Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Maak kennis met dirigent Klaus Mäkelä

door Martijn Voorvelt
24 okt. 2022 24 oktober 2022

Klaus Mäkelä is artistiek partner van het Concertgebouworkest. Wie is deze dirigent, die over vijf jaar chef wordt? En wat kunnen we dit seizoen allemaal van hem verwachten? ‘Dit orkest is een beest, het kan zo ongeveer alles spelen.’

Het gonst in de Keulse Philharmonie. Klaus Mäkelä, hét dirigeertalent van zijn generatie, is in the building. Hij sluit zijn eerste zomertournee met het Concertgebouworkest af: een ware triomftocht. Hier wordt muziekgeschiedenis geschreven. Iedereen wil met de jonge Fin praten, iedereen wil iets van hem. En vanavond moet hij Mahlers intense Zesde symfonie dirigeren terwijl de ogen van een kritisch muziekpubliek in zijn rug prikken. Menig 26-jarige zou bezwijken onder de druk.

Maar Klaus Mäkelä ziet eruit of hij vakantie heeft. Ontspannen onderuit hangt hij op de bank van de dirigentenkamer. Hij hangt trouwens ook aan de muur achter hem, in postervorm. Hoe heeft hij de afgelopen weken beleefd? ‘Het is een heerlijke kleine tournee’, is het luchtige antwoord. ‘Een belangrijk moment was het eerste concert in Amsterdam, de eerste keer dat we er voor een volle zaal speelden, want de eerdere concerten waren streams in coronatijd. Een beetje spanning was er misschien wel, maar dan in positieve zin. We hebben de hele week gewerkt aan stukken die we heel graag wilden spelen, ze zaten er goed in.’

Het gonst in de Keulse Philharmonie. Klaus Mäkelä, hét dirigeertalent van zijn generatie, is in the building. Hij sluit zijn eerste zomertournee met het Concertgebouworkest af: een ware triomftocht. Hier wordt muziekgeschiedenis geschreven. Iedereen wil met de jonge Fin praten, iedereen wil iets van hem. En vanavond moet hij Mahlers intense Zesde symfonie dirigeren terwijl de ogen van een kritisch muziekpubliek in zijn rug prikken. Menig 26-jarige zou bezwijken onder de druk.

Maar Klaus Mäkelä ziet eruit of hij vakantie heeft. Ontspannen onderuit hangt hij op de bank van de dirigentenkamer. Hij hangt trouwens ook aan de muur achter hem, in postervorm. Hoe heeft hij de afgelopen weken beleefd? ‘Het is een heerlijke kleine tournee’, is het luchtige antwoord. ‘Een belangrijk moment was het eerste concert in Amsterdam, de eerste keer dat we er voor een volle zaal speelden, want de eerdere concerten waren streams in coronatijd. Een beetje spanning was er misschien wel, maar dan in positieve zin. We hebben de hele week gewerkt aan stukken die we heel graag wilden spelen, ze zaten er goed in.’

  • Klaus Mäkelä

    foto: Marco Borggreve

    Klaus Mäkelä

    foto: Marco Borggreve

  • Klaus Mäkelä

    foto: Marco Borggreve

    Klaus Mäkelä

    foto: Marco Borggreve

Mäkelä stuurt het gesprek meteen de diepte in: ‘Ik vond het erg interessant om voor het eerst met het Concertgebouworkest in Berlijn te zijn, en te horen hoe het daar klinkt. Het orkest neemt als het ware de klank van Het Concertgebouw – een klank met een enorme persoonlijkheid – mee naar de Philharmonie, een zaal met een heel andere akoestiek. Je moet dan echt andere accenten leggen. Heel inspirerend.’

Mentale vrijheid

Klaus Mäkelä maakte de afgelopen paar jaar in rap tempo naam. Het Oslo Filharmonisch Orkest en het Orchestre de Paris benoemden hem tot chef-dirigent (zie het kader hieronder). Ook het Concertgebouworkest viel als een blok voor zijn muzikale en sociale intelligentie, zijn enthousiasme en zijn losse, superefficiënte stijl. Dat was bij zijn debuut in september 2020. Nog datzelfde coronaseizoen werd hij twee keer teruggevraagd, wat onder meer leidde tot een bejubelde Kerstmatinee, al was het een concertstream.

