Grote Pianisten: Pierre-Laurent Aimard speelt Bachs Das wohltemperierte Klavier
Grote Zaal 30 november 2025 20.15 uur
Pierre-Laurent Aimard piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Grote Pianisten.
Ook interessant:
- Het achtergrondverhaal over Das Wohltemperierte Klavier
Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Das wohltemperierte Klavier, boek II, BWV 871-893 (1739-42)
Prelude en fuga nr. 1 in C gr.t.
Prelude en fuga nr. 2 in c kl.t.
Prelude en fuga nr. 3 in Cis gr.t.
Prelude en fuga nr. 4 in cis kl.t.
Prelude en fuga nr. 5 in D gr.t.
Prelude en fuga nr. 6 in d kl.t.
Prelude en fuga nr. 7 in Es gr.t.
Prelude en fuga nr. 8 in es kl.t.
Prelude en fuga nr. 9 in E gr.t.
Prelude en fuga nr. 10 in e kl.t.
Prelude en fuga nr. 11 in F gr.t.
pauze ± 21.10 uur
Prelude en fuga nr. 12 in f kl.t.
Prelude en fuga nr. 13 in Fis gr.t.
Prelude en fuga nr. 14 in fis kl.t.
Prelude en fuga nr. 15 in G gr.t.
Prelude en fuga nr. 16 in g kl.t.
Prelude en fuga nr. 17 in As gr.t.
Prelude en fuga nr. 18 in gis kl.t.
Prelude en fuga nr. 19 in A gr.t.
Prelude en fuga nr. 20 in a kl.t.
Prelude en fuga nr. 21 in Bes gr.t.
Prelude en fuga nr. 22 in bes kl.t.
Prelude en fuga nr. 23 in B gr.t.
Prelude en fuga nr. 24 in b kl.t.
einde ± 22.40 uur
Pierre-Laurent Aimard piano
Dit concert maakt deel uit van de serie Grote Pianisten.
Ook interessant:
- Het achtergrondverhaal over Das Wohltemperierte Klavier
Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Das wohltemperierte Klavier, boek II, BWV 871-893 (1739-42)
Prelude en fuga nr. 1 in C gr.t.
Prelude en fuga nr. 2 in c kl.t.
Prelude en fuga nr. 3 in Cis gr.t.
Prelude en fuga nr. 4 in cis kl.t.
Prelude en fuga nr. 5 in D gr.t.
Prelude en fuga nr. 6 in d kl.t.
Prelude en fuga nr. 7 in Es gr.t.
Prelude en fuga nr. 8 in es kl.t.
Prelude en fuga nr. 9 in E gr.t.
Prelude en fuga nr. 10 in e kl.t.
Prelude en fuga nr. 11 in F gr.t.
pauze ± 21.10 uur
Prelude en fuga nr. 12 in f kl.t.
Prelude en fuga nr. 13 in Fis gr.t.
Prelude en fuga nr. 14 in fis kl.t.
Prelude en fuga nr. 15 in G gr.t.
Prelude en fuga nr. 16 in g kl.t.
Prelude en fuga nr. 17 in As gr.t.
Prelude en fuga nr. 18 in gis kl.t.
Prelude en fuga nr. 19 in A gr.t.
Prelude en fuga nr. 20 in a kl.t.
Prelude en fuga nr. 21 in Bes gr.t.
Prelude en fuga nr. 22 in bes kl.t.
Prelude en fuga nr. 23 in B gr.t.
Prelude en fuga nr. 24 in b kl.t.
einde ± 22.40 uur
Toelichting
Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Das wohltemperierte Klavier
‘Vreugde, verdriet, schreien, klagen, lachen: alles klinkt je eruit tegemoet, maar dan zo dat je door de klanken die dit uitdrukken uit de wereld van onrust overgaat naar de wereld van vrede en de werkelijkheid ziet alsof je in het hooggebergte zit en bergen, bossen en wolken in een stille, onpeilbaar diepe vloedgolf aanschouwt.’ Theoloog, arts en musicus Albert Schweitzer (1875-1965) is een van de vele muziekliefhebbers die enorm onder de indruk was van de veelzijdigheid van Johann Sebastian Bachs Das wohltemperierte Klavier. Bachs preludes en fuga’s uit dit opus werden in de afgelopen eeuwen voor veel componisten dagelijkse kost. Niet voor niets, natuurlijk. Toen vanaf het begin van de achttiende eeuw de scherpe kantjes van de oude klavierstemmingen waren weggehaald, kon een nieuwsgierige barokmusicus als Bach niet eerder gebruikte toonsoorten gaan beproeven. Als een van de eersten gaf hij een meesterlijke demonstratie van de nieuwe ‘wohltemperierte’ (gelijkzwevende) stemming door in 1722 in één bundel vierentwintig preludes met fuga’s te verzamelen, geschreven in alle 24 toonsoorten – twaalf majeur en twaalf mineur.
