Wat betekent Luciano Berio voor het Concertgebouworkest?
door Johan Giskes 12 okt. 2025 12 oktober 2025
Afgelopen zomer zette het Concertgebouworkest Rendering van Luciano Berio op de lessenaars in Amsterdam en op tournee. De compositie en zijn honderd jaar geleden geboren schepper zijn verweven met de orkesthistorie.
Luciano Berio (1925-2003) componeerde Rendering in opdracht van en voor het Concertgebouworkest, ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan in 1988. De titel kan op vele manieren worden geïnterpreteerd; het werkwoord ‘to render’ betekent onder meer ‘maken’, ‘doen worden’, ‘veranderen in’, ‘vertolken’, ‘weergeven’ en ‘teruggeven’. In zijn recensie in de Haagse Courant van 15 juni 1989 noemt Aad van der Ven als betekenis van ‘rendering’ zowel ‘teruggevend’ als ‘betuigend’. De compositie is gebaseerd op het rudimentaire materiaal van Franz Schubert (1797-1828) voor een tiende symfonie en kent twee wereldpremières. Op 14 juni 1989 voerde het Concertgebouworkest onder leiding van Nikolaus Harnoncourt de eerste twee delen voor het eerst uit, en op 19 april 1990 dirigeerde Riccardo Chailly het volledige, driedelige werk.
‘Hij kan tevreden zijn: het is gedurfd maar het werkt’
Componist en gastdirigent
Berio was toen voor het Concertgebouworkest al lang geen onbekende meer. Bruno Maderna dirigeerde al in januari 1968 diens Tempi concertati en in oktober 1971 schreef artistiek leider Marius Flothuis aan Berio over de lange traditie van het orkest om componisten uit te nodigen zelf hun werken te introduceren, met als voorbeelden Hindemith, Stravinsky, Boulez en Lutosławski: zou Berio belangstelling hebben om een of twee van zijn werken in het seizoen 1972/1973 te komen dirigeren? In de eerste plaats dacht Flothuis aan werken die nog niet eerder in Amsterdam waren uitgevoerd, zoals Chemins voor harp en orkest, Allelujah II en Serenata I voor fluit en veertien instrumenten. Op zondagmiddag 1 april 1973 debuteerde de Italiaan als gastdirigent van het Concertgebouworkest met zijn eigen Bewegung voor orkest in de versies met en zonder bariton, gevolgd door Serenata, delen uit The Fairy Queen van Purcell en Monteverdi’s Il combattimento di Tancredi e Clorinda. De solisten waren Hanneke van Bork (sopraan), Abbie de Quant (fluit), Ruud van der Meer (bariton) en Gerald English (tenor).
Traditie en vernieuwing
Muziek van Berio bleef met regelmaat op de programma’s van het Concertgebouworkest verschijnen. Op 14 juni 1989, na de Ouverture ‘Im italienischen Stile’ van Schubert, kwamen twee delen van Rendering aan bod. Een soort restauratie van Schuberts fragmenten. ‘Niet op de oude wijze, waarmee getracht wordt het veronderstelde origineel zo dicht mogelijk te naderen,’ aldus Berio, ‘maar door de ontbrekende delen ook als zodanig herkenbaar te laten. Ik heb geprobeerd de schetsen aan te vullen door, waar een fragment ophoudt, te beginnen met een soort Schubertpoeder’. Hans Heg eindigt in de Volkskrant zijn bespreking met: ‘Hij kan tevreden zijn: het is gedurfd maar het werkt.’ Na nog een uitvoering in Utrecht werd Rendering meegenomen op tournee naar Londen, Parijs, Straatsburg, Zürich en Feldkirch. In Zürich kwam het stuk echter niet tot uitvoering. De Tonhalle had er met het oog op het publiek van afgezien, zo meldde de Tages-Anzeiger. ‘Zürich scheint sich um den Titel der konservativsten Musikstadt Europas bewerben zu wollen.’
