Concertprogramma
Concertstream Concertgebouworkest: Speel Nederlands met me
Concertstream 06 december 2020 20.30 uur
Koninklijk Concertgebouworkest
Antony Hermus dirigent
Dominique Vleeshouwers slagwerk
Remy van Kesteren harp
Katharine Dain sopraan
Speel Nederlands met me
i.s.m. de conservatoria van Amsterdam en Den Haag
Het concert is vooraf opgenomen en wordt gestreamd via concertgebouworkest.nl/nl/kijk-en-luister en Facebook.
Het programma wordt opgenomen door AVROTROS voor uitzending op zondag 13 december om 14.00 uur via NPO Radio 4.
Grafisch ontwerp t.b.v. streaming: Celia Swart
Bram Kortekaas 1989
Notenkrakers’ notulen (2020)
voor sopraan en orkest
geschreven in opdracht van het Concertgebouworkest met financiële steun van Fonds Podiumkunsten
wereldpremière
tekst: Lex Bohlmeijer
Louis Andriessen 1939
Tapdance (2013)
voor slagwerk en groot ensemble
eerste uitvoering door het Concertgebouworkest
Celia Swart 1994
Reflections (2020)
voor elektrische harp en orkest
geschreven in opdracht van het Concertgebouworkest met financiële steun van Fonds Podiumkunsten wereldpremière
Tristan Keuris 1946-1996
Symfonie in D gr.t. (1994-95)
Allegro molto
Molto tranquillo
Scherzo
Introduzione – Rondo finale
toelichting
Speel Nederlands met me
Nieuwe opdrachtwerken van twee jonge Nederlandse componisten klinken naast werken van hun voorgangers Louis Andriessen en Tristan Keuris. Andriessen was ooit een van de rebelse Notenkrakers, die in november 1969 een concert van het Concertgebouworkest verstoorden om meer vernieuwing en inspraak in het artistieke beleid te eisen. Tristan Keuris behoort tot de componisten die zich vanaf de jaren zeventig afzetten tegen ‘avant-gardisten’ als Andriessen en werd daar aanvankelijk fel om bekritiseerd. Hij ontwikkelde zich – evenals Andriessen - tot een vooraanstaand componist en docent. Het werk van Celia Swart en Bram Kortekaas laat zien hoe weinig er bij de jongere generatie Nederlandse componisten over is van de vroegere tegenstelling tussen traditionalisten en modernen.
Kortekaas: Notenkrakers’ notulen
Componist/politicoloog Bram Kortekaas heeft zich laten inspireren door het meest iconische moment uit de naoorlogse muziekgeschiedenis, de Notenkrakersactie in 1969, en de openbare discussie op 22 april 1970 die daaruit voortvloeide. In het Amsterdamse hotel Krasnapolsky ging een afvaardiging van het Concertgebouworkest in debat met de Notenkrakers, wat 26 pagina’s aan notulen opleverde.
Om een goed beeld te krijgen van de problematiek dook Kortekaas eerst in de archieven. Niet alleen vond hij het originele pamflet dat de actievoerders vanaf de balkons in de Grote Zaal van Het Concertgebouw naar beneden gooiden (‘verkeerd gedateerd omdat de actie aanvankelijk voor een andere avond stond gepland’), de knijpkikker waarmee Louis Andriessen aan de geruchtmakende verstoring had bijgedragen (‘in die stille studiezaal heb ik zogenaamd per ongeluk één keer geknepen’), maar ook de notulen van de discussie in ‘Kras’, door dramaturg Lex Bohlmeijer nu bewerkt tot een libretto.
Kortekaas concludeert dat veel thema’s die de Notenkrakers op de agenda zetten nog altijd actueel zijn. Hij destilleert daaruit drie vragen: hoe kan democratie worden vormgegeven? Wat is de maatschappelijke rol van hedendaagse muziek? Hoe bereik je een (jong) publiek voor nieuwe muziek? Een essentieel verschil met toen is dat de inhoudelijke tegenstellingen niet meer zo groot zijn. Dat bepaalt Kortekaas’ keuze voor één sopraan (Katharine Dain) die beide kampen vertegenwoordigt.
Hoe zo’n debat tussen traditionalisten en modernisten op muziek te zetten? Even heeft Kortekaas met de gedachte gespeeld om een meer behoudend klankbeeld tegenover een avantgardistische muziek te zetten. Maar deze opzet achtte hij te karikaturaal. Zijn eigen idioom – iets theatraler aangezet dan doorgaans – vormt nu het uitgangspunt.
Notenkrakers’ notulen begint met een flashback van de Notenkrakersactie in Het Concertgebouw en schakelt dan snel over naar het debat in Krasnapolsky. Het eerste deel van het stuk kenmerkt zich door stevige stellingnamen en provocaties. In het middendeel vliegen de argumenten zo snel over en weer dat niet duidelijk is wie er aan het woord is. Het slotdeel staat in het teken van de verzoening.
