Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
portret

Uitgelicht: pianolegende Martha Argerich

door Axel Meijer
12 okt. 2025 12 oktober 2025

Levende legende Martha Argerich voelt geregeld ongemak bij het leven als reizend solist, al heeft ze haar liefde voor het pianospel nooit verloren. Kort voor het ter perse gaan van Preludium annuleerde ze onverhoopt haar duorecital met Sophie Pacini in de serie Grote Pianisten.

  • Martha Argerich

    Foto: Adriano Heitman

    Martha Argerich

    Foto: Adriano Heitman

  • Martha Argerich

    Foto: Adriano Heitman

    Martha Argerich

    Foto: Adriano Heitman

Jacques Thelen, Martha Argerichs impresario in Europa, is begin juli aan de telefoon vanuit Parijs vriendelijk, voorkomend, verontschuldigend zelfs, maar ook onverbiddelijk: een ontmoeting met madame Argerich zit er niet in. ‘Ze geeft nooit interviews, ze doet het niet, ze houdt er gewoon niet van.’

Eind juli speelt Martha Argerich (Buenos Ai­res, 1941) in het Noord-Duitse plaatsje Hitzacker. Het is de ­dichtstbijzijnde gelegenheid om de legendarische pianiste te spreken voordat ze naar Het Concertgebouw komt, althans: voordat deze Preludium-­kopij idealiter af moet zijn. Is de reis de moeite waard? ‘Nou,’ zegt Thelen, met het laconieke mededogen van een uitsmijter die het nu eenmaal ook niet kan helpen dat er geen plaats is in de herberg: ‘Ik zou er niet op rekenen. En ik zou er zeker niet zevenenhalf uur op de bonnefooi voor in de trein gaan zitten. Want dan moet je ook nog onverrichterzake terug.’

‘Ik hou erg van pianospelen, maar ik hou er niet van om pianist te zijn’ 

Het is tekenend voor Argerichs afkeer van de pers – of meer in het algemeen: van de openbaarheid, zelfs als het om concerten gaat. Kort voor optredens voelt ze, in de coulissen, ook vaak aversie. ‘Ik ben moe. Ik heb geen zin. Ik vind dit echt niet fijn,’ zegt ze dan bijvoorbeeld. Zo valt te zien in Bloody Daughter, de documentaire die Argerichs dochter Stéphanie over haar moeder maakte – en die een zeer zeldzame blik biedt op de mens achter de pianist. Een waardevolle bron, zeker nu een persoonlijke ontmoeting er niet in zit. 

Zware soirées

Het had niet veel gescheeld of Argerichs afkeer van het podium had de muziekwereld een van haar grootste artiesten gekost. Als zestienjarige lijkt Martha Argerich probleemloos een glanzende pianistencarrière tegemoet te gaan. Maar op haar twintigste stopt ze abrupt met musiceren.

‘Ik leidde het leven van een veertigjarige gozer: al dat reizen en optreden. Ik had het idee dat mijn leven niet bij mijn leeftijd paste.’ Eerlijk is eerlijk: Argerich, hoe jong ook, heeft op dat moment al een hele pianocarrière achter de rug. Op haar derde krijgt ze haar eerste pianolessen, en op haar achtste debuteert ze, met Beethovens Eerste en Mozarts Twintigste pianoconcert. In diezelfde tijd debuteert overigens eveneens stadgenoot Daniel Barenboim, een jaar jonger. Maar ook op die leeftijd heeft Argerich al moeite met optreden. Onder muzikale avondjes probeert ze steevast uit te komen. ‘Daniel Barenboim was ook op die soirées, maar hij vond het heerlijk om voor mensen te spelen. Ik vond het vreselijk. We zagen elkaar dan onder de tafel waar ik me zat te verstoppen.’

Toch moet en zal Martha pianist worden, vindt haar omgeving. In 1955 regelt de Argentijnse president Juan Perón zelfs een baan voor Argerichs vader op de ambassade in Wenen, zodat zijn dochter daar bij Friedrich Gulda kan studeren en, later, bij Stefan Askenase en Maria Curcio. Na twee jaar in Oostenrijk wint Argerich twee prestigieuze concoursen. De daaruit voortvloeiende concertverplichtingen worden haar echter al snel te veel.

Jacques Thelen, Martha Argerichs impresario in Europa, is begin juli aan de telefoon vanuit Parijs vriendelijk, voorkomend, verontschuldigend zelfs, maar ook onverbiddelijk: een ontmoeting met madame Argerich zit er niet in. ‘Ze geeft nooit interviews, ze doet het niet, ze houdt er gewoon niet van.’

