Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Close-up Concertgebouworkest: Amsterdam 750

Close-up Concertgebouworkest: Amsterdam 750

Kleine Zaal
16 september 2025
20.15 uur

Print dit programma

musici van het Concertgebouworkest:
Mariya Semotyuk-Schlaffke fluit, piccolo
Hein Wiedijk klarinet
Mirelys Morgan Verdecia viool
Sjaan Oomen viool
Yoko Kanamaru altviool
Clément Peigné cello
Christian Hacker cello
Gerben Jongsma slagwerk

m.m.v. Aurel Dawidiuk dirigent
m.m.v. Ramon van Engelenhoven piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Close-up: Orkestleden op het Vriendenpodium.

Lees de biografieën van de musici in het programmaboekje dat gratis aan de zaal wordt verstrekt.

Ook interessant:
- Het verhaal over het muziekhistorische 750-jarige bestaan van Amsterdam
Close-up: van en voor Concertvrienden
1975: Zeven eeuwen Amsterdam
- De werkdag van Ramon van Engelenhoven

AMSTERDAM 750 JAAR

JAN PIETERSZOON SWEELINCK (1561-1621)

Fantasia cromatica, SwWV 258
oorspronkelijk voor klavier, bewerking voor strijkers Bernard van den Sligtenhorst Meyer (1951) 

DIRK SCHÄFER (1873-1931)

Adagio patetico
uit ‘Pianokwintet’, op. 5 (1901)

HENRIËTTE BOSMANS (1895-1952)

Impressions (1926)
voor cello en piano
Cortège
Nuit calme
En Espagne

ALPHONS DIEPENBROCK (1862-1921)

Berceuse (1912)
oorspronkelijk voor zang, cello en piano, bewerking voor klarinet, cello en piano
op een gedicht van Charles Van Lerberghe

pauze ± 21.00 uur

MARIUS FLOTHUIS (1914-2001)

Aubade, op. 19a (1944)
voor fluit solo

THEO VERBEY (1959-2019)

Chaconne (1988, revisie 1997)
voor strijktrio

THEO LOEVENDIE (1930)

Back Bay Bicinium (1986)
voor zeven instrumenten

einde ± 22.00 uur

Kleine Zaal 16 september 2025 20.15 uur

musici van het Concertgebouworkest:
Mariya Semotyuk-Schlaffke fluit, piccolo
Hein Wiedijk klarinet
Mirelys Morgan Verdecia viool
Sjaan Oomen viool
Yoko Kanamaru altviool
Clément Peigné cello
Christian Hacker cello
Gerben Jongsma slagwerk

m.m.v. Aurel Dawidiuk dirigent
m.m.v. Ramon van Engelenhoven piano

Dit concert maakt deel uit van de serie Close-up: Orkestleden op het Vriendenpodium.

Lees de biografieën van de musici in het programmaboekje dat gratis aan de zaal wordt verstrekt.

Ook interessant:
- Het verhaal over het muziekhistorische 750-jarige bestaan van Amsterdam
Close-up: van en voor Concertvrienden
1975: Zeven eeuwen Amsterdam
- De werkdag van Ramon van Engelenhoven

AMSTERDAM 750 JAAR

JAN PIETERSZOON SWEELINCK (1561-1621)

Fantasia cromatica, SwWV 258
oorspronkelijk voor klavier, bewerking voor strijkers Bernard van den Sligtenhorst Meyer (1951) 

DIRK SCHÄFER (1873-1931)

Adagio patetico
uit ‘Pianokwintet’, op. 5 (1901)

HENRIËTTE BOSMANS (1895-1952)

Impressions (1926)
voor cello en piano
Cortège
Nuit calme
En Espagne

ALPHONS DIEPENBROCK (1862-1921)

Berceuse (1912)
oorspronkelijk voor zang, cello en piano, bewerking voor klarinet, cello en piano
op een gedicht van Charles Van Lerberghe

pauze ± 21.00 uur

MARIUS FLOTHUIS (1914-2001)

Aubade, op. 19a (1944)
voor fluit solo

THEO VERBEY (1959-2019)

Chaconne (1988, revisie 1997)
voor strijktrio

THEO LOEVENDIE (1930)

Back Bay Bicinium (1986)
voor zeven instrumenten

einde ± 22.00 uur

Toelichting

Toelichting

door Martijn Voorvelt

Dit Close-upprogramma is een kleine klinkende geschiedenis van Amsterdam. De nadruk ligt op Amsterdamse componisten die van groot belang zijn geweest voor Het Concertgebouw en het Concertgebouw­orkest. Componisten die, met de blik gericht op de toekomst, muzikale vormen uit het verleden steeds weer herontdekken en aanpassen aan de veranderende smaak en omstandigheden: een rijke, spring­levende traditie.

Sweelinck: Fantasia cromatica

Dit Close-upprogramma is een kleine klinkende geschiedenis van Amsterdam. De nadruk ligt op Amsterdamse componisten die van groot belang zijn geweest voor Het Concertgebouw en het Concertgebouw­orkest. Componisten die, met de blik gericht op de toekomst, muzikale vormen uit het verleden steeds weer herontdekken en aanpassen aan de veranderende smaak en omstandigheden: een rijke, spring­levende traditie.

Sweelinck: Fantasia cromatica

  • Jan Pieterszoon Sweelinck

    portret door: Gerrit Pieterszoon

    Jan Pieterszoon Sweelinck

    portret door: Gerrit Pieterszoon

  • Jan Pieterszoon Sweelinck

    portret door: Gerrit Pieterszoon

    Jan Pieterszoon Sweelinck

    portret door: Gerrit Pieterszoon

Jan Pieterszoon Sweelinck;
portret door Gerrit Pieterszoon

Het verschijnsel symfonieorkest bestond nog lang niet in de tijd van Jan Pieterszoon Sweelinck. Maar de stadsorganist van Amsterdam wierp zijn schaduw ver vooruit. Hij stond in contact met Britse vakgenoten en oefende als docent veel invloed uit op Duitse componisten. In de achttiende eeuw raakte muziek uit de Renaissance en de Barok op de achtergrond, zo ook die van Sweelinck.

Eind negentiende eeuw, toen Het Concertgebouw zijn deuren opende, was er een brede herwaardering gaande van oude muziek. Sindsdien zijn veel van Sweelincks werken – geschreven voor klavier (orgel, klavecimbel) of zang – bewerkt voor modernere instrumenten. In de Fantasia cromatica ondergaat een droevig, dalend thema allerlei contrapuntische behandelingen. In statige halve noten wordt het eerst onderwerp van een tripel- en een dubbelfuga. In het middendeel is het thema twee keer zo langzaam, en in het toccata-­achtige slot verschijnt het juist in snellere vorm. Componist en Sweelinck-expert Bernhard van den Sigtenhorst Meyer (1888-1953) liet in zijn strijkkwartetbewerking vrijwel alle noten intact, zij het een kwart omhoog getransponeerd. Het Concertgebouworkest voerde deze bewerking uit tijdens de ­Kerstmatinee van 1970 onder leiding van Hans Vonk.

