Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Concertprogramma

Concertprogramma

Dinis Sousa leidt het Concertgebouworkest in Brahms' Ein deutsches Requiem

Dinis Sousa leidt het Concertgebouworkest in Brahms' Ein deutsches Requiem

Grote Zaal
03 maart 2024
14.15 uur

Print dit programma

Koninklijk Concertgebouworkest

Monteverdi Choir 
Dinis Sousa dirigent 
Lenneke Ruiten sopraan
Christian Gerhaher bariton

Dit programma maakt deel uit van de series D, E en Z.

Bekijk hier de zangteksten.

Ook interessant: Sopraan Lenneke Ruiten: ‘Ik zie het als mijn werk om mensen verstilling te bieden’

Heinrich Schütz (1585-1672) 

Selig sind die Toten, die in dem Herren sterben, SWV 391 
uit ‘Geistliche Chormusik‘, op. 11 (1648)

Johann Christoph Bach (1642-1703) 

Der Gerechte, ob er gleich zu zeitlich stirbt (1676) 

Johannes Brahms (1833-1897) 

Ein deutsches Requiem, op. 45 (1857-68) 
voor sopraan, bariton, koor en orkest
Selig sind, die da Leid tragen
Denn alles Fleisch es ist wie Gras   
Herr, lehre doch mich 
Wie lieblich sind deine Wohnungen, Herr Zebaoth
Ihr habt nun Traurigkeit
Denn wir haben hier 
Selig sind die Toten, die in dem Herren sterben

er is geen pauze
einde ± 16.00 uur

Grote Zaal 03 maart 2024 14.15 uur

Koninklijk Concertgebouworkest

Monteverdi Choir 
Dinis Sousa dirigent 
Lenneke Ruiten sopraan
Christian Gerhaher bariton

Dit programma maakt deel uit van de series D, E en Z.

Bekijk hier de zangteksten.

Ook interessant: Sopraan Lenneke Ruiten: ‘Ik zie het als mijn werk om mensen verstilling te bieden’

Heinrich Schütz (1585-1672) 

Selig sind die Toten, die in dem Herren sterben, SWV 391 
uit ‘Geistliche Chormusik‘, op. 11 (1648)

Johann Christoph Bach (1642-1703) 

Der Gerechte, ob er gleich zu zeitlich stirbt (1676) 

Johannes Brahms (1833-1897) 

Ein deutsches Requiem, op. 45 (1857-68) 
voor sopraan, bariton, koor en orkest
Selig sind, die da Leid tragen
Denn alles Fleisch es ist wie Gras   
Herr, lehre doch mich 
Wie lieblich sind deine Wohnungen, Herr Zebaoth
Ihr habt nun Traurigkeit
Denn wir haben hier 
Selig sind die Toten, die in dem Herren sterben

er is geen pauze
einde ± 16.00 uur

Toelichting

Schütz en J.C. Bach: woorden wijzen de weg

door Christiaan Winter

Heinrich Schütz, Johann Christoph Bach en Johannes Brahms ontmoeten elkaar in Het Concertgebouw. Wat hebben de zeventiende-eeuwers Schütz en Bach te melden aan de twee eeuwen jongere Brahms? Waarin herkennen ze elkaar en waarin absoluut niet?

Heinrich Schütz wordt gezien als de vader van de lutherse kerkmuziek, zoals Giovanni Pierluigi da Palestrina dat is voor de katholieke kerkmuziek. Hun vocale composities zijn het ijkpunt van de ‘ware kerkmuziek’. Als geen ander verklankt Schütz in zijn motetten voor koor een van de kernwaarden van het lutheranisme: de verstaanbaarheid van het woord. Daarin dreef de lutherse reformatie gewillig mee op de baren van het renaissancehumanisme, dat ook tekstbegrip hoog in het vaandel had. Die verstaanbaarheid van de tekst uit zich niet slechts in het gebruik van de Duitse taal in plaats van het Latijn, ook worden de zinsbouw en tekstaccenten en de betekenis van de woorden door de muziek ondersteund. Bij Schütz is de muziek de nederige dienares van de tekst. Datzelfde geldt voor de bij Schütz naadloos aansluitende vocale muziek van Johann Christoph Bach (achterneef van Johann Sebastian: de zoon van diens oudoom Heinrich).

In Selig sind die Toten hanteert Schütz de stile antico, de oude kerkmuziekstijl met een polyfoon stemmenweefsel. De lange melodische lijnen uit de late renaissancepolyfonie zijn in dit motet echter vervangen door korte, elkaar snel opvolgende motieven. De tekst – uit de Openbaring van Johannes, het laatste boek van het Nieuwe Testament – biedt de componist alle gelegenheid om bepaalde woorden (bijvoorbeeld ‘ruhen’ en ‘folgen’) in de muziek uit te beelden. Ook een uitroep als ‘Ja, der Geist spricht’ kan door Schütz niet anders dan als homofone exclamatie getoonzet worden.

