Inkijkje in de kamermuziekserie Close-up
door Frederike Berntsen 15 aug. 2025 15 augustus 2025
Hoe programmeer je een concertserie? Preludium gaat achter de schermen bij Close-up, de populaire kamermuziekserie met musici van het Concertgebouworkest. Sinds jaar en dag stellen de spelers zélf de muziek samen. ‘Allemaal unieke pareltjes.’
Sinds de jaren 1970 is de kamermuziekserie Close-up een feit. Musici van het Concertgebouworkest spelen zelf samengestelde programma’s in de Kleine Zaal. ‘Allemaal unieke pareltjes’, zegt Micha Windgassen, directeur van de Concertvrienden.
De Concertvrienden hebben een belangrijke rol, zij maken deze serie mogelijk. Het is een van de vele manieren waarop de vriendenvereniging bijdraagt aan Het Concertgebouw en het Concertgebouworkest. Windgassen: ‘Altijd als ik in de zaal zit bij deze serie heb ik het gevoel dat ik naar een concert aan het luisteren ben dat met hartstocht wordt gemaakt: deze musici hebben echt geen lege agenda, maar willen toch graag tijd maken om programma’s samen te stellen en met elkaar kamermuziek te maken.’
De ideeën voor de Close-upconcerten komen goeddeels van de orkestmusici zelf. De een heeft een kant-en-klaar programma op de plank liggen, de ander wil graag een bepaald stuk met die en die collega spelen. Dan is het aan de Kamermuziekraad van het orkest om een en ander te stroomlijnen – de raad vormt het kloppend hart van de serie-invulling. Wat past waar, wanneer en met wie? Vanuit het orkest zit cellist Clément Peigné in de raad. En hij wil eerst even het volgende kwijt over de Kleine Zaal, waar de Close-upconcerten plaatsvinden: die roept bij hem sterke herinneringen op. ‘Ooit auditeerde ik er voor een baan bij het orkest. Voor mij was het de kennismaking met Het Concertgebouw, en de eerste stap naar het orkest waar ik nu met zoveel plezier in speel. Ik ging een nieuw leven tegemoet. Mede daarom voel me ik enorm gelukkig als ik op het podium van de Kleine Zaal zit.’
‘Deze formule werkt verbindend, in korte tijd worden mensen dicht bij elkaar gebracht’
Met Jaap Wisselink, coördinator kamermuziek bij het Concertgebouworkest, en twee orkestcollega’s als mederaadsleden gaat Peigné aan de slag als er een nieuw seizoen in de steigers gezet moet worden. ‘Je probeert iedereen aan bod te laten komen, en liefst in niet-alledaagse bezettingen. Er valt zoveel schitterend repertoire te ontdekken. Orkestmusici leren elkaar op een andere manier kennen, de kans is groot dat ze nog nooit naast elkaar hebben gezeten in het orkest. Meespelen in de serie is overigens geen verplichting, je moet er tijd en ruimte voor hebben.’
Wisselink: ‘De Kamermuziekraad verandert iedere vier jaar van samenstelling. Op dit moment is die heel divers, musici van verschillende nationaliteiten zitten erin. Ieder komt met een heel eigen kijk op de muziek. Per concert een mix maken van de gesettelde musici en de nieuwkomers is een mooie uitdaging. Je leert elkaar in rap tempo kennen, en ook krijg je als beginnend lid van het Concertgebouworkest iets van het DNA van de klank van het grote orkest mee. Deze formule werkt verbindend, in korte tijd worden mensen dicht bij elkaar gebracht. Collega’s, vrienden en familie komen luisteren.’
Sinds de jaren 1970 is de kamermuziekserie Close-up een feit. Musici van het Concertgebouworkest spelen zelf samengestelde programma’s in de Kleine Zaal. ‘Allemaal unieke pareltjes’, zegt Micha Windgassen, directeur van de Concertvrienden.
De Concertvrienden hebben een belangrijke rol, zij maken deze serie mogelijk. Het is een van de vele manieren waarop de vriendenvereniging bijdraagt aan Het Concertgebouw en het Concertgebouworkest. Windgassen: ‘Altijd als ik in de zaal zit bij deze serie heb ik het gevoel dat ik naar een concert aan het luisteren ben dat met hartstocht wordt gemaakt: deze musici hebben echt geen lege agenda, maar willen toch graag tijd maken om programma’s samen te stellen en met elkaar kamermuziek te maken.’
De ideeën voor de Close-upconcerten komen goeddeels van de orkestmusici zelf. De een heeft een kant-en-klaar programma op de plank liggen, de ander wil graag een bepaald stuk met die en die collega spelen. Dan is het aan de Kamermuziekraad van het orkest om een en ander te stroomlijnen – de raad vormt het kloppend hart van de serie-invulling. Wat past waar, wanneer en met wie? Vanuit het orkest zit cellist Clément Peigné in de raad. En hij wil eerst even het volgende kwijt over de Kleine Zaal, waar de Close-upconcerten plaatsvinden: die roept bij hem sterke herinneringen op. ‘Ooit auditeerde ik er voor een baan bij het orkest. Voor mij was het de kennismaking met Het Concertgebouw, en de eerste stap naar het orkest waar ik nu met zoveel plezier in speel. Ik ging een nieuw leven tegemoet. Mede daarom voel me ik enorm gelukkig als ik op het podium van de Kleine Zaal zit.’