Schäfer: Adagio patetico uit ‘Pianokwintet’

Jan Pieterszoon Sweelinck;
portret door Gerrit Pieterszoon

Het verschijnsel symfonieorkest bestond nog lang niet in de tijd van Jan Pieterszoon Sweelinck. Maar de stadsorganist van Amsterdam wierp zijn schaduw ver vooruit. Hij stond in contact met Britse vakgenoten en oefende als docent veel invloed uit op Duitse componisten. In de achttiende eeuw raakte muziek uit de Renaissance en de Barok op de achtergrond, zo ook die van Sweelinck.

Eind negentiende eeuw, toen Het Concertgebouw zijn deuren opende, was er een brede herwaardering gaande van oude muziek. Sindsdien zijn veel van Sweelincks werken – geschreven voor klavier (orgel, klavecimbel) of zang – bewerkt voor modernere instrumenten. In de Fantasia cromatica ondergaat een droevig, dalend thema allerlei contrapuntische behandelingen. In statige halve noten wordt het eerst onderwerp van een tripel- en een dubbelfuga. In het middendeel is het thema twee keer zo langzaam, en in het toccata-­achtige slot verschijnt het juist in snellere vorm. Componist en Sweelinck-expert Bernhard van den Sigtenhorst Meyer (1888-1953) liet in zijn strijkkwartetbewerking vrijwel alle noten intact, zij het een kwart omhoog getransponeerd. Het Concertgebouworkest voerde deze bewerking uit tijdens de ­Kerstmatinee van 1970 onder leiding van Hans Vonk.

Schäfer: Adagio patetico uit ‘Pianokwintet’

  • Dirk Schäfer

    Dirk Schäfer

  • Dirk Schäfer

    Dirk Schäfer

Dirk Schäfer

‘Er zijn twee soorten kunstenaars: zij, die tot het publiek gaan en zij, die het publiek tot hen laten komen. Alleen de laatsten brengen ons verder.’ De compromisloze houding van pianist/componist Dirk Schäfer heeft er mogelijk aan bijgedragen dat zijn naam na zijn dood al snel uit het collectief geheugen verdween. Toch was hij tijdens zijn leven een gevierd pianist, die meermaals bij het Concertgebouworkest soleerde en een eigen serie in de Kleine Zaal had. Nadat het orkest met regelmaat zijn werken had uitgevoerd, vooral het Capriccio op een gamelan-melodie, heeft het sinds 1923 geen noot van Schäfer meer gespeeld. Hij was geen gemakkelijk man, en stond op gespannen voet met eerste dirigent Willem Mengelberg. Toen hij zeven jaar na zijn bejubelde uitvoering van Beethovens Vierde en Vijfde pianoconcert op één avond een uitnodiging ontving om weer eens als solist bij het orkest op te treden, bedankte hij voor de eer, naar hij later uitlegde omdat ‘mijn kunst­opvattingen niet harmoniëren met die van den eersten dirigent’.
Schäfers vroege Pianokwintet was in die jaren veel te horen op de kamermuziekpodia: het werk van een gepassioneerd vakman die vol overtuiging vasthield aan de Duits-romantische traditie. Het tweede deel, Adagio patetico, was zo populair dat het vaak als zelfstandig werk werd uitgevoerd, zoals ook vanavond. 

Bosmans: Impressions

Dirk Schäfer

‘Er zijn twee soorten kunstenaars: zij, die tot het publiek gaan en zij, die het publiek tot hen laten komen. Alleen de laatsten brengen ons verder.’ De compromisloze houding van pianist/componist Dirk Schäfer heeft er mogelijk aan bijgedragen dat zijn naam na zijn dood al snel uit het collectief geheugen verdween. Toch was hij tijdens zijn leven een gevierd pianist, die meermaals bij het Concertgebouworkest soleerde en een eigen serie in de Kleine Zaal had. Nadat het orkest met regelmaat zijn werken had uitgevoerd, vooral het Capriccio op een gamelan-melodie, heeft het sinds 1923 geen noot van Schäfer meer gespeeld. Hij was geen gemakkelijk man, en stond op gespannen voet met eerste dirigent Willem Mengelberg. Toen hij zeven jaar na zijn bejubelde uitvoering van Beethovens Vierde en Vijfde pianoconcert op één avond een uitnodiging ontving om weer eens als solist bij het orkest op te treden, bedankte hij voor de eer, naar hij later uitlegde omdat ‘mijn kunst­opvattingen niet harmoniëren met die van den eersten dirigent’.
Schäfers vroege Pianokwintet was in die jaren veel te horen op de kamermuziekpodia: het werk van een gepassioneerd vakman die vol overtuiging vasthield aan de Duits-romantische traditie. Het tweede deel, Adagio patetico, was zo populair dat het vaak als zelfstandig werk werd uitgevoerd, zoals ook vanavond. 

Bosmans: Impressions

  • Henriëtte Bosmans

    Foto: Jacob Merkelbach

    Henriëtte Bosmans

    Foto: Jacob Merkelbach

  • Henriëtte Bosmans

    Foto: Jacob Merkelbach

    Henriëtte Bosmans

    Foto: Jacob Merkelbach

Henriëtte Bosmans in 1917;
foto door Jacob Merkelbach

Tussen pianist/componist Henriëtte Bosmans en het Concertgebouw­orkest bestond een hechte relatie. Die gaat terug op vader Henri, in 1888 bij de oprichting van het orkest aangesteld als eerste solocellist. Behalve in haar eigen Concertino soleerde Bosmans bij het orkest in werken van Grieg, Beethoven, Richard Strauss, Franck, Rachmaninoff en Pijper en gaf ze de Nederlandse première van het Pianoconcert van Britten. Ook haar eigen zeer persoonlijke, op Franse leest geschoeide muziek maakte al vroeg indruk. De cello speelde een belangrijke rol in haar oeuvre – mede vanwege haar vader, maar zeker ook onder invloed van cellist/dirigent Frieda Belinfante, die tussen 1922 en 1929 haar levenspartner was. Voor haar schreef Bosmans – naast onder meer twee celloconcerten – de Impressions: drie evocatieve delen, waarvan het eerste Ravels Bolero (van twee jaar later) lijkt te voorspellen. De ­pendelbeweging in de piano krijgt in ‘Nuit calme’ een dromerig-berustende kwaliteit; de krachtige thematiek van het slotdeel wijst vooruit op Bosmans’ latere werk.
Bosmans’ afkomst (haar moeder was Joods) bracht haar tijdens de bezetting in de problemen. Ze sloot zich niet aan bij de door de bezetter opgerichte Kultuurkamer, kreeg het stempel ‘Joodsch geval’ en vanaf 1 april 1942 werden openbare optredens haar verboden. Door tussenkomst van Mengelberg lukte het later om haar moeder terug te laten keren uit Westerbork.

