
Concertprogramma
Mahler Festival: Mahlers aangrijpende Das Lied von der Erde
Kleine Zaal 14 mei 2025 13.00 uur
Feride Büyükdenktas mezzosopraan
Stuart Jackson tenor
Julius Drake piano
Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.
Ook interessant:
- Een inleiding op Mahlers liedoeuvre door Julius Drake
- Mahler Meets Freud
- 9 terugblikken op het Mahler Feest van 1995
- Baseerde Mahler zijn liederen op zijn eigen leven?
- De infographic van Das Lied von der Erde
Gustav Mahler (1860-1911)
Das Lied von der Erde (1908-09)
Das Trinklied vom Jammer der Erde
Der Einsame im Herbst
Von der Jugend
Von der Schönheit
Der Trunkene im Frühling
Der Abschied
er is geen pauze
einde ± 14.00 uur
Feride Büyükdenktas mezzosopraan
Stuart Jackson tenor
Julius Drake piano
Zangteksten zijn gratis verkrijgbaar aan de zaal.
Ook interessant:
- Een inleiding op Mahlers liedoeuvre door Julius Drake
- Mahler Meets Freud
- 9 terugblikken op het Mahler Feest van 1995
- Baseerde Mahler zijn liederen op zijn eigen leven?
- De infographic van Das Lied von der Erde
Gustav Mahler (1860-1911)
Das Lied von der Erde (1908-09)
Das Trinklied vom Jammer der Erde
Der Einsame im Herbst
Von der Jugend
Von der Schönheit
Der Trunkene im Frühling
Der Abschied
er is geen pauze
einde ± 14.00 uur
Toelichting
Gustav Mahler (1860-1911)
Das Lied von der Erde
Een van de eersten die de partituur van Das Lied von der Erde onder ogen kreeg, was Bruno Walter, dirigent en vertrouweling van Gustav Mahler. In het boek dat hij aan de componist wijdde, blikt hij terug: ‘Toen ik het hem terugbracht, bijna niet in staat er een woord over te zeggen, sloeg hij Der Abschied op en zei: ‘Wat denk je? Is dat wel uit te houden? Zullen de mensen hierna geen einde aan hun leven maken?’’ Volgens Walter was het amper te geloven dat dit gecomponeerd was door dezelfde persoon en componist die in de Achtste symfonie nog zo uitbundig de hele schepping had bezongen. De reden hoefde Walter niet ver te zoeken: de zomer van 1907.
Die zomer leek voor Mahler onbezorgd te worden, maar werd dat niet. Nochtans had hij pas een contract getekend aan de Metropolitan Opera in New York, een uitweg uit de verziekte sfeer aan de Weense opera. New York bood Mahler meer geld, meer vrije tijd om te componeren en vooral meer respect. Maar daar aan de Wörthersee, het bergmeer waar hij zich ’s zomers terugtrok om te componeren, voltrok zich een tweevoudig drama. Eerst bezweek zijn oudste dochter Maria Anna aan roodvonk en dyfterie. Alma Mahler stortte in en de bijgeroepen dokter, die ook Mahler zelf onderzocht, ontdekte de hartkwaal die hem vier jaar later fataal zou worden.
New York bracht Mahler maar tijdelijke verlichting van zijn rouw, gezondheidszorgen en huwelijksperikelen. Het was dan ook met een duister gemoed dat hij de volgende zomervakantie van 1908 inging. Niet meer in Maiernigg, met z’n nare herinneringen, maar in Zuid-Tirol. Mahler was overbezorgd en fatalistisch, getuige de sinistere toon van zijn brieven aan Bruno Walter. Niettemin gloeiden de inspiratie en werklust op, dankzij een boek dat hij de zomer ervoor gekregen had van een vriend des huizes: Die Chinesische Flöte, een populaire verzameling naar het Duits hertaalde Chinese gedichten. De geëxalteerde mengeling van levenslust en fatum liet Mahler niet meer los.
In amper twee maanden tijd stond Das Lied von der Erde in grote lijnen op papier. Het is een bezinning over leven en dood in een wereld waarin natuur, jeugd en schoonheid vergankelijk zijn. Een unieke mengeling van lied en symfonie in zes delen, waarvan Mahler ook een pianoversie heeft nagelaten.