Het moet rond 1740 zijn geweest dat Bach een vergelijkbare tweede klavierbundel met 24 ‘Praeludien und Fugen durch alle Tone und Semitone’ samenstelde die we nu kennen als het ‘Zweyter Theil’ van Das wohltemperierte Klavier. In het laatste decennium van zijn leven was de oude Thomascantor steeds meer bezig eerdere werken te verzamelen, te bundelen of te redigeren. Als klavecinist en organist profileerde hij zich destijds onder meer met zijn vier Clavier-Übungen (met respectievelijk partita’s, concertante stukken, de ‘Orgelmis’ en de Goldberg-variaties) én de nieuwe bundel met 24 preludia en fuga’s.
Voor de samenstelling putte de componist herhaaldelijk uit zijn archief. Sommige werken die hij hergebruikte, herzag of aanvulde dateren uit de jaren 1720, bijvoorbeeld de aanvang van het openingspreludium in C groot. In een enkel geval transponeerde hij eerdere werken naar een toonsoort die in de bundel nog ontbrak; zo werd een fughetta in F groot uitgebouwd tot een langere fuga in As groot. Zijn oude materiaal kwam naast het idioom te staan dat hij sinds zijn eerste bundel verder had ontwikkeld.
De preludes
‘Vreugde, verdriet, schreien, klagen, lachen: alles klinkt je eruit tegemoet, maar dan zo dat je door de klanken die dit uitdrukken uit de wereld van onrust overgaat naar de wereld van vrede en de werkelijkheid ziet alsof je in het hooggebergte zit en bergen, bossen en wolken in een stille, onpeilbaar diepe vloedgolf aanschouwt.’ Theoloog, arts en musicus Albert Schweitzer (1875-1965) is een van de vele muziekliefhebbers die enorm onder de indruk was van de veelzijdigheid van Johann Sebastian Bachs Das wohltemperierte Klavier. Bachs preludes en fuga’s uit dit opus werden in de afgelopen eeuwen voor veel componisten dagelijkse kost. Niet voor niets, natuurlijk. Toen vanaf het begin van de achttiende eeuw de scherpe kantjes van de oude klavierstemmingen waren weggehaald, kon een nieuwsgierige barokmusicus als Bach niet eerder gebruikte toonsoorten gaan beproeven. Als een van de eersten gaf hij een meesterlijke demonstratie van de nieuwe ‘wohltemperierte’ (gelijkzwevende) stemming door in 1722 in één bundel vierentwintig preludes met fuga’s te verzamelen, geschreven in alle 24 toonsoorten – twaalf majeur en twaalf mineur.
Het moet rond 1740 zijn geweest dat Bach een vergelijkbare tweede klavierbundel met 24 ‘Praeludien und Fugen durch alle Tone und Semitone’ samenstelde die we nu kennen als het ‘Zweyter Theil’ van Das wohltemperierte Klavier. In het laatste decennium van zijn leven was de oude Thomascantor steeds meer bezig eerdere werken te verzamelen, te bundelen of te redigeren. Als klavecinist en organist profileerde hij zich destijds onder meer met zijn vier Clavier-Übungen (met respectievelijk partita’s, concertante stukken, de ‘Orgelmis’ en de Goldberg-variaties) én de nieuwe bundel met 24 preludia en fuga’s.
Voor de samenstelling putte de componist herhaaldelijk uit zijn archief. Sommige werken die hij hergebruikte, herzag of aanvulde dateren uit de jaren 1720, bijvoorbeeld de aanvang van het openingspreludium in C groot. In een enkel geval transponeerde hij eerdere werken naar een toonsoort die in de bundel nog ontbrak; zo werd een fughetta in F groot uitgebouwd tot een langere fuga in As groot. Zijn oude materiaal kwam naast het idioom te staan dat hij sinds zijn eerste bundel verder had ontwikkeld.