Diepenbrock: Berceuse

Henriëtte Bosmans in 1917;
foto door Jacob Merkelbach

Tussen pianist/componist Henriëtte Bosmans en het Concertgebouw­orkest bestond een hechte relatie. Die gaat terug op vader Henri, in 1888 bij de oprichting van het orkest aangesteld als eerste solocellist. Behalve in haar eigen Concertino soleerde Bosmans bij het orkest in werken van Grieg, Beethoven, Richard Strauss, Franck, Rachmaninoff en Pijper en gaf ze de Nederlandse première van het Pianoconcert van Britten. Ook haar eigen zeer persoonlijke, op Franse leest geschoeide muziek maakte al vroeg indruk. De cello speelde een belangrijke rol in haar oeuvre – mede vanwege haar vader, maar zeker ook onder invloed van cellist/dirigent Frieda Belinfante, die tussen 1922 en 1929 haar levenspartner was. Voor haar schreef Bosmans – naast onder meer twee celloconcerten – de Impressions: drie evocatieve delen, waarvan het eerste Ravels Bolero (van twee jaar later) lijkt te voorspellen. De ­pendelbeweging in de piano krijgt in ‘Nuit calme’ een dromerig-berustende kwaliteit; de krachtige thematiek van het slotdeel wijst vooruit op Bosmans’ latere werk.
Bosmans’ afkomst (haar moeder was Joods) bracht haar tijdens de bezetting in de problemen. Ze sloot zich niet aan bij de door de bezetter opgerichte Kultuurkamer, kreeg het stempel ‘Joodsch geval’ en vanaf 1 april 1942 werden openbare optredens haar verboden. Door tussenkomst van Mengelberg lukte het later om haar moeder terug te laten keren uit Westerbork.

Diepenbrock: Berceuse

  • Alphons Diepenbrock

    Detail van een foto door Friedrich Carel Hisgen, 1901

    Alphons Diepenbrock

    Detail van een foto door Friedrich Carel Hisgen, 1901

  • Alphons Diepenbrock

    Detail van een foto door Friedrich Carel Hisgen, 1901

    Alphons Diepenbrock

    Detail van een foto door Friedrich Carel Hisgen, 1901

Alphons Diepenbrock in 1901;
Detail van een foto door Friedrich Carel Hisgen

Alphons Diepenbrock, bevriend met Willem Mengelberg en Gustav Mahler, wordt wel beschouwd als de eerste belangrijke Nederlandse componist sinds Sweelinck. De Berceuse voor mezzosopraan, cello en piano was een geschenk voor zijn vrienden Gérard en Julie Hekking-­Cahen vanwege de geboorte van hun dochter Françoise. Gérard Hekking (1879-1942), cello-aanvoerder van het Concertgebouworkest, had een paar maanden eerder een prachtige vertolking gegeven van de solo in het slotdeel van Diepenbrocks toneelmuziek bij Vondels Gijsbrecht van Aemstel en Julie, mezzosopraan, had in 1909 Mandoline in première gebracht.
Diepenbrock vond inspiratie in een gedicht (zie de volgende pagina) uit Charles Van Lerberghes La chanson d’Ève. De ­Berceuse klonk mogelijk pas in 1916 voor het eerst; Diepenbrock nam het niet heel serieus. Maar het is een charmant werk dat vooruitloopt op Diepenbrocks latere Franse invloeden en dat later toch regelmatig is uit­gevoerd, al of niet met cello.

 
Flothuis: Aubade

Alphons Diepenbrock in 1901;
Detail van een foto door Friedrich Carel Hisgen

Alphons Diepenbrock, bevriend met Willem Mengelberg en Gustav Mahler, wordt wel beschouwd als de eerste belangrijke Nederlandse componist sinds Sweelinck. De Berceuse voor mezzosopraan, cello en piano was een geschenk voor zijn vrienden Gérard en Julie Hekking-­Cahen vanwege de geboorte van hun dochter Françoise. Gérard Hekking (1879-1942), cello-aanvoerder van het Concertgebouworkest, had een paar maanden eerder een prachtige vertolking gegeven van de solo in het slotdeel van Diepenbrocks toneelmuziek bij Vondels Gijsbrecht van Aemstel en Julie, mezzosopraan, had in 1909 Mandoline in première gebracht.
Diepenbrock vond inspiratie in een gedicht (zie de volgende pagina) uit Charles Van Lerberghes La chanson d’Ève. De ­Berceuse klonk mogelijk pas in 1916 voor het eerst; Diepenbrock nam het niet heel serieus. Maar het is een charmant werk dat vooruitloopt op Diepenbrocks latere Franse invloeden en dat later toch regelmatig is uit­gevoerd, al of niet met cello.

 
Flothuis: Aubade

  • Marius Flothuis

    foto: Robert Schlingemann

    Marius Flothuis

    foto: Robert Schlingemann

  • Marius Flothuis

    foto: Robert Schlingemann

    Marius Flothuis

    foto: Robert Schlingemann

Marius Flothuis in 1986
foto door Robert Schlingemann

In 1937 kwam de briljante musicoloog en componist Marius Flothuis in dienst van het Concertgebouw­orkest. Vijf jaar later weigerde hij een loyaliteitsverklaring aan de bezetter te tekenen – nodig om lid te worden van de Kultuurkamer. Flothuis werd ontslagen en ging het verzet in – hij bood onderdak aan onderduikers en organiseerde concerten waarvan de opbrengsten ten goede kwamen aan het verzet. In 1943 werd hij gearresteerd en zat hij enkele maanden gevangen in Vught. Daar componeerde hij ­onder zware omstandigheden de lichte, hoopvolle Aubade als verjaardags­cadeau voor fluitist en medegevangene Everard van Royen, die het werk in het kamp uitvoerde via de kampmicrofoon. In 1944 werd Flothuis gedeporteerd naar concentratiekamp Oranienburg-­Sachsenhausen, waar hij erin slaagde om verloren gegane composities opnieuw op te schrijven. Na de ontruiming in april 1945 werden de gevangenen gedwongen een dodenmars naar het noorden te ondernemen. Na weken dwalen kwam Flothuis uitgeput aan in Amsterdam, met alleen nog zijn ­‘Oranienburger Notenbuch’ bij zich.