Een constante in het stuk is een stem, begeleid door een de tijd wegtikkend klokje, die zegt: ‘Mag ik één kleine opmerking maken?’ Helaas is er geen spreektijd voor deze eenzaam roepende in de zaal – misschien wel het fundamentele probleem van onze democratie.
Andriessen: Tapdance
‘Hi Louis, I hope you are very well. I’m going to play you some Tap Table, I play you now figure 6.’ Met die aanhef opent de Schotse percussievirtuoos Colin Currie een audiofragment dat hij componist Louis Andriessen stuurt tijdens het instuderen van diens Tapdance (2013). Het tekent een van de vernieuwingen die de voormalige Notenkraker Louis Andriessen sinds de jaren zeventig voor ogen staat: een directe artistieke samenwerking tussen componist en musicus, waarbij de expertise en ideeën van de uitvoerder de compositie mogen beïnvloeden.
Andriessen schreef Tapdance speciaal voor Currie, maar besloot – juist vanwege de virtuositeit van deze slagwerkende alleskunner – het notenschrift beperkingen op te leggen. De niet-virtuoze maar wel degelijk dramatische schrijfwijze keek hij af van Darius Milhauds Concerto pour batterie et petit orchestre dat dateert van 1929-1930.
Zoals de titel suggereert, heeft Andriessen een zwak voor tapdance, die hij ‘de ideale combinatie van muziek en beweging’ noemt. Tevens is het stuk een liefdesverklaring aan de jazz, die hoorbaar wordt in een paar toespelingen op jazzmuziek uit de vroege jaren zestig.
De solist in Tapdance – in dit programma Dominique Vleeshouwers – heeft een drievoudige rol: hij speelt de puntige roffels van de tappende danser; hij vertolkt een grote marimbasolo en aan het slot speelt hij een melancholische melodie op pauk. De solist wordt begeleid door een groot ensemble met een eigen percussionist.
Swart: Reflections
Celia Swart studeerde compositie aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, de afdeling waar Louis Andriessen bijna vijftig jaar lang de toon zette. Ook zij is gewend om te schrijven voor musici die ze kent, zoals voor haar eigen jazzband SWART. De opdracht van het Concertgebouworkest voor een werk voor harpist Remy van Kesteren en orkest wekte meteen haar interesse: Van Kesteren is immers een onorthodoxe instrumentalist die zijn harp heeft uitgebreid met elektronische effecten.
Swart begint haar composities vaak vanuit een eigen ervaring, dat maakt haar werk persoonlijk en authentiek. Dat geldt ook voor dit nieuwe stuk Reflections, waarin ze haar verhouding tot de wereld tot uitdrukking brengt. Het verbeeldt de zoektocht van een (jong) individu, verklankt door de harpist, naar een eigen stem. In het begin is het klankbeeld statisch en harmonieus: het wereldbeeld dat zij in haar jeugd meekreeg. Geleidelijk laten zich steeds meer invloeden van buitenaf gelden: impulsen die als concentrische cirkels door de muziek heen bewegen, zoals de kringen die ontstaan als een vinger een glad wateroppervlak aantikt. De harpist ondergaat een transformatie. Aanvankelijk rustig meespelend, scheurt hij zich tegen het eind los van het orkest, met heftige, elektronisch bewerkte klanken die een radicaal andere visie op de hem omringende wereld symboliseren.
Reflections sluit nauw aan bij de stukken die Swart eerder voor ensemble schreef: een mix van statische lijnen en dromerige akkoorden met lange vloeiende lijnen.
Keuris: Symfonie in D groot
Tristan Keuris, die in 1996 op 50-jarige leeftijd overleed, moest niets hebben van de Notenkrakers en hun muzikale vernieuwingen. ‘Je bent hier in Europa nog steeds een afvallige als je tonaal componeert. Men wantrouwt muziek die goed klinkt’, zei hij in 1995 in een interview met NRC Handelsblad naar aanleiding van de première van zijn Symfonie in D groot. Hij voelde zich te veel verbonden met de traditie om die los te laten.

Tristan Keuris
foto: Jorgen Kriele
Tristan Keuris
foto: Jorgen Kriele

Tristan Keuris
foto: Jorgen Kriele
Tristan Keuris
foto: Jorgen Kriele
In de Symfonie in D groot – een titel die volgens Keuris níet provocatief is bedoeld – hanteert hij de klassieke sonatevorm. Hij wil onderzoeken wat je kunt doen met ‘de plattegrond van de klassieke symfonie zonder terug te grijpen op Schubert en Beethoven’. En zo introduceert hij een eerste en tweede thema, een doorwerking en een coda, waarvoor hij het materiaal ontleent aan zijn eigen strijksextet Sestetto d’archi uit 1994. Met zijn buitengewone gave voor prachtige instrumentale kleuren zoekt hij vervolgens ‘de rand van het ravijn’ op, bekent hij niet zonder ironie in 1995 aan Het Parool. ‘Want daar kun je de mooiste bloemen plukken. Je loopt natuurlijk de kans dat je erin valt, maar dat is dan niet anders.’