De orkestleden, al sinds 2018 op zoek naar een nieuwe chef-dirigent, wisten: dit is hem. Maar wist hij het ook? ‘Vanaf het eerste concert voelde het heel comfortabel – zelfs onder corona-­omstandigheden met social distance en zo. We speelden meteen een heel divers repertoire, daar hou ik van. Ik denk dat de Kerstmatinee met Debussy’s La mer en Beethovens Zesde symfonie het moment was dat ik een hechtere band voelde met het orkest. Een programma met twee meesterwerken, waarvoor we de tijd hebben genomen. Met resultaat.’

Klaus Mäkelä in het kort

Een carrièrestart zoals die van de Finse dirigent Klaus Mäkelä – tevens cellist op hoog niveau – is maar voor weinig twintigers weggelegd. Dat hij al op zijn twaalfde directieles kreeg van Jorma Panula heeft zeker bijgedragen aan de voorsprong die hij heeft opgebouwd. Maar je komt niet zomaar op brugpieperleeftijd bij Finlands succesvolste ‘dirigentenmacher’ in de klas. Hier is sprake van een natuurtalent, gerijpt in de vruchtbare voedingsbodem van een muzikale familie, dat al op zevenjarige leeftijd (na een uitvoering van Bizets Carmen) wist dat hij dirigent wilde worden.

Dankzij een verbluffende uitvoering van Stravinsky’s Petroesjka in 2016 – hij was toen twintig – kregen ook orkesten buiten Finland er lucht van. Inmiddels is hij chef van het Oslo Filharmonisch Orkest én van het Orchestre de Paris. Met zijn Noorse orkest nam hij alle symfonieën van Sibelius op cd op en ondernam hij in het voorjaar een succesvolle Europa-tournee. Ook met het Concertgebouworkest ging hij vorig seizoen al op tournee: in november 2021 naar Reykjavik en de Hamburgse Elbphilharmonie. In het seizoen 2022/2023 leidt hij het orkest in vijf verschillende programma’s; deze maand staan Mozarts Requiem en werken van Sibelius op de lessenaar.


Omdat Mäkelä trouw is aan zijn orkesten in Oslo en Parijs, is hij in Amsterdam de komende vijf jaar nog geen chef-dirigent, maar artistiek partner. Het aantal gezamenlijke producties stijgt jaarlijks, van vijf dit seizoen naar twaalf in 2027. ‘We grow into the relation­ship’, zoals hij zelf zegt. Een slimme zet, omdat je zo geleidelijk iets kunt opbouwen. ‘Ik zal ook betrokken zijn bij audities, en bijdragen aan het welzijn van het orkest, en tegen de tijd dat ik als chef begin zullen we elkaar goed kennen. We hebben een contract voor tien jaar, dat zijn ideale omstandigheden! Het geeft ons de mentale vrijheid om zonder tijdsdruk een gezamenlijke koers te ontwikkelen.’

De liefde vieren

Die tien jaar gingen afgelopen augustus van start met Orion van zijn befaamde landgenote Kaija Saariaho en de Zesde symfonie van Gustav Mahler. Waarom de Zesde? ‘Het is een werk waarin iedereen meedoet. Het publiek wordt meegevoerd en alle orkestleden kunnen schitteren, iedereen heeft iets interessants te doen. Zo kon ik meteen in de eerste week werken met iedereen die op dat moment in Amsterdam was. Een perfecte manier om onze liefde te vieren!’

‘Ik hou van beeldende kunst, en zie programmeren als het ­creëren van een expositie’

Menige dirigent ervaart de Mahler-­traditie van het Concertgebouworkest als intimiderend. Zo niet Klaus Mäkelä. ‘Het Concertgebouworkest was onder zijn toenmalige chef Willem Mengelberg baanbrekend, omdat het lange tijd als enige orkest Mahlers muziek promootte. Mahler dirigeerde het orkest ook zelf. Het is fascinerend dat die traditie steeds wordt doorgegeven. Zelfs de aantekeningen van Mengelberg worden nog gebruikt. Dat is een voordeel, want als musici zich erg thuis voelen in een bepaalde stijl, en die ervaren als iets ‘van hen’, voelen ze zich ook vrij om zich daarbinnen te uiten. Finse en Noorse musici hebben hetzelfde met Sibelius.’