Das Trinklied vom Jammer der Erde
Al in het eerste lied zoekt Mahler de uitersten op, zowel van orkestrale (ofwel pianistische) turbulentie als van het vocaal vermogen van de tenor. Die wordt meteen in het diepe geworpen, met een veeleisende partij waarin hij tegen een ontketende begeleiding moet optornen – die hem tijdens zijn dronken gejammer dan ook nog lijkt uit te lachen. ‘Dunkel ist das Leben, ist der Tod’, mijmert hij tussendoor. Hij herhaalt het twee keer, telkens een halve toon hoger en dus iets dwingender. In een visioen ziet hij een geest die over de graven danst (‘Een aap is het!’), besloten met een plomp akkoord alsof de dronkenman uitgeput neerzijgt op een barkruk.
Der Einsame im Herbst
Fluisterende eerste violen maken de weg vrij voor een pijnlijk mooie hobosolo. De mezzosopraan betreurt de broosheid van bloemen en contempleert over haar eigen welbevinden. Ook dat is in verval: ‘Ich weine viel in meinen Einsamkeiten / Der Herbst in meinem Herzen währt zu lange.’ De spaarzame orkestratie doet aan kamermuziek denken en verwijst daarmee vooruit naar het slotdeel, Der Abschied
Von der Jugend
In het derde, kortste deel zitten we met een groep drinkende en kletsende vrienden in ‘ein Pavillon aus grünem und aus weißem Porzellan’. De muziek doet oosters aan, de sfeer is zorgeloos en houtblazers tetteren driftig tegen elkaar op. Maar de zorgeloosheid is broos en het is zo weer voorbij, die jeugd, ze is vluchtig als de jaren.
Von der Schönheit
Een idyllisch tafereel: jonge meisjes plukken lotusbloemen, en de zon weerspiegelt hun gestaltes in het blanke water. Plots verandert de sfeer op typisch mahleriaanse wijze, luidruchtig, met koper en slagwerk. Er komt een groep jongens aangegaloppeerd. Hun paarden razen voorbij en vertrappen gevallen bloesems. En plots zijn ze weer weg, verlangend nagekeken door ‘die schönste von den Jungfrau'n’: ‘In dem Dunkel ihres heißen Blicks / Schwingt klagend noch die Erregung ihres Herzens nach.’ Tot slot een adembenemend coda - dolcissimo, allerzoetst.
Der Trunkene im Frühling
Daar is de dronkaard terug. Hij drinkt de hele dag door, zegt hij, tot keel en ziel vol zijn. Dan wankelt hij naar bed en dommelt in. Een vogel wekt hem. Is de lente begonnen? ‘Der Vogel zwitschert: Ja!’ Even lijkt de dronkaard zich te herpakken, maar nee: wat kan hem de lente eigenlijk schelen, hij drinkt zich gewoon weer laveloos. ‘Laßt mich betrunken sein!’
Der Abschied
Het slotdeel van Das Lied von der Erde is een indrukwekkend halfuur vol intensiteit. Die bereikt Mahler met een spaarzame orkestratie en blazerssolo’s die vaak het karakter van een improvisatie hebben. Aan het begin zetten contrafagot en tamtam de duistere toon. De hobo introduceert een bezwerend motiefje dat door het hele deel heen is geweven. De altstem, vergezeld door een fluitsolo, bezingt de avond. De natuur gaat rusten, en ook de mensen gaan huiswaarts ‘om te dromen van vergeten geluk en jeugd’. De hele wereld slaapt in, wat verklankt wordt door een dalende chromatische figuur die afwisselend door verschillende solo-instrumenten wordt vertolkt. Alt en orkest worden emotioneler en weelderiger. De ik-figuur wacht blijkbaar op een vriend om samen van de schoonheid van de avond te genieten, maar ook om afscheid te nemen. ‘Wo bleibst du? Du läßt mich lang allein!’
