Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
orkestlid

'Zou ik weer in Tokio kunnen aarden?'

door Agnita Menon
28 okt. 2019 28 oktober 2019

De geur van visbouillon, daar kan de Japanse violiste Tomoko Kurita hier in Nederland echt naar verlangen. Binnenkort vertrekt ze met het Concertgebouworkest op tournee naar haar vaderland. Hoe Nederlands is zij in twee decennia geworden en hoe Japans is ze gebleven?

‘Kijk, dat zijn mijn favoriete kunstwerken!’ Vol bewondering wijst Tomoko Kurita naar twee levensgrote wandkleden aan haar muur. Jute, veelkleurig en fantasierijk volgeborduurd met glinsterende draden, strookjes zijde en strengen wol. Historische gebouwen zijn te ontwaren, weelderige tuinen, standbeelden, fonteinen.

‘Gemaakt door de Amerikaanse kunstenares Karin Zalin. In de kunstwereld is zij een outsider. Haar werk is niet conceptueel maar ­associatief. Het komt echt vanuit hier…’ – ze wijst met twee handen op haar buik. ‘Zalin woont en werkt in Venetië in een koude, natte, halfduistere kelder, soms zelfs bevolkt door ratten.’

'Mijn vader besloot dat ik Tomoko zou gaan heten, wat ‘wijsheid en vrede’ betekent'

Wat een tegenstelling met het zonnige bovenhuis waar deze kunst nu aan de muur hangt: een lommerrijke straat langs het Vondelpark op een juni-­ochtend, balkondeuren open, koerende houtduiven in de bomen. Het huis van Tomoko Kurita. Al eenentwintig jaar maakt de Japanse violiste deel uit van het Concertgebouworkest.

Verlegen en afwachtend zit ze aan haar tafel, met achter zich een van de wandkleden. ‘Ik ben nog nooit geïnterviewd,’ antwoordde ze op het interviewverzoek. Wat zou ze graag willen dat de mensen over haar lezen in een interview? ‘Dat mijn vader journalist was en ik zelf ook schrijf.’

‘Kijk, dat zijn mijn favoriete kunstwerken!’ Vol bewondering wijst Tomoko Kurita naar twee levensgrote wandkleden aan haar muur. Jute, veelkleurig en fantasierijk volgeborduurd met glinsterende draden, strookjes zijde en strengen wol. Historische gebouwen zijn te ontwaren, weelderige tuinen, standbeelden, fonteinen.

‘Gemaakt door de Amerikaanse kunstenares Karin Zalin. In de kunstwereld is zij een outsider. Haar werk is niet conceptueel maar ­associatief. Het komt echt vanuit hier…’ – ze wijst met twee handen op haar buik. ‘Zalin woont en werkt in Venetië in een koude, natte, halfduistere kelder, soms zelfs bevolkt door ratten.’

'Mijn vader besloot dat ik Tomoko zou gaan heten, wat ‘wijsheid en vrede’ betekent'

Wat een tegenstelling met het zonnige bovenhuis waar deze kunst nu aan de muur hangt: een lommerrijke straat langs het Vondelpark op een juni-­ochtend, balkondeuren open, koerende houtduiven in de bomen. Het huis van Tomoko Kurita. Al eenentwintig jaar maakt de Japanse violiste deel uit van het Concertgebouworkest.

Verlegen en afwachtend zit ze aan haar tafel, met achter zich een van de wandkleden. ‘Ik ben nog nooit geïnterviewd,’ antwoordde ze op het interviewverzoek. Wat zou ze graag willen dat de mensen over haar lezen in een interview? ‘Dat mijn vader journalist was en ik zelf ook schrijf.’

