Violist Arndt Auhagen: ‘Voor hen kan zo’n instrument een redding van de criminaliteit zijn’
door Joost Galema 15 aug. 2025 15 augustus 2025
Na vijfentwintig jaar is violist Arndt Auhagen vergroeid met het Concertgebouworkest. ‘Ik kreeg bij aankomst meteen het gevoel dat ik hier in muzikale zin mezelf kon zijn.’ Zijn lessen aan kinderen in onder meer Peru en Zuid-Afrika versterkten zijn geloof in de kracht van muziek.
Hij zegt het met een zweem van verbazing in zijn stem. Violist Arndt Auhagen zit al een kwart eeuw in het Concertgebouworkest. ‘Ik kan niet geloven hoe snel die jaren verstreken zijn’, zegt hij. ‘En het verveelt nooit. Hoe vaak een stuk ook op onze lessenaars staat, het lijkt alsof we het elke keer opnieuw uitvinden.’
Nederland leerde hij al vroeg kennen. Auhagen groeide op in de Duitse stad Düsseldorf, langs de Rijn, maar in zijn kindertijd bracht het gezin de zomers door aan het strand in Noordwijk. ‘Mijn eerste jaren in het orkest ging ik bijna wekelijks naar zee. Inmiddels bezit ik een kleine stacaravan op een camping achter de duinen.’
Bronnen van inspiratie
Hij kwam naar Amsterdam toen Riccardo Chailly nog chef-dirigent was. Daarna maakte hij de verjongingsgolf mee onder Mariss Jansons. ‘Ondanks de komst van al die nieuwe en uitgesproken karakters, weet het orkest zijn vertrouwde identiteit te behouden. Dat ligt vooral aan de zaal, het grootste instrument dat we bespelen. Orkesten die aan een droge ruimte gewend zijn, musiceren heel direct. Maar wij repeteren bijna dagelijks in een zaal waar we – door de vertraging van de nagalm – de klank de tijd moeten geven om te ontstaan. En die klank nemen we overal mee naartoe.’
Voor Auhagen brak met Jansons een gouden periode aan. ‘Zijn hart klopte alleen voor de muziek. Hij plaatste nooit zichzelf op de voorgrond. Wij profiteren tot op de dag van vandaag van de speldiscipline die hij ons bijbracht. Jansons, Haitink en Harnoncourt waren grote inspiratiebronnen voor mij. Ik herinner me dat Haitink vaak in de eerste repetitie opmerkte dat hij de volumeknop moest bijstellen. Ik denk regelmatig terug aan die woorden, want de huidige tendens dat orkesten – ook wij – steeds luider spelen, baart me soms zorgen.’
‘In Trujillo is mijn liefde voor muziekeducatie geboren’
En nu is er dan de ‘verlovingstijd’ met Klaus Mäkelä, die over twee jaar officieel chef wordt. ‘Dat’, verzucht de violist, ‘was een soort liefde op het eerste gezicht. We hebben vaker grote dirigeertalenten te gast, die zich allemaal willen bewijzen. Het kan vreemd aanvoelen: zo’n jong iemand voor een ervaren orkest. Bij Mäkelä niet. Hij begon gewoon meteen. Geen gestamel dat het zo’n grote eer was en meer van zulke woorden, nee, goedemorgen, en de partituur openslaan. Meteen zaten we op dezelfde golflengte. Hij bereikt de mooiste resultaten vanuit grote ontspanning.’
Dirigeeravontuur
Zelf staat Auhagen tegenwoordig ook regelmatig als dirigent voor een orkest. Dat begon zo’n twaalf jaar geleden, nadat een Duitse vriendin hem vroeg een groep kinderen uit arme gezinnen les te geven aan muziekacademie Arpegio in de Peruaanse kuststad Trujillo. Het Concertgebouworkest vierde toen zijn 125ste verjaardag met een wereldtournee en na het slotconcert in Buenos Aires ging Auhagen die zomer naar Peru.
‘De opzet van die academie was grotendeels geïnspireerd op het beroemde El Sistema in Venezuela: één centrale plek en meerdere kleine scholen verspreid over wijken en andere steden en dorpen.’ Auhagen belandde in een wereld die hij niet kende. ‘Er was eigenlijk niets geregeld. Wanneer ik vroeg hoe ze iets voor zich zagen, was het antwoord steevast: ‘Dat is aan jou.’ Ik sprak niet of nauwelijks Spaans. Gelukkig waren er wat Duitse studenten die me konden helpen. Maar ze verwachtten wel dat ik alles op me nam: het lesgeven, het coachen, een concertprogramma samenstellen en instuderen en ten slotte het dirigeren ervan.’