Lijden en verlossing

Mäkelä valt niet alleen op door zijn dirigeerstijl, maar ook door zijn doordachte en vaak verrassende programma’s. ‘Ik hou van beeldende kunst, en zie programmeren als het ­creëren van een expositie, waarbij je alle mogelijke meesterwerken in je ­collectie hebt en mag kiezen wat je bij elkaar hangt. Nu hebben we de beschikking over al die muzikale meesterwerken, en over dit orkest: echt een beest, dat zo ongeveer alles kan spelen. Dan wil je goed nadenken over de mogelijke combinaties.’

Mäkelä stuurt het gesprek meteen de diepte in: ‘Ik vond het erg interessant om voor het eerst met het Concertgebouworkest in Berlijn te zijn, en te horen hoe het daar klinkt. Het orkest neemt als het ware de klank van Het Concertgebouw – een klank met een enorme persoonlijkheid – mee naar de Philharmonie, een zaal met een heel andere akoestiek. Je moet dan echt andere accenten leggen. Heel inspirerend.’

Mentale vrijheid

Klaus Mäkelä maakte de afgelopen paar jaar in rap tempo naam. Het Oslo Filharmonisch Orkest en het Orchestre de Paris benoemden hem tot chef-dirigent (zie het kader hieronder). Ook het Concertgebouworkest viel als een blok voor zijn muzikale en sociale intelligentie, zijn enthousiasme en zijn losse, superefficiënte stijl. Dat was bij zijn debuut in september 2020. Nog datzelfde coronaseizoen werd hij twee keer teruggevraagd, wat onder meer leidde tot een bejubelde Kerstmatinee, al was het een concertstream.

De orkestleden, al sinds 2018 op zoek naar een nieuwe chef-dirigent, wisten: dit is hem. Maar wist hij het ook? ‘Vanaf het eerste concert voelde het heel comfortabel – zelfs onder corona-­omstandigheden met social distance en zo. We speelden meteen een heel divers repertoire, daar hou ik van. Ik denk dat de Kerstmatinee met Debussy’s La mer en Beethovens Zesde symfonie het moment was dat ik een hechtere band voelde met het orkest. Een programma met twee meesterwerken, waarvoor we de tijd hebben genomen. Met resultaat.’

Klaus Mäkelä in het kort

Een carrièrestart zoals die van de Finse dirigent Klaus Mäkelä – tevens cellist op hoog niveau – is maar voor weinig twintigers weggelegd. Dat hij al op zijn twaalfde directieles kreeg van Jorma Panula heeft zeker bijgedragen aan de voorsprong die hij heeft opgebouwd. Maar je komt niet zomaar op brugpieperleeftijd bij Finlands succesvolste ‘dirigentenmacher’ in de klas. Hier is sprake van een natuurtalent, gerijpt in de vruchtbare voedingsbodem van een muzikale familie, dat al op zevenjarige leeftijd (na een uitvoering van Bizets Carmen) wist dat hij dirigent wilde worden.

Dankzij een verbluffende uitvoering van Stravinsky’s Petroesjka in 2016 – hij was toen twintig – kregen ook orkesten buiten Finland er lucht van. Inmiddels is hij chef van het Oslo Filharmonisch Orkest én van het Orchestre de Paris. Met zijn Noorse orkest nam hij alle symfonieën van Sibelius op cd op en ondernam hij in het voorjaar een succesvolle Europa-tournee. Ook met het Concertgebouworkest ging hij vorig seizoen al op tournee: in november 2021 naar Reykjavik en de Hamburgse Elbphilharmonie. In het seizoen 2022/2023 leidt hij het orkest in vijf verschillende programma’s; deze maand staan Mozarts Requiem en werken van Sibelius op de lessenaar.


