Dirigent Antonio Pappano: ‘Het kookt daar!’
door Frederike Berntsen 07 dec. 2025 07 december 2025
Opnieuw is Antonio Pappano te gast bij het Concertgebouworkest. Opvallend: de geboren en getogen Engelsman dirigeerde nog niet eerder Britse muziek in Amsterdam. Nu dan Elgar, diens Eerste symfonie. ‘Elgars muzikale taal vormt een combinatie van alles waar de Britten trots op zijn.’
Over het Concertgebouworkest wil Antonio Pappano direct iets kwijt: ‘Ik ben altijd onder de indruk geweest van de wil van de musici om iets voor elkaar te krijgen dat logisch en zinvol is. Dat verlangen hebben ze op veel verschillende muzikale niveaus, en is in balans met hun betrokkenheid.’
We spreken Pappano in Londen, vlak voordat hij repeteert met zijn London Symphony Orchestra, waarvan hij sinds september 2024 chef-dirigent is. Een gesprek om half tien ’s morgens over Edward Elgar, wiens Eerste symfonie hij in Amsterdam erbij pakt, over het Concertgebouworkest en over zijn liefde voor opera: geen probleem.
Als we terugblikken op Pappano’s wapenfeiten bij het Concertbouworkest zien we dat hij Tsjaikovski, Sibelius, Berlioz en Schumann voor zijn rekening nam, maar ook Verdi, Szymanowski, Ligeti en Heggie. Het tekent Pappano’s muzikale honger. In Londen wil hij ook zo divers mogelijk programmeren. ‘Dit seizoen openden we met Coplands Derde symfonie en Kaddish van Bernstein. Op de BBC Proms deden we onlangs Puccini.’
Zijn dirigentenwerk is nog lang niet klaar, er valt nog veel te ontdekken. ‘De achtergronden kennen omdat je aan verschillende delen van iemands oeuvre werkt is onontbeerlijk, althans voor mij. Als je Sjostakovitsj’ Lady Macbeth van het district Mtsensk hebt gedirigeerd, weet je wat de betekenis is van de symfonieën die hij daarna schreef, de verhalen erachter. Vroeger heb ik veel tijd doorgebracht in Scandinavië. Ik heb de landschappen, de horizonten daar gezien. Dat helpt je dan weer bij de muziek uit het noorden.’
‘Elgars oog voor detail is onnavolgbaar’
Bij de opera in Oslo stak hij zijn licht op, maar ook in Brussel, waar hij een vaste aanstelling had bij De Munt. Het Orchestra dell’Accademia di Santa Cecilia in Rome en het Royal Opera House in Londen volgden, hij had er zo’n twee decennia tegelijkertijd de leiding. Met nu alleen het London Symphony Orchestra, en natuurlijk zijn gastdirecties, is de agenda overzichtelijker? ‘Dat dacht je! De tournees zijn uitgebreid, de schema’s intensief. Ik zit geen moment stil, we werken keihard.’ En alsof dat niet genoeg is: Pappano is óók een begenadigd pianist en begeleidt niet de minste zangers, onder wie Joyce DiDonato en Ian Bostridge.
Elgars grandeur
Antonio Pappano – ‘Tony’ voor eenieder die rondwandelt in zijn Londense omgeving – dirigeert in Amsterdam Elgars Eerste symfonie. Die heeft slechts drie keer eerder op de lessenaars van het Concertgebouworkest gestaan. De eerste keer onder leiding van Elgar zelf, in 1919. Daarna werd het werk pas in 1983 hernomen, door Colin Davis, de volgende was Roger Norrington in 1998. Pappano is nummer vier in de rij, de vierde Brit, dat wel.