Wanneer de vriend aankomt, lijkt het Mahler zelf te zijn die van ons afscheid neemt: ‘Ich geh, ich wandre in die Berge. / Ich suche Ruhe für mein einsam Herz.’ De laatste dichtregels voegde de componist zelf toe: een ode aan de natuur, die zich overal en altijd hernieuwt. Over het menselijke lot wordt niet meer gesproken – dat lijkt één te zijn met die natuur, mee met de eindeloze cyclus van wedergeboorte: ‘Ewig … ewig …’
Een van de eersten die de partituur van Das Lied von der Erde onder ogen kreeg, was Bruno Walter, dirigent en vertrouweling van Gustav Mahler. In het boek dat hij aan de componist wijdde, blikt hij terug: ‘Toen ik het hem terugbracht, bijna niet in staat er een woord over te zeggen, sloeg hij Der Abschied op en zei: ‘Wat denk je? Is dat wel uit te houden? Zullen de mensen hierna geen einde aan hun leven maken?’’ Volgens Walter was het amper te geloven dat dit gecomponeerd was door dezelfde persoon en componist die in de Achtste symfonie nog zo uitbundig de hele schepping had bezongen. De reden hoefde Walter niet ver te zoeken: de zomer van 1907.
Die zomer leek voor Mahler onbezorgd te worden, maar werd dat niet. Nochtans had hij pas een contract getekend aan de Metropolitan Opera in New York, een uitweg uit de verziekte sfeer aan de Weense opera. New York bood Mahler meer geld, meer vrije tijd om te componeren en vooral meer respect. Maar daar aan de Wörthersee, het bergmeer waar hij zich ’s zomers terugtrok om te componeren, voltrok zich een tweevoudig drama. Eerst bezweek zijn oudste dochter Maria Anna aan roodvonk en dyfterie. Alma Mahler stortte in en de bijgeroepen dokter, die ook Mahler zelf onderzocht, ontdekte de hartkwaal die hem vier jaar later fataal zou worden.
New York bracht Mahler maar tijdelijke verlichting van zijn rouw, gezondheidszorgen en huwelijksperikelen. Het was dan ook met een duister gemoed dat hij de volgende zomervakantie van 1908 inging. Niet meer in Maiernigg, met z’n nare herinneringen, maar in Zuid-Tirol. Mahler was overbezorgd en fatalistisch, getuige de sinistere toon van zijn brieven aan Bruno Walter. Niettemin gloeiden de inspiratie en werklust op, dankzij een boek dat hij de zomer ervoor gekregen had van een vriend des huizes: Die Chinesische Flöte, een populaire verzameling naar het Duits hertaalde Chinese gedichten. De geëxalteerde mengeling van levenslust en fatum liet Mahler niet meer los.
In amper twee maanden tijd stond Das Lied von der Erde in grote lijnen op papier. Het is een bezinning over leven en dood in een wereld waarin natuur, jeugd en schoonheid vergankelijk zijn. Een unieke mengeling van lied en symfonie in zes delen, waarvan Mahler ook een pianoversie heeft nagelaten.
Das Trinklied vom Jammer der Erde
Al in het eerste lied zoekt Mahler de uitersten op, zowel van orkestrale (ofwel pianistische) turbulentie als van het vocaal vermogen van de tenor. Die wordt meteen in het diepe geworpen, met een veeleisende partij waarin hij tegen een ontketende begeleiding moet optornen – die hem tijdens zijn dronken gejammer dan ook nog lijkt uit te lachen. ‘Dunkel ist das Leben, ist der Tod’, mijmert hij tussendoor. Hij herhaalt het twee keer, telkens een halve toon hoger en dus iets dwingender. In een visioen ziet hij een geest die over de graven danst (‘Een aap is het!’), besloten met een plomp akkoord alsof de dronkenman uitgeput neerzijgt op een barkruk.