Na de oorlog zou hij een belangrijk stempel drukken op het Nederlandse muziekleven. Zo zou ‘Flot’ van 1955 tot 1974 als artistiek leider van het Concertgebouworkest onvermoeibaar pleiten voor de integratie van oud en nieuw repertoire, van bekende en onbekende muziek.

Verbey: Chaconne

Marius Flothuis in 1986
foto door Robert Schlingemann

In 1937 kwam de briljante musicoloog en componist Marius Flothuis in dienst van het Concertgebouw­orkest. Vijf jaar later weigerde hij een loyaliteitsverklaring aan de bezetter te tekenen – nodig om lid te worden van de Kultuurkamer. Flothuis werd ontslagen en ging het verzet in – hij bood onderdak aan onderduikers en organiseerde concerten waarvan de opbrengsten ten goede kwamen aan het verzet. In 1943 werd hij gearresteerd en zat hij enkele maanden gevangen in Vught. Daar componeerde hij ­onder zware omstandigheden de lichte, hoopvolle Aubade als verjaardags­cadeau voor fluitist en medegevangene Everard van Royen, die het werk in het kamp uitvoerde via de kampmicrofoon. In 1944 werd Flothuis gedeporteerd naar concentratiekamp Oranienburg-­Sachsenhausen, waar hij erin slaagde om verloren gegane composities opnieuw op te schrijven. Na de ontruiming in april 1945 werden de gevangenen gedwongen een dodenmars naar het noorden te ondernemen. Na weken dwalen kwam Flothuis uitgeput aan in Amsterdam, met alleen nog zijn ­‘Oranienburger Notenbuch’ bij zich.

Na de oorlog zou hij een belangrijk stempel drukken op het Nederlandse muziekleven. Zo zou ‘Flot’ van 1955 tot 1974 als artistiek leider van het Concertgebouworkest onvermoeibaar pleiten voor de integratie van oud en nieuw repertoire, van bekende en onbekende muziek.

Verbey: Chaconne

  • Theo Verbey in 2009

    foto: Simon van Boxtel

    Theo Verbey in 2009

    foto: Simon van Boxtel

  • Theo Verbey in 2009

    foto: Simon van Boxtel

    Theo Verbey in 2009

    foto: Simon van Boxtel

Theo Verbey in 2009
foto door Simon van Boxtel

In 1993 maakte het Concertgebouworkest kennis met het instrumentatietalent en de heldere, melodische klankconstructies van Theo Verbey. Zijn orkestratie van de Pianosonate, opus 1 van Alban Berg stond vele malen op de lessenaar en maakte ook in het buitenland indruk. Daarmee begon een opmerkelijke carrière en een vruchtbare samenwerking. In opdracht van het orkest ontstonden onder meer Alliage (1997) en het trombone­concert LIED (2007, voor Jörgen van Rijen). Theo Verbey overleed onverwacht op 13 oktober 2019. Kort daarvoor had hij het orkest zijn nieuwe opdrachtwerk Ariadne voorgelegd; deze zwanenzang beleefde in januari 2020 zijn première.

Verbey voelde zich altijd sterk verbonden met de muziektraditie. Dat komt al tot uiting in de vroege Chaconne: ‘Het stuk grijpt terug op een oude techniek in de laatrenaissance en vroegbarok: variaties op een vaststaand akkoordenschema. In dit stuk wordt bovendien dit akkoordenschema ook getransponeerd en herhaald. Verschillende muzikale ideeën worden afgewisseld; de onderlinge samenhang van deze ideeën ligt in de harmonie.’ In 1997 reviseerde hij het werk ingrijpend ten behoeve van uitvoeringen in de Verenigde Staten.

Loevendie: Back Bay Bicinium

Theo Verbey in 2009
foto door Simon van Boxtel

In 1993 maakte het Concertgebouworkest kennis met het instrumentatietalent en de heldere, melodische klankconstructies van Theo Verbey. Zijn orkestratie van de Pianosonate, opus 1 van Alban Berg stond vele malen op de lessenaar en maakte ook in het buitenland indruk. Daarmee begon een opmerkelijke carrière en een vruchtbare samenwerking. In opdracht van het orkest ontstonden onder meer Alliage (1997) en het trombone­concert LIED (2007, voor Jörgen van Rijen). Theo Verbey overleed onverwacht op 13 oktober 2019. Kort daarvoor had hij het orkest zijn nieuwe opdrachtwerk Ariadne voorgelegd; deze zwanenzang beleefde in januari 2020 zijn première.

Verbey voelde zich altijd sterk verbonden met de muziektraditie. Dat komt al tot uiting in de vroege Chaconne: ‘Het stuk grijpt terug op een oude techniek in de laatrenaissance en vroegbarok: variaties op een vaststaand akkoordenschema. In dit stuk wordt bovendien dit akkoordenschema ook getransponeerd en herhaald. Verschillende muzikale ideeën worden afgewisseld; de onderlinge samenhang van deze ideeën ligt in de harmonie.’ In 1997 reviseerde hij het werk ingrijpend ten behoeve van uitvoeringen in de Verenigde Staten.

Loevendie: Back Bay Bicinium

  • Theo Loevendie

    foto: Gemma van der Heyden

    Theo Loevendie

    foto: Gemma van der Heyden

  • Theo Loevendie

    foto: Gemma van der Heyden

    Theo Loevendie

    foto: Gemma van der Heyden

Theo Loevendie
foto door Gemma van der Heyden

Hij woont vlak achter Het Concertgebouw en is dagelijks te vinden in café Welling: Theo Loevendie, een levende legende. Toen hij in de jaren 1970 doorbrak als componist had hij al een imposante carrière als jazzklarinettist achter de rug. In 1979 componeerde hij Flexio in opdracht van het Concertgebouworkest ter gelegenheid van het 90-jarig jubileum, maar de première leidde tot onvrede en het orkest speelde het werk 44 jaar niet meer. In een opname door het Residentie Orkest won het in 1984 de prestigieuze Koussevitzky Award. 

Het Concertgebouworkest voerde in de jaren die volgden vele andere werken van Loevendie uit, gaf nieuwe compositieopdrachten en baseerde een van zijn educatieve apps op De nachtegaal. Eind 2023 klonk dan toch eindelijk weer Flexio door het Concertgebouworkest, dit keer met succes. 

