Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Trio Zadig in Schumann en Mendelssohn

Trio Zadig in Schumann en Mendelssohn

Kleine Zaal
15 oktober 2025
20.15 uur

Print dit programma

Trio Zadig:
Guillaume Vincent piano
Miclen LaiPang viool
Marc Girard Garcia cello 

Dit concert maakt deel uit van de serie Pianotrio’s.

Fanny Mendelssohn (1805-1847)

Pianotrio in d kl.t., op. 11 (1846)
Allegro molto vivace
Andante espressivo
Lied. Allegretto
Finale. Allegretto moderato

Robert Schumann (1810-1856)

Pianotrio nr. 1 in d kl.t., op. 63 (1847)
Mit Energie und Leidenschaft
Lebhaft, doch nicht zu rasch
Langsam, mit inniger Empfindung
Mit Feuer

pauze ± 21.10 uur

Felix Mendelssohn (1809-1847)

Pianotrio nr. 2 in c kl.t., op. 66 (1845)
Allegro energico e con fuoco
Andante espressivo
Scherzo: Molto allegro quasi presto
Finale: Allegro appassionato

einde ± 22.05 uur

Kleine Zaal 15 oktober 2025 20.15 uur

Trio Zadig:
Guillaume Vincent piano
Miclen LaiPang viool
Marc Girard Garcia cello 

Dit concert maakt deel uit van de serie Pianotrio’s.

Fanny Mendelssohn (1805-1847)

Pianotrio in d kl.t., op. 11 (1846)
Allegro molto vivace
Andante espressivo
Lied. Allegretto
Finale. Allegretto moderato

Robert Schumann (1810-1856)

Pianotrio nr. 1 in d kl.t., op. 63 (1847)
Mit Energie und Leidenschaft
Lebhaft, doch nicht zu rasch
Langsam, mit inniger Empfindung
Mit Feuer

pauze ± 21.10 uur

Felix Mendelssohn (1809-1847)

Pianotrio nr. 2 in c kl.t., op. 66 (1845)
Allegro energico e con fuoco
Andante espressivo
Scherzo: Molto allegro quasi presto
Finale: Allegro appassionato

einde ± 22.05 uur

Toelichting

Fanny Mendelssohn (1805-1847)

Pianotrio

door Lonneke Tausch

  • Fanny Mendelssohn in haar laatste levensjaar

    Fanny Mendelssohn in haar laatste levensjaar

  • Fanny Mendelssohn in haar laatste levensjaar

    Fanny Mendelssohn in haar laatste levensjaar

Fanny Mendelssohn in haar laatste levensjaar

Dat Fanny Mendelssohn componeerde was in haar tijd eigenlijk ongepast.Al had ze het nog enigszins getroffen: in de gegoede Duitse kringen waarin haar familie verkeerde mocht weliswaar alleen zoon Felix als componist schitteren, maar die zoon onderkende wel degelijk het talent van zijn oudere zus. Zij was zijn vertrouweling, hij legde haar zijn ­nieuwe noten voor, en hij zorgde dat een paar van haar liederen werden gepubliceerd. Weliswaar onder zíjn naam, anders kon het niet, maar het was al gauw een publiek geheim dat delen van Felix’ opus 8 (1826) en opus 9 (1830) van Fanny’s hand waren. Ook Fanny’s echtgenoot, de schilder Wilhelm Hensel, met wie ze in 1829 trouwde, stimuleerde haar muzikale ambities. Na de geboorte van hun enige kind Sebastian runde ze vanaf 1831 – in navolging van haar moeder – de ‘Sonntagsmusiken’. Een uitnodiging voor die concertserie werd een van de meest begeerde in Berlijn. Kaartverkoop was er niet en er kwamen tot wel 200 gasten per keer, tot aan leden van het Pruisische hof en virtuozen als Clara Schumann en Franz Liszt aan toe. Op deze semipublieke bijeenkomsten speelde Fanny piano en dirigeerde ze, en niet zelden werd ook haar eigen muziek uitgevoerd.