Der Einsame im Herbst
Fluisterende eerste violen maken de weg vrij voor een pijnlijk mooie hobosolo. De mezzosopraan betreurt de broosheid van bloemen en contempleert over haar eigen welbevinden. Ook dat is in verval: ‘Ich weine viel in meinen Einsamkeiten / Der Herbst in meinem Herzen währt zu lange.’ De spaarzame orkestratie doet aan kamermuziek denken en verwijst daarmee vooruit naar het slotdeel, Der Abschied
Von der Jugend
In het derde, kortste deel zitten we met een groep drinkende en kletsende vrienden in ‘ein Pavillon aus grünem und aus weißem Porzellan’. De muziek doet oosters aan, de sfeer is zorgeloos en houtblazers tetteren driftig tegen elkaar op. Maar de zorgeloosheid is broos en het is zo weer voorbij, die jeugd, ze is vluchtig als de jaren.
Von der Schönheit
Een idyllisch tafereel: jonge meisjes plukken lotusbloemen, en de zon weerspiegelt hun gestaltes in het blanke water. Plots verandert de sfeer op typisch mahleriaanse wijze, luidruchtig, met koper en slagwerk. Er komt een groep jongens aangegaloppeerd. Hun paarden razen voorbij en vertrappen gevallen bloesems. En plots zijn ze weer weg, verlangend nagekeken door ‘die schönste von den Jungfrau'n’: ‘In dem Dunkel ihres heißen Blicks / Schwingt klagend noch die Erregung ihres Herzens nach.’ Tot slot een adembenemend coda - dolcissimo, allerzoetst.
Der Trunkene im Frühling
Daar is de dronkaard terug. Hij drinkt de hele dag door, zegt hij, tot keel en ziel vol zijn. Dan wankelt hij naar bed en dommelt in. Een vogel wekt hem. Is de lente begonnen? ‘Der Vogel zwitschert: Ja!’ Even lijkt de dronkaard zich te herpakken, maar nee: wat kan hem de lente eigenlijk schelen, hij drinkt zich gewoon weer laveloos. ‘Laßt mich betrunken sein!’
Der Abschied
Het slotdeel van Das Lied von der Erde is een indrukwekkend halfuur vol intensiteit. Die bereikt Mahler met een spaarzame orkestratie en blazerssolo’s die vaak het karakter van een improvisatie hebben. Aan het begin zetten contrafagot en tamtam de duistere toon. De hobo introduceert een bezwerend motiefje dat door het hele deel heen is geweven. De altstem, vergezeld door een fluitsolo, bezingt de avond. De natuur gaat rusten, en ook de mensen gaan huiswaarts ‘om te dromen van vergeten geluk en jeugd’. De hele wereld slaapt in, wat verklankt wordt door een dalende chromatische figuur die afwisselend door verschillende solo-instrumenten wordt vertolkt. Alt en orkest worden emotioneler en weelderiger. De ik-figuur wacht blijkbaar op een vriend om samen van de schoonheid van de avond te genieten, maar ook om afscheid te nemen. ‘Wo bleibst du? Du läßt mich lang allein!’
Wanneer de vriend aankomt, lijkt het Mahler zelf te zijn die van ons afscheid neemt: ‘Ich geh, ich wandre in die Berge. / Ich suche Ruhe für mein einsam Herz.’ De laatste dichtregels voegde de componist zelf toe: een ode aan de natuur, die zich overal en altijd hernieuwt. Over het menselijke lot wordt niet meer gesproken – dat lijkt één te zijn met die natuur, mee met de eindeloze cyclus van wedergeboorte: ‘Ewig … ewig …’
Gustav Mahler (1860-1911)
Das Lied von der Erde
Een van de eersten die de partituur van Das Lied von der Erde onder ogen kreeg, was Bruno Walter, dirigent en vertrouweling van Gustav Mahler. In het boek dat hij aan de componist wijdde, blikt hij terug: ‘Toen ik het hem terugbracht, bijna niet in staat er een woord over te zeggen, sloeg hij Der Abschied op en zei: ‘Wat denk je? Is dat wel uit te houden? Zullen de mensen hierna geen einde aan hun leven maken?’’ Volgens Walter was het amper te geloven dat dit gecomponeerd was door dezelfde persoon en componist die in de Achtste symfonie nog zo uitbundig de hele schepping had bezongen. De reden hoefde Walter niet ver te zoeken: de zomer van 1907.