Johann Christoph Bach wandelt verder op het door Schütz gebaande pad. Ook hij benut in zijn motet de muzikale mogelijkheden van ‘Ruhe’ (lange lage tonen) en ‘weggenommen’ (gevolgd door een rust). Het ‘darum eilet er mit ihm’ uit het slot van Der Gerechte, ob er gleich zu zeitlich stirbt is een fraai bruggetje naar het eerste deel van Brahms’ Ein deutsches Requiem. Daarover zo dadelijk meer.

Heinrich Schütz, Johann Christoph Bach en Johannes Brahms ontmoeten elkaar in Het Concertgebouw. Wat hebben de zeventiende-eeuwers Schütz en Bach te melden aan de twee eeuwen jongere Brahms? Waarin herkennen ze elkaar en waarin absoluut niet?

Heinrich Schütz wordt gezien als de vader van de lutherse kerkmuziek, zoals Giovanni Pierluigi da Palestrina dat is voor de katholieke kerkmuziek. Hun vocale composities zijn het ijkpunt van de ‘ware kerkmuziek’. Als geen ander verklankt Schütz in zijn motetten voor koor een van de kernwaarden van het lutheranisme: de verstaanbaarheid van het woord. Daarin dreef de lutherse reformatie gewillig mee op de baren van het renaissancehumanisme, dat ook tekstbegrip hoog in het vaandel had. Die verstaanbaarheid van de tekst uit zich niet slechts in het gebruik van de Duitse taal in plaats van het Latijn, ook worden de zinsbouw en tekstaccenten en de betekenis van de woorden door de muziek ondersteund. Bij Schütz is de muziek de nederige dienares van de tekst. Datzelfde geldt voor de bij Schütz naadloos aansluitende vocale muziek van Johann Christoph Bach (achterneef van Johann Sebastian: de zoon van diens oudoom Heinrich).

In Selig sind die Toten hanteert Schütz de stile antico, de oude kerkmuziekstijl met een polyfoon stemmenweefsel. De lange melodische lijnen uit de late renaissancepolyfonie zijn in dit motet echter vervangen door korte, elkaar snel opvolgende motieven. De tekst – uit de Openbaring van Johannes, het laatste boek van het Nieuwe Testament – biedt de componist alle gelegenheid om bepaalde woorden (bijvoorbeeld ‘ruhen’ en ‘folgen’) in de muziek uit te beelden. Ook een uitroep als ‘Ja, der Geist spricht’ kan door Schütz niet anders dan als homofone exclamatie getoonzet worden.

Johann Christoph Bach wandelt verder op het door Schütz gebaande pad. Ook hij benut in zijn motet de muzikale mogelijkheden van ‘Ruhe’ (lange lage tonen) en ‘weggenommen’ (gevolgd door een rust). Het ‘darum eilet er mit ihm’ uit het slot van Der Gerechte, ob er gleich zu zeitlich stirbt is een fraai bruggetje naar het eerste deel van Brahms’ Ein deutsches Requiem. Daarover zo dadelijk meer.

door Christiaan Winter

Brahms vs. Schütz

door Christiaan Winter

Johannes Brahms was bekend met het werk van Heinrich Schütz, bestudeerde het en liet zich er in zekere zin door inspireren. Het is eenvoudig om de grote verschillen tussen beide componisten te benoemen. Schütz leefde van en in de lutherse liturgie. Zijn vocale werk – instrumentale composities zijn van hem niet bekend – is geschreven als liturgische gebruiksmuziek en de Bijbel was verreweg zijn ­belangrijkste tekstleverancier. Brahms had de Heilige Schrift grondig gelezen, niet als liturgisch boek maar als humanistische wijsheidsliteratuur.

Uiteraard zijn de samenklanken en het harmonisch verloop in Schütz’ werk eenvoudiger en doorzichtiger dan de rijke harmonische taal van de ruim twee eeuwen later levende Brahms. Ook de in de loop van de muziekgeschiedenis uitdijende vocale en instrumentale ensembles dragen bij aan verschillen in klank en vergroting van de dynamische mogelijkheden.

Johannes Brahms was bekend met het werk van Heinrich Schütz, bestudeerde het en liet zich er in zekere zin door inspireren. Het is eenvoudig om de grote verschillen tussen beide componisten te benoemen. Schütz leefde van en in de lutherse liturgie. Zijn vocale werk – instrumentale composities zijn van hem niet bekend – is geschreven als liturgische gebruiksmuziek en de Bijbel was verreweg zijn ­belangrijkste tekstleverancier. Brahms had de Heilige Schrift grondig gelezen, niet als liturgisch boek maar als humanistische wijsheidsliteratuur.