Omdat Mäkelä trouw is aan zijn orkesten in Oslo en Parijs, is hij in Amsterdam de komende vijf jaar nog geen chef-dirigent, maar artistiek partner. Het aantal gezamenlijke producties stijgt jaarlijks, van vijf dit seizoen naar twaalf in 2027. ‘We grow into the relation­ship’, zoals hij zelf zegt. Een slimme zet, omdat je zo geleidelijk iets kunt opbouwen. ‘Ik zal ook betrokken zijn bij audities, en bijdragen aan het welzijn van het orkest, en tegen de tijd dat ik als chef begin zullen we elkaar goed kennen. We hebben een contract voor tien jaar, dat zijn ideale omstandigheden! Het geeft ons de mentale vrijheid om zonder tijdsdruk een gezamenlijke koers te ontwikkelen.’

De liefde vieren

Die tien jaar gingen afgelopen augustus van start met Orion van zijn befaamde landgenote Kaija Saariaho en de Zesde symfonie van Gustav Mahler. Waarom de Zesde? ‘Het is een werk waarin iedereen meedoet. Het publiek wordt meegevoerd en alle orkestleden kunnen schitteren, iedereen heeft iets interessants te doen. Zo kon ik meteen in de eerste week werken met iedereen die op dat moment in Amsterdam was. Een perfecte manier om onze liefde te vieren!’

‘Ik hou van beeldende kunst, en zie programmeren als het ­creëren van een expositie’

Menige dirigent ervaart de Mahler-­traditie van het Concertgebouworkest als intimiderend. Zo niet Klaus Mäkelä. ‘Het Concertgebouworkest was onder zijn toenmalige chef Willem Mengelberg baanbrekend, omdat het lange tijd als enige orkest Mahlers muziek promootte. Mahler dirigeerde het orkest ook zelf. Het is fascinerend dat die traditie steeds wordt doorgegeven. Zelfs de aantekeningen van Mengelberg worden nog gebruikt. Dat is een voordeel, want als musici zich erg thuis voelen in een bepaalde stijl, en die ervaren als iets ‘van hen’, voelen ze zich ook vrij om zich daarbinnen te uiten. Finse en Noorse musici hebben hetzelfde met Sibelius.’

Lijden en verlossing

Mäkelä valt niet alleen op door zijn dirigeerstijl, maar ook door zijn doordachte en vaak verrassende programma’s. ‘Ik hou van beeldende kunst, en zie programmeren als het ­creëren van een expositie, waarbij je alle mogelijke meesterwerken in je ­collectie hebt en mag kiezen wat je bij elkaar hangt. Nu hebben we de beschikking over al die muzikale meesterwerken, en over dit orkest: echt een beest, dat zo ongeveer alles kan spelen. Dan wil je goed nadenken over de mogelijke combinaties.’

  • Klaus Mäkelä

    foto: Marco Borggreve

    Klaus Mäkelä

    foto: Marco Borggreve

  • Klaus Mäkelä dirigeert het Concertgebouworkest

    foto: Milagro Elstak

    Klaus Mäkelä dirigeert het Concertgebouworkest

    foto: Milagro Elstak

  • Klaus Mäkelä

    foto: Marco Borggreve

    Klaus Mäkelä

    foto: Marco Borggreve

  • Klaus Mäkelä dirigeert het Concertgebouworkest

    foto: Milagro Elstak

    Klaus Mäkelä dirigeert het Concertgebouworkest

    foto: Milagro Elstak

Een intrigerende combinatie klinkt deze maand: Sibelius’ Vierde symfonie en het Requiem van Mozart. ‘Yes! Mozarts Requiem is ontzettend lastig om ergens mee te combineren. Daarom zocht ik iets wat ermee contrasteert, en tegelijkertijd van een vergelijkbaar persoonlijk kaliber is. Want dat ­Requiem, ook al heeft Mozart het niet zelf voltooid, klinkt als een zeer intiem persoonlijk statement. Er zijn niet veel stukken die dat benaderen, maar wel Sibelius’ Vierde. Die maakt het programma wel wat duisterder, want het is een symfonie over lijden. Eigenlijk is het precies als bij Mahlers Zesde: het gaat over iemand die veel tegenslagen te verwerken krijgt, en er uiteindelijk niet in slaagt ze te overwinnen. Alle momenten van hoop – die er zeker óók zijn – worden vermorzeld. Maar nu vinden we verlossing in Mozarts Requiem!’