Hij zegt het met een zweem van verbazing in zijn stem. Violist Arndt Auhagen zit al een kwart eeuw in het Concertgebouworkest. ‘Ik kan niet geloven hoe snel die jaren verstreken zijn’, zegt hij. ‘En het verveelt nooit. Hoe vaak een stuk ook op onze lessenaars staat, het lijkt alsof we het elke keer opnieuw uitvinden.’
Nederland leerde hij al vroeg kennen. Auhagen groeide op in de Duitse stad Düsseldorf, langs de Rijn, maar in zijn kindertijd bracht het gezin de zomers door aan het strand in Noordwijk. ‘Mijn eerste jaren in het orkest ging ik bijna wekelijks naar zee. Inmiddels bezit ik een kleine stacaravan op een camping achter de duinen.’
Bronnen van inspiratie
Hij kwam naar Amsterdam toen Riccardo Chailly nog chef-dirigent was. Daarna maakte hij de verjongingsgolf mee onder Mariss Jansons. ‘Ondanks de komst van al die nieuwe en uitgesproken karakters, weet het orkest zijn vertrouwde identiteit te behouden. Dat ligt vooral aan de zaal, het grootste instrument dat we bespelen. Orkesten die aan een droge ruimte gewend zijn, musiceren heel direct. Maar wij repeteren bijna dagelijks in een zaal waar we – door de vertraging van de nagalm – de klank de tijd moeten geven om te ontstaan. En die klank nemen we overal mee naartoe.’
Voor Auhagen brak met Jansons een gouden periode aan. ‘Zijn hart klopte alleen voor de muziek. Hij plaatste nooit zichzelf op de voorgrond. Wij profiteren tot op de dag van vandaag van de speldiscipline die hij ons bijbracht. Jansons, Haitink en Harnoncourt waren grote inspiratiebronnen voor mij. Ik herinner me dat Haitink vaak in de eerste repetitie opmerkte dat hij de volumeknop moest bijstellen. Ik denk regelmatig terug aan die woorden, want de huidige tendens dat orkesten – ook wij – steeds luider spelen, baart me soms zorgen.’
‘In Trujillo is mijn liefde voor muziekeducatie geboren’
En nu is er dan de ‘verlovingstijd’ met Klaus Mäkelä, die over twee jaar officieel chef wordt. ‘Dat’, verzucht de violist, ‘was een soort liefde op het eerste gezicht. We hebben vaker grote dirigeertalenten te gast, die zich allemaal willen bewijzen. Het kan vreemd aanvoelen: zo’n jong iemand voor een ervaren orkest. Bij Mäkelä niet. Hij begon gewoon meteen. Geen gestamel dat het zo’n grote eer was en meer van zulke woorden, nee, goedemorgen, en de partituur openslaan. Meteen zaten we op dezelfde golflengte. Hij bereikt de mooiste resultaten vanuit grote ontspanning.’
Dirigeeravontuur
Zelf staat Auhagen tegenwoordig ook regelmatig als dirigent voor een orkest. Dat begon zo’n twaalf jaar geleden, nadat een Duitse vriendin hem vroeg een groep kinderen uit arme gezinnen les te geven aan muziekacademie Arpegio in de Peruaanse kuststad Trujillo. Het Concertgebouworkest vierde toen zijn 125ste verjaardag met een wereldtournee en na het slotconcert in Buenos Aires ging Auhagen die zomer naar Peru.
‘De opzet van die academie was grotendeels geïnspireerd op het beroemde El Sistema in Venezuela: één centrale plek en meerdere kleine scholen verspreid over wijken en andere steden en dorpen.’ Auhagen belandde in een wereld die hij niet kende. ‘Er was eigenlijk niets geregeld. Wanneer ik vroeg hoe ze iets voor zich zagen, was het antwoord steevast: ‘Dat is aan jou.’ Ik sprak niet of nauwelijks Spaans. Gelukkig waren er wat Duitse studenten die me konden helpen. Maar ze verwachtten wel dat ik alles op me nam: het lesgeven, het coachen, een concertprogramma samenstellen en instuderen en ten slotte het dirigeren ervan.’