Uiteraard zijn de samenklanken en het harmonisch verloop in Schütz’ werk eenvoudiger en doorzichtiger dan de rijke harmonische taal van de ruim twee eeuwen later levende Brahms. Ook de in de loop van de muziekgeschiedenis uitdijende vocale en instrumentale ensembles dragen bij aan verschillen in klank en vergroting van de dynamische mogelijkheden.

door Christiaan Winter

Brahms: Ein deutsches Requiem

door Christiaan Winter

De twee componisten raken elkaar in hun begrafenismuziek: de Musikalische Exequien van Schütz en Ein deutsches Requiem van Brahms. Het eerste werd voor een kerkelijke begrafenis geschreven, het tweede om uitgevoerd te worden in de concertzaal. Maar de teneur van de compilatie van Bijbel- en liedteksten vertoont een duidelijke gelijkenis, namelijk het troostende karakter ervan. Geen verschrikkingen van het laatste oordeel, maar een bemoediging voor hen die treuren. Brahms ontwierp zijn werk als een groots zevendelig symmetrisch heiligdom van klank, een zevenarmige kandelaar, waarmee al gezegd is dat de muziek zélf – onafhankelijk van de tekst – de bouwkundige verhoudingen bepaald heeft.

Toch behandelt Brahms de tekst regelmatig op een onromantische, eerder op de vroege Barok geënte manier. Waar negentiende-eeuwse componisten de tekst via hun muziek graag een diepere en vaak emotionele laag willen geven, sluit Brahms daarnaast vaak direct aan bij de betekenis van de woorden. Dat begint in het eerste deel al met de chromatische lijnen en dalende seufzers op het woord ‘Tränen’, gevolgd door   het vrolijke ritme en de grote stijgende sprong op ‘werden mit Freuden ernten’. Daarna is vooral de stapsgewijs stijgende melodielijn op ‘sie gehen hin’ een schoolvoorbeeld van zeventiende-­eeuwse behandeling van een tekst die een gaande beweging uitdrukt. Bij Johann Christoph Bach was diezelfde muzikale retoriek te horen aan het slot van zijn motet.

Ein deutsches Requiem is symmetrisch opgebouwd rondom deel IV, ‘Wie lieblich sind deine Wohnungen’, een idyllische schets van het Koninkrijk Gods in een vredige en liedachtige toonzetting. De hoekdelen I en VII verwijzen naar elkaar, zowel in tekst als in muziek: de laatste vijftien maten van beide delen zijn bijna identiek. Deel II – dat begint als een treurmars – en deel VI – opera-achtige muziek met strijdlustige elementen – waarin dood en hel worden uitgedaagd, verbeelden de tweespalt tussen verdriet en vreugde, de delen III en V – beide over de korte tijd die de mens op aarde is vergund – die tussen trouw en hoop. De delen III en VI, beide met een belangrijke solopartij voor de bariton, hebben met elkaar gemeen dat ze vanuit het perspectief van de indivi­duele mens zijn gedacht. De delen II en VI zijn de meest dramatische, beide eindigend in een fuga waarin Brahms te herkennen is als Bach-bewonderaar. Ondanks deze symmetrie vertelt Ein deutsches Requiem zijn verhaal in één richting: de eerste delen behandelen de vergankelijkheid, maar de laatste twee delen bieden een troostvol uitzicht op een eeuwig leven.

Ondanks de symmetrie vertelt Ein deutsches Requiem zijn verhaal in één richting

Evenals Schütz in zijn motet Selig sind die Toten buit Brahms de mogelijkheden uit die deze tekst – het laatste deel van Ein deutsches Requiem – hem op muzikaal gebied geeft. Het tekstritme is voor Brahms niet richtinggevend, maar in ‘dass sie ruhen’ reiken beide componisten elkaar de hand en bij het woord ‘folgen’ laat ook Brahms enkele malen de koorstemmen kort na elkaar inzetten.

Julius Röntgen leidde de eerste uitvoering door het Concert­gebouworkest, die plaatsvond op 18 februari 1893 met het Toonkunstkoor Amsterdam, sopraan Aaltje Noordewier-Reddingius en bariton Johannes Messchaert.

De laatste uitvoering was op 23 september 2012 onder Mariss Jansons met het Groot Omroepkoor, sopraan Genia Kühmeier en bariton Gerald Finley.

De twee componisten raken elkaar in hun begrafenismuziek: de Musikalische Exequien van Schütz en Ein deutsches Requiem van Brahms. Het eerste werd voor een kerkelijke begrafenis geschreven, het tweede om uitgevoerd te worden in de concertzaal. Maar de teneur van de compilatie van Bijbel- en liedteksten vertoont een duidelijke gelijkenis, namelijk het troostende karakter ervan. Geen verschrikkingen van het laatste oordeel, maar een bemoediging voor hen die treuren. Brahms ontwierp zijn werk als een groots zevendelig symmetrisch heiligdom van klank, een zevenarmige kandelaar, waarmee al gezegd is dat de muziek zélf – onafhankelijk van de tekst – de bouwkundige verhoudingen bepaald heeft.