Meer dan 460 werken van haar zijn bewaard gebleven, veelal liederen en ­pianostukken, maar bijvoorbeeld ook een paar cantates en een van de vroegste (1834) door een vrouw gecomponeerde strijkkwartetten. Het Pian­otrio in d klein ging op zondag 1 april 1847 in première als verjaarscadeau voor Rebecka Mendelssohn, de jongere zus van Fanny en Felix, die geregeld als zangeres hun liederen een eerste uitvoering gaf.

Meteen vanaf maat 1 is het de dwarrelende pianopartij die het levendige Allegro voortstuwt. In de zangerigheid van de strijkerspartijen schemert door dat de componiste een bedreven liedschrijver was. Het tweede, langzame deel begint met een peinzende pianosolo, zo je wilt een echo van de ‘Lieder ohne Worte’ van broer Felix. Het derde deel heeft zelfs de titel ‘Lied’ en citeert een aria uit zijn oratorium Elijah dat in augustus 1846 in Birmingham in première was gegaan. De muziek van de dramatische Finale grijpt terug naar materiaal uit het openingsdeel.

Een maand na voltooiing van haar ­Pian­otrio in d klein stierf Fanny Mendelssohn na een beroerte, een lot dat een half jaar later ook haar broer zou treffen. Eerder waren ook hun moeder en hun grootvader aan hetzelfde overleden. Al in 1850 liet weduwnaar Hensel het Pian­otrio in d klein uitgeven.

Fanny Mendelssohn in haar laatste levensjaar

Dat Fanny Mendelssohn componeerde was in haar tijd eigenlijk ongepast.Al had ze het nog enigszins getroffen: in de gegoede Duitse kringen waarin haar familie verkeerde mocht weliswaar alleen zoon Felix als componist schitteren, maar die zoon onderkende wel degelijk het talent van zijn oudere zus. Zij was zijn vertrouweling, hij legde haar zijn ­nieuwe noten voor, en hij zorgde dat een paar van haar liederen werden gepubliceerd. Weliswaar onder zíjn naam, anders kon het niet, maar het was al gauw een publiek geheim dat delen van Felix’ opus 8 (1826) en opus 9 (1830) van Fanny’s hand waren. Ook Fanny’s echtgenoot, de schilder Wilhelm Hensel, met wie ze in 1829 trouwde, stimuleerde haar muzikale ambities. Na de geboorte van hun enige kind Sebastian runde ze vanaf 1831 – in navolging van haar moeder – de ‘Sonntagsmusiken’. Een uitnodiging voor die concertserie werd een van de meest begeerde in Berlijn. Kaartverkoop was er niet en er kwamen tot wel 200 gasten per keer, tot aan leden van het Pruisische hof en virtuozen als Clara Schumann en Franz Liszt aan toe. Op deze semipublieke bijeenkomsten speelde Fanny piano en dirigeerde ze, en niet zelden werd ook haar eigen muziek uitgevoerd.

Meer dan 460 werken van haar zijn bewaard gebleven, veelal liederen en ­pianostukken, maar bijvoorbeeld ook een paar cantates en een van de vroegste (1834) door een vrouw gecomponeerde strijkkwartetten. Het Pian­otrio in d klein ging op zondag 1 april 1847 in première als verjaarscadeau voor Rebecka Mendelssohn, de jongere zus van Fanny en Felix, die geregeld als zangeres hun liederen een eerste uitvoering gaf.

Meteen vanaf maat 1 is het de dwarrelende pianopartij die het levendige Allegro voortstuwt. In de zangerigheid van de strijkerspartijen schemert door dat de componiste een bedreven liedschrijver was. Het tweede, langzame deel begint met een peinzende pianosolo, zo je wilt een echo van de ‘Lieder ohne Worte’ van broer Felix. Het derde deel heeft zelfs de titel ‘Lied’ en citeert een aria uit zijn oratorium Elijah dat in augustus 1846 in Birmingham in première was gegaan. De muziek van de dramatische Finale grijpt terug naar materiaal uit het openingsdeel.