Die zomer leek voor Mahler onbezorgd te worden, maar werd dat niet. Nochtans had hij pas een contract getekend aan de Metropolitan Opera in New York, een uitweg uit de verziekte sfeer aan de Weense opera. New York bood Mahler meer geld, meer vrije tijd om te componeren en vooral meer respect. Maar daar aan de Wörthersee, het bergmeer waar hij zich ’s zomers terugtrok om te componeren, voltrok zich een tweevoudig drama. Eerst bezweek zijn oudste dochter Maria Anna aan roodvonk en dyfterie. Alma Mahler stortte in en de bijgeroepen dokter, die ook Mahler zelf onderzocht, ontdekte de hartkwaal die hem vier jaar later fataal zou worden.
New York bracht Mahler maar tijdelijke verlichting van zijn rouw, gezondheidszorgen en huwelijksperikelen. Het was dan ook met een duister gemoed dat hij de volgende zomervakantie van 1908 inging. Niet meer in Maiernigg, met z’n nare herinneringen, maar in Zuid-Tirol. Mahler was overbezorgd en fatalistisch, getuige de sinistere toon van zijn brieven aan Bruno Walter. Niettemin gloeiden de inspiratie en werklust op, dankzij een boek dat hij de zomer ervoor gekregen had van een vriend des huizes: Die Chinesische Flöte, een populaire verzameling naar het Duits hertaalde Chinese gedichten. De geëxalteerde mengeling van levenslust en fatum liet Mahler niet meer los.
In amper twee maanden tijd stond Das Lied von der Erde in grote lijnen op papier. Het is een bezinning over leven en dood in een wereld waarin natuur, jeugd en schoonheid vergankelijk zijn. Een unieke mengeling van lied en symfonie in zes delen, waarvan Mahler ook een pianoversie heeft nagelaten.
Das Trinklied vom Jammer der Erde
Al in het eerste lied zoekt Mahler de uitersten op, zowel van orkestrale (ofwel pianistische) turbulentie als van het vocaal vermogen van de tenor. Die wordt meteen in het diepe geworpen, met een veeleisende partij waarin hij tegen een ontketende begeleiding moet optornen – die hem tijdens zijn dronken gejammer dan ook nog lijkt uit te lachen. ‘Dunkel ist das Leben, ist der Tod’, mijmert hij tussendoor. Hij herhaalt het twee keer, telkens een halve toon hoger en dus iets dwingender. In een visioen ziet hij een geest die over de graven danst (‘Een aap is het!’), besloten met een plomp akkoord alsof de dronkenman uitgeput neerzijgt op een barkruk.
Der Einsame im Herbst
Fluisterende eerste violen maken de weg vrij voor een pijnlijk mooie hobosolo. De mezzosopraan betreurt de broosheid van bloemen en contempleert over haar eigen welbevinden. Ook dat is in verval: ‘Ich weine viel in meinen Einsamkeiten / Der Herbst in meinem Herzen währt zu lange.’ De spaarzame orkestratie doet aan kamermuziek denken en verwijst daarmee vooruit naar het slotdeel, Der Abschied
Von der Jugend
In het derde, kortste deel zitten we met een groep drinkende en kletsende vrienden in ‘ein Pavillon aus grünem und aus weißem Porzellan’. De muziek doet oosters aan, de sfeer is zorgeloos en houtblazers tetteren driftig tegen elkaar op. Maar de zorgeloosheid is broos en het is zo weer voorbij, die jeugd, ze is vluchtig als de jaren.
Von der Schönheit
Een idyllisch tafereel: jonge meisjes plukken lotusbloemen, en de zon weerspiegelt hun gestaltes in het blanke water. Plots verandert de sfeer op typisch mahleriaanse wijze, luidruchtig, met koper en slagwerk. Er komt een groep jongens aangegaloppeerd. Hun paarden razen voorbij en vertrappen gevallen bloesems. En plots zijn ze weer weg, verlangend nagekeken door ‘die schönste von den Jungfrau'n’: ‘In dem Dunkel ihres heißen Blicks / Schwingt klagend noch die Erregung ihres Herzens nach.’ Tot slot een adembenemend coda - dolcissimo, allerzoetst.