  • Tomoko Kurita

    foto: Renske Vrolijk

    Tomoko Kurita

    foto: Renske Vrolijk

  • De viool van Tomoko Kurita

    foto: Renske Vrolijk

    De viool van Tomoko Kurita

    foto: Renske Vrolijk

  • Tomoko Kurita

    foto: Renske Vrolijk

    Tomoko Kurita

    foto: Renske Vrolijk

  • De viool van Tomoko Kurita

    foto: Renske Vrolijk

    De viool van Tomoko Kurita

    foto: Renske Vrolijk

Met het vliegtuig

Tomoko Kurita komt uit Hiroshima, en woonde later in haar jeugd ook in Tokio en Osaka.

‘Mijn vader schreef voor de Asahi Shimbun, de Japanse NRC. Hij was redelijk bekend, en kwam regelmatig ’s ochtends op televisie om het wereldgebeuren te duiden. Hij reisde ook naar het buitenland. Toen ik geboren werd, was hij aanwezig bij de vredesconferentie in Seoul waar vrede werd gesloten tussen Japan en Zuid-Korea. Hij besloot vanaf daar dat ik Tomoko zou gaan heten, wat ‘wijsheid en vrede’ betekent. Als hij niet op reis was, werkte hij veel thuis. Ik herinner me zijn gebogen rug en de rook die uit zijn pijp kringelde wanneer hij zat te schrijven.’

Tomoko was nog maar een peuter toen zij de viool van haar oudere broertje ontdekte. Vanaf haar derde leerde ze vioolspelen volgens de Suzukimethode – muziek luisteren en leren spelen zonder notatie. ‘Mijn moeder ging altijd mee. Iedere week gingen we met het vliegtuig naar vioolles in Tokio.’

Ze haalt een fotoboekje tevoorschijn: verkleurde jarenzeventigfoto’s. Een schattig, ijverig vioolspelend meisje met glad zwart haar, witte kniekousjes en lakschoentjes. Om de Suzukimethode te promoten mocht ze op haar negende met een groepje getalenteerde Japanse kinderen op tournee naar Canada en de Verenigde Staten. Tomoko: ‘We trokken een maand rond, hadden televisieoptredens, maar wat ik me vooral herinner, is heimwee…’ 

Herman Krebbers

Voor een geborgen jeugd is niet veel tijd. Al op haar vijftiende vertrekt ze naar de Music High School, verbonden aan de muziekfaculteit van de Tokyo University of the Arts, 800 kilometer bij haar ouders vandaan. ‘Opeens kwam ik van het ontspannen platteland in het stedelijke Tokio terecht.

‘In Tokio luisterde ik vaak naar een grammofoonplaat van Herman Krebbers die het Vioolconcert van Brahms speelde’

Ik studeerde hard aan vioolconcerten en andere virtuoze vioolwerken. Met school volgden we trainingskampen voor tennis, zwemmen en skiën. Ik woonde in een studentenhuis, waar ik iedere avond voor achten binnen moest zijn. Daar luisterde ik vaak naar een grammofoonplaat van Herman Krebbers die het Vioolconcert van Brahms speelde.

Mijn leraar had bij hem gestudeerd. Bijzonder om daarna vier jaar lang op het Conservatorium van Amsterdam les van diezelfde Krebbers te krijgen. Ik leerde van hem vooral verschillende stijlen. Hij kon onnavolgbaar mooi spelen tijdens de lessen. Natuurlijk kon ik zelf niet zo geweldig spelen: ik had geen andere keus dan te zuchten, het waren dierbare ervaringen.

Herman Krebbers had twee abonnementen op het Concertgebouworkest en ik kreeg vaak zijn kaartjes. Zo hoorde ik het Concertgebouworkest voor het eerst, en ik was gefascineerd door de klank. Daar wilde ik ooit spelen!’

Japan

Al had ze niet de intentie om lang in Nederland te blijven, van het één kwam het ander. Na vier jaar studie begon Tomoko te remplaceren, speelde een paar jaar bij het Radio Filharmonisch Orkest en deed daarna auditie bij het Concertgebouworkest. Ineens had ze een fantastische orkestbaan. Ze besloot zich hier te vestigen.