Waarom deze muziek zo zelden klinkt noemt hij een raadsel, hij is er enthousiast over. Het is voor hem ook de eerste keer dat hij in Amsterdam Britse muziek dirigeert: ‘Dat is zo gelopen.’ Elgar is een typisch Britse componist, maar zijn voorbeelden waren allemaal Europees: Wagner, Richard Strauss, Schumann, een beetje Mendelssohn. ‘In Elgars muziek zit het Britse rijk samengebald,’ licht Pappano toe, ‘de expressie van de grandeur. Als je op de Britse televisie een kroning ziet of iets dergelijks, dat is eeuwenoude geschiedenis, en die hoor je terug in zijn muziek. De Grote Zaal van Het Concertgebouw is overigens uitermate geschikt voor een stuk als de Eerste symfonie. De zaal is groot maar niet gigantisch, het orkest heeft ruimte om te ademen.’
Britse combi
Elgar heeft een zeer persoonlijke harmonische taal, vindt Pappano. De akkoorden zijn niet anders dan wat we gewend zijn, je hoort muzikale gebaren die je ook hoort bij Wagner en Strauss, maar de manier waarop hij omkeringen gebruikt en de harmonie stuurt, is erg Elgar. ‘Vooral zijn oog voor detail is onnavolgbaar. Het is altijd boeiend met componisten die enorm zijn beïnvloed door anderen: zijn ze in staat om hun eigen handtekening te vormen? Dat is Elgar uitstekend gelukt.’
Hetzelfde is het geval bij Puccini, een componist die Pappano als operadirigent na aan het hart ligt: er is geen harmonie die je niet al eerder ergens hebt gehoord, Stravinsky, Debussy, grote voorbeelden. En toch: je hoort volledig Puccini. ‘Ik plaats Elgar onder de componisten die niet gebukt zijn gegaan onder andermans invloeden, maar daardoor juist geïnspireerd zijn geraakt en zo hun eigen stem hebben gevonden.’
‘Het podium van de Grote Zaal is krap, maar dat zorgt voor een explosieve sfeer, in de beste zin van het woord’
‘De muzikale taal van Elgar vormt een combinatie van alles waar de Britten trots op zijn, het imperium en zijn glorieuze geschiedenis, wat je ook van het kolonialisme vindt. Er zit het volkselement in, het pastorale dat zo belangrijk is in de Britse muziek, net als de grootse gebaren, die ook Strauss maakte in zijn symfonische gedichten. Elgar was spiritueel ingesteld, zijn muziek kent een sterk spiritueel element. En natuurlijk is daar de hymne, de Engelse koortraditie. Direct aan het begin van de Eerste symfonie klinkt de muziek alsof het publiek mee zou kunnen zingen. Er zijn vele dingen die Elgar samenbrengt in zijn werk, ik vind dat heel bijzonder en opmerkelijk.’
Over het Concertgebouworkest wil Antonio Pappano direct iets kwijt: ‘Ik ben altijd onder de indruk geweest van de wil van de musici om iets voor elkaar te krijgen dat logisch en zinvol is. Dat verlangen hebben ze op veel verschillende muzikale niveaus, en is in balans met hun betrokkenheid.’
We spreken Pappano in Londen, vlak voordat hij repeteert met zijn London Symphony Orchestra, waarvan hij sinds september 2024 chef-dirigent is. Een gesprek om half tien ’s morgens over Edward Elgar, wiens Eerste symfonie hij in Amsterdam erbij pakt, over het Concertgebouworkest en over zijn liefde voor opera: geen probleem.
Als we terugblikken op Pappano’s wapenfeiten bij het Concertbouworkest zien we dat hij Tsjaikovski, Sibelius, Berlioz en Schumann voor zijn rekening nam, maar ook Verdi, Szymanowski, Ligeti en Heggie. Het tekent Pappano’s muzikale honger. In Londen wil hij ook zo divers mogelijk programmeren. ‘Dit seizoen openden we met Coplands Derde symfonie en Kaddish van Bernstein. Op de BBC Proms deden we onlangs Puccini.’