Der Trunkene im Frühling
Daar is de dronkaard terug. Hij drinkt de hele dag door, zegt hij, tot keel en ziel vol zijn. Dan wankelt hij naar bed en dommelt in. Een vogel wekt hem. Is de lente begonnen? ‘Der Vogel zwitschert: Ja!’ Even lijkt de dronkaard zich te herpakken, maar nee: wat kan hem de lente eigenlijk schelen, hij drinkt zich gewoon weer laveloos. ‘Laßt mich betrunken sein!’
Der Abschied
Het slotdeel van Das Lied von der Erde is een indrukwekkend halfuur vol intensiteit. Die bereikt Mahler met een spaarzame orkestratie en blazerssolo’s die vaak het karakter van een improvisatie hebben. Aan het begin zetten contrafagot en tamtam de duistere toon. De hobo introduceert een bezwerend motiefje dat door het hele deel heen is geweven. De altstem, vergezeld door een fluitsolo, bezingt de avond. De natuur gaat rusten, en ook de mensen gaan huiswaarts ‘om te dromen van vergeten geluk en jeugd’. De hele wereld slaapt in, wat verklankt wordt door een dalende chromatische figuur die afwisselend door verschillende solo-instrumenten wordt vertolkt. Alt en orkest worden emotioneler en weelderiger. De ik-figuur wacht blijkbaar op een vriend om samen van de schoonheid van de avond te genieten, maar ook om afscheid te nemen. ‘Wo bleibst du? Du läßt mich lang allein!’
Wanneer de vriend aankomt, lijkt het Mahler zelf te zijn die van ons afscheid neemt: ‘Ich geh, ich wandre in die Berge. / Ich suche Ruhe für mein einsam Herz.’ De laatste dichtregels voegde de componist zelf toe: een ode aan de natuur, die zich overal en altijd hernieuwt. Over het menselijke lot wordt niet meer gesproken – dat lijkt één te zijn met die natuur, mee met de eindeloze cyclus van wedergeboorte: ‘Ewig … ewig …’
Een van de eersten die de partituur van Das Lied von der Erde onder ogen kreeg, was Bruno Walter, dirigent en vertrouweling van Gustav Mahler. In het boek dat hij aan de componist wijdde, blikt hij terug: ‘Toen ik het hem terugbracht, bijna niet in staat er een woord over te zeggen, sloeg hij Der Abschied op en zei: ‘Wat denk je? Is dat wel uit te houden? Zullen de mensen hierna geen einde aan hun leven maken?’’ Volgens Walter was het amper te geloven dat dit gecomponeerd was door dezelfde persoon en componist die in de Achtste symfonie nog zo uitbundig de hele schepping had bezongen. De reden hoefde Walter niet ver te zoeken: de zomer van 1907.
Die zomer leek voor Mahler onbezorgd te worden, maar werd dat niet. Nochtans had hij pas een contract getekend aan de Metropolitan Opera in New York, een uitweg uit de verziekte sfeer aan de Weense opera. New York bood Mahler meer geld, meer vrije tijd om te componeren en vooral meer respect. Maar daar aan de Wörthersee, het bergmeer waar hij zich ’s zomers terugtrok om te componeren, voltrok zich een tweevoudig drama. Eerst bezweek zijn oudste dochter Maria Anna aan roodvonk en dyfterie. Alma Mahler stortte in en de bijgeroepen dokter, die ook Mahler zelf onderzocht, ontdekte de hartkwaal die hem vier jaar later fataal zou worden.
New York bracht Mahler maar tijdelijke verlichting van zijn rouw, gezondheidszorgen en huwelijksperikelen. Het was dan ook met een duister gemoed dat hij de volgende zomervakantie van 1908 inging. Niet meer in Maiernigg, met z’n nare herinneringen, maar in Zuid-Tirol. Mahler was overbezorgd en fatalistisch, getuige de sinistere toon van zijn brieven aan Bruno Walter. Niettemin gloeiden de inspiratie en werklust op, dankzij een boek dat hij de zomer ervoor gekregen had van een vriend des huizes: Die Chinesische Flöte, een populaire verzameling naar het Duits hertaalde Chinese gedichten. De geëxalteerde mengeling van levenslust en fatum liet Mahler niet meer los.