Het was wel even wennen aan de ­directe aard van de mensen hier. ‘In het begin, wanneer Nederlanders me rechtstreeks aanspraken, schrok ik, zei ‘sorry’ en voelde me eenzaam. Nu ben ik dat gewend. Als ik in Japan ben, merk ik dat mijn manier van denken wat is vernederlandst. Misschien ga ik na mijn carrière terug naar Japan. Maar waar zal ik wonen? Mijn familie en vrienden wonen verspreid door heel Japan. Ik ben zo lang weg geweest. Zal ik er weer kunnen aarden?’

Wat ze vaak mist, is het heerlijke Japanse eten. Dan kan ze ons vast wel onthullen waar het beste Japanse restaurant van Amsterdam zit... ‘Geen idee! Het Okura misschien? Ik ga buiten de deur niet Japans eten, dat maak ik liever zelf.’ Regelmatig kookt ze voor haar Japanse collega’s uit het orkest: Junko, Yoko, Hiro, Ken, Saeko en Keiko.

Drie keer per jaar bezoekt Tomoko in Japan haar hoogbejaarde ouders, en iedere twee jaar is ze er op tournee met het orkest. In november ook weer. ‘Een hele fanclub komt dan op de been: mijn ouders, andere familie, vriendinnen, ze reizen vanuit het hele land per Shinkansen – de hogesnelheidstrein – naar Tokio, om ons te zien spelen!’

En binnenkort zal Tomoko weer in Japan aankomen: ‘Ooooooh! Je stapt naar buiten, de vochtige lucht in en begint als een gek te zweten. En dan…’ ze sluit haar ogen – ‘herken ik de geur van visbouillon, heerlijk. Meteen op het vliegveld ga ik Japanse noedelsoep eten. Dan ben ik weer thuis. In Japan shop ik graag bij Tokyu Hands, een warenhuis vol schrijfwaren. Waaronder heerlijke gummetjes om aantekeningen uit je partijen weg te gummen. Heel wat van mijn collega’s halen daar tegenwoordig hun gummetjes.’

Tsunami

Meestal is Japan ver weg voor Tomoko. ‘Dat voelde ik het ergste toen de tsunami mijn land verwoestte. Ik zag hele steden overspoeld worden en een hondje dat door het water meegesleurd werd. Ik voelde me useless. De natuur is zo krachtig, die is niet tegen te houden.

De mens zou daar meer ontzag voor moeten hebben. Ik heb veel respect voor de natuur en houd erg van bomen. Als kind klom ik er graag in. Zelfs in mijn naam zit een boom: Kurita betekent ‘kastanjeboerderij’. Tijdens vakanties trek ik de bossen in. Daar kom ik tot mezelf.’

Haar gedachten en gevoelens schrijft Tomoko neer. ‘Ik schrijf elke dag. Schrijven is helend voor mij. Daarmee worden dingen in mijn hoofd duidelijker. Misschien ga ik na mijn carrière een boek schrijven. Om het leven te duiden. Ooit treed ik nog een beetje in de voetsporen van mijn schrijvende vader.’ 

foto: Renske Vrolijk

De viool van Tomoko Kurita

‘Mijn viool is vrij klein. Dat is fijn want…’ Ze toont haar heel kleine handen. ‘Hij is gebouwd door Lorenzo & Tomaso Carcassi in 1756. Zij waren broers, deelden hun atelier in Florence. Ik speel er al bijna twintig jaar op. Vóór mij was hij van Hans Speth, die ook in het Concertgebouworkest speelde.

Ik heb een heel bijzondere Sartori-stok. Mijn andere stok gebruik ik voor buitenconcerten of moderne stukken met veel col legno. Daarbij laat je het hout van de stok op de snaren stuiteren, wat een heel leuk effect geeft; maar dat wil ik mijn Sartori niet aandoen.’

