Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
achtergrond

Zo goed als nieuw

door Martijn Voorvelt
27 sep. 2018 27 september 2018

Er staan in oktober heel wat arrangementen op het programma, zowel in de Grote als in de Kleine Zaal van Het Concertgebouw. Waarom zou je andermans muziek aanpassen, en hoe ver ga je daarin? 

Bewerking, arrangement, orkestratie, instrumentatie, transcriptie: allemaal geven ze aan dat een compositie is aangepast om door bepaalde instrumenten te worden uitgevoerd. De veelheid aan termen – al overlappen ze allemaal – suggereert dat er allerlei redenen en manieren bestaan om dat te doen. 

Stel, je hebt een liedje geschreven, en zou dat graag wat meer uitgewerkt zien voor verschillende instrumenten. Dan kun je het (laten) arrangeren of instrumenteren. Vooral in de popmuziek worden tekst, melodie en akkoorden vaak beschouwd als een basis, een soort skelet dat verder aangekleed kan worden. Bijvoorbeeld door een professioneel arrangeur.

Dat een arrangeur daarbij zeer onderscheidende elementen kan toevoegen, doet niets af aan het eventuele auteurschap van het oorspronkelijke liedje. Zo is Eleanor Rigby van The Beatles populair geworden in het typerende staccato strijkersarrangement van producer/arrangeur George Martin. Toch kent iedereen het als het werk van The Beatles, meer specifiek van Paul McCartney – het arrangement kleeft hem als het ware aan. 

De oren openen

Dat bevestigt wat ook componist Arvo Pärt zegt: de essentie van een muziekstuk zit hem niet in de instrumenten. Daarom kan zijn compositie Fratres in tientallen arrangementen of bewerkingen bestaan.

In de Kleine Zaal klinkt het deze maand in een arrangement voor saxofoonkwartet en in een versie voor trombone en strijkers. De arrangeurs zijn respectievelijk saxofonist/componist Peter Vigh – de vaste arrangeur van het Berlage Saxofoonkwartet – en Jörgen van Rijen, solotrombonist van het Koninklijk Concert­gebouworkest.

Bewerken is ook een manier om muziek te recyclen, om bewonderde noten nieuw leven te geven

Dat verklaart meteen waarom musici graag arrangementen maken: om een muziekstuk met hun eigen instrument of ensemble te kunnen uitvoeren. Daarmee probeer je tevens uit wat de muziek ‘doet’ in een andere instrumentatie. In de woorden van Peter Vigh: ‘Bekend werk in een nieuwe bezetting creëert ook een andere manier van luisteren. Het opent de oren.’ 

Dat vereist het maken van slimme en respectvolle keuzes. Hoe arrangeer je Fratres voor trombone? Jörgen van Rijen nam de solocello-versie als basis. De cellopartij bleek grotendeels speelbaar, maar voor bijvoorbeeld dubbelgrepen moest hij keuzes maken die passen binnen de structuur van het werk, en die in dit geval ook door de componist zijn goedgekeurd.

Bewerking, arrangement, orkestratie, instrumentatie, transcriptie: allemaal geven ze aan dat een compositie is aangepast om door bepaalde instrumenten te worden uitgevoerd. De veelheid aan termen – al overlappen ze allemaal – suggereert dat er allerlei redenen en manieren bestaan om dat te doen. 

Stel, je hebt een liedje geschreven, en zou dat graag wat meer uitgewerkt zien voor verschillende instrumenten. Dan kun je het (laten) arrangeren of instrumenteren. Vooral in de popmuziek worden tekst, melodie en akkoorden vaak beschouwd als een basis, een soort skelet dat verder aangekleed kan worden. Bijvoorbeeld door een professioneel arrangeur.

Dat een arrangeur daarbij zeer onderscheidende elementen kan toevoegen, doet niets af aan het eventuele auteurschap van het oorspronkelijke liedje. Zo is Eleanor Rigby van The Beatles populair geworden in het typerende staccato strijkersarrangement van producer/arrangeur George Martin. Toch kent iedereen het als het werk van The Beatles, meer specifiek van Paul McCartney – het arrangement kleeft hem als het ware aan. 