Vloed van emoties

In december komt Mäkelä terug met onder meer De vuurvogel van Stravinsky. Als ik vraag waarom hij koos voor het complete ballet, en niet voor de suite die meestal wordt gespeeld, veert hij op: ‘O ja, ja, dat is te gek! Kijk, de suite bestaat uit hoogtepunten en is heel mooi, maar daarin mis je een groot deel van de beste muziek. Bij het complete ballet ervaar je daarnaast het verhaal op een heel andere manier, omdat het veel coherenter is.

Maar vooral: de muziek is zo prachtig – en die orkestratie… Voor mij is De vuur­vogel het eindpunt van de laat­romantiek, op de grens van het moderne. Stravinsky zou later bijna een soort analyticus worden, maar De vuurvogel is nog heel emotioneel, een overweldigende vloed van emoties zelfs. Vanaf het begin word je volledig meegezogen. Sinds ik voor het eerst het complete werk dirigeerde, ben ik nooit meer teruggegaan naar de suites.’

Alsmaar beter

Mäkelä’s interesse in hedendaagse muziek resulteert dit seizoen bij het Concertgebouworkest in maar liefst vier Nederlandse premières van levende componisten. ‘Vier?’ vraagt Mäkelä. Ik noem ze op: Alexander Raskatov en Sauli Zinovjev in december, Jimmy López Bellido in januari, Sally Beamish in april. ‘O ja! Dat had ik me niet gerealiseerd. Sauli en Jimmy zijn twee componisten die ik goed ken, en ik ben er trots op dat ik hun muziek mee kan nemen naar Amsterdam. Sauli leerde ik kennen toen ik jaren geleden een werk van hem dirigeerde, hij was nog heel jong, maar ik vond het geweldig; daarna heb ik hem meerdere opdrachten gegeven en hij werd alsmaar beter! Batteria was geen opdracht van mij, maar ik heb het al vaak gedirigeerd. Het is een extreem krachtig werk, dat ik specifiek uitgekozen heb om aan Stravinsky’s Vuurvogel te koppelen.

‘Ik voel de verantwoordelijkheid om nieuwe muziek te dirigeren’

Alexander Raskatovs muziek kende ik nog niet, maar dit werk [het opdrachtwerk Time’s River voor het Concertgebouworkest en solohoboïst Alexei Ogrintchouk, red.] stond al gepland; dus ik ben naar zijn muziek gaan luisteren en vond het heel interessant. Daarnaast lijkt het me heel fijn om te werken met Alexei als solist. Het uitvoeren van nieuwe stukken is eigenlijk altijd leuk. Het is een risico, omdat je nooit precies weet wat je krijgt. Zelfs als je denkt een componist goed te kennen, kan hij of zij met iets totaal onverwachts komen, en zo moet het ook zijn.’

Natuurbeschrijvingen

‘Jimmy López Bellido komt uit Peru, maar besloot compositie te studeren in Finland – geen idee waarom – en hoewel hij nu weer ergens anders woont, heeft zijn hart verpand aan de Finse cultuur. Van hem spelen we een nieuw opdrachtwerk, dat hij wilde baseren op een verhaal uit het Finse mythologische epos, de Kalevala. Ik heb een verhaal voorgesteld waarin de natuur een centrale rol speelt. En omdat Richard Strauss’ Eine Alpensinfonie volgens mij een van de mooiste natuurbeschrijvingen uit de muziek is, is dat een perfecte combinatie voor ons programma in januari.’