Trujillo ontwikkelde zich voor Auhagen tot een groots avontuur. ‘Ik ben maar gewoon begonnen met wat vrijwilligers. Het was wennen. De mentaliteit is zo anders. Om vijf uur hadden we generale repetitie in een prachtige kerk. Maar niemand van de musici te bekennen op dat tijdstip. Om twee over vijf kwamen de eerste twee ontspannen aanwaaien. Op dat soort zaken moet je je wel even instellen. Je leert omgaan met het onverwachte. Twee dagen voor het concert kwam een altviolist bij me. De avond ervoor had iemand een pistool tegen zijn hoofd gezet en hem beroofd van zijn instrument. Dus we moesten op zoek naar een andere altviool. Het waren vrijwel allemaal kinderen uit gezinnen zonder enige achtergrond in de klassieke muziek. Voor hen kan zo’n instrument een redding van de criminaliteit zijn.’
Van zijn tweede verblijf in Trujillo, nu zo’n tien jaar geleden, herinnert Auhagen zich een jonge trompettist uit het orkest. ‘Hij kwam uit een nog armere stad in de buurt. Het dirigeren fascineerde hem en Dayner Tafur-Díaz – zo heette hij – vond zijn weg naar Duitsland. Inmiddels heeft hij twee concoursen gewonnen, en vorig jaar stond hij hier in Amsterdam voor het Concertgebouworkest bij de Ammodo Masterclass onder leiding van Paavo Järvi. Prachtig toch. Wat dat betreft is in Trujillo mijn liefde voor muziekeducatie geboren.’
Hand over hand
De afgelopen jaren gaf Auhagen met wat orkestcollega’s ook muzieklessen bij het South African National Youth Orchestra en werkte hij in het Braziliaanse Salvador de Bahia met het Neojiba van dirigent Ricardo Castro, dat afgelopen juni nog optrad in Het Concertgebouw. Onvergetelijke ervaringen. ‘Het was gaaf daar rond te mogen kijken. We verbleven er twee weken, maar moesten de laatste twee dagen in ons hotel blijven, vanwege een politiestaking. Daardoor konden ze onze veiligheid niet langer garanderen.’
Het dirigeren neemt hand over hand toe bij Auhagen. Hij staat voor studenten- en amateurorkesten in Nederland en Duitsland en leidt de Kammerphilharmonie Hamburg. Ook begeleidt hij talenten van veertien tot en met zeventien jaar uit heel Europa die samenkomen voor Concertgebouworkest Young – afgelopen augustus alweer voor de vijfde keer. Een tweejaarlijks zomerproject voor kinderen uit maatschappelijke groepen die in de klassieke muziekwereld niet goed vertegenwoordigd zijn.
‘Op de eerste avond’, zegt Auhagen, ‘dirigeer ik dan de tutti-repetitie. Iedereen is net binnen. Niemand kent elkaar nog. Allemaal brengen ze hun verhaal mee. Het is fascinerend om te zien hoe muziek jongeren uit allerlei verschillende culturen – en dan nog vreemden voor elkaar – in no time naar elkaar kan laten toe groeien.’
De viool van Arndt Auhagen
Trujillo ontwikkelde zich voor Auhagen tot een groots avontuur. ‘Ik ben maar gewoon begonnen met wat vrijwilligers. Het was wennen. De mentaliteit is zo anders. Om vijf uur hadden we generale repetitie in een prachtige kerk. Maar niemand van de musici te bekennen op dat tijdstip. Om twee over vijf kwamen de eerste twee ontspannen aanwaaien. Op dat soort zaken moet je je wel even instellen. Je leert omgaan met het onverwachte. Twee dagen voor het concert kwam een altviolist bij me. De avond ervoor had iemand een pistool tegen zijn hoofd gezet en hem beroofd van zijn instrument. Dus we moesten op zoek naar een andere altviool. Het waren vrijwel allemaal kinderen uit gezinnen zonder enige achtergrond in de klassieke muziek. Voor hen kan zo’n instrument een redding van de criminaliteit zijn.’