De oren openen

Dat bevestigt wat ook componist Arvo Pärt zegt: de essentie van een muziekstuk zit hem niet in de instrumenten. Daarom kan zijn compositie Fratres in tientallen arrangementen of bewerkingen bestaan.

In de Kleine Zaal klinkt het deze maand in een arrangement voor saxofoonkwartet en in een versie voor trombone en strijkers. De arrangeurs zijn respectievelijk saxofonist/componist Peter Vigh – de vaste arrangeur van het Berlage Saxofoonkwartet – en Jörgen van Rijen, solotrombonist van het Koninklijk Concert­gebouworkest.

Bewerken is ook een manier om muziek te recyclen, om bewonderde noten nieuw leven te geven

Dat verklaart meteen waarom musici graag arrangementen maken: om een muziekstuk met hun eigen instrument of ensemble te kunnen uitvoeren. Daarmee probeer je tevens uit wat de muziek ‘doet’ in een andere instrumentatie. In de woorden van Peter Vigh: ‘Bekend werk in een nieuwe bezetting creëert ook een andere manier van luisteren. Het opent de oren.’ 

Dat vereist het maken van slimme en respectvolle keuzes. Hoe arrangeer je Fratres voor trombone? Jörgen van Rijen nam de solocello-versie als basis. De cellopartij bleek grotendeels speelbaar, maar voor bijvoorbeeld dubbelgrepen moest hij keuzes maken die passen binnen de structuur van het werk, en die in dit geval ook door de componist zijn goedgekeurd.

  • Partituren

    foto: Martijn Voorvelt

    Partituren

    foto: Martijn Voorvelt

  • Partituren

    foto: Martijn Voorvelt

    Partituren

    foto: Martijn Voorvelt

Bewerken is ook een manier om muziek te recyclen, om bewonderde – en wellicht vergeten – noten nieuw leven te geven. Van Rijen en Camerata RCO spelen naast arrangementen van Pärt ook stukken van barokcomponisten die in de achttiende eeuw al door Johann Sebastian Bach waren bewerkt. Met deze bewerkingen van Bach-bewerkingen zetten zij een traditie voort door een hedendaagse schakel toe te voegen aan een arrangeerketting.

Transcripties

De directe aanleiding voor een arrangement kan heel praktisch van aard zijn. Tussen 1918 en 1921 lieten Arnold Schönberg en zijn leerlingen (onder wie Anton Webern en Alban Berg) in besloten kring regelmatig nieuwe composities uitvoeren in het kader van hun Verein für musikalische Privataufführungen. Omdat er te weinig geld en ruimte was voor een symfonieorkest, arrangeerden zij – met veel respect voor het origineel – symfonische werken voor een kleinere bezetting. Bijvoorbeeld Bruckners Zevende en Mahlers Vierde symfonie, maar ook walsen van Johann Strauss jr. 

Wanneer je om praktische redenen een muziekstuk wilt aanpassen, en daarbij de noten zo veel mogelijk intact laat, spreken we ook wel van een transcriptie

Wanneer je om praktische redenen een muziekstuk wilt aanpassen, en daarbij de noten zo veel mogelijk intact laat, spreken we ook wel van een transcriptie. Veel zestiende-eeuwse composities voor luit zijn bijvoorbeeld getranscribeerd voor de gitaar, toen die vanaf de achttiende eeuw populair werd. 

Componisten maken zelf vaak transcripties voor piano van hun orkestwerken en opera’s. In zo’n klavieruittreksel zijn de verschillende partijen gecomprimeerd en waar nodig vereenvoudigd tot notenschrift dat een pianist kan spelen. Handig om het werk alvast te kunnen laten horen aan een uitgever, of om met een koor of een solist te repeteren.

Orkestraties

Orkestreren is het toewijzen van noten aan de verschillende instrumenten van een orkest, groot ensemble of bigband. Die noten kunnen nieuw zijn – dan is orkestreren een onderdeel van het componeren – of afkomstig zijn van een reeds bestaand werk in kleinere bezetting. Denk bijvoorbeeld aan de orkestraties die Jules Buckley al sinds jaar en dag verzorgt wanneer het Concertgebouworkest samenwerkt met een pop- of jazz-act. 