In amper twee maanden tijd stond Das Lied von der Erde in grote lijnen op papier. Het is een bezinning over leven en dood in een wereld waarin natuur, jeugd en schoonheid vergankelijk zijn. Een unieke mengeling van lied en symfonie in zes delen, waarvan Mahler ook een pianoversie heeft nagelaten.
Das Trinklied vom Jammer der Erde
Al in het eerste lied zoekt Mahler de uitersten op, zowel van orkestrale (ofwel pianistische) turbulentie als van het vocaal vermogen van de tenor. Die wordt meteen in het diepe geworpen, met een veeleisende partij waarin hij tegen een ontketende begeleiding moet optornen – die hem tijdens zijn dronken gejammer dan ook nog lijkt uit te lachen. ‘Dunkel ist das Leben, ist der Tod’, mijmert hij tussendoor. Hij herhaalt het twee keer, telkens een halve toon hoger en dus iets dwingender. In een visioen ziet hij een geest die over de graven danst (‘Een aap is het!’), besloten met een plomp akkoord alsof de dronkenman uitgeput neerzijgt op een barkruk.
Der Einsame im Herbst
Fluisterende eerste violen maken de weg vrij voor een pijnlijk mooie hobosolo. De mezzosopraan betreurt de broosheid van bloemen en contempleert over haar eigen welbevinden. Ook dat is in verval: ‘Ich weine viel in meinen Einsamkeiten / Der Herbst in meinem Herzen währt zu lange.’ De spaarzame orkestratie doet aan kamermuziek denken en verwijst daarmee vooruit naar het slotdeel, Der Abschied
Von der Jugend
In het derde, kortste deel zitten we met een groep drinkende en kletsende vrienden in ‘ein Pavillon aus grünem und aus weißem Porzellan’. De muziek doet oosters aan, de sfeer is zorgeloos en houtblazers tetteren driftig tegen elkaar op. Maar de zorgeloosheid is broos en het is zo weer voorbij, die jeugd, ze is vluchtig als de jaren.
Von der Schönheit
Een idyllisch tafereel: jonge meisjes plukken lotusbloemen, en de zon weerspiegelt hun gestaltes in het blanke water. Plots verandert de sfeer op typisch mahleriaanse wijze, luidruchtig, met koper en slagwerk. Er komt een groep jongens aangegaloppeerd. Hun paarden razen voorbij en vertrappen gevallen bloesems. En plots zijn ze weer weg, verlangend nagekeken door ‘die schönste von den Jungfrau'n’: ‘In dem Dunkel ihres heißen Blicks / Schwingt klagend noch die Erregung ihres Herzens nach.’ Tot slot een adembenemend coda - dolcissimo, allerzoetst.
Der Trunkene im Frühling
Daar is de dronkaard terug. Hij drinkt de hele dag door, zegt hij, tot keel en ziel vol zijn. Dan wankelt hij naar bed en dommelt in. Een vogel wekt hem. Is de lente begonnen? ‘Der Vogel zwitschert: Ja!’ Even lijkt de dronkaard zich te herpakken, maar nee: wat kan hem de lente eigenlijk schelen, hij drinkt zich gewoon weer laveloos. ‘Laßt mich betrunken sein!’
Der Abschied
Het slotdeel van Das Lied von der Erde is een indrukwekkend halfuur vol intensiteit. Die bereikt Mahler met een spaarzame orkestratie en blazerssolo’s die vaak het karakter van een improvisatie hebben. Aan het begin zetten contrafagot en tamtam de duistere toon. De hobo introduceert een bezwerend motiefje dat door het hele deel heen is geweven. De altstem, vergezeld door een fluitsolo, bezingt de avond. De natuur gaat rusten, en ook de mensen gaan huiswaarts ‘om te dromen van vergeten geluk en jeugd’. De hele wereld slaapt in, wat verklankt wordt door een dalende chromatische figuur die afwisselend door verschillende solo-instrumenten wordt vertolkt. Alt en orkest worden emotioneler en weelderiger. De ik-figuur wacht blijkbaar op een vriend om samen van de schoonheid van de avond te genieten, maar ook om afscheid te nemen. ‘Wo bleibst du? Du läßt mich lang allein!’