Van zijn tweede verblijf in Trujillo, nu zo’n tien jaar geleden, herinnert Auhagen zich een jonge trompettist uit het orkest. ‘Hij kwam uit een nog armere stad in de buurt. Het dirigeren fascineerde hem en Dayner Tafur-Díaz – zo heette hij – vond zijn weg naar Duitsland. Inmiddels heeft hij twee concoursen gewonnen, en vorig jaar stond hij hier in Amsterdam voor het Concertgebouworkest bij de Ammodo Masterclass onder leiding van Paavo Järvi. Prachtig toch. Wat dat betreft is in Trujillo mijn liefde voor muziekeducatie geboren.’
Hand over hand
De afgelopen jaren gaf Auhagen met wat orkestcollega’s ook muzieklessen bij het South African National Youth Orchestra en werkte hij in het Braziliaanse Salvador de Bahia met het Neojiba van dirigent Ricardo Castro, dat afgelopen juni nog optrad in Het Concertgebouw. Onvergetelijke ervaringen. ‘Het was gaaf daar rond te mogen kijken. We verbleven er twee weken, maar moesten de laatste twee dagen in ons hotel blijven, vanwege een politiestaking. Daardoor konden ze onze veiligheid niet langer garanderen.’
Het dirigeren neemt hand over hand toe bij Auhagen. Hij staat voor studenten- en amateurorkesten in Nederland en Duitsland en leidt de Kammerphilharmonie Hamburg. Ook begeleidt hij talenten van veertien tot en met zeventien jaar uit heel Europa die samenkomen voor Concertgebouworkest Young – afgelopen augustus alweer voor de vijfde keer. Een tweejaarlijks zomerproject voor kinderen uit maatschappelijke groepen die in de klassieke muziekwereld niet goed vertegenwoordigd zijn.
‘Op de eerste avond’, zegt Auhagen, ‘dirigeer ik dan de tutti-repetitie. Iedereen is net binnen. Niemand kent elkaar nog. Allemaal brengen ze hun verhaal mee. Het is fascinerend om te zien hoe muziek jongeren uit allerlei verschillende culturen – en dan nog vreemden voor elkaar – in no time naar elkaar kan laten toe groeien.’
De viool van Arndt Auhagen
‘Ik speel inmiddels dertig jaar op mijn eigen viool. Een oude Italiaan. Het etiket zegt Carlo Antonio Testore, maar kenners houden het erop dat het instrument is gebouwd door diens vader Carlo Giuseppe. Hij klinkt prachtig. Ik kocht hem in Amsterdam, toen ik nog in Hamburg studeerde. Ik nam destijds privélessen bij de Franse violist Charles-André Linale, die doceerde aan het Conservatorium in Utrecht. Hij kende het instrument en vond dat wel bij mijn spel passen.
Voor mij is dit inderdaad de droomviool met z’n bijzondere donkerbruine Italiaanse klank: krachtig, helder en toch diep. Ik ben stevig met dit instrument getrouwd, ja, we zijn nog altijd niet op een punt aangekomen dat we elkaar niets meer te vertellen hebben. De viool weet meer dan ik, dus hij leert me veel.
Op een veiling heb ik een mooie Parijse strijkstok, een Sartory, aangeschaft. En ik heb een goede carbonstok, een mirakel want hij kan in klank wedijveren met een houten exemplaar. Dat kom je maar weinig tegen.’
‘Ik speel inmiddels dertig jaar op mijn eigen viool. Een oude Italiaan. Het etiket zegt Carlo Antonio Testore, maar kenners houden het erop dat het instrument is gebouwd door diens vader Carlo Giuseppe. Hij klinkt prachtig. Ik kocht hem in Amsterdam, toen ik nog in Hamburg studeerde. Ik nam destijds privélessen bij de Franse violist Charles-André Linale, die doceerde aan het Conservatorium in Utrecht. Hij kende het instrument en vond dat wel bij mijn spel passen.
Voor mij is dit inderdaad de droomviool met z’n bijzondere donkerbruine Italiaanse klank: krachtig, helder en toch diep. Ik ben stevig met dit instrument getrouwd, ja, we zijn nog altijd niet op een punt aangekomen dat we elkaar niets meer te vertellen hebben. De viool weet meer dan ik, dus hij leert me veel.
Op een veiling heb ik een mooie Parijse strijkstok, een Sartory, aangeschaft. En ik heb een goede carbonstok, een mirakel want hij kan in klank wedijveren met een houten exemplaar. Dat kom je maar weinig tegen.’