Pianomuziek kan zo kleurrijk en evocatief zijn, dat ze als het ware een orkestversie uitlokt. Neem Moesorgski’s Schilderijen van een tentoonstelling: daarvan bestaan meerdere orkestversies, waaronder die van Nikolai Rimski-Korsakov en Maurice Ravel. Deze maand speelt het Concertgebouw­orkest twee recentere orkestraties van pianowerken: Alban Bergs Pianosonate, opus 1 in de orkestratie van de Nederlandse componist Theo Verbey en John Adams’ The Black Gondola, gebaseerd op La lugubre gondola II van Franz Liszt.

Het is wellicht niet toevallig dat Liszt en Berg zelf zeer vaardige orkestrators waren. Hun contrastrijke pianomuziek nodigde Adams en Verbey als het ware uit om deze uit te vergroten. Verbey herinnert zich dat hij in de jaren tachtig bij zijn kennismaking met Bergs Pianosonate dacht: ‘Dit is zó dicht en polyfoon geschreven, met zoveel stemmen door elkaar, dat je het met een orkest beter hoorbaar kunt maken.

En dat vind ik eigenlijk nog steeds.’ Over La lugubre gondola – geïnspireerd door de dood van Liszts idool en schoonvader Richard Wagner – zegt Adams: ‘Het clair-obscur van de frasering en het aanzwellen en afnemen van de lange, golvende thema’s leken te schreeuwen om een orkestbewerking, hoewel mijn orkestratie waarschijnlijk meer schatplichtig is aan Wagner dan aan Liszt.’ 

Keuzes, keuzes

Orkestreren is een ambacht en een kunst. Natuurlijk houdt de orkestrator bij de verdeling van de muziek over de verschillende muziekinstrumenten rekening met het register, de ambitus (omvang) en de andere specifieke eigenschappen van de beschikbare instrumenten.

Het creatieve aspect zit hem vooral in het maken van keuzes op het gebied van klankkleur, textuur en articulatie – welke instrumenten kies je, welke combinaties? Leent een bepaalde melodie zich voor een trompetsolo, of voor de combinatie fagot en cello? Hoe luid spelen de instrumenten ten opzichte van elkaar? Door de noten aan verschillende instrumenten en instrumentgroepen toe te wijzen, kleurcontrasten aan te brengen en waar nodig te octaveren kunnen melodieën, middenstemmen en individuele noten sterker naar voren komen en een andere lading krijgen. Je herinterpreteert de noten. 

Adams is daarin behoorlijk vrij te werk gegaan – naast Wagner horen we ook een herinterpretatie van Liszts noten vanuit het heden, bijvoorbeeld in de accentuering van de repetitieve aspecten en de chromatiek. Bij The Black Gondola kunnen we bijna spreken van een nieuw werk gebaseerd op Liszt; niet toevallig heeft het ook een eigen titel gekregen. 

Verbey daarentegen is juist dicht bij Berg gebleven. ‘Ik vind dat je de stijl van het origineel moet respecteren. Het je toe-eigenen van een bestaand stuk vind ik eigenlijk een raar fenomeen, een typisch laatromantisch concept dat standaard is geworden.’ 

Tussen bewerking en compositie

Hoe vrij kun je omspringen met bestaande composities? Heel vrij. Bij bovengenoemde voorbeelden zijn de stijl en instrumentatie veranderd, maar is de vorm van de compositie grotendeels intact gebleven. Je kunt veel verder gaan door de noten in een geheel nieuwe vorm te gieten. Dan rijst de vraag wie de auteur is, waar het bewerken (her)componeren wordt.

De Duiste componist Detlev Glanert, met wie het Concertgebouworkest graag werkt, orkestreerde Johannes Brahms’ Vier ernste Gesänge, en knoopte de oorspronkelijke liederen aan elkaar met noten van eigen makelij. Ga je nog verder in het aanpassen van de vorm, dan kom je bijvoorbeeld uit bij de Suite ‘Pulcinella’, waarin Igor Stravinsky muziek van onder anderen Unico Graaf van Wassenaer naar zijn eigen hand zet.