Het introspectieve Back Bay Bici­nium schreef Loevendie voor het (drie jaar geleden opgeheven) ensemble Boston Musica Viva. Back Bay is een wijk in Boston, en een bicinium is een twee­stemmig muziekstuk dat in de zestiende en zeventiende eeuw veel werd gebruikt voor educatieve doeleinden: een leerling leert sneller door samen met de docent te zingen (of spelen). Zo zijn we terug bij Sweelinck. Bij Loevendie wisselen twee melodische lijnen steeds van rol: begeleiding wordt hoofdstem en vice versa. Ten slotte worden beide met elkaar vervlochten in de gelijkwaardigheid van een canonische structuur.

Theo Loevendie
foto door Gemma van der Heyden

Hij woont vlak achter Het Concertgebouw en is dagelijks te vinden in café Welling: Theo Loevendie, een levende legende. Toen hij in de jaren 1970 doorbrak als componist had hij al een imposante carrière als jazzklarinettist achter de rug. In 1979 componeerde hij Flexio in opdracht van het Concertgebouworkest ter gelegenheid van het 90-jarig jubileum, maar de première leidde tot onvrede en het orkest speelde het werk 44 jaar niet meer. In een opname door het Residentie Orkest won het in 1984 de prestigieuze Koussevitzky Award. 

Het Concertgebouworkest voerde in de jaren die volgden vele andere werken van Loevendie uit, gaf nieuwe compositieopdrachten en baseerde een van zijn educatieve apps op De nachtegaal. Eind 2023 klonk dan toch eindelijk weer Flexio door het Concertgebouworkest, dit keer met succes. 

Het introspectieve Back Bay Bici­nium schreef Loevendie voor het (drie jaar geleden opgeheven) ensemble Boston Musica Viva. Back Bay is een wijk in Boston, en een bicinium is een twee­stemmig muziekstuk dat in de zestiende en zeventiende eeuw veel werd gebruikt voor educatieve doeleinden: een leerling leert sneller door samen met de docent te zingen (of spelen). Zo zijn we terug bij Sweelinck. Bij Loevendie wisselen twee melodische lijnen steeds van rol: begeleiding wordt hoofdstem en vice versa. Ten slotte worden beide met elkaar vervlochten in de gelijkwaardigheid van een canonische structuur.

door Martijn Voorvelt

Toelichting

door Martijn Voorvelt

Dit Close-upprogramma is een kleine klinkende geschiedenis van Amsterdam. De nadruk ligt op Amsterdamse componisten die van groot belang zijn geweest voor Het Concertgebouw en het Concertgebouw­orkest. Componisten die, met de blik gericht op de toekomst, muzikale vormen uit het verleden steeds weer herontdekken en aanpassen aan de veranderende smaak en omstandigheden: een rijke, spring­levende traditie.

Sweelinck: Fantasia cromatica

Dit Close-upprogramma is een kleine klinkende geschiedenis van Amsterdam. De nadruk ligt op Amsterdamse componisten die van groot belang zijn geweest voor Het Concertgebouw en het Concertgebouw­orkest. Componisten die, met de blik gericht op de toekomst, muzikale vormen uit het verleden steeds weer herontdekken en aanpassen aan de veranderende smaak en omstandigheden: een rijke, spring­levende traditie.

Sweelinck: Fantasia cromatica

  • Jan Pieterszoon Sweelinck

    portret door: Gerrit Pieterszoon

    Jan Pieterszoon Sweelinck

    portret door: Gerrit Pieterszoon

  • Jan Pieterszoon Sweelinck

    portret door: Gerrit Pieterszoon

    Jan Pieterszoon Sweelinck

    portret door: Gerrit Pieterszoon

Jan Pieterszoon Sweelinck;
portret door Gerrit Pieterszoon

Het verschijnsel symfonieorkest bestond nog lang niet in de tijd van Jan Pieterszoon Sweelinck. Maar de stadsorganist van Amsterdam wierp zijn schaduw ver vooruit. Hij stond in contact met Britse vakgenoten en oefende als docent veel invloed uit op Duitse componisten. In de achttiende eeuw raakte muziek uit de Renaissance en de Barok op de achtergrond, zo ook die van Sweelinck.

Eind negentiende eeuw, toen Het Concertgebouw zijn deuren opende, was er een brede herwaardering gaande van oude muziek. Sindsdien zijn veel van Sweelincks werken – geschreven voor klavier (orgel, klavecimbel) of zang – bewerkt voor modernere instrumenten. In de Fantasia cromatica ondergaat een droevig, dalend thema allerlei contrapuntische behandelingen. In statige halve noten wordt het eerst onderwerp van een tripel- en een dubbelfuga. In het middendeel is het thema twee keer zo langzaam, en in het toccata-­achtige slot verschijnt het juist in snellere vorm. Componist en Sweelinck-expert Bernhard van den Sigtenhorst Meyer (1888-1953) liet in zijn strijkkwartetbewerking vrijwel alle noten intact, zij het een kwart omhoog getransponeerd. Het Concertgebouworkest voerde deze bewerking uit tijdens de ­Kerstmatinee van 1970 onder leiding van Hans Vonk.

Schäfer: Adagio patetico uit ‘Pianokwintet’

Jan Pieterszoon Sweelinck;
portret door Gerrit Pieterszoon

Het verschijnsel symfonieorkest bestond nog lang niet in de tijd van Jan Pieterszoon Sweelinck. Maar de stadsorganist van Amsterdam wierp zijn schaduw ver vooruit. Hij stond in contact met Britse vakgenoten en oefende als docent veel invloed uit op Duitse componisten. In de achttiende eeuw raakte muziek uit de Renaissance en de Barok op de achtergrond, zo ook die van Sweelinck.

Eind negentiende eeuw, toen Het Concertgebouw zijn deuren opende, was er een brede herwaardering gaande van oude muziek. Sindsdien zijn veel van Sweelincks werken – geschreven voor klavier (orgel, klavecimbel) of zang – bewerkt voor modernere instrumenten. In de Fantasia cromatica ondergaat een droevig, dalend thema allerlei contrapuntische behandelingen. In statige halve noten wordt het eerst onderwerp van een tripel- en een dubbelfuga. In het middendeel is het thema twee keer zo langzaam, en in het toccata-­achtige slot verschijnt het juist in snellere vorm. Componist en Sweelinck-expert Bernhard van den Sigtenhorst Meyer (1888-1953) liet in zijn strijkkwartetbewerking vrijwel alle noten intact, zij het een kwart omhoog getransponeerd. Het Concertgebouworkest voerde deze bewerking uit tijdens de ­Kerstmatinee van 1970 onder leiding van Hans Vonk.