Zijn dirigentenwerk is nog lang niet klaar, er valt nog veel te ontdekken. ‘De achtergronden kennen omdat je aan verschillende delen van iemands oeuvre werkt is onontbeerlijk, althans voor mij. Als je Sjostakovitsj’ Lady Macbeth van het district Mtsensk hebt gedirigeerd, weet je wat de betekenis is van de symfonieën die hij daarna schreef, de verhalen erachter. Vroeger heb ik veel tijd doorgebracht in Scandinavië. Ik heb de landschappen, de horizonten daar gezien. Dat helpt je dan weer bij de muziek uit het noorden.’
‘Elgars oog voor detail is onnavolgbaar’
Bij de opera in Oslo stak hij zijn licht op, maar ook in Brussel, waar hij een vaste aanstelling had bij De Munt. Het Orchestra dell’Accademia di Santa Cecilia in Rome en het Royal Opera House in Londen volgden, hij had er zo’n twee decennia tegelijkertijd de leiding. Met nu alleen het London Symphony Orchestra, en natuurlijk zijn gastdirecties, is de agenda overzichtelijker? ‘Dat dacht je! De tournees zijn uitgebreid, de schema’s intensief. Ik zit geen moment stil, we werken keihard.’ En alsof dat niet genoeg is: Pappano is óók een begenadigd pianist en begeleidt niet de minste zangers, onder wie Joyce DiDonato en Ian Bostridge.
Elgars grandeur
Antonio Pappano – ‘Tony’ voor eenieder die rondwandelt in zijn Londense omgeving – dirigeert in Amsterdam Elgars Eerste symfonie. Die heeft slechts drie keer eerder op de lessenaars van het Concertgebouworkest gestaan. De eerste keer onder leiding van Elgar zelf, in 1919. Daarna werd het werk pas in 1983 hernomen, door Colin Davis, de volgende was Roger Norrington in 1998. Pappano is nummer vier in de rij, de vierde Brit, dat wel.
Waarom deze muziek zo zelden klinkt noemt hij een raadsel, hij is er enthousiast over. Het is voor hem ook de eerste keer dat hij in Amsterdam Britse muziek dirigeert: ‘Dat is zo gelopen.’ Elgar is een typisch Britse componist, maar zijn voorbeelden waren allemaal Europees: Wagner, Richard Strauss, Schumann, een beetje Mendelssohn. ‘In Elgars muziek zit het Britse rijk samengebald,’ licht Pappano toe, ‘de expressie van de grandeur. Als je op de Britse televisie een kroning ziet of iets dergelijks, dat is eeuwenoude geschiedenis, en die hoor je terug in zijn muziek. De Grote Zaal van Het Concertgebouw is overigens uitermate geschikt voor een stuk als de Eerste symfonie. De zaal is groot maar niet gigantisch, het orkest heeft ruimte om te ademen.’
Britse combi
Elgar heeft een zeer persoonlijke harmonische taal, vindt Pappano. De akkoorden zijn niet anders dan wat we gewend zijn, je hoort muzikale gebaren die je ook hoort bij Wagner en Strauss, maar de manier waarop hij omkeringen gebruikt en de harmonie stuurt, is erg Elgar. ‘Vooral zijn oog voor detail is onnavolgbaar. Het is altijd boeiend met componisten die enorm zijn beïnvloed door anderen: zijn ze in staat om hun eigen handtekening te vormen? Dat is Elgar uitstekend gelukt.’
Hetzelfde is het geval bij Puccini, een componist die Pappano als operadirigent na aan het hart ligt: er is geen harmonie die je niet al eerder ergens hebt gehoord, Stravinsky, Debussy, grote voorbeelden. En toch: je hoort volledig Puccini. ‘Ik plaats Elgar onder de componisten die niet gebukt zijn gegaan onder andermans invloeden, maar daardoor juist geïnspireerd zijn geraakt en zo hun eigen stem hebben gevonden.’