Wanneer de vriend aankomt, lijkt het Mahler zelf te zijn die van ons afscheid neemt: ‘Ich geh, ich wandre in die Berge. / Ich suche Ruhe für mein einsam Herz.’ De laatste dichtregels voegde de componist zelf toe: een ode aan de natuur, die zich overal en altijd hernieuwt. Over het menselijke lot wordt niet meer gesproken – dat lijkt één te zijn met die natuur, mee met de eindeloze cyclus van wedergeboorte: ‘Ewig … ewig …’
Biografie
Feride Büyükdenktas, mezzosopraan
De Turkse mezzosopraan Feride Büyükdenktas won de belangrijkste zangconcoursen in haar geboorteland. Om haar carrière ook internationaal te ontwikkelen nam ze les aan de Kunstuniversität Graz bij Ulf Bästlein en Holger Falk.
Ze stond op de operapodia van Stuttgart, Klagenfurt en Graz; ook werd ze geëngageerd door de Staatsopera van Istanbul.
Ze vertolkte rollen als Cherubino in Mozarts Le nozze di Figaro, Annio in Mozarts La clemenza di Tito en Bradamante in Händels Alcina. Daarbij werkte ze samen met dirigenten als Keri-Lynn Wilson, Andrés Orozco-Estrada, Christoph Eschenbach en Helmuth Rilling. Feride Büyükdenktas heeft een grote liefde voor het Duitse lied.
Ze nam deel aan masterclasses bij gerenommeerde liedzangers als Brigitte Fassbaender , Roberta Alexander en Christoph Prégardien. Haar vaste recitalpartners zijn Julius Drake en Charles Spencer. Ze trad onder meer op in het Konzerthaus Wien; in Schleswig-Holstein won ze de Nordfriesische Liedpreis.
Met Julius Drake debuteerde ze in december 2022 in de Kleine Zaal.
Stuart Jackson, tenor
Stuart Jackson studeerde biologie in Oxford en maakte in die stad deel uit van het beroemde Christ Church Cathedral Choir. Zijn zangstudie rondde hij in 2013 af bij Ryland Davies aan de Royal Academy of Music in Londen.
Hij won prijzen op de Wigmore Hall/Kohn Foundation International Song Competition en de International Hugo Wolf Lied Competition in Stuttgart.
Sindsdien heeft hij opgetreden voor de BBC, in Wigmore Hall en tijdens het Oxford International Song Festival en de Schubertiade in Schwarzenberg.
Als operazanger vertolkte hij onlangs de rol van Jupiter in Händels Semele onder leiding van Emmanuelle Haïm bij de Opéra de Lille, de Komische Oper Berlin en tijdens het Glyndebourne Festival. Zijn concertrepertoire reikt van Bach via Mozart en Beethoven naar moderner werk.
Stuart Jackson, die tijdens het Mahler Festival voor het eerst in de Kleine Zaal is te horen, maakte zijn Concertgebouwdebuut in 2012 in een Vivaldi-programma met de Academy of Ancient Music in de Grote Zaal.
Julius Drake, piano
Julius Drake geniet een internationale reputatie als een van de beste liedbegeleiders. De Britse pianist werkt samen met vele vooraanstaande zangers, zowel op het podium als in de opnamestudio.
Zijn passie voor het lied leidde tot diverse uitnodigingen om liedseries samen te stellen, onder andere voor Het Concertgebouw, de Londense Wigmore Hall en de BBC.
In de historische Middle Temple Hall in Londen organiseert hij een jaarlijkse recitalreeks, Julius Drake and Friends. Daaraan werken uitstekende vocalisten mee, onder wie Sir Thomas Allen, Véronique Gens, Simon Keenlyside en Felicity Lott.
Julius Drake maakte vele opnamen, onder anderen met Gerard Finley, Ian Bostridge en Christianne Stotijn. Hij werd opgeleid aan de Purcell School en het Royal College of Music in Londen.
Tegenwoordig doceert hij zelf piano/zangbegeleiding aan de Kunstuniversität Graz in Oostenrijk. In december 2022 kreeg Julius Drake de Concertgebouwpenning.