Toch behandelt Brahms de tekst regelmatig op een onromantische, eerder op de vroege Barok geënte manier. Waar negentiende-eeuwse componisten de tekst via hun muziek graag een diepere en vaak emotionele laag willen geven, sluit Brahms daarnaast vaak direct aan bij de betekenis van de woorden. Dat begint in het eerste deel al met de chromatische lijnen en dalende seufzers op het woord ‘Tränen’, gevolgd door   het vrolijke ritme en de grote stijgende sprong op ‘werden mit Freuden ernten’. Daarna is vooral de stapsgewijs stijgende melodielijn op ‘sie gehen hin’ een schoolvoorbeeld van zeventiende-­eeuwse behandeling van een tekst die een gaande beweging uitdrukt. Bij Johann Christoph Bach was diezelfde muzikale retoriek te horen aan het slot van zijn motet.

Ein deutsches Requiem is symmetrisch opgebouwd rondom deel IV, ‘Wie lieblich sind deine Wohnungen’, een idyllische schets van het Koninkrijk Gods in een vredige en liedachtige toonzetting. De hoekdelen I en VII verwijzen naar elkaar, zowel in tekst als in muziek: de laatste vijftien maten van beide delen zijn bijna identiek. Deel II – dat begint als een treurmars – en deel VI – opera-achtige muziek met strijdlustige elementen – waarin dood en hel worden uitgedaagd, verbeelden de tweespalt tussen verdriet en vreugde, de delen III en V – beide over de korte tijd die de mens op aarde is vergund – die tussen trouw en hoop. De delen III en VI, beide met een belangrijke solopartij voor de bariton, hebben met elkaar gemeen dat ze vanuit het perspectief van de indivi­duele mens zijn gedacht. De delen II en VI zijn de meest dramatische, beide eindigend in een fuga waarin Brahms te herkennen is als Bach-bewonderaar. Ondanks deze symmetrie vertelt Ein deutsches Requiem zijn verhaal in één richting: de eerste delen behandelen de vergankelijkheid, maar de laatste twee delen bieden een troostvol uitzicht op een eeuwig leven.

Ondanks de symmetrie vertelt Ein deutsches Requiem zijn verhaal in één richting

Evenals Schütz in zijn motet Selig sind die Toten buit Brahms de mogelijkheden uit die deze tekst – het laatste deel van Ein deutsches Requiem – hem op muzikaal gebied geeft. Het tekstritme is voor Brahms niet richtinggevend, maar in ‘dass sie ruhen’ reiken beide componisten elkaar de hand en bij het woord ‘folgen’ laat ook Brahms enkele malen de koorstemmen kort na elkaar inzetten.

Julius Röntgen leidde de eerste uitvoering door het Concert­gebouworkest, die plaatsvond op 18 februari 1893 met het Toonkunstkoor Amsterdam, sopraan Aaltje Noordewier-Reddingius en bariton Johannes Messchaert.

De laatste uitvoering was op 23 september 2012 onder Mariss Jansons met het Groot Omroepkoor, sopraan Genia Kühmeier en bariton Gerald Finley.

door Christiaan Winter

Schütz en J.C. Bach: woorden wijzen de weg

door Christiaan Winter

Heinrich Schütz, Johann Christoph Bach en Johannes Brahms ontmoeten elkaar in Het Concertgebouw. Wat hebben de zeventiende-eeuwers Schütz en Bach te melden aan de twee eeuwen jongere Brahms? Waarin herkennen ze elkaar en waarin absoluut niet?

Heinrich Schütz wordt gezien als de vader van de lutherse kerkmuziek, zoals Giovanni Pierluigi da Palestrina dat is voor de katholieke kerkmuziek. Hun vocale composities zijn het ijkpunt van de ‘ware kerkmuziek’. Als geen ander verklankt Schütz in zijn motetten voor koor een van de kernwaarden van het lutheranisme: de verstaanbaarheid van het woord. Daarin dreef de lutherse reformatie gewillig mee op de baren van het renaissancehumanisme, dat ook tekstbegrip hoog in het vaandel had. Die verstaanbaarheid van de tekst uit zich niet slechts in het gebruik van de Duitse taal in plaats van het Latijn, ook worden de zinsbouw en tekstaccenten en de betekenis van de woorden door de muziek ondersteund. Bij Schütz is de muziek de nederige dienares van de tekst. Datzelfde geldt voor de bij Schütz naadloos aansluitende vocale muziek van Johann Christoph Bach (achterneef van Johann Sebastian: de zoon van diens oudoom Heinrich).