Een maand na voltooiing van haar ­Pian­otrio in d klein stierf Fanny Mendelssohn na een beroerte, een lot dat een half jaar later ook haar broer zou treffen. Eerder waren ook hun moeder en hun grootvader aan hetzelfde overleden. Al in 1850 liet weduwnaar Hensel het Pian­otrio in d klein uitgeven.

door Lonneke Tausch

Robert Schumann (1810-1856)

Eerste pianotrio

door Jos van der Zanden

  • Robert Schumann

    Lithografie door Josef Kriehuber (1839)

    Robert Schumann

    Lithografie door Josef Kriehuber (1839)

  • Robert Schumann

    Lithografie door Josef Kriehuber (1839)

    Robert Schumann

    Lithografie door Josef Kriehuber (1839)

‘Mijn 37ste verjaardag, vrolijk gevierd samen met Clara en de kinderen. Nagedacht over een pianotrio’. Meteen nadat Robert Schumann dit op 8 juni 1847 in zijn huishoudboekje had opgetekend, voegde hij de daad bij het woord. Ruim een week later al kon hij in datzelfde boekje noteren: ‘Pianotrio voltooid – vreugde’. 

Het ging opeens snel. Na een lange periode van tegenslagen, depressies en artistieke krachteloosheid ervoer hij weer gedrevenheid en welbehagen in het componeren. Het Eerste pianotrio in d klein, dat het opusnummer 63 kreeg, was allerminst een worsteling met de materie. De vier delen vlogen op het papier, alle materiaal viel probleemloos op zijn plek. ‘Mit Energie und Leidenschaft’ staat boven het openingsdeel, dat in weerwil van de mineurtoonsoort erg uitgelaten is. Met name de pianopartij is draufgängerisch druk, met uitbundige arpeggio’s – er is nauwelijks tijd voor adem of reflectie. Ook daarna volgt nog geen langzaam deel, maar een sprankelend scherzo, gebouwd op een gepuncteerd figuurtje en gedragen door canon-achtige progressies. Pas daarna is er verpozing, met een lange cantilene in de viool waaraan de overige instrumenten geleidelijk een aandeel krijgen. De late pianosonates van Ludwig van Beethoven klinken hier door, waaraan Schumann inderdaad veel studie wijdde. Dat is bijvoorbeeld te horen aan de naadloze overgang naar de finale: van ‘mit inniger Emp­findung’ naar ‘mit Feuer’. In de finale wordt de draad van het openingsdeel weer opgepakt, met een drukke pianopartij. Daarbij speelden ongetwijfeld de vaardigheden van pianiste Clara een rol.

‘Mijn 37ste verjaardag, vrolijk gevierd samen met Clara en de kinderen. Nagedacht over een pianotrio’. Meteen nadat Robert Schumann dit op 8 juni 1847 in zijn huishoudboekje had opgetekend, voegde hij de daad bij het woord. Ruim een week later al kon hij in datzelfde boekje noteren: ‘Pianotrio voltooid – vreugde’. 

Het ging opeens snel. Na een lange periode van tegenslagen, depressies en artistieke krachteloosheid ervoer hij weer gedrevenheid en welbehagen in het componeren. Het Eerste pianotrio in d klein, dat het opusnummer 63 kreeg, was allerminst een worsteling met de materie. De vier delen vlogen op het papier, alle materiaal viel probleemloos op zijn plek. ‘Mit Energie und Leidenschaft’ staat boven het openingsdeel, dat in weerwil van de mineurtoonsoort erg uitgelaten is. Met name de pianopartij is draufgängerisch druk, met uitbundige arpeggio’s – er is nauwelijks tijd voor adem of reflectie. Ook daarna volgt nog geen langzaam deel, maar een sprankelend scherzo, gebouwd op een gepuncteerd figuurtje en gedragen door canon-achtige progressies. Pas daarna is er verpozing, met een lange cantilene in de viool waaraan de overige instrumenten geleidelijk een aandeel krijgen. De late pianosonates van Ludwig van Beethoven klinken hier door, waaraan Schumann inderdaad veel studie wijdde. Dat is bijvoorbeeld te horen aan de naadloze overgang naar de finale: van ‘mit inniger Emp­findung’ naar ‘mit Feuer’. In de finale wordt de draad van het openingsdeel weer opgepakt, met een drukke pianopartij. Daarbij speelden ongetwijfeld de vaardigheden van pianiste Clara een rol.

door Jos van der Zanden

Felix Mendelssohn (1809-1847)