En wat te denken van Luciano Berio’s Sinfonia? In het derde deel gebruikt de Italiaanse componist het Scherzo uit Mahlers Tweede symfonie als een soort canvas, om daarop allerlei andere muzikale en literaire citaten door elkaar te mengen. Hier kunnen we niet meer van een bewerking spreken; het is een nieuwe compositie, gemaakt met andermans noten als materiaal. 

Je kunt twisten over smaak en over auteurschap, maar uiteindelijk is niets heilig in de muziek. De Brit Tom Parker werd bekend door zijn gepopulariseerde bewerkingen van klassieke muziek, zoals op zijn albums The Young Beethoven en The Young Wolfgang Amadeus Mozart. De bekende melodieën zijn niet alleen gearrangeerd, maar ook zonder pardon uit hun oorspronkelijke vorm gehaald en gereduceerd tot popliedjes of als medleys aan elkaar gelast. Voor sommigen vloeken in de kerk, voor anderen dé manier om met klassieke muziek in aanraking te komen.  

Bewerken is ook een manier om muziek te recyclen, om bewonderde – en wellicht vergeten – noten nieuw leven te geven. Van Rijen en Camerata RCO spelen naast arrangementen van Pärt ook stukken van barokcomponisten die in de achttiende eeuw al door Johann Sebastian Bach waren bewerkt. Met deze bewerkingen van Bach-bewerkingen zetten zij een traditie voort door een hedendaagse schakel toe te voegen aan een arrangeerketting.

Transcripties

De directe aanleiding voor een arrangement kan heel praktisch van aard zijn. Tussen 1918 en 1921 lieten Arnold Schönberg en zijn leerlingen (onder wie Anton Webern en Alban Berg) in besloten kring regelmatig nieuwe composities uitvoeren in het kader van hun Verein für musikalische Privataufführungen. Omdat er te weinig geld en ruimte was voor een symfonieorkest, arrangeerden zij – met veel respect voor het origineel – symfonische werken voor een kleinere bezetting. Bijvoorbeeld Bruckners Zevende en Mahlers Vierde symfonie, maar ook walsen van Johann Strauss jr. 

Wanneer je om praktische redenen een muziekstuk wilt aanpassen, en daarbij de noten zo veel mogelijk intact laat, spreken we ook wel van een transcriptie

Wanneer je om praktische redenen een muziekstuk wilt aanpassen, en daarbij de noten zo veel mogelijk intact laat, spreken we ook wel van een transcriptie. Veel zestiende-eeuwse composities voor luit zijn bijvoorbeeld getranscribeerd voor de gitaar, toen die vanaf de achttiende eeuw populair werd. 

Componisten maken zelf vaak transcripties voor piano van hun orkestwerken en opera’s. In zo’n klavieruittreksel zijn de verschillende partijen gecomprimeerd en waar nodig vereenvoudigd tot notenschrift dat een pianist kan spelen. Handig om het werk alvast te kunnen laten horen aan een uitgever, of om met een koor of een solist te repeteren.

Orkestraties

Orkestreren is het toewijzen van noten aan de verschillende instrumenten van een orkest, groot ensemble of bigband. Die noten kunnen nieuw zijn – dan is orkestreren een onderdeel van het componeren – of afkomstig zijn van een reeds bestaand werk in kleinere bezetting. Denk bijvoorbeeld aan de orkestraties die Jules Buckley al sinds jaar en dag verzorgt wanneer het Concertgebouworkest samenwerkt met een pop- of jazz-act. 

Pianomuziek kan zo kleurrijk en evocatief zijn, dat ze als het ware een orkestversie uitlokt. Neem Moesorgski’s Schilderijen van een tentoonstelling: daarvan bestaan meerdere orkestversies, waaronder die van Nikolai Rimski-Korsakov en Maurice Ravel. Deze maand speelt het Concertgebouw­orkest twee recentere orkestraties van pianowerken: Alban Bergs Pianosonate, opus 1 in de orkestratie van de Nederlandse componist Theo Verbey en John Adams’ The Black Gondola, gebaseerd op La lugubre gondola II van Franz Liszt.

Het is wellicht niet toevallig dat Liszt en Berg zelf zeer vaardige orkestrators waren. Hun contrastrijke pianomuziek nodigde Adams en Verbey als het ware uit om deze uit te vergroten. Verbey herinnert zich dat hij in de jaren tachtig bij zijn kennismaking met Bergs Pianosonate dacht: ‘Dit is zó dicht en polyfoon geschreven, met zoveel stemmen door elkaar, dat je het met een orkest beter hoorbaar kunt maken.