De preludes
Fragment van Bachs handschrift van de eerste prelude in C groot
Toespelingen op de nieuwe ‘galante’ stijl, die destijds overal opgeld deed, ontbreken niet. Dit is onder meer te horen in de preludes in D groot, f klein, gis klein, Bes groot en B groot. De preludes komen geregeld in een tweedelige vorm (tienmaal in deel twee, slechts één keer in deel een), en hebben vaak de allure van een zelfstandig, concertant stuk – denk aan die in F groot, Fis groot, As groot, Bes groot en b klein – zoals Bach dat ook vaak laat zien in zijn orgelpreludes. Andere preludes klinken als arioso’s (cis klein, fis klein) of als driestemmige inventies (A groot, bes klein). Veel verschillende affecten (wendingen en versieringen die specifieke emoties zouden oproepen) passeren de revue.
De fuga’s
Over het algemeen profileerde Bach zich wat minder duidelijk in de fuga’s. Anders dan in deel één ontbreken in het ‘Zweyter Theil’ twee- of vijfstemmige fuga’s; hier tellen we vijftien driestemmige en negen vierstemmige fuga’s. Voor de liefhebbers van polyfonie valt er overigens veel te genieten: in verschillende fuga’s keert Bach het thema halverwege om (c klein, Cis groot, d klein, dis klein) of gebruikt hij meerdere thema’s (cis klein en gis klein: dubbelfuga; fis klein: tripelfuga). De meeste liefhebbers beschouwen de fuga in bes klein als het hoogtepunt van de verzameling. Hier horen we het beginthema, al dan niet verwerkt in een canon (‘stretto’), vervolgens de omkering ervan en tot slot de combinatie van beide.
Over het verschil tussen de beide bundels van Das wohltemperierte Klavier geven we het laatste woord aan de Nederlandse Bach-adept Hans Brandts Buys (1905-1959): ‘Zowel in de praeludia als in de fugae van [deel] II is verder op te merken, dat er spaarzamer met het materiaal wordt omgesprongen. Met minder materiaal wordt oneindig veel meer bereikt. Een kostelijke verkwisting uit de overmoed van krachtsbesef, welke aan het eerste deel een bijzondere bekoring verleent, heeft plaats gemaakt voor de beheerste hantering van een toverstaf, welke rijkdommen weet te toveren uit schijnbaar onbeduidend materiaal... Tegenover de frisse, soms nauwelijks beteugelde levenskracht van [deel] I staat het bezonken meesterschap van het tweede deel, zodat men zou kunnen spreken van ‘het boek des levens’ en ‘het boek der wijsheid’.’
Fragment van Bachs handschrift van de eerste prelude in C groot
Toespelingen op de nieuwe ‘galante’ stijl, die destijds overal opgeld deed, ontbreken niet. Dit is onder meer te horen in de preludes in D groot, f klein, gis klein, Bes groot en B groot. De preludes komen geregeld in een tweedelige vorm (tienmaal in deel twee, slechts één keer in deel een), en hebben vaak de allure van een zelfstandig, concertant stuk – denk aan die in F groot, Fis groot, As groot, Bes groot en b klein – zoals Bach dat ook vaak laat zien in zijn orgelpreludes. Andere preludes klinken als arioso’s (cis klein, fis klein) of als driestemmige inventies (A groot, bes klein). Veel verschillende affecten (wendingen en versieringen die specifieke emoties zouden oproepen) passeren de revue.
De fuga’s
Over het algemeen profileerde Bach zich wat minder duidelijk in de fuga’s. Anders dan in deel één ontbreken in het ‘Zweyter Theil’ twee- of vijfstemmige fuga’s; hier tellen we vijftien driestemmige en negen vierstemmige fuga’s. Voor de liefhebbers van polyfonie valt er overigens veel te genieten: in verschillende fuga’s keert Bach het thema halverwege om (c klein, Cis groot, d klein, dis klein) of gebruikt hij meerdere thema’s (cis klein en gis klein: dubbelfuga; fis klein: tripelfuga). De meeste liefhebbers beschouwen de fuga in bes klein als het hoogtepunt van de verzameling. Hier horen we het beginthema, al dan niet verwerkt in een canon (‘stretto’), vervolgens de omkering ervan en tot slot de combinatie van beide.