Tweede pianotrio

door Anneloes Brand

  • Felix en Fanny Mendelssohn

    Print van een schilderij door R. Poetzelberger, 1895

    Felix en Fanny Mendelssohn

    Print van een schilderij door R. Poetzelberger, 1895

  • Felix en Fanny Mendelssohn

    Print van een schilderij door R. Poetzelberger, 1895

    Felix en Fanny Mendelssohn

    Print van een schilderij door R. Poetzelberger, 1895

De muziek van Johann Sebastian Bach (1685-1750) was van grote invloed op Felix Mendelssohn. Hij besteedde vele uren aan het bestuderen van fuga’s en koralen van de oude meester. Ook van invloed waren de Weense klassieke componisten, in wiens traditie hij was geschoold. Hij adopteerde hun transparante vorm en opbouw, maar overgoot deze met een flinke dosis Romantiek.

Het Scherzo is zoals we van Mendelssohn gewend zijn: fantasierijk, elfachtig en halsbrekend snel

Verder was religie voor Mendelssohn van groot belang. Zijn familie was Joods, maar nam de naam Bartholdy aan en bekeerde zich tot het christendom in 1822 om het leven in Berlijn te vergemakkelijken. Al deze elementen komen terug in Mendelssohns Tweede pianotrio in c klein, opus 66, dat hij zes jaar na zijn Eerste pianotrio in d klein, opus 49 voltooide. Hoewel hij het werk als verjaarscadeau voor zijn zus Fanny had geschreven, droeg hij het bij de publicatie in 1846 op aan zijn vriend Louis Spohr. Deze toonaangevende violist/componist voerde het pianotrio, met Mendelssohn zelf aan de piano, diverse malen uit.

Net als het Eerste pianotrio is het Tweede vanaf het begin vervuld van romantisch vuur. De golvende motieven geven het openings-Allegro een rusteloze energie. Het erop volgende Andante is eigenlijk een ‘Lied ohne Worte’ en inderdaad zeer ‘espressivo’. Het Scherzo is zoals we van Mendelssohn gewend zijn: fantasierijk, elfachtig en halsbrekend snel – ‘een lastig niemendalletje’ volgens de componist zelf. In de glorieuze Finale verenigt Mendelssohn zijn Joodse afkomst (het dansante openingsthema) en zijn aangenomen geloof: hij verweeft een koraalmelodie in de muziek, die sterk doet denken aan de Lutherse koralen van Bach.

De muziek van Johann Sebastian Bach (1685-1750) was van grote invloed op Felix Mendelssohn. Hij besteedde vele uren aan het bestuderen van fuga’s en koralen van de oude meester. Ook van invloed waren de Weense klassieke componisten, in wiens traditie hij was geschoold. Hij adopteerde hun transparante vorm en opbouw, maar overgoot deze met een flinke dosis Romantiek.

Het Scherzo is zoals we van Mendelssohn gewend zijn: fantasierijk, elfachtig en halsbrekend snel

Verder was religie voor Mendelssohn van groot belang. Zijn familie was Joods, maar nam de naam Bartholdy aan en bekeerde zich tot het christendom in 1822 om het leven in Berlijn te vergemakkelijken. Al deze elementen komen terug in Mendelssohns Tweede pianotrio in c klein, opus 66, dat hij zes jaar na zijn Eerste pianotrio in d klein, opus 49 voltooide. Hoewel hij het werk als verjaarscadeau voor zijn zus Fanny had geschreven, droeg hij het bij de publicatie in 1846 op aan zijn vriend Louis Spohr. Deze toonaangevende violist/componist voerde het pianotrio, met Mendelssohn zelf aan de piano, diverse malen uit.

Net als het Eerste pianotrio is het Tweede vanaf het begin vervuld van romantisch vuur. De golvende motieven geven het openings-Allegro een rusteloze energie. Het erop volgende Andante is eigenlijk een ‘Lied ohne Worte’ en inderdaad zeer ‘espressivo’. Het Scherzo is zoals we van Mendelssohn gewend zijn: fantasierijk, elfachtig en halsbrekend snel – ‘een lastig niemendalletje’ volgens de componist zelf. In de glorieuze Finale verenigt Mendelssohn zijn Joodse afkomst (het dansante openingsthema) en zijn aangenomen geloof: hij verweeft een koraalmelodie in de muziek, die sterk doet denken aan de Lutherse koralen van Bach.