Er was uitgekeken naar Berio’s terugkomst, die in september 2003 zou plaatsvinden
Na de wereldpremière van het complete werk op 19 april 1990 kopte NRC Handelsblad: ‘Berio’s tussenvoegsels krijgen bij Chailly hun orkestrale kleur terug’. Recensent Paul Luttikhuis vond dat Harnoncourt in 1989 de nadruk had gelegd op een contrast tussen Schubert en Berio, maar dat Chailly’s visie levendiger was. ‘Schubert rukt bij hem muzikaal verder op in de romantiek, klinkt grootser en emotioneler. En hij vindt het duidelijk jammer om Berio’s wonderen van orkestrale kleur van een te grote afstand te laten klinken.’ Rendering kreeg daardoor ‘als geheel meer eenheid’. Onder Chailly ging het werk in september mee op tournee in Europa en vervolgens in de Verenigde Staten.
Grote waardering
Als gastdirigent had Berio het orkest in 1973, 1977 en 1997 geleid. En er was uitgekeken naar zijn terugkomst, die in september 2003 zou plaatsvinden. Na Berio’s overlijden op 27 mei 2003 herdachten de directieleden Jan Willem Loot en Joel Ethan Fried hem uit naam van het Concertgebouworkest in een brief (d.d. 4 juni) aan diens weduwe: ‘Luciano Berio was a monumental figure in musical history. As a conductor, composer, teacher and administrator he had a profound effect on several generations of musicians. He had a special relationship with our orchestra and with our chief conductor, Riccardo Chailly, and through the years our orchestra performed many of Maestro Berio’s compositions. Formazioni and Renderings [sic!] were written for our orchestra; in addition, we were privileged to play both the world premiere and the first staged new production of his finale for Puccini’s opera Turandot.’
Met het uitvoeren van Rendering in Nederland en op tournee de afgelopen zomer eert het Concertgebouworkest nu opnieuw Berio en onderstreept daarmee diens belangrijke plaats in de orkesttraditie van behouden en vernieuwen.
Berio & het Concertgebouworkest
In januari 1968 dirigeerde Bruno Maderna Tempi concertati (1959) voor fluit, viool, 2 piano’s en klein orkest. Vanaf 1972 speelde het orkest bijna jaarlijks muziek van Berio, waaronder Allelujah II, Circles (voor sopraan, harp en twee slagwerkers) en Calmo (met mezzosopraan Dorothy Dorow). In 1973 leidde Berio zelf zijn orkestwerk Bewegung (1971, ook in de later teruggetrokken versie met bariton) en Serenata. In januari 1977 kwam hij terug met Chemins IV met hoboïst Werner Herbers als solist, de orkestwerken Nones en Quattro versioni originali della ‘Ritirata notturna di Madrid’ di L. Boccherini en het baanbrekende Sinfonia (1968) voor acht stemmen en orkest, dat inmiddels een hit was geworden en dat een week later nog eens gedirigeerd werd door Edo de Waard. Nog datzelfde jaar leidde Bernard Haitink Quattro versioni originali… in Amsterdam, Seoul en drie steden in Japan. In 1979 klonk Il ritorno degli snovidenia (met cellist Heinrich Schiff), in 1983 Corale.
Vanaf 1985 zette Riccardo Chailly heel vaak Berio op de lessenaar: Echoing Curves, Folk Songs, Requies, het opdrachtwerk Formazioni (wereldpremière op 15 januari 1987), Sinfonia, Rendering (na de eerste uitvoeringen in 1989 onder Harnoncourt), en Chemins II.
Op 16 mei 1997 kwam Berio zelf terug met Alternatim, Quattro versioni originali… en Sinfonia. Sindsdien stond zijn werk zo eens in de paar jaar geprogrammeerd. In 2002 leidde Chailly een door Berio voltooide versie van Puccini’s Turandot bij De Nationale Opera. Na Berio’s dood in 2003 nam Heinz Holliger zijn geplande concerten over met naast Rendering ook het altvioolconcert Voci (met Kim Kashkashian). Een jaar later soleerde Jörgen van Rijen in het tromboneconcert SOLO; daarna klonken nog enkele malen Folk Songs en Sinfonia en werd 4 Dédicaces aan het repertoire toegevoegd. Sinds 2015 was het stil op het Berio-front, tot de uitvoeringen van Rendering dit jaar.