‘Het podium van de Grote Zaal is krap, maar dat zorgt voor een explosieve sfeer, in de beste zin van het woord’
‘De muzikale taal van Elgar vormt een combinatie van alles waar de Britten trots op zijn, het imperium en zijn glorieuze geschiedenis, wat je ook van het kolonialisme vindt. Er zit het volkselement in, het pastorale dat zo belangrijk is in de Britse muziek, net als de grootse gebaren, die ook Strauss maakte in zijn symfonische gedichten. Elgar was spiritueel ingesteld, zijn muziek kent een sterk spiritueel element. En natuurlijk is daar de hymne, de Engelse koortraditie. Direct aan het begin van de Eerste symfonie klinkt de muziek alsof het publiek mee zou kunnen zingen. Er zijn vele dingen die Elgar samenbrengt in zijn werk, ik vind dat heel bijzonder en opmerkelijk.’
Of hij dan als Brit deze muziek extra goed in de vingers heeft, van nature? ‘Nee, Elgar is internationaal. Bernard Haitink heeft prachtige Elgars gedirigeerd. Bovendien zie ik mezelf niet als Brit of Italiaan of Amerikaan – als tiener kwam ik in de Verenigde Staten te wonen. Al die elementen hebben een groot deel van mijn leven uitgemaakt, voor mij vormen ze één geheel. Het Concertgebouworkest is niet echt bekend met deze muziek, dus ik moet haar bij de orkestmusici aan de man brengen. Dat klinkt heel verkeerd, maar je begrijpt wat ik bedoel. Ik vertel wat we er allemaal mee kunnen doen.’
Symfonische breedte
Wist Pappano dat telkens naast Elgar ook Beethoven op het programma stond in Amsterdam, behalve die eerste keer onder leiding van de componist zelf? ‘Nee! Interessant.’ In dit geval soleert Nikolaj Szeps-Znaider in Beethovens Vioolconcert. ‘Een fascinerend stuk vanwege zijn lengte en welsprekendheid. Het is grootser dan veel andere werken van Beethoven. En daarom is dit vioolconcert, ik wil niet zeggen symfonisch, maar het heeft wel die breedte. En dat straks allemaal in de Grote Zaal. Boeiend is dat het podium behoorlijk krap is, maar dat zorgt voor een zeer, zeer explosieve sfeer, in de beste zin van het woord. Het kookt daar! Elkaars fysieke aanwezigheid voel je heel sterk, en ook de historie in de muren. Dat laatste valt niet te ontkennen. Ik geloof daar erg in.’
‘Voor mij als dirigent is het essentieel dat je het orkest wilt laten zingen’
Pappano was ooit bij meerdere producties op het Bayreuth Festival assistent van Daniel Barenboim, ook iemand met, volgens hem, ‘een onorthodoxe techniek’. Net als hijzelf. Hij heeft geen typische dirigentenhanden en noemt de technische beheersing dan ook niet zijn sterkste kant. ‘Waar het op neer komt is dat je goed moet kunnen repeteren, dat je het orkest telkens weer frappeert met je inbreng, iets waardoor de musici alert blijven.’
Cantabile
Alert ben je bij Pappano, ook als luisteraar. Hij vertelt een verhaal, en weet hoe dat moet, waar en hoe de accenten liggen. Hij groeide op in de opera, met drama en passie, met zangers die hun ziel via hun stem laten spreken. ‘Rome was interessant, een geweldig orkest, maar hoe Italiaans ook, de musici zongen nog niet toen ik daar twintig jaar geleden begon. Ik moest de italianità in hen losmaken. Hier in Londen hebben we ook een interessante situatie, dit orkest heeft weer heel andere kwaliteiten. De spelers zijn snel en accuraat. Hier programmeer ik graag Italiaanse muziek, opera-aria’s, zodat het gevoel voor leven en dood, voor kritieke situaties normaal wordt voor de spelers. Zingen is voor mij de meest directe uitdrukking daarvan.’
Ooit verzorgde Pappano een documentaire over opera, voor de BBC. Hij stond zingend op een bootje in de Venetiaanse lagune. In een reeks onnavolgbare afleveringen ging hij op zoek naar de wortels van de opera. Verslavend. ‘Voor mij als dirigent is het essentieel dat je het orkest wilt laten zingen. Het cantabile-spel is het hoogste wat je kunt bereiken, en dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Het enige zingen waarin ik geïnteresseerd ben is de manier waarop de ziel, het hart en het hoofd samenkomen, de wanhopige noodzaak om de boodschap over te brengen.’