door Anneloes Brand

Fanny Mendelssohn (1805-1847)

Pianotrio

door Lonneke Tausch

  • Fanny Mendelssohn in haar laatste levensjaar

    Fanny Mendelssohn in haar laatste levensjaar

  • Fanny Mendelssohn in haar laatste levensjaar

    Fanny Mendelssohn in haar laatste levensjaar

Fanny Mendelssohn in haar laatste levensjaar

Dat Fanny Mendelssohn componeerde was in haar tijd eigenlijk ongepast.Al had ze het nog enigszins getroffen: in de gegoede Duitse kringen waarin haar familie verkeerde mocht weliswaar alleen zoon Felix als componist schitteren, maar die zoon onderkende wel degelijk het talent van zijn oudere zus. Zij was zijn vertrouweling, hij legde haar zijn ­nieuwe noten voor, en hij zorgde dat een paar van haar liederen werden gepubliceerd. Weliswaar onder zíjn naam, anders kon het niet, maar het was al gauw een publiek geheim dat delen van Felix’ opus 8 (1826) en opus 9 (1830) van Fanny’s hand waren. Ook Fanny’s echtgenoot, de schilder Wilhelm Hensel, met wie ze in 1829 trouwde, stimuleerde haar muzikale ambities. Na de geboorte van hun enige kind Sebastian runde ze vanaf 1831 – in navolging van haar moeder – de ‘Sonntagsmusiken’. Een uitnodiging voor die concertserie werd een van de meest begeerde in Berlijn. Kaartverkoop was er niet en er kwamen tot wel 200 gasten per keer, tot aan leden van het Pruisische hof en virtuozen als Clara Schumann en Franz Liszt aan toe. Op deze semipublieke bijeenkomsten speelde Fanny piano en dirigeerde ze, en niet zelden werd ook haar eigen muziek uitgevoerd.

Meer dan 460 werken van haar zijn bewaard gebleven, veelal liederen en ­pianostukken, maar bijvoorbeeld ook een paar cantates en een van de vroegste (1834) door een vrouw gecomponeerde strijkkwartetten. Het Pian­otrio in d klein ging op zondag 1 april 1847 in première als verjaarscadeau voor Rebecka Mendelssohn, de jongere zus van Fanny en Felix, die geregeld als zangeres hun liederen een eerste uitvoering gaf.

Meteen vanaf maat 1 is het de dwarrelende pianopartij die het levendige Allegro voortstuwt. In de zangerigheid van de strijkerspartijen schemert door dat de componiste een bedreven liedschrijver was. Het tweede, langzame deel begint met een peinzende pianosolo, zo je wilt een echo van de ‘Lieder ohne Worte’ van broer Felix. Het derde deel heeft zelfs de titel ‘Lied’ en citeert een aria uit zijn oratorium Elijah dat in augustus 1846 in Birmingham in première was gegaan. De muziek van de dramatische Finale grijpt terug naar materiaal uit het openingsdeel.

Een maand na voltooiing van haar ­Pian­otrio in d klein stierf Fanny Mendelssohn na een beroerte, een lot dat een half jaar later ook haar broer zou treffen. Eerder waren ook hun moeder en hun grootvader aan hetzelfde overleden. Al in 1850 liet weduwnaar Hensel het Pian­otrio in d klein uitgeven.

Fanny Mendelssohn in haar laatste levensjaar

Dat Fanny Mendelssohn componeerde was in haar tijd eigenlijk ongepast.Al had ze het nog enigszins getroffen: in de gegoede Duitse kringen waarin haar familie verkeerde mocht weliswaar alleen zoon Felix als componist schitteren, maar die zoon onderkende wel degelijk het talent van zijn oudere zus. Zij was zijn vertrouweling, hij legde haar zijn ­nieuwe noten voor, en hij zorgde dat een paar van haar liederen werden gepubliceerd. Weliswaar onder zíjn naam, anders kon het niet, maar het was al gauw een publiek geheim dat delen van Felix’ opus 8 (1826) en opus 9 (1830) van Fanny’s hand waren. Ook Fanny’s echtgenoot, de schilder Wilhelm Hensel, met wie ze in 1829 trouwde, stimuleerde haar muzikale ambities. Na de geboorte van hun enige kind Sebastian runde ze vanaf 1831 – in navolging van haar moeder – de ‘Sonntagsmusiken’. Een uitnodiging voor die concertserie werd een van de meest begeerde in Berlijn. Kaartverkoop was er niet en er kwamen tot wel 200 gasten per keer, tot aan leden van het Pruisische hof en virtuozen als Clara Schumann en Franz Liszt aan toe. Op deze semipublieke bijeenkomsten speelde Fanny piano en dirigeerde ze, en niet zelden werd ook haar eigen muziek uitgevoerd.