Eind juli speelt Martha Argerich (Buenos Ai­res, 1941) in het Noord-Duitse plaatsje Hitzacker. Het is de ­dichtstbijzijnde gelegenheid om de legendarische pianiste te spreken voordat ze naar Het Concertgebouw komt, althans: voordat deze Preludium-­kopij idealiter af moet zijn. Is de reis de moeite waard? ‘Nou,’ zegt Thelen, met het laconieke mededogen van een uitsmijter die het nu eenmaal ook niet kan helpen dat er geen plaats is in de herberg: ‘Ik zou er niet op rekenen. En ik zou er zeker niet zevenenhalf uur op de bonnefooi voor in de trein gaan zitten. Want dan moet je ook nog onverrichterzake terug.’

‘Ik hou erg van pianospelen, maar ik hou er niet van om pianist te zijn’ 

Het is tekenend voor Argerichs afkeer van de pers – of meer in het algemeen: van de openbaarheid, zelfs als het om concerten gaat. Kort voor optredens voelt ze, in de coulissen, ook vaak aversie. ‘Ik ben moe. Ik heb geen zin. Ik vind dit echt niet fijn,’ zegt ze dan bijvoorbeeld. Zo valt te zien in Bloody Daughter, de documentaire die Argerichs dochter Stéphanie over haar moeder maakte – en die een zeer zeldzame blik biedt op de mens achter de pianist. Een waardevolle bron, zeker nu een persoonlijke ontmoeting er niet in zit. 

Zware soirées

Het had niet veel gescheeld of Argerichs afkeer van het podium had de muziekwereld een van haar grootste artiesten gekost. Als zestienjarige lijkt Martha Argerich probleemloos een glanzende pianistencarrière tegemoet te gaan. Maar op haar twintigste stopt ze abrupt met musiceren.

‘Ik leidde het leven van een veertigjarige gozer: al dat reizen en optreden. Ik had het idee dat mijn leven niet bij mijn leeftijd paste.’ Eerlijk is eerlijk: Argerich, hoe jong ook, heeft op dat moment al een hele pianocarrière achter de rug. Op haar derde krijgt ze haar eerste pianolessen, en op haar achtste debuteert ze, met Beethovens Eerste en Mozarts Twintigste pianoconcert. In diezelfde tijd debuteert overigens eveneens stadgenoot Daniel Barenboim, een jaar jonger. Maar ook op die leeftijd heeft Argerich al moeite met optreden. Onder muzikale avondjes probeert ze steevast uit te komen. ‘Daniel Barenboim was ook op die soirées, maar hij vond het heerlijk om voor mensen te spelen. Ik vond het vreselijk. We zagen elkaar dan onder de tafel waar ik me zat te verstoppen.’

Toch moet en zal Martha pianist worden, vindt haar omgeving. In 1955 regelt de Argentijnse president Juan Perón zelfs een baan voor Argerichs vader op de ambassade in Wenen, zodat zijn dochter daar bij Friedrich Gulda kan studeren en, later, bij Stefan Askenase en Maria Curcio. Na twee jaar in Oostenrijk wint Argerich twee prestigieuze concoursen. De daaruit voortvloeiende concertverplichtingen worden haar echter al snel te veel.

  • Martha Argerich

    Foto: Adriano Heitman

    Martha Argerich

    Foto: Adriano Heitman

  • Martha Argerich

    Foto: Adriano Heitman

    Martha Argerich

    Foto: Adriano Heitman

Bovennatuurlijk

Argerich overweegt secretaresse te worden, vooral omdat ze toch al graag (en vloeiend) verschillende talen spreekt. Vermoedelijk is daarbij aan Argerich, met haar bliksemsnelle maar onfeilbare aanslag, een typiste van wereldformaat verloren gegaan.

Gelukkig zullen we dat nooit zeker weten: de echtgenote van Argerichs oud-leraar Askenase, Anny, krijgt de twintiger na twee, drie jaar (‘Ik zat alleen maar televisie te kijken’) weer achter de piano. En dan gaat het hard: in 1965 wint Argerich in Warschau het Chopin Concours, wat haar in één klap wereldberoemd maakt. Zo speelt ze in 1966 al verschillende keren in Nederland, waar ze het podium deelt met, wonderlijk genoeg, Liesbeth List en Cuby and the Blizzards, maar ook – in Kerkrade, niet in Amsterdam – Chopin speelt met het Concertgebouworkest onder leiding van Bernard Haitink.