Over het verschil tussen de beide bundels van Das wohltemperierte Klavier geven we het laatste woord aan de Nederlandse Bach-adept Hans Brandts Buys (1905-1959): ‘Zowel in de praeludia als in de fugae van [deel] II is verder op te merken, dat er spaarzamer met het materiaal wordt omgesprongen. Met minder materiaal wordt oneindig veel meer bereikt. Een kostelijke verkwisting uit de overmoed van krachtsbesef, welke aan het eerste deel een bijzondere bekoring verleent, heeft plaats gemaakt voor de beheerste hantering van een toverstaf, welke rijkdommen weet te toveren uit schijnbaar onbeduidend materiaal... Tegenover de frisse, soms nauwelijks beteugelde levenskracht van [deel] I staat het bezonken meesterschap van het tweede deel, zodat men zou kunnen spreken van ‘het boek des levens’ en ‘het boek der wijsheid’.’
Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Das wohltemperierte Klavier
‘Vreugde, verdriet, schreien, klagen, lachen: alles klinkt je eruit tegemoet, maar dan zo dat je door de klanken die dit uitdrukken uit de wereld van onrust overgaat naar de wereld van vrede en de werkelijkheid ziet alsof je in het hooggebergte zit en bergen, bossen en wolken in een stille, onpeilbaar diepe vloedgolf aanschouwt.’ Theoloog, arts en musicus Albert Schweitzer (1875-1965) is een van de vele muziekliefhebbers die enorm onder de indruk was van de veelzijdigheid van Johann Sebastian Bachs Das wohltemperierte Klavier. Bachs preludes en fuga’s uit dit opus werden in de afgelopen eeuwen voor veel componisten dagelijkse kost. Niet voor niets, natuurlijk. Toen vanaf het begin van de achttiende eeuw de scherpe kantjes van de oude klavierstemmingen waren weggehaald, kon een nieuwsgierige barokmusicus als Bach niet eerder gebruikte toonsoorten gaan beproeven. Als een van de eersten gaf hij een meesterlijke demonstratie van de nieuwe ‘wohltemperierte’ (gelijkzwevende) stemming door in 1722 in één bundel vierentwintig preludes met fuga’s te verzamelen, geschreven in alle 24 toonsoorten – twaalf majeur en twaalf mineur.
Het moet rond 1740 zijn geweest dat Bach een vergelijkbare tweede klavierbundel met 24 ‘Praeludien und Fugen durch alle Tone und Semitone’ samenstelde die we nu kennen als het ‘Zweyter Theil’ van Das wohltemperierte Klavier. In het laatste decennium van zijn leven was de oude Thomascantor steeds meer bezig eerdere werken te verzamelen, te bundelen of te redigeren. Als klavecinist en organist profileerde hij zich destijds onder meer met zijn vier Clavier-Übungen (met respectievelijk partita’s, concertante stukken, de ‘Orgelmis’ en de Goldberg-variaties) én de nieuwe bundel met 24 preludia en fuga’s.
Voor de samenstelling putte de componist herhaaldelijk uit zijn archief. Sommige werken die hij hergebruikte, herzag of aanvulde dateren uit de jaren 1720, bijvoorbeeld de aanvang van het openingspreludium in C groot. In een enkel geval transponeerde hij eerdere werken naar een toonsoort die in de bundel nog ontbrak; zo werd een fughetta in F groot uitgebouwd tot een langere fuga in As groot. Zijn oude materiaal kwam naast het idioom te staan dat hij sinds zijn eerste bundel verder had ontwikkeld.
De preludes
‘Vreugde, verdriet, schreien, klagen, lachen: alles klinkt je eruit tegemoet, maar dan zo dat je door de klanken die dit uitdrukken uit de wereld van onrust overgaat naar de wereld van vrede en de werkelijkheid ziet alsof je in het hooggebergte zit en bergen, bossen en wolken in een stille, onpeilbaar diepe vloedgolf aanschouwt.’ Theoloog, arts en musicus Albert Schweitzer (1875-1965) is een van de vele muziekliefhebbers die enorm onder de indruk was van de veelzijdigheid van Johann Sebastian Bachs Das wohltemperierte Klavier. Bachs preludes en fuga’s uit dit opus werden in de afgelopen eeuwen voor veel componisten dagelijkse kost. Niet voor niets, natuurlijk. Toen vanaf het begin van de achttiende eeuw de scherpe kantjes van de oude klavierstemmingen waren weggehaald, kon een nieuwsgierige barokmusicus als Bach niet eerder gebruikte toonsoorten gaan beproeven. Als een van de eersten gaf hij een meesterlijke demonstratie van de nieuwe ‘wohltemperierte’ (gelijkzwevende) stemming door in 1722 in één bundel vierentwintig preludes met fuga’s te verzamelen, geschreven in alle 24 toonsoorten – twaalf majeur en twaalf mineur.