In Selig sind die Toten hanteert Schütz de stile antico, de oude kerkmuziekstijl met een polyfoon stemmenweefsel. De lange melodische lijnen uit de late renaissancepolyfonie zijn in dit motet echter vervangen door korte, elkaar snel opvolgende motieven. De tekst – uit de Openbaring van Johannes, het laatste boek van het Nieuwe Testament – biedt de componist alle gelegenheid om bepaalde woorden (bijvoorbeeld ‘ruhen’ en ‘folgen’) in de muziek uit te beelden. Ook een uitroep als ‘Ja, der Geist spricht’ kan door Schütz niet anders dan als homofone exclamatie getoonzet worden.

Johann Christoph Bach wandelt verder op het door Schütz gebaande pad. Ook hij benut in zijn motet de muzikale mogelijkheden van ‘Ruhe’ (lange lage tonen) en ‘weggenommen’ (gevolgd door een rust). Het ‘darum eilet er mit ihm’ uit het slot van Der Gerechte, ob er gleich zu zeitlich stirbt is een fraai bruggetje naar het eerste deel van Brahms’ Ein deutsches Requiem. Daarover zo dadelijk meer.

Heinrich Schütz, Johann Christoph Bach en Johannes Brahms ontmoeten elkaar in Het Concertgebouw. Wat hebben de zeventiende-eeuwers Schütz en Bach te melden aan de twee eeuwen jongere Brahms? Waarin herkennen ze elkaar en waarin absoluut niet?

Heinrich Schütz wordt gezien als de vader van de lutherse kerkmuziek, zoals Giovanni Pierluigi da Palestrina dat is voor de katholieke kerkmuziek. Hun vocale composities zijn het ijkpunt van de ‘ware kerkmuziek’. Als geen ander verklankt Schütz in zijn motetten voor koor een van de kernwaarden van het lutheranisme: de verstaanbaarheid van het woord. Daarin dreef de lutherse reformatie gewillig mee op de baren van het renaissancehumanisme, dat ook tekstbegrip hoog in het vaandel had. Die verstaanbaarheid van de tekst uit zich niet slechts in het gebruik van de Duitse taal in plaats van het Latijn, ook worden de zinsbouw en tekstaccenten en de betekenis van de woorden door de muziek ondersteund. Bij Schütz is de muziek de nederige dienares van de tekst. Datzelfde geldt voor de bij Schütz naadloos aansluitende vocale muziek van Johann Christoph Bach (achterneef van Johann Sebastian: de zoon van diens oudoom Heinrich).

In Selig sind die Toten hanteert Schütz de stile antico, de oude kerkmuziekstijl met een polyfoon stemmenweefsel. De lange melodische lijnen uit de late renaissancepolyfonie zijn in dit motet echter vervangen door korte, elkaar snel opvolgende motieven. De tekst – uit de Openbaring van Johannes, het laatste boek van het Nieuwe Testament – biedt de componist alle gelegenheid om bepaalde woorden (bijvoorbeeld ‘ruhen’ en ‘folgen’) in de muziek uit te beelden. Ook een uitroep als ‘Ja, der Geist spricht’ kan door Schütz niet anders dan als homofone exclamatie getoonzet worden.

Johann Christoph Bach wandelt verder op het door Schütz gebaande pad. Ook hij benut in zijn motet de muzikale mogelijkheden van ‘Ruhe’ (lange lage tonen) en ‘weggenommen’ (gevolgd door een rust). Het ‘darum eilet er mit ihm’ uit het slot van Der Gerechte, ob er gleich zu zeitlich stirbt is een fraai bruggetje naar het eerste deel van Brahms’ Ein deutsches Requiem. Daarover zo dadelijk meer.

door Christiaan Winter

Brahms vs. Schütz

door Christiaan Winter

Johannes Brahms was bekend met het werk van Heinrich Schütz, bestudeerde het en liet zich er in zekere zin door inspireren. Het is eenvoudig om de grote verschillen tussen beide componisten te benoemen. Schütz leefde van en in de lutherse liturgie. Zijn vocale werk – instrumentale composities zijn van hem niet bekend – is geschreven als liturgische gebruiksmuziek en de Bijbel was verreweg zijn ­belangrijkste tekstleverancier. Brahms had de Heilige Schrift grondig gelezen, niet als liturgisch boek maar als humanistische wijsheidsliteratuur.

Uiteraard zijn de samenklanken en het harmonisch verloop in Schütz’ werk eenvoudiger en doorzichtiger dan de rijke harmonische taal van de ruim twee eeuwen later levende Brahms. Ook de in de loop van de muziekgeschiedenis uitdijende vocale en instrumentale ensembles dragen bij aan verschillen in klank en vergroting van de dynamische mogelijkheden.

Johannes Brahms was bekend met het werk van Heinrich Schütz, bestudeerde het en liet zich er in zekere zin door inspireren. Het is eenvoudig om de grote verschillen tussen beide componisten te benoemen. Schütz leefde van en in de lutherse liturgie. Zijn vocale werk – instrumentale composities zijn van hem niet bekend – is geschreven als liturgische gebruiksmuziek en de Bijbel was verreweg zijn ­belangrijkste tekstleverancier. Brahms had de Heilige Schrift grondig gelezen, niet als liturgisch boek maar als humanistische wijsheidsliteratuur.