Een intrigerende combinatie klinkt deze maand: Sibelius’ Vierde symfonie en het Requiem van Mozart. ‘Yes! Mozarts Requiem is ontzettend lastig om ergens mee te combineren. Daarom zocht ik iets wat ermee contrasteert, en tegelijkertijd van een vergelijkbaar persoonlijk kaliber is. Want dat ­Requiem, ook al heeft Mozart het niet zelf voltooid, klinkt als een zeer intiem persoonlijk statement. Er zijn niet veel stukken die dat benaderen, maar wel Sibelius’ Vierde. Die maakt het programma wel wat duisterder, want het is een symfonie over lijden. Eigenlijk is het precies als bij Mahlers Zesde: het gaat over iemand die veel tegenslagen te verwerken krijgt, en er uiteindelijk niet in slaagt ze te overwinnen. Alle momenten van hoop – die er zeker óók zijn – worden vermorzeld. Maar nu vinden we verlossing in Mozarts Requiem!’

Vloed van emoties

In december komt Mäkelä terug met onder meer De vuurvogel van Stravinsky. Als ik vraag waarom hij koos voor het complete ballet, en niet voor de suite die meestal wordt gespeeld, veert hij op: ‘O ja, ja, dat is te gek! Kijk, de suite bestaat uit hoogtepunten en is heel mooi, maar daarin mis je een groot deel van de beste muziek. Bij het complete ballet ervaar je daarnaast het verhaal op een heel andere manier, omdat het veel coherenter is.

Maar vooral: de muziek is zo prachtig – en die orkestratie… Voor mij is De vuur­vogel het eindpunt van de laat­romantiek, op de grens van het moderne. Stravinsky zou later bijna een soort analyticus worden, maar De vuurvogel is nog heel emotioneel, een overweldigende vloed van emoties zelfs. Vanaf het begin word je volledig meegezogen. Sinds ik voor het eerst het complete werk dirigeerde, ben ik nooit meer teruggegaan naar de suites.’

Alsmaar beter

Mäkelä’s interesse in hedendaagse muziek resulteert dit seizoen bij het Concertgebouworkest in maar liefst vier Nederlandse premières van levende componisten. ‘Vier?’ vraagt Mäkelä. Ik noem ze op: Alexander Raskatov en Sauli Zinovjev in december, Jimmy López Bellido in januari, Sally Beamish in april. ‘O ja! Dat had ik me niet gerealiseerd. Sauli en Jimmy zijn twee componisten die ik goed ken, en ik ben er trots op dat ik hun muziek mee kan nemen naar Amsterdam. Sauli leerde ik kennen toen ik jaren geleden een werk van hem dirigeerde, hij was nog heel jong, maar ik vond het geweldig; daarna heb ik hem meerdere opdrachten gegeven en hij werd alsmaar beter! Batteria was geen opdracht van mij, maar ik heb het al vaak gedirigeerd. Het is een extreem krachtig werk, dat ik specifiek uitgekozen heb om aan Stravinsky’s Vuurvogel te koppelen.

‘Ik voel de verantwoordelijkheid om nieuwe muziek te dirigeren’

Alexander Raskatovs muziek kende ik nog niet, maar dit werk [het opdrachtwerk Time’s River voor het Concertgebouworkest en solohoboïst Alexei Ogrintchouk, red.] stond al gepland; dus ik ben naar zijn muziek gaan luisteren en vond het heel interessant. Daarnaast lijkt het me heel fijn om te werken met Alexei als solist. Het uitvoeren van nieuwe stukken is eigenlijk altijd leuk. Het is een risico, omdat je nooit precies weet wat je krijgt. Zelfs als je denkt een componist goed te kennen, kan hij of zij met iets totaal onverwachts komen, en zo moet het ook zijn.’

Natuurbeschrijvingen

‘Jimmy López Bellido komt uit Peru, maar besloot compositie te studeren in Finland – geen idee waarom – en hoewel hij nu weer ergens anders woont, heeft zijn hart verpand aan de Finse cultuur. Van hem spelen we een nieuw opdrachtwerk, dat hij wilde baseren op een verhaal uit het Finse mythologische epos, de Kalevala. Ik heb een verhaal voorgesteld waarin de natuur een centrale rol speelt. En omdat Richard Strauss’ Eine Alpensinfonie volgens mij een van de mooiste natuurbeschrijvingen uit de muziek is, is dat een perfecte combinatie voor ons programma in januari.’