Luciano Berio (1925-2003) componeerde Rendering in opdracht van en voor het Concertgebouworkest, ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan in 1988. De titel kan op vele manieren worden geïnterpreteerd; het werkwoord ‘to render’ betekent onder meer ‘maken’, ‘doen worden’, ‘veranderen in’, ‘vertolken’, ‘weergeven’ en ‘teruggeven’. In zijn recensie in de Haagse Courant van 15 juni 1989 noemt Aad van der Ven als betekenis van ‘rendering’ zowel ‘teruggevend’ als ‘betuigend’. De compositie is gebaseerd op het rudimentaire materiaal van Franz Schubert (1797-1828) voor een tiende symfonie en kent twee wereldpremières. Op 14 juni 1989 voerde het Concertgebouworkest onder leiding van Nikolaus Harnoncourt de eerste twee delen voor het eerst uit, en op 19 april 1990 dirigeerde Riccardo Chailly het volledige, driedelige werk.
‘Hij kan tevreden zijn: het is gedurfd maar het werkt’
Componist en gastdirigent
Berio was toen voor het Concertgebouworkest al lang geen onbekende meer. Bruno Maderna dirigeerde al in januari 1968 diens Tempi concertati en in oktober 1971 schreef artistiek leider Marius Flothuis aan Berio over de lange traditie van het orkest om componisten uit te nodigen zelf hun werken te introduceren, met als voorbeelden Hindemith, Stravinsky, Boulez en Lutosławski: zou Berio belangstelling hebben om een of twee van zijn werken in het seizoen 1972/1973 te komen dirigeren? In de eerste plaats dacht Flothuis aan werken die nog niet eerder in Amsterdam waren uitgevoerd, zoals Chemins voor harp en orkest, Allelujah II en Serenata I voor fluit en veertien instrumenten. Op zondagmiddag 1 april 1973 debuteerde de Italiaan als gastdirigent van het Concertgebouworkest met zijn eigen Bewegung voor orkest in de versies met en zonder bariton, gevolgd door Serenata, delen uit The Fairy Queen van Purcell en Monteverdi’s Il combattimento di Tancredi e Clorinda. De solisten waren Hanneke van Bork (sopraan), Abbie de Quant (fluit), Ruud van der Meer (bariton) en Gerald English (tenor).
Traditie en vernieuwing
Muziek van Berio bleef met regelmaat op de programma’s van het Concertgebouworkest verschijnen. Op 14 juni 1989, na de Ouverture ‘Im italienischen Stile’ van Schubert, kwamen twee delen van Rendering aan bod. Een soort restauratie van Schuberts fragmenten. ‘Niet op de oude wijze, waarmee getracht wordt het veronderstelde origineel zo dicht mogelijk te naderen,’ aldus Berio, ‘maar door de ontbrekende delen ook als zodanig herkenbaar te laten. Ik heb geprobeerd de schetsen aan te vullen door, waar een fragment ophoudt, te beginnen met een soort Schubertpoeder’. Hans Heg eindigt in de Volkskrant zijn bespreking met: ‘Hij kan tevreden zijn: het is gedurfd maar het werkt.’ Na nog een uitvoering in Utrecht werd Rendering meegenomen op tournee naar Londen, Parijs, Straatsburg, Zürich en Feldkirch. In Zürich kwam het stuk echter niet tot uitvoering. De Tonhalle had er met het oog op het publiek van afgezien, zo meldde de Tages-Anzeiger. ‘Zürich scheint sich um den Titel der konservativsten Musikstadt Europas bewerben zu wollen.’