Meer dan 460 werken van haar zijn bewaard gebleven, veelal liederen en ­pianostukken, maar bijvoorbeeld ook een paar cantates en een van de vroegste (1834) door een vrouw gecomponeerde strijkkwartetten. Het Pian­otrio in d klein ging op zondag 1 april 1847 in première als verjaarscadeau voor Rebecka Mendelssohn, de jongere zus van Fanny en Felix, die geregeld als zangeres hun liederen een eerste uitvoering gaf.

Meteen vanaf maat 1 is het de dwarrelende pianopartij die het levendige Allegro voortstuwt. In de zangerigheid van de strijkerspartijen schemert door dat de componiste een bedreven liedschrijver was. Het tweede, langzame deel begint met een peinzende pianosolo, zo je wilt een echo van de ‘Lieder ohne Worte’ van broer Felix. Het derde deel heeft zelfs de titel ‘Lied’ en citeert een aria uit zijn oratorium Elijah dat in augustus 1846 in Birmingham in première was gegaan. De muziek van de dramatische Finale grijpt terug naar materiaal uit het openingsdeel.

Een maand na voltooiing van haar ­Pian­otrio in d klein stierf Fanny Mendelssohn na een beroerte, een lot dat een half jaar later ook haar broer zou treffen. Eerder waren ook hun moeder en hun grootvader aan hetzelfde overleden. Al in 1850 liet weduwnaar Hensel het Pian­otrio in d klein uitgeven.

door Lonneke Tausch

Robert Schumann (1810-1856)

Eerste pianotrio

door Jos van der Zanden

  • Robert Schumann

    Lithografie door Josef Kriehuber (1839)

    Robert Schumann

    Lithografie door Josef Kriehuber (1839)

  • Robert Schumann

    Lithografie door Josef Kriehuber (1839)

    Robert Schumann

    Lithografie door Josef Kriehuber (1839)

‘Mijn 37ste verjaardag, vrolijk gevierd samen met Clara en de kinderen. Nagedacht over een pianotrio’. Meteen nadat Robert Schumann dit op 8 juni 1847 in zijn huishoudboekje had opgetekend, voegde hij de daad bij het woord. Ruim een week later al kon hij in datzelfde boekje noteren: ‘Pianotrio voltooid – vreugde’. 

Het ging opeens snel. Na een lange periode van tegenslagen, depressies en artistieke krachteloosheid ervoer hij weer gedrevenheid en welbehagen in het componeren. Het Eerste pianotrio in d klein, dat het opusnummer 63 kreeg, was allerminst een worsteling met de materie. De vier delen vlogen op het papier, alle materiaal viel probleemloos op zijn plek. ‘Mit Energie und Leidenschaft’ staat boven het openingsdeel, dat in weerwil van de mineurtoonsoort erg uitgelaten is. Met name de pianopartij is draufgängerisch druk, met uitbundige arpeggio’s – er is nauwelijks tijd voor adem of reflectie. Ook daarna volgt nog geen langzaam deel, maar een sprankelend scherzo, gebouwd op een gepuncteerd figuurtje en gedragen door canon-achtige progressies. Pas daarna is er verpozing, met een lange cantilene in de viool waaraan de overige instrumenten geleidelijk een aandeel krijgen. De late pianosonates van Ludwig van Beethoven klinken hier door, waaraan Schumann inderdaad veel studie wijdde. Dat is bijvoorbeeld te horen aan de naadloze overgang naar de finale: van ‘mit inniger Emp­findung’ naar ‘mit Feuer’. In de finale wordt de draad van het openingsdeel weer opgepakt, met een drukke pianopartij. Daarbij speelden ongetwijfeld de vaardigheden van pianiste Clara een rol.