Ik voel de verantwoordelijkheid om nieuwe muziek te dirigeren. Aan de ene kant leid ik graag stukken die ik goed ken en waar ik van houd, en vind ik het belangrijk dat componisten en diri­genten goede relaties onderhouden. Kijk maar naar Mahler en Mengelberg! Maar er zijn veel goede componisten, en je moet bij het programmeren ook met andere factoren rekening houden, zoals het land waar je optreedt. Ik ben de laatste tijd dus veel aan het luisteren naar Nederlandse componisten.’

Geniaal

In april leidt Klaus Mäkelä het Concertgebouworkest in muziek van Beamish, Ravel en Debussy. ‘Ah, Debussy… Ik hou zo van Franse muziek, en Images was een van de eerste stukken die ik dirigeerde. Het is een prachtige collectie van impressies, maar het heeft één probleempje: door de vorm van het drieluik, met het langste deel in het midden, is het slot een beetje onbevredigend. Daarom sluit ik het altijd af met Ravels Bolero. Het past in het the­ma en vormt een perfecte afsluiter. En het is een geniaal stuk. Ook weer muziek waarin het hele orkest kan schitteren!

Distans van Beamish past erg goed bij die Franse muziek. Het Concertgebouworkest zou in 2020 de wereldpremière verzorgen, en zelf zou ik het dirigeren in Oslo, maar corona verhinderde dat allemaal. Ik ben blij dat we het alsnog samen kunnen uitvoeren, en het is geweldig om klarinettist Martin Fröst en ­violiste Janine Jansen samen te hebben, twee musici met wie ik als cellist graag samen speel.’

Het is tijd om te stoppen: er staan anderen voor de deur om nog iets met Mäkelä te overleggen. Die avond klinkt Mahlers Zesde in de Keulse Philharmonie krachtiger en vitaler dan ooit. Na afloop explodeert de zaal zowat, en worden de dirigent én de orkestleden als helden toegejuicht. ‘Zo hoorden we Mahler niet eerder’, en ‘briljant’, lazen we de dag erna in de Duitse kranten. Een veelbelovend begin van een nieuw tijdperk.

Ik voel de verantwoordelijkheid om nieuwe muziek te dirigeren. Aan de ene kant leid ik graag stukken die ik goed ken en waar ik van houd, en vind ik het belangrijk dat componisten en diri­genten goede relaties onderhouden. Kijk maar naar Mahler en Mengelberg! Maar er zijn veel goede componisten, en je moet bij het programmeren ook met andere factoren rekening houden, zoals het land waar je optreedt. Ik ben de laatste tijd dus veel aan het luisteren naar Nederlandse componisten.’

Geniaal

In april leidt Klaus Mäkelä het Concertgebouworkest in muziek van Beamish, Ravel en Debussy. ‘Ah, Debussy… Ik hou zo van Franse muziek, en Images was een van de eerste stukken die ik dirigeerde. Het is een prachtige collectie van impressies, maar het heeft één probleempje: door de vorm van het drieluik, met het langste deel in het midden, is het slot een beetje onbevredigend. Daarom sluit ik het altijd af met Ravels Bolero. Het past in het the­ma en vormt een perfecte afsluiter. En het is een geniaal stuk. Ook weer muziek waarin het hele orkest kan schitteren!

Distans van Beamish past erg goed bij die Franse muziek. Het Concertgebouworkest zou in 2020 de wereldpremière verzorgen, en zelf zou ik het dirigeren in Oslo, maar corona verhinderde dat allemaal. Ik ben blij dat we het alsnog samen kunnen uitvoeren, en het is geweldig om klarinettist Martin Fröst en ­violiste Janine Jansen samen te hebben, twee musici met wie ik als cellist graag samen speel.’

Het is tijd om te stoppen: er staan anderen voor de deur om nog iets met Mäkelä te overleggen. Die avond klinkt Mahlers Zesde in de Keulse Philharmonie krachtiger en vitaler dan ooit. Na afloop explodeert de zaal zowat, en worden de dirigent én de orkestleden als helden toegejuicht. ‘Zo hoorden we Mahler niet eerder’, en ‘briljant’, lazen we de dag erna in de Duitse kranten. Een veelbelovend begin van een nieuw tijdperk.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.