Uiteraard zijn de samenklanken en het harmonisch verloop in Schütz’ werk eenvoudiger en doorzichtiger dan de rijke harmonische taal van de ruim twee eeuwen later levende Brahms. Ook de in de loop van de muziekgeschiedenis uitdijende vocale en instrumentale ensembles dragen bij aan verschillen in klank en vergroting van de dynamische mogelijkheden.

door Christiaan Winter

Brahms: Ein deutsches Requiem

door Christiaan Winter

De twee componisten raken elkaar in hun begrafenismuziek: de Musikalische Exequien van Schütz en Ein deutsches Requiem van Brahms. Het eerste werd voor een kerkelijke begrafenis geschreven, het tweede om uitgevoerd te worden in de concertzaal. Maar de teneur van de compilatie van Bijbel- en liedteksten vertoont een duidelijke gelijkenis, namelijk het troostende karakter ervan. Geen verschrikkingen van het laatste oordeel, maar een bemoediging voor hen die treuren. Brahms ontwierp zijn werk als een groots zevendelig symmetrisch heiligdom van klank, een zevenarmige kandelaar, waarmee al gezegd is dat de muziek zélf – onafhankelijk van de tekst – de bouwkundige verhoudingen bepaald heeft.

Toch behandelt Brahms de tekst regelmatig op een onromantische, eerder op de vroege Barok geënte manier. Waar negentiende-eeuwse componisten de tekst via hun muziek graag een diepere en vaak emotionele laag willen geven, sluit Brahms daarnaast vaak direct aan bij de betekenis van de woorden. Dat begint in het eerste deel al met de chromatische lijnen en dalende seufzers op het woord ‘Tränen’, gevolgd door   het vrolijke ritme en de grote stijgende sprong op ‘werden mit Freuden ernten’. Daarna is vooral de stapsgewijs stijgende melodielijn op ‘sie gehen hin’ een schoolvoorbeeld van zeventiende-­eeuwse behandeling van een tekst die een gaande beweging uitdrukt. Bij Johann Christoph Bach was diezelfde muzikale retoriek te horen aan het slot van zijn motet.

Ein deutsches Requiem is symmetrisch opgebouwd rondom deel IV, ‘Wie lieblich sind deine Wohnungen’, een idyllische schets van het Koninkrijk Gods in een vredige en liedachtige toonzetting. De hoekdelen I en VII verwijzen naar elkaar, zowel in tekst als in muziek: de laatste vijftien maten van beide delen zijn bijna identiek. Deel II – dat begint als een treurmars – en deel VI – opera-achtige muziek met strijdlustige elementen – waarin dood en hel worden uitgedaagd, verbeelden de tweespalt tussen verdriet en vreugde, de delen III en V – beide over de korte tijd die de mens op aarde is vergund – die tussen trouw en hoop. De delen III en VI, beide met een belangrijke solopartij voor de bariton, hebben met elkaar gemeen dat ze vanuit het perspectief van de indivi­duele mens zijn gedacht. De delen II en VI zijn de meest dramatische, beide eindigend in een fuga waarin Brahms te herkennen is als Bach-bewonderaar. Ondanks deze symmetrie vertelt Ein deutsches Requiem zijn verhaal in één richting: de eerste delen behandelen de vergankelijkheid, maar de laatste twee delen bieden een troostvol uitzicht op een eeuwig leven.

Ondanks de symmetrie vertelt Ein deutsches Requiem zijn verhaal in één richting

Evenals Schütz in zijn motet Selig sind die Toten buit Brahms de mogelijkheden uit die deze tekst – het laatste deel van Ein deutsches Requiem – hem op muzikaal gebied geeft. Het tekstritme is voor Brahms niet richtinggevend, maar in ‘dass sie ruhen’ reiken beide componisten elkaar de hand en bij het woord ‘folgen’ laat ook Brahms enkele malen de koorstemmen kort na elkaar inzetten.

Julius Röntgen leidde de eerste uitvoering door het Concert­gebouworkest, die plaatsvond op 18 februari 1893 met het Toonkunstkoor Amsterdam, sopraan Aaltje Noordewier-Reddingius en bariton Johannes Messchaert.

De laatste uitvoering was op 23 september 2012 onder Mariss Jansons met het Groot Omroepkoor, sopraan Genia Kühmeier en bariton Gerald Finley.

De twee componisten raken elkaar in hun begrafenismuziek: de Musikalische Exequien van Schütz en Ein deutsches Requiem van Brahms. Het eerste werd voor een kerkelijke begrafenis geschreven, het tweede om uitgevoerd te worden in de concertzaal. Maar de teneur van de compilatie van Bijbel- en liedteksten vertoont een duidelijke gelijkenis, namelijk het troostende karakter ervan. Geen verschrikkingen van het laatste oordeel, maar een bemoediging voor hen die treuren. Brahms ontwierp zijn werk als een groots zevendelig symmetrisch heiligdom van klank, een zevenarmige kandelaar, waarmee al gezegd is dat de muziek zélf – onafhankelijk van de tekst – de bouwkundige verhoudingen bepaald heeft.