Het moet rond 1740 zijn geweest dat Bach een vergelijkbare tweede klavierbundel met 24 ‘Praeludien und Fugen durch alle Tone und Semitone’ samenstelde die we nu kennen als het ‘Zweyter Theil’ van Das wohltemperierte Klavier. In het laatste decennium van zijn leven was de oude Thomascantor steeds meer bezig eerdere werken te verzamelen, te bundelen of te redigeren. Als klavecinist en organist profileerde hij zich destijds onder meer met zijn vier Clavier-Übungen (met respectievelijk partita’s, concertante stukken, de ‘Orgelmis’ en de Goldberg-variaties) én de nieuwe bundel met 24 preludia en fuga’s.
Voor de samenstelling putte de componist herhaaldelijk uit zijn archief. Sommige werken die hij hergebruikte, herzag of aanvulde dateren uit de jaren 1720, bijvoorbeeld de aanvang van het openingspreludium in C groot. In een enkel geval transponeerde hij eerdere werken naar een toonsoort die in de bundel nog ontbrak; zo werd een fughetta in F groot uitgebouwd tot een langere fuga in As groot. Zijn oude materiaal kwam naast het idioom te staan dat hij sinds zijn eerste bundel verder had ontwikkeld.
De preludes
Fragment van Bachs handschrift van de eerste prelude in C groot
Toespelingen op de nieuwe ‘galante’ stijl, die destijds overal opgeld deed, ontbreken niet. Dit is onder meer te horen in de preludes in D groot, f klein, gis klein, Bes groot en B groot. De preludes komen geregeld in een tweedelige vorm (tienmaal in deel twee, slechts één keer in deel een), en hebben vaak de allure van een zelfstandig, concertant stuk – denk aan die in F groot, Fis groot, As groot, Bes groot en b klein – zoals Bach dat ook vaak laat zien in zijn orgelpreludes. Andere preludes klinken als arioso’s (cis klein, fis klein) of als driestemmige inventies (A groot, bes klein). Veel verschillende affecten (wendingen en versieringen die specifieke emoties zouden oproepen) passeren de revue.
De fuga’s
Over het algemeen profileerde Bach zich wat minder duidelijk in de fuga’s. Anders dan in deel één ontbreken in het ‘Zweyter Theil’ twee- of vijfstemmige fuga’s; hier tellen we vijftien driestemmige en negen vierstemmige fuga’s. Voor de liefhebbers van polyfonie valt er overigens veel te genieten: in verschillende fuga’s keert Bach het thema halverwege om (c klein, Cis groot, d klein, dis klein) of gebruikt hij meerdere thema’s (cis klein en gis klein: dubbelfuga; fis klein: tripelfuga). De meeste liefhebbers beschouwen de fuga in bes klein als het hoogtepunt van de verzameling. Hier horen we het beginthema, al dan niet verwerkt in een canon (‘stretto’), vervolgens de omkering ervan en tot slot de combinatie van beide.
Over het verschil tussen de beide bundels van Das wohltemperierte Klavier geven we het laatste woord aan de Nederlandse Bach-adept Hans Brandts Buys (1905-1959): ‘Zowel in de praeludia als in de fugae van [deel] II is verder op te merken, dat er spaarzamer met het materiaal wordt omgesprongen. Met minder materiaal wordt oneindig veel meer bereikt. Een kostelijke verkwisting uit de overmoed van krachtsbesef, welke aan het eerste deel een bijzondere bekoring verleent, heeft plaats gemaakt voor de beheerste hantering van een toverstaf, welke rijkdommen weet te toveren uit schijnbaar onbeduidend materiaal... Tegenover de frisse, soms nauwelijks beteugelde levenskracht van [deel] I staat het bezonken meesterschap van het tweede deel, zodat men zou kunnen spreken van ‘het boek des levens’ en ‘het boek der wijsheid’.’