Schäfer: Adagio patetico uit ‘Pianokwintet’

  • Dirk Schäfer

    Dirk Schäfer

  • Dirk Schäfer

    Dirk Schäfer

Dirk Schäfer

‘Er zijn twee soorten kunstenaars: zij, die tot het publiek gaan en zij, die het publiek tot hen laten komen. Alleen de laatsten brengen ons verder.’ De compromisloze houding van pianist/componist Dirk Schäfer heeft er mogelijk aan bijgedragen dat zijn naam na zijn dood al snel uit het collectief geheugen verdween. Toch was hij tijdens zijn leven een gevierd pianist, die meermaals bij het Concertgebouworkest soleerde en een eigen serie in de Kleine Zaal had. Nadat het orkest met regelmaat zijn werken had uitgevoerd, vooral het Capriccio op een gamelan-melodie, heeft het sinds 1923 geen noot van Schäfer meer gespeeld. Hij was geen gemakkelijk man, en stond op gespannen voet met eerste dirigent Willem Mengelberg. Toen hij zeven jaar na zijn bejubelde uitvoering van Beethovens Vierde en Vijfde pianoconcert op één avond een uitnodiging ontving om weer eens als solist bij het orkest op te treden, bedankte hij voor de eer, naar hij later uitlegde omdat ‘mijn kunst­opvattingen niet harmoniëren met die van den eersten dirigent’.
Schäfers vroege Pianokwintet was in die jaren veel te horen op de kamermuziekpodia: het werk van een gepassioneerd vakman die vol overtuiging vasthield aan de Duits-romantische traditie. Het tweede deel, Adagio patetico, was zo populair dat het vaak als zelfstandig werk werd uitgevoerd, zoals ook vanavond. 

Bosmans: Impressions

Dirk Schäfer

‘Er zijn twee soorten kunstenaars: zij, die tot het publiek gaan en zij, die het publiek tot hen laten komen. Alleen de laatsten brengen ons verder.’ De compromisloze houding van pianist/componist Dirk Schäfer heeft er mogelijk aan bijgedragen dat zijn naam na zijn dood al snel uit het collectief geheugen verdween. Toch was hij tijdens zijn leven een gevierd pianist, die meermaals bij het Concertgebouworkest soleerde en een eigen serie in de Kleine Zaal had. Nadat het orkest met regelmaat zijn werken had uitgevoerd, vooral het Capriccio op een gamelan-melodie, heeft het sinds 1923 geen noot van Schäfer meer gespeeld. Hij was geen gemakkelijk man, en stond op gespannen voet met eerste dirigent Willem Mengelberg. Toen hij zeven jaar na zijn bejubelde uitvoering van Beethovens Vierde en Vijfde pianoconcert op één avond een uitnodiging ontving om weer eens als solist bij het orkest op te treden, bedankte hij voor de eer, naar hij later uitlegde omdat ‘mijn kunst­opvattingen niet harmoniëren met die van den eersten dirigent’.
Schäfers vroege Pianokwintet was in die jaren veel te horen op de kamermuziekpodia: het werk van een gepassioneerd vakman die vol overtuiging vasthield aan de Duits-romantische traditie. Het tweede deel, Adagio patetico, was zo populair dat het vaak als zelfstandig werk werd uitgevoerd, zoals ook vanavond. 

Bosmans: Impressions

  • Henriëtte Bosmans

    Foto: Jacob Merkelbach

    Henriëtte Bosmans

    Foto: Jacob Merkelbach

  • Henriëtte Bosmans

    Foto: Jacob Merkelbach

    Henriëtte Bosmans

    Foto: Jacob Merkelbach

Henriëtte Bosmans in 1917;
foto door Jacob Merkelbach

Tussen pianist/componist Henriëtte Bosmans en het Concertgebouw­orkest bestond een hechte relatie. Die gaat terug op vader Henri, in 1888 bij de oprichting van het orkest aangesteld als eerste solocellist. Behalve in haar eigen Concertino soleerde Bosmans bij het orkest in werken van Grieg, Beethoven, Richard Strauss, Franck, Rachmaninoff en Pijper en gaf ze de Nederlandse première van het Pianoconcert van Britten. Ook haar eigen zeer persoonlijke, op Franse leest geschoeide muziek maakte al vroeg indruk. De cello speelde een belangrijke rol in haar oeuvre – mede vanwege haar vader, maar zeker ook onder invloed van cellist/dirigent Frieda Belinfante, die tussen 1922 en 1929 haar levenspartner was. Voor haar schreef Bosmans – naast onder meer twee celloconcerten – de Impressions: drie evocatieve delen, waarvan het eerste Ravels Bolero (van twee jaar later) lijkt te voorspellen. De ­pendelbeweging in de piano krijgt in ‘Nuit calme’ een dromerig-berustende kwaliteit; de krachtige thematiek van het slotdeel wijst vooruit op Bosmans’ latere werk.
Bosmans’ afkomst (haar moeder was Joods) bracht haar tijdens de bezetting in de problemen. Ze sloot zich niet aan bij de door de bezetter opgerichte Kultuurkamer, kreeg het stempel ‘Joodsch geval’ en vanaf 1 april 1942 werden openbare optredens haar verboden. Door tussenkomst van Mengelberg lukte het later om haar moeder terug te laten keren uit Westerbork.

Diepenbrock: Berceuse

Henriëtte Bosmans in 1917;
foto door Jacob Merkelbach

Tussen pianist/componist Henriëtte Bosmans en het Concertgebouw­orkest bestond een hechte relatie. Die gaat terug op vader Henri, in 1888 bij de oprichting van het orkest aangesteld als eerste solocellist. Behalve in haar eigen Concertino soleerde Bosmans bij het orkest in werken van Grieg, Beethoven, Richard Strauss, Franck, Rachmaninoff en Pijper en gaf ze de Nederlandse première van het Pianoconcert van Britten. Ook haar eigen zeer persoonlijke, op Franse leest geschoeide muziek maakte al vroeg indruk. De cello speelde een belangrijke rol in haar oeuvre – mede vanwege haar vader, maar zeker ook onder invloed van cellist/dirigent Frieda Belinfante, die tussen 1922 en 1929 haar levenspartner was. Voor haar schreef Bosmans – naast onder meer twee celloconcerten – de Impressions: drie evocatieve delen, waarvan het eerste Ravels Bolero (van twee jaar later) lijkt te voorspellen. De ­pendelbeweging in de piano krijgt in ‘Nuit calme’ een dromerig-berustende kwaliteit; de krachtige thematiek van het slotdeel wijst vooruit op Bosmans’ latere werk.
Bosmans’ afkomst (haar moeder was Joods) bracht haar tijdens de bezetting in de problemen. Ze sloot zich niet aan bij de door de bezetter opgerichte Kultuurkamer, kreeg het stempel ‘Joodsch geval’ en vanaf 1 april 1942 werden openbare optredens haar verboden. Door tussenkomst van Mengelberg lukte het later om haar moeder terug te laten keren uit Westerbork.