En dat vind ik eigenlijk nog steeds.’ Over La lugubre gondola – geïnspireerd door de dood van Liszts idool en schoonvader Richard Wagner – zegt Adams: ‘Het clair-obscur van de frasering en het aanzwellen en afnemen van de lange, golvende thema’s leken te schreeuwen om een orkestbewerking, hoewel mijn orkestratie waarschijnlijk meer schatplichtig is aan Wagner dan aan Liszt.’ 

Keuzes, keuzes

Orkestreren is een ambacht en een kunst. Natuurlijk houdt de orkestrator bij de verdeling van de muziek over de verschillende muziekinstrumenten rekening met het register, de ambitus (omvang) en de andere specifieke eigenschappen van de beschikbare instrumenten.

Het creatieve aspect zit hem vooral in het maken van keuzes op het gebied van klankkleur, textuur en articulatie – welke instrumenten kies je, welke combinaties? Leent een bepaalde melodie zich voor een trompetsolo, of voor de combinatie fagot en cello? Hoe luid spelen de instrumenten ten opzichte van elkaar? Door de noten aan verschillende instrumenten en instrumentgroepen toe te wijzen, kleurcontrasten aan te brengen en waar nodig te octaveren kunnen melodieën, middenstemmen en individuele noten sterker naar voren komen en een andere lading krijgen. Je herinterpreteert de noten. 

Adams is daarin behoorlijk vrij te werk gegaan – naast Wagner horen we ook een herinterpretatie van Liszts noten vanuit het heden, bijvoorbeeld in de accentuering van de repetitieve aspecten en de chromatiek. Bij The Black Gondola kunnen we bijna spreken van een nieuw werk gebaseerd op Liszt; niet toevallig heeft het ook een eigen titel gekregen. 

Verbey daarentegen is juist dicht bij Berg gebleven. ‘Ik vind dat je de stijl van het origineel moet respecteren. Het je toe-eigenen van een bestaand stuk vind ik eigenlijk een raar fenomeen, een typisch laatromantisch concept dat standaard is geworden.’ 

Tussen bewerking en compositie

Hoe vrij kun je omspringen met bestaande composities? Heel vrij. Bij bovengenoemde voorbeelden zijn de stijl en instrumentatie veranderd, maar is de vorm van de compositie grotendeels intact gebleven. Je kunt veel verder gaan door de noten in een geheel nieuwe vorm te gieten. Dan rijst de vraag wie de auteur is, waar het bewerken (her)componeren wordt.

De Duiste componist Detlev Glanert, met wie het Concertgebouworkest graag werkt, orkestreerde Johannes Brahms’ Vier ernste Gesänge, en knoopte de oorspronkelijke liederen aan elkaar met noten van eigen makelij. Ga je nog verder in het aanpassen van de vorm, dan kom je bijvoorbeeld uit bij de Suite ‘Pulcinella’, waarin Igor Stravinsky muziek van onder anderen Unico Graaf van Wassenaer naar zijn eigen hand zet.

En wat te denken van Luciano Berio’s Sinfonia? In het derde deel gebruikt de Italiaanse componist het Scherzo uit Mahlers Tweede symfonie als een soort canvas, om daarop allerlei andere muzikale en literaire citaten door elkaar te mengen. Hier kunnen we niet meer van een bewerking spreken; het is een nieuwe compositie, gemaakt met andermans noten als materiaal. 

Je kunt twisten over smaak en over auteurschap, maar uiteindelijk is niets heilig in de muziek. De Brit Tom Parker werd bekend door zijn gepopulariseerde bewerkingen van klassieke muziek, zoals op zijn albums The Young Beethoven en The Young Wolfgang Amadeus Mozart. De bekende melodieën zijn niet alleen gearrangeerd, maar ook zonder pardon uit hun oorspronkelijke vorm gehaald en gereduceerd tot popliedjes of als medleys aan elkaar gelast. Voor sommigen vloeken in de kerk, voor anderen dé manier om met klassieke muziek in aanraking te komen.  

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.