Toch behandelt Brahms de tekst regelmatig op een onromantische, eerder op de vroege Barok geënte manier. Waar negentiende-eeuwse componisten de tekst via hun muziek graag een diepere en vaak emotionele laag willen geven, sluit Brahms daarnaast vaak direct aan bij de betekenis van de woorden. Dat begint in het eerste deel al met de chromatische lijnen en dalende seufzers op het woord ‘Tränen’, gevolgd door   het vrolijke ritme en de grote stijgende sprong op ‘werden mit Freuden ernten’. Daarna is vooral de stapsgewijs stijgende melodielijn op ‘sie gehen hin’ een schoolvoorbeeld van zeventiende-­eeuwse behandeling van een tekst die een gaande beweging uitdrukt. Bij Johann Christoph Bach was diezelfde muzikale retoriek te horen aan het slot van zijn motet.

Ein deutsches Requiem is symmetrisch opgebouwd rondom deel IV, ‘Wie lieblich sind deine Wohnungen’, een idyllische schets van het Koninkrijk Gods in een vredige en liedachtige toonzetting. De hoekdelen I en VII verwijzen naar elkaar, zowel in tekst als in muziek: de laatste vijftien maten van beide delen zijn bijna identiek. Deel II – dat begint als een treurmars – en deel VI – opera-achtige muziek met strijdlustige elementen – waarin dood en hel worden uitgedaagd, verbeelden de tweespalt tussen verdriet en vreugde, de delen III en V – beide over de korte tijd die de mens op aarde is vergund – die tussen trouw en hoop. De delen III en VI, beide met een belangrijke solopartij voor de bariton, hebben met elkaar gemeen dat ze vanuit het perspectief van de indivi­duele mens zijn gedacht. De delen II en VI zijn de meest dramatische, beide eindigend in een fuga waarin Brahms te herkennen is als Bach-bewonderaar. Ondanks deze symmetrie vertelt Ein deutsches Requiem zijn verhaal in één richting: de eerste delen behandelen de vergankelijkheid, maar de laatste twee delen bieden een troostvol uitzicht op een eeuwig leven.

Ondanks de symmetrie vertelt Ein deutsches Requiem zijn verhaal in één richting

Evenals Schütz in zijn motet Selig sind die Toten buit Brahms de mogelijkheden uit die deze tekst – het laatste deel van Ein deutsches Requiem – hem op muzikaal gebied geeft. Het tekstritme is voor Brahms niet richtinggevend, maar in ‘dass sie ruhen’ reiken beide componisten elkaar de hand en bij het woord ‘folgen’ laat ook Brahms enkele malen de koorstemmen kort na elkaar inzetten.

Julius Röntgen leidde de eerste uitvoering door het Concert­gebouworkest, die plaatsvond op 18 februari 1893 met het Toonkunstkoor Amsterdam, sopraan Aaltje Noordewier-Reddingius en bariton Johannes Messchaert.

De laatste uitvoering was op 23 september 2012 onder Mariss Jansons met het Groot Omroepkoor, sopraan Genia Kühmeier en bariton Gerald Finley.

door Christiaan Winter

Biografie

Dinis Sousa, Dirigent

Dinis Sousa is chef-dirigent van het Engelse orkest Royal Northern Sinfonia sinds april 2021. Als gastdirigent stond hij voor onder meer het London Symphony Orchestra, de Berliner Philharmoniker en het Tonhalle-Orchester Zürich.

Daarnaast is hij de eerste associate conductor ooit van het Monteverdi Choir, de English Baroque Soloists en het Orchestre Révolutionnaire et Romantique, alle opgericht door Sir John Eliot Gardiner.

In 2016 co-dirigeerde Dinis Sousa de bejubelde en op televisie uitgezonden uitvoeringen van Berlioz’ Roméo et Juliette door het Monteverdi Choir tijdens de BBC Proms; in 2019 leidde hij de English Baroque Soloists op het Cartagena International Music Festival. In augustus en september 2023 nam de Portugese dirigent met veel succes de tournee met Berlioz’ opera Les Troyens van het Monteverdi Choir en het Orchestre Révolutionnaire et Romantique over, inclusief een live op BBC3 uitgezonden Proms-concert.

Dinis Sousa is de oprichter en artistiek directeur van het Portugese jeugdorkest Orquestra XXI; voor zijn verdiensten daarvoor werd hij door de president van Portugal geridderd in de Orde van Dom Henrique. 