Diepenbrock: Berceuse

  • Alphons Diepenbrock

    Detail van een foto door Friedrich Carel Hisgen, 1901

    Alphons Diepenbrock

    Detail van een foto door Friedrich Carel Hisgen, 1901

  • Alphons Diepenbrock

    Detail van een foto door Friedrich Carel Hisgen, 1901

    Alphons Diepenbrock

    Detail van een foto door Friedrich Carel Hisgen, 1901

Alphons Diepenbrock in 1901;
Detail van een foto door Friedrich Carel Hisgen

Alphons Diepenbrock, bevriend met Willem Mengelberg en Gustav Mahler, wordt wel beschouwd als de eerste belangrijke Nederlandse componist sinds Sweelinck. De Berceuse voor mezzosopraan, cello en piano was een geschenk voor zijn vrienden Gérard en Julie Hekking-­Cahen vanwege de geboorte van hun dochter Françoise. Gérard Hekking (1879-1942), cello-aanvoerder van het Concertgebouworkest, had een paar maanden eerder een prachtige vertolking gegeven van de solo in het slotdeel van Diepenbrocks toneelmuziek bij Vondels Gijsbrecht van Aemstel en Julie, mezzosopraan, had in 1909 Mandoline in première gebracht.
Diepenbrock vond inspiratie in een gedicht (zie de volgende pagina) uit Charles Van Lerberghes La chanson d’Ève. De ­Berceuse klonk mogelijk pas in 1916 voor het eerst; Diepenbrock nam het niet heel serieus. Maar het is een charmant werk dat vooruitloopt op Diepenbrocks latere Franse invloeden en dat later toch regelmatig is uit­gevoerd, al of niet met cello.

 
Flothuis: Aubade

Alphons Diepenbrock in 1901;
Detail van een foto door Friedrich Carel Hisgen

Alphons Diepenbrock, bevriend met Willem Mengelberg en Gustav Mahler, wordt wel beschouwd als de eerste belangrijke Nederlandse componist sinds Sweelinck. De Berceuse voor mezzosopraan, cello en piano was een geschenk voor zijn vrienden Gérard en Julie Hekking-­Cahen vanwege de geboorte van hun dochter Françoise. Gérard Hekking (1879-1942), cello-aanvoerder van het Concertgebouworkest, had een paar maanden eerder een prachtige vertolking gegeven van de solo in het slotdeel van Diepenbrocks toneelmuziek bij Vondels Gijsbrecht van Aemstel en Julie, mezzosopraan, had in 1909 Mandoline in première gebracht.
Diepenbrock vond inspiratie in een gedicht (zie de volgende pagina) uit Charles Van Lerberghes La chanson d’Ève. De ­Berceuse klonk mogelijk pas in 1916 voor het eerst; Diepenbrock nam het niet heel serieus. Maar het is een charmant werk dat vooruitloopt op Diepenbrocks latere Franse invloeden en dat later toch regelmatig is uit­gevoerd, al of niet met cello.

 
Flothuis: Aubade

  • Marius Flothuis

    foto: Robert Schlingemann

    Marius Flothuis

    foto: Robert Schlingemann

  • Marius Flothuis

    foto: Robert Schlingemann

    Marius Flothuis

    foto: Robert Schlingemann

Marius Flothuis in 1986
foto door Robert Schlingemann

In 1937 kwam de briljante musicoloog en componist Marius Flothuis in dienst van het Concertgebouw­orkest. Vijf jaar later weigerde hij een loyaliteitsverklaring aan de bezetter te tekenen – nodig om lid te worden van de Kultuurkamer. Flothuis werd ontslagen en ging het verzet in – hij bood onderdak aan onderduikers en organiseerde concerten waarvan de opbrengsten ten goede kwamen aan het verzet. In 1943 werd hij gearresteerd en zat hij enkele maanden gevangen in Vught. Daar componeerde hij ­onder zware omstandigheden de lichte, hoopvolle Aubade als verjaardags­cadeau voor fluitist en medegevangene Everard van Royen, die het werk in het kamp uitvoerde via de kampmicrofoon. In 1944 werd Flothuis gedeporteerd naar concentratiekamp Oranienburg-­Sachsenhausen, waar hij erin slaagde om verloren gegane composities opnieuw op te schrijven. Na de ontruiming in april 1945 werden de gevangenen gedwongen een dodenmars naar het noorden te ondernemen. Na weken dwalen kwam Flothuis uitgeput aan in Amsterdam, met alleen nog zijn ­‘Oranienburger Notenbuch’ bij zich.

Na de oorlog zou hij een belangrijk stempel drukken op het Nederlandse muziekleven. Zo zou ‘Flot’ van 1955 tot 1974 als artistiek leider van het Concertgebouworkest onvermoeibaar pleiten voor de integratie van oud en nieuw repertoire, van bekende en onbekende muziek.

Verbey: Chaconne

Marius Flothuis in 1986
foto door Robert Schlingemann

In 1937 kwam de briljante musicoloog en componist Marius Flothuis in dienst van het Concertgebouw­orkest. Vijf jaar later weigerde hij een loyaliteitsverklaring aan de bezetter te tekenen – nodig om lid te worden van de Kultuurkamer. Flothuis werd ontslagen en ging het verzet in – hij bood onderdak aan onderduikers en organiseerde concerten waarvan de opbrengsten ten goede kwamen aan het verzet. In 1943 werd hij gearresteerd en zat hij enkele maanden gevangen in Vught. Daar componeerde hij ­onder zware omstandigheden de lichte, hoopvolle Aubade als verjaardags­cadeau voor fluitist en medegevangene Everard van Royen, die het werk in het kamp uitvoerde via de kampmicrofoon. In 1944 werd Flothuis gedeporteerd naar concentratiekamp Oranienburg-­Sachsenhausen, waar hij erin slaagde om verloren gegane composities opnieuw op te schrijven. Na de ontruiming in april 1945 werden de gevangenen gedwongen een dodenmars naar het noorden te ondernemen. Na weken dwalen kwam Flothuis uitgeput aan in Amsterdam, met alleen nog zijn ­‘Oranienburger Notenbuch’ bij zich.

Na de oorlog zou hij een belangrijk stempel drukken op het Nederlandse muziekleven. Zo zou ‘Flot’ van 1955 tot 1974 als artistiek leider van het Concertgebouworkest onvermoeibaar pleiten voor de integratie van oud en nieuw repertoire, van bekende en onbekende muziek.