In de daaropvolgende decennia geeft Argerich jaarlijks een moordende hoeveelheid concerten, overal ter wereld. En overal prijst de pers haar formidabele techniek, de kracht van haar spel, en tegelijkertijd ‘haar bijna bovennatuurlijk vloeiende toucher’. 

Speelplezier

Toch blijft ze een moeizame verhouding hebben met het podium en haar carrière. ‘Ik hou erg van pianospelen, maar ik hou er niet van om pianist te zijn. Ik heb een hekel aan het beroep,’ vertelt ze eind jaren zeventig aan tijdschrift Clavier. ‘Het reizen, de hele levensstijl, het heeft niets te maken met spelen, met muziek, absoluut niets. Als je jong bent en je studeert, dan heb je geen idee hoe het beroep in elkaar zit. Er is niemand die het je vertelt, en de mensen van buiten het vak hebben geen idee. Die vinden het allemaal prachtig.’

Al het ongemak leidt ertoe dat Argerich jarenlang regelmatig, soms op het laatste moment, concerten annuleert – of gewoon niet op komt dagen. Het grootste probleem is, vertelt ze, de eenzaamheid die ze op het podium ervaart. De afgelopen tientallen jaren treedt Argerich dan ook nog vrijwel alleen maar op met anderen: in kamermuziekbezetting, of, nog vaker, met een collega-pianist. Sindsdien zegt ze alleen nog bij hoogste uitzondering een optreden af.

Het enige gevaar, dat de onverminderd energieke Argerich haar collega onbedoeld van het podium blaast, wordt gelukkig bijna altijd teniet gedaan door haar zichtbare en aanstekelijke speelplezier. Dat zit er bij Argerich, na een loopbaan van bijna tachtig jaar, nog altijd onverminderd in.

Bovennatuurlijk

Argerich overweegt secretaresse te worden, vooral omdat ze toch al graag (en vloeiend) verschillende talen spreekt. Vermoedelijk is daarbij aan Argerich, met haar bliksemsnelle maar onfeilbare aanslag, een typiste van wereldformaat verloren gegaan.

Gelukkig zullen we dat nooit zeker weten: de echtgenote van Argerichs oud-leraar Askenase, Anny, krijgt de twintiger na twee, drie jaar (‘Ik zat alleen maar televisie te kijken’) weer achter de piano. En dan gaat het hard: in 1965 wint Argerich in Warschau het Chopin Concours, wat haar in één klap wereldberoemd maakt. Zo speelt ze in 1966 al verschillende keren in Nederland, waar ze het podium deelt met, wonderlijk genoeg, Liesbeth List en Cuby and the Blizzards, maar ook – in Kerkrade, niet in Amsterdam – Chopin speelt met het Concertgebouworkest onder leiding van Bernard Haitink.

In de daaropvolgende decennia geeft Argerich jaarlijks een moordende hoeveelheid concerten, overal ter wereld. En overal prijst de pers haar formidabele techniek, de kracht van haar spel, en tegelijkertijd ‘haar bijna bovennatuurlijk vloeiende toucher’. 

Speelplezier

Toch blijft ze een moeizame verhouding hebben met het podium en haar carrière. ‘Ik hou erg van pianospelen, maar ik hou er niet van om pianist te zijn. Ik heb een hekel aan het beroep,’ vertelt ze eind jaren zeventig aan tijdschrift Clavier. ‘Het reizen, de hele levensstijl, het heeft niets te maken met spelen, met muziek, absoluut niets. Als je jong bent en je studeert, dan heb je geen idee hoe het beroep in elkaar zit. Er is niemand die het je vertelt, en de mensen van buiten het vak hebben geen idee. Die vinden het allemaal prachtig.’

Al het ongemak leidt ertoe dat Argerich jarenlang regelmatig, soms op het laatste moment, concerten annuleert – of gewoon niet op komt dagen. Het grootste probleem is, vertelt ze, de eenzaamheid die ze op het podium ervaart. De afgelopen tientallen jaren treedt Argerich dan ook nog vrijwel alleen maar op met anderen: in kamermuziekbezetting, of, nog vaker, met een collega-pianist. Sindsdien zegt ze alleen nog bij hoogste uitzondering een optreden af.

Het enige gevaar, dat de onverminderd energieke Argerich haar collega onbedoeld van het podium blaast, wordt gelukkig bijna altijd teniet gedaan door haar zichtbare en aanstekelijke speelplezier. Dat zit er bij Argerich, na een loopbaan van bijna tachtig jaar, nog altijd onverminderd in.

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Probeer nu twee maanden gratis!