Tijd om af te ronden. Janine Jansen is inmiddels gearriveerd en stemt haar viool voor de repetitie met Brittens Vioolconcert. Pappano: ‘Nog zo’n geweldig stuk muziek.’
Of hij dan als Brit deze muziek extra goed in de vingers heeft, van nature? ‘Nee, Elgar is internationaal. Bernard Haitink heeft prachtige Elgars gedirigeerd. Bovendien zie ik mezelf niet als Brit of Italiaan of Amerikaan – als tiener kwam ik in de Verenigde Staten te wonen. Al die elementen hebben een groot deel van mijn leven uitgemaakt, voor mij vormen ze één geheel. Het Concertgebouworkest is niet echt bekend met deze muziek, dus ik moet haar bij de orkestmusici aan de man brengen. Dat klinkt heel verkeerd, maar je begrijpt wat ik bedoel. Ik vertel wat we er allemaal mee kunnen doen.’
Symfonische breedte
Wist Pappano dat telkens naast Elgar ook Beethoven op het programma stond in Amsterdam, behalve die eerste keer onder leiding van de componist zelf? ‘Nee! Interessant.’ In dit geval soleert Nikolaj Szeps-Znaider in Beethovens Vioolconcert. ‘Een fascinerend stuk vanwege zijn lengte en welsprekendheid. Het is grootser dan veel andere werken van Beethoven. En daarom is dit vioolconcert, ik wil niet zeggen symfonisch, maar het heeft wel die breedte. En dat straks allemaal in de Grote Zaal. Boeiend is dat het podium behoorlijk krap is, maar dat zorgt voor een zeer, zeer explosieve sfeer, in de beste zin van het woord. Het kookt daar! Elkaars fysieke aanwezigheid voel je heel sterk, en ook de historie in de muren. Dat laatste valt niet te ontkennen. Ik geloof daar erg in.’
‘Voor mij als dirigent is het essentieel dat je het orkest wilt laten zingen’
Pappano was ooit bij meerdere producties op het Bayreuth Festival assistent van Daniel Barenboim, ook iemand met, volgens hem, ‘een onorthodoxe techniek’. Net als hijzelf. Hij heeft geen typische dirigentenhanden en noemt de technische beheersing dan ook niet zijn sterkste kant. ‘Waar het op neer komt is dat je goed moet kunnen repeteren, dat je het orkest telkens weer frappeert met je inbreng, iets waardoor de musici alert blijven.’
Cantabile
Alert ben je bij Pappano, ook als luisteraar. Hij vertelt een verhaal, en weet hoe dat moet, waar en hoe de accenten liggen. Hij groeide op in de opera, met drama en passie, met zangers die hun ziel via hun stem laten spreken. ‘Rome was interessant, een geweldig orkest, maar hoe Italiaans ook, de musici zongen nog niet toen ik daar twintig jaar geleden begon. Ik moest de italianità in hen losmaken. Hier in Londen hebben we ook een interessante situatie, dit orkest heeft weer heel andere kwaliteiten. De spelers zijn snel en accuraat. Hier programmeer ik graag Italiaanse muziek, opera-aria’s, zodat het gevoel voor leven en dood, voor kritieke situaties normaal wordt voor de spelers. Zingen is voor mij de meest directe uitdrukking daarvan.’
Ooit verzorgde Pappano een documentaire over opera, voor de BBC. Hij stond zingend op een bootje in de Venetiaanse lagune. In een reeks onnavolgbare afleveringen ging hij op zoek naar de wortels van de opera. Verslavend. ‘Voor mij als dirigent is het essentieel dat je het orkest wilt laten zingen. Het cantabile-spel is het hoogste wat je kunt bereiken, en dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Het enige zingen waarin ik geïnteresseerd ben is de manier waarop de ziel, het hart en het hoofd samenkomen, de wanhopige noodzaak om de boodschap over te brengen.’