‘Deze formule werkt verbindend, in korte tijd worden mensen dicht bij elkaar gebracht’
Met Jaap Wisselink, coördinator kamermuziek bij het Concertgebouworkest, en twee orkestcollega’s als mederaadsleden gaat Peigné aan de slag als er een nieuw seizoen in de steigers gezet moet worden. ‘Je probeert iedereen aan bod te laten komen, en liefst in niet-alledaagse bezettingen. Er valt zoveel schitterend repertoire te ontdekken. Orkestmusici leren elkaar op een andere manier kennen, de kans is groot dat ze nog nooit naast elkaar hebben gezeten in het orkest. Meespelen in de serie is overigens geen verplichting, je moet er tijd en ruimte voor hebben.’
Wisselink: ‘De Kamermuziekraad verandert iedere vier jaar van samenstelling. Op dit moment is die heel divers, musici van verschillende nationaliteiten zitten erin. Ieder komt met een heel eigen kijk op de muziek. Per concert een mix maken van de gesettelde musici en de nieuwkomers is een mooie uitdaging. Je leert elkaar in rap tempo kennen, en ook krijg je als beginnend lid van het Concertgebouworkest iets van het DNA van de klank van het grote orkest mee. Deze formule werkt verbindend, in korte tijd worden mensen dicht bij elkaar gebracht. Collega’s, vrienden en familie komen luisteren.’
Peigné: ‘Het is ook de zaal zelf die daaraan bijdraagt. Je zit dichter bij elkaar dan in de Grote Zaal, je hoort bij wijze van spreken de ademhaling van de luisteraar. Voor het publiek voelt het niet alsof wij musici ergens ver weg op het podium zitten, en dat is fijn. Voor mij speelt de Kleine Zaal heerlijk, de akoestiek is warm en helder tegelijk.’
Micha Windgassen beaamt: ‘De Kleine Zaal straalt intimiteit uit, je zit met je neus boven op de muziek en de musici, dat geeft direct het gevoel dat je iets bijzonders meemaakt. De meeste bezoekers bij Close-up zijn Concertvrienden, en dat vind ik leuk. Je maakt een gebaar, enerzijds naar de musici, je biedt hun een podium om programma’s te spelen die ze niet een-twee-drie elders kwijt kunnen, anderzijds naar het publiek, waaronder de Vrienden zelf. Het is een serie voor en door Vrienden.’
Een greep uit het nieuwe Close-upseizoen: blokfluitiste Lucie Horsch heeft een carte blanche en gaat samenspelen met orkestmusici, er klinkt een ode aan het beroemde dansgezelschap Les Ballets Russes van impresario Serge Diaghilev, er komt een programma met Amerikaanse klassieke muziek, en deze maand wordt 750 jaar Amsterdam gevierd.
Veel concerten hebben een connectie met de orkestprogramma’s in de Grote Zaal. ‘Les Ballets Russes’ vormt een link met Stravinsky’s Le sacre du printemps, deze maand gedirigeerd door Klaus Mäkelä. Het concert met Lucie Horsch vindt plaats vlak voor haar solo-optreden met het Concertgebouworkest in oktober. De programmeurs van Close-up proberen geregeld een solist te laten aantreden in de Kleine Zaal. ‘Voorafgaand aan de Close-upconcerten is er altijd een korte inleiding,’ vertelt Jaap Wisselink, ‘vaak een interview met een musicus. De luisteraar krijgt een kijkje in de keuken en wordt op die manier het concert in getrokken. Je hoort het enthousiasme van de spelers over wat er gaat gebeuren.’
Windgassen: ‘Dat past ook bij de vriendenvereniging, je wilt de Concertvrienden dichter bij het Gebouw en het Orkest brengen en de persoonlijke sfeer benadrukken.’
‘Na zo’n kamermuziekproject stap je heel anders het grote podium op’
Wisselink: ‘De musicus krijgt een stem, wie zijn de spelers uit het grote orkest eigenlijk? In een kamermuziekbezetting hoor je ieders individuele geluid heel duidelijk, je leert iemands klank kennen. In het Concertgebouworkest staat die in dienst van het grote geheel.’
Peigné: ‘In het Amsterdam-programma van deze maand klinkt muziek van Dirk Schäfer. Heb je ooit zijn Adagio patetico gehoord? Of de Aubade van Marius Flothuis? Dat is het leuke, muziek laten horen die niet dagelijks op de lessenaars staat, maar enorm de moeite waard is.’