Er was uitgekeken naar Berio’s terugkomst, die in september 2003 zou plaatsvinden
Na de wereldpremière van het complete werk op 19 april 1990 kopte NRC Handelsblad: ‘Berio’s tussenvoegsels krijgen bij Chailly hun orkestrale kleur terug’. Recensent Paul Luttikhuis vond dat Harnoncourt in 1989 de nadruk had gelegd op een contrast tussen Schubert en Berio, maar dat Chailly’s visie levendiger was. ‘Schubert rukt bij hem muzikaal verder op in de romantiek, klinkt grootser en emotioneler. En hij vindt het duidelijk jammer om Berio’s wonderen van orkestrale kleur van een te grote afstand te laten klinken.’ Rendering kreeg daardoor ‘als geheel meer eenheid’. Onder Chailly ging het werk in september mee op tournee in Europa en vervolgens in de Verenigde Staten.
Grote waardering
Als gastdirigent had Berio het orkest in 1973, 1977 en 1997 geleid. En er was uitgekeken naar zijn terugkomst, die in september 2003 zou plaatsvinden. Na Berio’s overlijden op 27 mei 2003 herdachten de directieleden Jan Willem Loot en Joel Ethan Fried hem uit naam van het Concertgebouworkest in een brief (d.d. 4 juni) aan diens weduwe: ‘Luciano Berio was a monumental figure in musical history. As a conductor, composer, teacher and administrator he had a profound effect on several generations of musicians. He had a special relationship with our orchestra and with our chief conductor, Riccardo Chailly, and through the years our orchestra performed many of Maestro Berio’s compositions. Formazioni and Renderings [sic!] were written for our orchestra; in addition, we were privileged to play both the world premiere and the first staged new production of his finale for Puccini’s opera Turandot.’
Met het uitvoeren van Rendering in Nederland en op tournee de afgelopen zomer eert het Concertgebouworkest nu opnieuw Berio en onderstreept daarmee diens belangrijke plaats in de orkesttraditie van behouden en vernieuwen.
Berio & het Concertgebouworkest
In januari 1968 dirigeerde Bruno Maderna Tempi concertati (1959) voor fluit, viool, 2 piano’s en klein orkest. Vanaf 1972 speelde het orkest bijna jaarlijks muziek van Berio, waaronder Allelujah II, Circles (voor sopraan, harp en twee slagwerkers) en Calmo (met mezzosopraan Dorothy Dorow). In 1973 leidde Berio zelf zijn orkestwerk Bewegung (1971, ook in de later teruggetrokken versie met bariton) en Serenata. In januari 1977 kwam hij terug met Chemins IV met hoboïst Werner Herbers als solist, de orkestwerken Nones en Quattro versioni originali della ‘Ritirata notturna di Madrid’ di L. Boccherini en het baanbrekende Sinfonia (1968) voor acht stemmen en orkest, dat inmiddels een hit was geworden en dat een week later nog eens gedirigeerd werd door Edo de Waard. Nog datzelfde jaar leidde Bernard Haitink Quattro versioni originali… in Amsterdam, Seoul en drie steden in Japan. In 1979 klonk Il ritorno degli snovidenia (met cellist Heinrich Schiff), in 1983 Corale.
Vanaf 1985 zette Riccardo Chailly heel vaak Berio op de lessenaar: Echoing Curves, Folk Songs, Requies, het opdrachtwerk Formazioni (wereldpremière op 15 januari 1987), Sinfonia, Rendering (na de eerste uitvoeringen in 1989 onder Harnoncourt), en Chemins II.
Op 16 mei 1997 kwam Berio zelf terug met Alternatim, Quattro versioni originali… en Sinfonia. Sindsdien stond zijn werk zo eens in de paar jaar geprogrammeerd. In 2002 leidde Chailly een door Berio voltooide versie van Puccini’s Turandot bij De Nationale Opera. Na Berio’s dood in 2003 nam Heinz Holliger zijn geplande concerten over met naast Rendering ook het altvioolconcert Voci (met Kim Kashkashian). Een jaar later soleerde Jörgen van Rijen in het tromboneconcert SOLO; daarna klonken nog enkele malen Folk Songs en Sinfonia en werd 4 Dédicaces aan het repertoire toegevoegd. Sinds 2015 was het stil op het Berio-front, tot de uitvoeringen van Rendering dit jaar.