Tijd om af te ronden. Janine Jansen is inmiddels gearriveerd en stemt haar viool voor de repetitie met Brittens Vioolconcert. Pappano: ‘Nog zo’n geweldig stuk muziek.’
Antonio Pappano in Amsterdam
Sinds 2004 staat Antonio Pappano zo eens in de twee à drie jaar bij het Concertgebouworkest op de bok. Niet heel vaak, maar wel steeds raak: de concerten onder zijn leiding zijn vaak onderscheidend en memorabel.
Neem het Prinsengrachtconcert in 2013. Voor het eerst stond een compleet symfonieorkest op het grachtenpodium. De tenor Joseph Calleja zong opera-aria’s én de traditionele afsluiter Aan de Amsterdamse grachten. Pappano was vanwege zijn ruime ervaring met vocale muziek de aangewezen dirigent. De live-uitzending werd bekeken door 919.000 mensen – volgens de Avro ‘historisch’ voor een tv-programma met uitsluitend klassieke muziek.
Na een instrumentaal programma in 2017 kwam Pappano op 3 en 4 mei 2019 met nog (veel) meer vocaal-symfonisch vuur: Berlioz’ Grande messe des morts. Het requiem is vanwege zijn monsterbezetting berucht lastig in de hand te houden, maar volgens Opera Magazine leidde Pappano het werk ‘met groot gevoel voor de spanningslijnen in de getoonzette tekst’. Opera Today noemde het een ‘aangrijpende theatrale uitvoering’ en Het Parool vond het ‘onvergetelijk’. In 2022 bracht RCO Live de opname op cd uit, wat tot nieuwe jubelrecensies leidde.
Bij de meest recente samenwerking, in januari 2025, klonk opnieuw Berlioz – de Symphonie fantastique – en Camille Claudel: Into the Fire van Jake Heggie, waarmee mezzosopraan Joyce DiDonato alle harten stal.
di 28, wo 29 & do 30 januari | Grote Zaal
Koninklijk Concertgebouworkest
Antonio Pappano dirigent
Nikolaj Szeps-Znaider viool
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma
Antonio Pappano in Amsterdam
Sinds 2004 staat Antonio Pappano zo eens in de twee à drie jaar bij het Concertgebouworkest op de bok. Niet heel vaak, maar wel steeds raak: de concerten onder zijn leiding zijn vaak onderscheidend en memorabel.
Neem het Prinsengrachtconcert in 2013. Voor het eerst stond een compleet symfonieorkest op het grachtenpodium. De tenor Joseph Calleja zong opera-aria’s én de traditionele afsluiter Aan de Amsterdamse grachten. Pappano was vanwege zijn ruime ervaring met vocale muziek de aangewezen dirigent. De live-uitzending werd bekeken door 919.000 mensen – volgens de Avro ‘historisch’ voor een tv-programma met uitsluitend klassieke muziek.
Na een instrumentaal programma in 2017 kwam Pappano op 3 en 4 mei 2019 met nog (veel) meer vocaal-symfonisch vuur: Berlioz’ Grande messe des morts. Het requiem is vanwege zijn monsterbezetting berucht lastig in de hand te houden, maar volgens Opera Magazine leidde Pappano het werk ‘met groot gevoel voor de spanningslijnen in de getoonzette tekst’. Opera Today noemde het een ‘aangrijpende theatrale uitvoering’ en Het Parool vond het ‘onvergetelijk’. In 2022 bracht RCO Live de opname op cd uit, wat tot nieuwe jubelrecensies leidde.
Bij de meest recente samenwerking, in januari 2025, klonk opnieuw Berlioz – de Symphonie fantastique – en Camille Claudel: Into the Fire van Jake Heggie, waarmee mezzosopraan Joyce DiDonato alle harten stal.
di 28, wo 29 & do 30 januari | Grote Zaal
Koninklijk Concertgebouworkest
Antonio Pappano dirigent
Nikolaj Szeps-Znaider viool
Bestel hier kaarten
Bekijk het concertprogramma