Fragment van Bachs handschrift van de eerste prelude in C groot
Toespelingen op de nieuwe ‘galante’ stijl, die destijds overal opgeld deed, ontbreken niet. Dit is onder meer te horen in de preludes in D groot, f klein, gis klein, Bes groot en B groot. De preludes komen geregeld in een tweedelige vorm (tienmaal in deel twee, slechts één keer in deel een), en hebben vaak de allure van een zelfstandig, concertant stuk – denk aan die in F groot, Fis groot, As groot, Bes groot en b klein – zoals Bach dat ook vaak laat zien in zijn orgelpreludes. Andere preludes klinken als arioso’s (cis klein, fis klein) of als driestemmige inventies (A groot, bes klein). Veel verschillende affecten (wendingen en versieringen die specifieke emoties zouden oproepen) passeren de revue.
De fuga’s
Over het algemeen profileerde Bach zich wat minder duidelijk in de fuga’s. Anders dan in deel één ontbreken in het ‘Zweyter Theil’ twee- of vijfstemmige fuga’s; hier tellen we vijftien driestemmige en negen vierstemmige fuga’s. Voor de liefhebbers van polyfonie valt er overigens veel te genieten: in verschillende fuga’s keert Bach het thema halverwege om (c klein, Cis groot, d klein, dis klein) of gebruikt hij meerdere thema’s (cis klein en gis klein: dubbelfuga; fis klein: tripelfuga). De meeste liefhebbers beschouwen de fuga in bes klein als het hoogtepunt van de verzameling. Hier horen we het beginthema, al dan niet verwerkt in een canon (‘stretto’), vervolgens de omkering ervan en tot slot de combinatie van beide.
Over het verschil tussen de beide bundels van Das wohltemperierte Klavier geven we het laatste woord aan de Nederlandse Bach-adept Hans Brandts Buys (1905-1959): ‘Zowel in de praeludia als in de fugae van [deel] II is verder op te merken, dat er spaarzamer met het materiaal wordt omgesprongen. Met minder materiaal wordt oneindig veel meer bereikt. Een kostelijke verkwisting uit de overmoed van krachtsbesef, welke aan het eerste deel een bijzondere bekoring verleent, heeft plaats gemaakt voor de beheerste hantering van een toverstaf, welke rijkdommen weet te toveren uit schijnbaar onbeduidend materiaal... Tegenover de frisse, soms nauwelijks beteugelde levenskracht van [deel] I staat het bezonken meesterschap van het tweede deel, zodat men zou kunnen spreken van ‘het boek des levens’ en ‘het boek der wijsheid’.’
Biografie
Pierre-Laurent Aimard, piano
Pierre-Laurent Aimard geldt als een autoriteit op het gebied van de hedendaagse muziek, en werpt ook graag nieuw licht op het oudere repertoire. Hij werd geboren in Lyon en studeerde in Parijs bij Yvonne Loriod en in Londen bij Maria Curcio. De Fransman bouwde nauwe banden op met componisten als György Kurtág, Karlheinz Stockhausen en Elliott Carter en werkte vijftien jaar lang met György Ligeti aan de opnames van diens complete oeuvre.
Voor zijn première-opname van Murails pianoconcert Le Désenchantement du monde met het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks kreeg hij een Gramophone Award. Naast zijn vele soloprojecten wordt Pierre-Laurent Aimard geëngageerd door de belangrijkste orkesten wereldwijd; zo debuteerde hij in 1987 bij het Concertgebouworkest en was hij er in het seizoen 2018/19 artist in residence. In 2024/2025 vierde de pianist de 150ste verjaardag van Maurice Ravel met onder meer The Philadelphia Orchestra en de Czech Philharmonic.
Ook markeerde hij het eeuwfeest van zijn leermeester en vriend Pierre Boulez – onder meer samen met het Ensemble intercontemporain en in een reeks solorecitals. Andere hoogtepunten waren wereldpremières van ‘…selig ist…’ van Mark Andre op de Donaueschinger Musiktage en van een nieuw werk voor piano vierhandig in Berlijn zij aan zij met componist George Benjamin. Pierre-Laurent Aimard geeft les aan conservatoria in Keulen en Parijs en werd in 2017 geëerd met de Ernst von Siemens Musikpreis.
In zijn vorige recital in Het Concertgebouw, op 30 januari 2022, klonk de cyclus Vingt regards sur l’Enfant-Jésus van Olivier Messiaen, met wie Pierre-Laurent Aimard al op zijn twaalfde kennismaakte en sindsdien veelvuldig aan diens muziek werkte.