploma ‘Musicologie: Recherche et Pratiques d’Ensemble’ aan de Universiteit van Poitiers/Tours.

Bij het orkest van de Abbaye aux Dames in Saintes werkte Elia Celegato onder begeleiding van de gespecialiseerde klarinettisten Francesco Spendolini en Nicola Boud aan repertoire van Haydn, Mozart, Beethoven, Arriaga, Offenbach, Verdi, Rossini en Brahms. Hij musiceerde onder dirigenten als Hervé Niquet, Alexis Kossenko, Julien Chauvin, Amandine Beyer, David Stern, Stéphanie-Marie ­Degand en Leo Warynski. In 2018 behaalde de musicus bovendien een ba­chelor in economie en marketing aan de Universiteit van Bologna.

Lenneke Ruiten, sopraan

Lenneke Ruiten studeerde zang bij Maria Rondèl en Meinard Kraak aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag en aan de Bayerische Theaterakademie in München. Ook voltooide ze een opleiding tot ­fluitist. Op het Internationaal Vocalisten Concours in Den Bosch was ze in 2002 meervoudig prijswinnaar.

In concert- en oratoriumrepertoire zong ze onder meer bij de English Baroque Soloists en The Monteverdi Choir, de Akademie für Alte Musik Berlin, de Wiener Philharmoniker en Symphoniker, het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfuks, het Mahler Chamber Orchestra, het Moz­arteum Orchester en het Concertgebouw Kamerorkest.

Een grote passie is ook het lied. Opera zong de sopraan in het Theater an der Wien, het Staatstheater Stuttgart, de Scala in Milaan, De Munt in Brussel en het Théâtre des Champs-Elysées in Parijs en op de ­Salzburger Festspiele, het Festival d’Aix-en-Provence en de BBC Proms. Haar eerste grote rol bij De Nationale Opera in Amsterdam was in december 2015 die van Konstanze in een productie van Mozarts Die Entführung aus dem Serail, hernomen in seizoen 2016/2017.

Bij het Concertgebouworkest debuteerde Lenneke Ruiten in februari/maart 2024 in Brahms’ Ein deutsches Requiem onder leiding van Dinis Sousa en keerde ze in april 2024 terug met ­Händels solocantate Il delirio amoroso onder leiding van Emmanuelle Haïm. In de Grote Zaal was ze in mei 2024 bovendien te horen in een Mozart-­programma van PRJCT Amsterdam.

Fabio Trümpy, tenor

De Zwitserse tenor Fabio Trümpy begon zijn zangopleiding in Zürich – naast een studie ­Engelse literatuur – en vervolgde deze bij Margreet Honig aan het Conservato­rium van Amsterdam. In 2007 won hij de Prix des Amis du Festival d’Art ­Lyrique in Aix-en-Provence.

Hij werd ensemblelid van het Opernhaus Zürich en zong in de Staatsoper Hamburg, het Bolsjoi ­Theater, de Staatsoper Berlin, het Theater Basel, de Opéra national de Lorraine in Nancy, het Grand Théâtre de Genève, het Festspielhaus Baden-Baden en bij de festivals van Beaune en Spoleto.

Afgelopen seizoen soleerde Fabio Trümpy in Frank Martins Le vin herbé bij het Ensemble Vocal de Lausanne onder leiding van Daniel Reuss, Mozarts Mis in c klein bij de Zürcher Singakademie en Bachs Matthäus-Passion bij het Noord Nederlands Orkest onder Peter Dijkstra.

Hij werkte met de Cappella Mediterranea en Leonardo García Alarcón, meest recent in Händels Acis and Galatea. Op het Bayreuth Baroque Opera Festival stond Fabio Trümpy in een productie van Händels Flavio van Concerto Köln. In Het Concertgebouw was Fabio Trümpy onder meer te beluisteren met het ­Radio Filharmonisch Orkest en het Orkest van de Achttiende Eeuw.

Jasurbek Khaydarov, bas

Jasurbek Khaydarov werd geboren in Oezbekistan, waar hij studeerde aan het Uspenski Special Music College. In 2023 behaalde hij zijn bachelor­diploma aan de Gnessin Academie voor Muziek in Moskou; in die stad nam hij ook deel aan de jong talent-­programma’s van de Helikon Opera en het Bolsjoi ­Theater.

De zanger won op het Concorso Lirico Internazionale Ottavio Ziino 2023 in Rome de prijs voor opkomend talent, en was ook laureaat van de 57ste International Vocal Competiton in ‘s-Hertogenbosch. Recentelijk maakte hij zijn debuut in Wigmore Hall in Londen in een recital met Russische liederen dat werd gecureerd door pianist Iain Burnside, en nam hij deel aan het Young Artist Programme van de Salzburger Festspiele.

In het seizoen 2024/2025 zong Jasurbek Khaydarov bij de Dutch National Op­era Studio. Bij De Nationale Op­era vertolkte hij La Voce in Mozarts Idomeneo, en op de Tiroler Festspiele maakte hij zijn roldebuut als Colline in La bohème van Puccini. In diens Madama Butterfly was hij met de Berliner Philharmo­niker onder leiding van Kirill Petrenko te beluisteren op de Baden-Baden Osterfestspiele. ­

Jasurbek Khaydarov maakt zijn debuut in Het Concertgebouw.