Wisselink: ‘Tegelijkertijd is het een uitdaging om daar evergreens op een mooie manier tussen te laten passen. In het concert rondom Les Ballets Russes hoor je bijvoorbeeld Debussy’s Prélude à l’après-midi d’un faune in kamermuziekbezetting.’
De Close-upconcerten zijn allemaal heel verschillend, benadrukt Peigné, maar ze hebben één ding gemeen: ze ontstaan vanuit de liefde voor kamermuziek. Muziek maken in kleine bezetting is voor de orkestmusici een belangrijk leermoment, je luistert anders naar je collega die normaal gesproken in de Grote Zaal aan de andere kant van het podium zit. Je leert iemands timing beter begrijpen, iemands gedachten over muziek. Peigné: ‘Na zo’n kamermuziekproject stap je heel anders het grote podium op.’
Bekijk hier alle Close-upprogramma's van het seizoen.
Peigné: ‘Het is ook de zaal zelf die daaraan bijdraagt. Je zit dichter bij elkaar dan in de Grote Zaal, je hoort bij wijze van spreken de ademhaling van de luisteraar. Voor het publiek voelt het niet alsof wij musici ergens ver weg op het podium zitten, en dat is fijn. Voor mij speelt de Kleine Zaal heerlijk, de akoestiek is warm en helder tegelijk.’
Micha Windgassen beaamt: ‘De Kleine Zaal straalt intimiteit uit, je zit met je neus boven op de muziek en de musici, dat geeft direct het gevoel dat je iets bijzonders meemaakt. De meeste bezoekers bij Close-up zijn Concertvrienden, en dat vind ik leuk. Je maakt een gebaar, enerzijds naar de musici, je biedt hun een podium om programma’s te spelen die ze niet een-twee-drie elders kwijt kunnen, anderzijds naar het publiek, waaronder de Vrienden zelf. Het is een serie voor en door Vrienden.’
Een greep uit het nieuwe Close-upseizoen: blokfluitiste Lucie Horsch heeft een carte blanche en gaat samenspelen met orkestmusici, er klinkt een ode aan het beroemde dansgezelschap Les Ballets Russes van impresario Serge Diaghilev, er komt een programma met Amerikaanse klassieke muziek, en deze maand wordt 750 jaar Amsterdam gevierd.
Veel concerten hebben een connectie met de orkestprogramma’s in de Grote Zaal. ‘Les Ballets Russes’ vormt een link met Stravinsky’s Le sacre du printemps, deze maand gedirigeerd door Klaus Mäkelä. Het concert met Lucie Horsch vindt plaats vlak voor haar solo-optreden met het Concertgebouworkest in oktober. De programmeurs van Close-up proberen geregeld een solist te laten aantreden in de Kleine Zaal. ‘Voorafgaand aan de Close-upconcerten is er altijd een korte inleiding,’ vertelt Jaap Wisselink, ‘vaak een interview met een musicus. De luisteraar krijgt een kijkje in de keuken en wordt op die manier het concert in getrokken. Je hoort het enthousiasme van de spelers over wat er gaat gebeuren.’
Windgassen: ‘Dat past ook bij de vriendenvereniging, je wilt de Concertvrienden dichter bij het Gebouw en het Orkest brengen en de persoonlijke sfeer benadrukken.’
‘Na zo’n kamermuziekproject stap je heel anders het grote podium op’
Wisselink: ‘De musicus krijgt een stem, wie zijn de spelers uit het grote orkest eigenlijk? In een kamermuziekbezetting hoor je ieders individuele geluid heel duidelijk, je leert iemands klank kennen. In het Concertgebouworkest staat die in dienst van het grote geheel.’
Peigné: ‘In het Amsterdam-programma van deze maand klinkt muziek van Dirk Schäfer. Heb je ooit zijn Adagio patetico gehoord? Of de Aubade van Marius Flothuis? Dat is het leuke, muziek laten horen die niet dagelijks op de lessenaars staat, maar enorm de moeite waard is.’
Wisselink: ‘Tegelijkertijd is het een uitdaging om daar evergreens op een mooie manier tussen te laten passen. In het concert rondom Les Ballets Russes hoor je bijvoorbeeld Debussy’s Prélude à l’après-midi d’un faune in kamermuziekbezetting.’
De Close-upconcerten zijn allemaal heel verschillend, benadrukt Peigné, maar ze hebben één ding gemeen: ze ontstaan vanuit de liefde voor kamermuziek. Muziek maken in kleine bezetting is voor de orkestmusici een belangrijk leermoment, je luistert anders naar je collega die normaal gesproken in de Grote Zaal aan de andere kant van het podium zit. Je leert iemands timing beter begrijpen, iemands gedachten over muziek. Peigné: ‘Na zo’n kamermuziekproject stap je heel anders het grote podium op.’
Bekijk hier alle Close-upprogramma's van het seizoen.