‘Mijn 37ste verjaardag, vrolijk gevierd samen met Clara en de kinderen. Nagedacht over een pianotrio’. Meteen nadat Robert Schumann dit op 8 juni 1847 in zijn huishoudboekje had opgetekend, voegde hij de daad bij het woord. Ruim een week later al kon hij in datzelfde boekje noteren: ‘Pianotrio voltooid – vreugde’. 

Het ging opeens snel. Na een lange periode van tegenslagen, depressies en artistieke krachteloosheid ervoer hij weer gedrevenheid en welbehagen in het componeren. Het Eerste pianotrio in d klein, dat het opusnummer 63 kreeg, was allerminst een worsteling met de materie. De vier delen vlogen op het papier, alle materiaal viel probleemloos op zijn plek. ‘Mit Energie und Leidenschaft’ staat boven het openingsdeel, dat in weerwil van de mineurtoonsoort erg uitgelaten is. Met name de pianopartij is draufgängerisch druk, met uitbundige arpeggio’s – er is nauwelijks tijd voor adem of reflectie. Ook daarna volgt nog geen langzaam deel, maar een sprankelend scherzo, gebouwd op een gepuncteerd figuurtje en gedragen door canon-achtige progressies. Pas daarna is er verpozing, met een lange cantilene in de viool waaraan de overige instrumenten geleidelijk een aandeel krijgen. De late pianosonates van Ludwig van Beethoven klinken hier door, waaraan Schumann inderdaad veel studie wijdde. Dat is bijvoorbeeld te horen aan de naadloze overgang naar de finale: van ‘mit inniger Emp­findung’ naar ‘mit Feuer’. In de finale wordt de draad van het openingsdeel weer opgepakt, met een drukke pianopartij. Daarbij speelden ongetwijfeld de vaardigheden van pianiste Clara een rol.

door Jos van der Zanden

Felix Mendelssohn (1809-1847)

Tweede pianotrio

door Anneloes Brand

  • Felix en Fanny Mendelssohn

    Print van een schilderij door R. Poetzelberger, 1895

    Felix en Fanny Mendelssohn

    Print van een schilderij door R. Poetzelberger, 1895

  • Felix en Fanny Mendelssohn

    Print van een schilderij door R. Poetzelberger, 1895

    Felix en Fanny Mendelssohn

    Print van een schilderij door R. Poetzelberger, 1895

De muziek van Johann Sebastian Bach (1685-1750) was van grote invloed op Felix Mendelssohn. Hij besteedde vele uren aan het bestuderen van fuga’s en koralen van de oude meester. Ook van invloed waren de Weense klassieke componisten, in wiens traditie hij was geschoold. Hij adopteerde hun transparante vorm en opbouw, maar overgoot deze met een flinke dosis Romantiek.

Het Scherzo is zoals we van Mendelssohn gewend zijn: fantasierijk, elfachtig en halsbrekend snel

Verder was religie voor Mendelssohn van groot belang. Zijn familie was Joods, maar nam de naam Bartholdy aan en bekeerde zich tot het christendom in 1822 om het leven in Berlijn te vergemakkelijken. Al deze elementen komen terug in Mendelssohns Tweede pianotrio in c klein, opus 66, dat hij zes jaar na zijn Eerste pianotrio in d klein, opus 49 voltooide. Hoewel hij het werk als verjaarscadeau voor zijn zus Fanny had geschreven, droeg hij het bij de publicatie in 1846 op aan zijn vriend Louis Spohr. Deze toonaangevende violist/componist voerde het pianotrio, met Mendelssohn zelf aan de piano, diverse malen uit.

Net als het Eerste pianotrio is het Tweede vanaf het begin vervuld van romantisch vuur. De golvende motieven geven het openings-Allegro een rusteloze energie. Het erop volgende Andante is eigenlijk een ‘Lied ohne Worte’ en inderdaad zeer ‘espressivo’. Het Scherzo is zoals we van Mendelssohn gewend zijn: fantasierijk, elfachtig en halsbrekend snel – ‘een lastig niemendalletje’ volgens de componist zelf. In de glorieuze Finale verenigt Mendelssohn zijn Joodse afkomst (het dansante openingsthema) en zijn aangenomen geloof: hij verweeft een koraalmelodie in de muziek, die sterk doet denken aan de Lutherse koralen van Bach.