Verbey: Chaconne

  • Theo Verbey in 2009

    foto: Simon van Boxtel

    Theo Verbey in 2009

    foto: Simon van Boxtel

  • Theo Verbey in 2009

    foto: Simon van Boxtel

    Theo Verbey in 2009

    foto: Simon van Boxtel

Theo Verbey in 2009
foto door Simon van Boxtel

In 1993 maakte het Concertgebouworkest kennis met het instrumentatietalent en de heldere, melodische klankconstructies van Theo Verbey. Zijn orkestratie van de Pianosonate, opus 1 van Alban Berg stond vele malen op de lessenaar en maakte ook in het buitenland indruk. Daarmee begon een opmerkelijke carrière en een vruchtbare samenwerking. In opdracht van het orkest ontstonden onder meer Alliage (1997) en het trombone­concert LIED (2007, voor Jörgen van Rijen). Theo Verbey overleed onverwacht op 13 oktober 2019. Kort daarvoor had hij het orkest zijn nieuwe opdrachtwerk Ariadne voorgelegd; deze zwanenzang beleefde in januari 2020 zijn première.

Verbey voelde zich altijd sterk verbonden met de muziektraditie. Dat komt al tot uiting in de vroege Chaconne: ‘Het stuk grijpt terug op een oude techniek in de laatrenaissance en vroegbarok: variaties op een vaststaand akkoordenschema. In dit stuk wordt bovendien dit akkoordenschema ook getransponeerd en herhaald. Verschillende muzikale ideeën worden afgewisseld; de onderlinge samenhang van deze ideeën ligt in de harmonie.’ In 1997 reviseerde hij het werk ingrijpend ten behoeve van uitvoeringen in de Verenigde Staten.

Loevendie: Back Bay Bicinium

Theo Verbey in 2009
foto door Simon van Boxtel

In 1993 maakte het Concertgebouworkest kennis met het instrumentatietalent en de heldere, melodische klankconstructies van Theo Verbey. Zijn orkestratie van de Pianosonate, opus 1 van Alban Berg stond vele malen op de lessenaar en maakte ook in het buitenland indruk. Daarmee begon een opmerkelijke carrière en een vruchtbare samenwerking. In opdracht van het orkest ontstonden onder meer Alliage (1997) en het trombone­concert LIED (2007, voor Jörgen van Rijen). Theo Verbey overleed onverwacht op 13 oktober 2019. Kort daarvoor had hij het orkest zijn nieuwe opdrachtwerk Ariadne voorgelegd; deze zwanenzang beleefde in januari 2020 zijn première.

Verbey voelde zich altijd sterk verbonden met de muziektraditie. Dat komt al tot uiting in de vroege Chaconne: ‘Het stuk grijpt terug op een oude techniek in de laatrenaissance en vroegbarok: variaties op een vaststaand akkoordenschema. In dit stuk wordt bovendien dit akkoordenschema ook getransponeerd en herhaald. Verschillende muzikale ideeën worden afgewisseld; de onderlinge samenhang van deze ideeën ligt in de harmonie.’ In 1997 reviseerde hij het werk ingrijpend ten behoeve van uitvoeringen in de Verenigde Staten.

Loevendie: Back Bay Bicinium

  • Theo Loevendie

    foto: Gemma van der Heyden

    Theo Loevendie

    foto: Gemma van der Heyden

  • Theo Loevendie

    foto: Gemma van der Heyden

    Theo Loevendie

    foto: Gemma van der Heyden

Theo Loevendie
foto door Gemma van der Heyden

Hij woont vlak achter Het Concertgebouw en is dagelijks te vinden in café Welling: Theo Loevendie, een levende legende. Toen hij in de jaren 1970 doorbrak als componist had hij al een imposante carrière als jazzklarinettist achter de rug. In 1979 componeerde hij Flexio in opdracht van het Concertgebouworkest ter gelegenheid van het 90-jarig jubileum, maar de première leidde tot onvrede en het orkest speelde het werk 44 jaar niet meer. In een opname door het Residentie Orkest won het in 1984 de prestigieuze Koussevitzky Award. 

Het Concertgebouworkest voerde in de jaren die volgden vele andere werken van Loevendie uit, gaf nieuwe compositieopdrachten en baseerde een van zijn educatieve apps op De nachtegaal. Eind 2023 klonk dan toch eindelijk weer Flexio door het Concertgebouworkest, dit keer met succes. 

Het introspectieve Back Bay Bici­nium schreef Loevendie voor het (drie jaar geleden opgeheven) ensemble Boston Musica Viva. Back Bay is een wijk in Boston, en een bicinium is een twee­stemmig muziekstuk dat in de zestiende en zeventiende eeuw veel werd gebruikt voor educatieve doeleinden: een leerling leert sneller door samen met de docent te zingen (of spelen). Zo zijn we terug bij Sweelinck. Bij Loevendie wisselen twee melodische lijnen steeds van rol: begeleiding wordt hoofdstem en vice versa. Ten slotte worden beide met elkaar vervlochten in de gelijkwaardigheid van een canonische structuur.

Theo Loevendie
foto door Gemma van der Heyden

Hij woont vlak achter Het Concertgebouw en is dagelijks te vinden in café Welling: Theo Loevendie, een levende legende. Toen hij in de jaren 1970 doorbrak als componist had hij al een imposante carrière als jazzklarinettist achter de rug. In 1979 componeerde hij Flexio in opdracht van het Concertgebouworkest ter gelegenheid van het 90-jarig jubileum, maar de première leidde tot onvrede en het orkest speelde het werk 44 jaar niet meer. In een opname door het Residentie Orkest won het in 1984 de prestigieuze Koussevitzky Award. 

Het Concertgebouworkest voerde in de jaren die volgden vele andere werken van Loevendie uit, gaf nieuwe compositieopdrachten en baseerde een van zijn educatieve apps op De nachtegaal. Eind 2023 klonk dan toch eindelijk weer Flexio door het Concertgebouworkest, dit keer met succes. 

Het introspectieve Back Bay Bici­nium schreef Loevendie voor het (drie jaar geleden opgeheven) ensemble Boston Musica Viva. Back Bay is een wijk in Boston, en een bicinium is een twee­stemmig muziekstuk dat in de zestiende en zeventiende eeuw veel werd gebruikt voor educatieve doeleinden: een leerling leert sneller door samen met de docent te zingen (of spelen). Zo zijn we terug bij Sweelinck. Bij Loevendie wisselen twee melodische lijnen steeds van rol: begeleiding wordt hoofdstem en vice versa. Ten slotte worden beide met elkaar vervlochten in de gelijkwaardigheid van een canonische structuur.

door Martijn Voorvelt