Lenneke Ruiten, sopraan

Lenneke Ruiten studeerde zang bij Maria Rondèl en Meinard Kraak aan het Koninklijk ­Conservatorium in Den Haag en aan de Bayerische ­Theaterakademie in München. Ook voltooide ze een opleiding tot fluitist.

Op het Internationaal Vocalisten Concours in ’s-Hertogenbosch was ze in 2002 meervoudig prijswinnaar, waarna de sopraan in hoog tempo internationaal carrière maakte. Die eerste jaren nam John Eliot Gardiner haar mee als soliste op diverse tournees met zijn English ­Baroque ­Soloists en Monteverdi Choir. 

 Voor concert- en oratoriumrepertoire werd ze ook geëngageerd door de Akademie für Alte Musik, de Wiener Philharmoniker en Symphoniker, het Symphonie­orchester des Bayerischen Rundfuks, het Mahler Chamber Orchestra, het Mozarteum Orchester en het Concertgebouw Kamerorkest. Een grote passie is ook het lied.

Opera zong Lenneke Ruiten in bijvoorbeeld het Theater an der Wien, het Staatstheater Stuttgart, de Scala in Milaan, De Munt in Brussel en het Théâtre des Champs-Elysées in Parijs en bij de Salzburger Festspiele, het Festival d’Aix-en-Provence en de BBC Proms. Haar eerste grote rol bij De Nationale Opera in Amsterdam was in december 2015 die van Konstanze in een productie van Mozarts Die Entführung aus dem Serail, hernomen in seizoen 2016/2017.

De vorige optredens van Lenneke Ruiten in de Grote Zaal waren in februari/maart in Ein deutsches Requiem van Brahms en in april in Il delirio amoroso van ­Händel: dit betrof een dubbeldebuut bij het Concertgebouworkest, onder leiding van respectievelijk Dinis Sousa en Emma­nuelle Haïm.

Christian Gerhaher, bariton

Christian Gerhaher doorliep de operaklas van de Hochschule für Musik und Theater in München en volgde – tijdens het voltooien van zijn medische opleiding – masterclasses bij Dietrich Fischer-Dieskau, Elisabeth Schwarzkopf en Inge Borkh.

Samen met zijn vaste duopartner Gerold Huber volgde hij liedlessen bij Friedemann Berger, en hun liedinterpretaties worden algemeen beschouwd als normbepalend. De eerste cd van hun Schumann-cyclus werd in 2018 bekroond met zowel een Gramophone Award als een O­pus Klassik. Opernwelt benoemde de bariton twee keer tot Sänger des Jahres. Binnen het operarepertoire van Christian Gerhaher, zich uitstrekkend van Monteverdi tot Henze, is Wolfram in Wagners Tannhäuser een terugkerende favoriet in de operahuizen van Berlijn, Wenen, Londen en thuisbasis München. Voor concert­repertoire wordt hij geëngageerd door onder meer de Berliner Philharmoniker, het Symphonieorchester des Bayerischen Rundfunks en het London Symphony Orchestra.

Bij het Concertgebouworkest is hij een regelmatige gast sinds zijn debuut in Dvořaks Biblische Lieder in oktober 2004. Het laatste gezamenlijke optreden was in december 2019, in Schumanns Szenen aus Goethes Faust onder John Eliot Gardiner. Van een eerdere uitvoering, met Nikolaus Harnoncourt in 2008, verscheen een cd op RCO Live. 

Monteverdi Choir, koor

‘Als er een Nobelprijs voor koren bestond, zou het Monteverdi Choir die moeten krijgen’, aldus Le Monde. John Eliot Gardiner richtte het Monteverdi Choir in 1964 op voor een uitvoering van Monteverdi’s Vespers. Het groeide uit tot een veelzijdig koor dat zowel concerten geeft als ingezet wordt bij operaproducties.

Het werkte samen met bijvoorbeeld het Gewandhausorchester in Leipzig, de Londense dansgroep van Hofesh Shechter, het National Youth Choir of Scotland, de Opéra Comique en het Théâtre du Châtelet in Parijs, het Royal Opera House Covent Garden en natuurlijk Gardiners instrumentale ensembles, de English Baroque Soloists en het Orchestre Révolutionnaire et Romantique. Het meest ambitieuze project was ongetwijfeld de Bach Cantata Pilgrimage in 2000, toen het koor in het 250ste geboortejaar van Johann Sebastian Bach al diens 198 religieuze cantates uitvoerde in meer dan zestig kerken in Europa en Noord-Amerika.

Onder de recentere programma’s vinden we de gelauwerde tournee door Europa en de Verenigde Staten met Monteverdi’s drie overgeleverde opera’s en bejubelde uitvoeringen van Verdi’s Messa da requiem. Het Monteverdi Choir heeft meer dan 150 lp- en cd-opnamen en talloze prijzen op zijn naam staan. Met het Concertgebouworkest was het in september 2021 en oktober 2022 te horen in koorwerken van Brahms onder leiding van John Eliot Gardiner.