De muziek van Johann Sebastian Bach (1685-1750) was van grote invloed op Felix Mendelssohn. Hij besteedde vele uren aan het bestuderen van fuga’s en koralen van de oude meester. Ook van invloed waren de Weense klassieke componisten, in wiens traditie hij was geschoold. Hij adopteerde hun transparante vorm en opbouw, maar overgoot deze met een flinke dosis Romantiek.

Het Scherzo is zoals we van Mendelssohn gewend zijn: fantasierijk, elfachtig en halsbrekend snel

Verder was religie voor Mendelssohn van groot belang. Zijn familie was Joods, maar nam de naam Bartholdy aan en bekeerde zich tot het christendom in 1822 om het leven in Berlijn te vergemakkelijken. Al deze elementen komen terug in Mendelssohns Tweede pianotrio in c klein, opus 66, dat hij zes jaar na zijn Eerste pianotrio in d klein, opus 49 voltooide. Hoewel hij het werk als verjaarscadeau voor zijn zus Fanny had geschreven, droeg hij het bij de publicatie in 1846 op aan zijn vriend Louis Spohr. Deze toonaangevende violist/componist voerde het pianotrio, met Mendelssohn zelf aan de piano, diverse malen uit.

Net als het Eerste pianotrio is het Tweede vanaf het begin vervuld van romantisch vuur. De golvende motieven geven het openings-Allegro een rusteloze energie. Het erop volgende Andante is eigenlijk een ‘Lied ohne Worte’ en inderdaad zeer ‘espressivo’. Het Scherzo is zoals we van Mendelssohn gewend zijn: fantasierijk, elfachtig en halsbrekend snel – ‘een lastig niemendalletje’ volgens de componist zelf. In de glorieuze Finale verenigt Mendelssohn zijn Joodse afkomst (het dansante openingsthema) en zijn aangenomen geloof: hij verweeft een koraalmelodie in de muziek, die sterk doet denken aan de Lutherse koralen van Bach.

door Anneloes Brand

Biografie

Trio Zadig, trio

Trio Zadig, opgericht in 2014 en met inmiddels elf internationale prijzen op zak, bestaat uit Marc Girard Garcia en Guillaume Vincent, ­alumni van het Conservatoire National de Musique in Parijs, en Miclen LaiPang die afstudeerde bij Ida Bieler aan de Robert Schumann Hochschule in Düsseldorf en ook les had van Boris Kuschnir, Charles Castleman en Ruggiero Ricci. De naam van het trio is ontleend aan Voltaires personage Zadig – Hebreeuws voor ‘de rechtvaardige’ en Arabisch voor ‘de waarachtige’; de musici vertalen Zadigs deugden naar hun uitvoeringen.

Het pianotrio was gelieerd aan de Koningin Elizabeth Muziekkapel in Brussel, de Fondation Singer-Polignac in Parijs en de Académie Musicale de Villecroze. Het trad op in zalen als Bozar in Brussel, het Shanghai City Theater, de Philharmonie de Paris en de Walt Disney Concert Hall in Los Angeles, en brengt ook regelmatig muziek naar scholen, ziekenhuizen en gevangenissen. Het repertoire reikt van Haydn tot hedendaags werk, en tot nog toe verschenen drie cd’s: na Something in between en The Seasons volgde Orpheus, een hommage aan de in 2021 een eeuw geleden overleden Camille Saint-Saëns.

In de Kleine Zaal ­debuteerde Trio Zadig in de zomer­programmering van 2021 met twee korte concerten op één avond voor een klein publiek. In februari 2023 keerde het terug, met naast een pianotrio van Saint-Saëns ook diens triobewerkingen van muziek van Liszt en Rameau. Miclen LaiPang heeft de ‘Charles Castleman’-­Stradivarius (1707) in bruikleen en speelt met een strijkstok van Dominique ­Peccatte; Marc Girard Garcia speelt op een Andrea Guarneri (circa 1675) en heeft een strijkstok van Victor Fétique in bruikleen.