18 t/m 24 november |Tokio, Nagoya, Kawasaki, Sakai
Concertgebouworkest, Paavo Järvi
Wagner, Beethoven, Brahms

Met het vliegtuig

Tomoko Kurita komt uit Hiroshima, en woonde later in haar jeugd ook in Tokio en Osaka.

‘Mijn vader schreef voor de Asahi Shimbun, de Japanse NRC. Hij was redelijk bekend, en kwam regelmatig ’s ochtends op televisie om het wereldgebeuren te duiden. Hij reisde ook naar het buitenland. Toen ik geboren werd, was hij aanwezig bij de vredesconferentie in Seoul waar vrede werd gesloten tussen Japan en Zuid-Korea. Hij besloot vanaf daar dat ik Tomoko zou gaan heten, wat ‘wijsheid en vrede’ betekent. Als hij niet op reis was, werkte hij veel thuis. Ik herinner me zijn gebogen rug en de rook die uit zijn pijp kringelde wanneer hij zat te schrijven.’

Tomoko was nog maar een peuter toen zij de viool van haar oudere broertje ontdekte. Vanaf haar derde leerde ze vioolspelen volgens de Suzukimethode – muziek luisteren en leren spelen zonder notatie. ‘Mijn moeder ging altijd mee. Iedere week gingen we met het vliegtuig naar vioolles in Tokio.’

Ze haalt een fotoboekje tevoorschijn: verkleurde jarenzeventigfoto’s. Een schattig, ijverig vioolspelend meisje met glad zwart haar, witte kniekousjes en lakschoentjes. Om de Suzukimethode te promoten mocht ze op haar negende met een groepje getalenteerde Japanse kinderen op tournee naar Canada en de Verenigde Staten. Tomoko: ‘We trokken een maand rond, hadden televisieoptredens, maar wat ik me vooral herinner, is heimwee…’ 

Herman Krebbers

Voor een geborgen jeugd is niet veel tijd. Al op haar vijftiende vertrekt ze naar de Music High School, verbonden aan de muziekfaculteit van de Tokyo University of the Arts, 800 kilometer bij haar ouders vandaan. ‘Opeens kwam ik van het ontspannen platteland in het stedelijke Tokio terecht.

‘In Tokio luisterde ik vaak naar een grammofoonplaat van Herman Krebbers die het Vioolconcert van Brahms speelde’

Ik studeerde hard aan vioolconcerten en andere virtuoze vioolwerken. Met school volgden we trainingskampen voor tennis, zwemmen en skiën. Ik woonde in een studentenhuis, waar ik iedere avond voor achten binnen moest zijn. Daar luisterde ik vaak naar een grammofoonplaat van Herman Krebbers die het Vioolconcert van Brahms speelde.

Mijn leraar had bij hem gestudeerd. Bijzonder om daarna vier jaar lang op het Conservatorium van Amsterdam les van diezelfde Krebbers te krijgen. Ik leerde van hem vooral verschillende stijlen. Hij kon onnavolgbaar mooi spelen tijdens de lessen. Natuurlijk kon ik zelf niet zo geweldig spelen: ik had geen andere keus dan te zuchten, het waren dierbare ervaringen.

Herman Krebbers had twee abonnementen op het Concertgebouworkest en ik kreeg vaak zijn kaartjes. Zo hoorde ik het Concertgebouworkest voor het eerst, en ik was gefascineerd door de klank. Daar wilde ik ooit spelen!’

Japan

Al had ze niet de intentie om lang in Nederland te blijven, van het één kwam het ander. Na vier jaar studie begon Tomoko te remplaceren, speelde een paar jaar bij het Radio Filharmonisch Orkest en deed daarna auditie bij het Concertgebouworkest. Ineens had ze een fantastische orkestbaan. Ze besloot zich hier te vestigen.

Het was wel even wennen aan de ­directe aard van de mensen hier. ‘In het begin, wanneer Nederlanders me rechtstreeks aanspraken, schrok ik, zei ‘sorry’ en voelde me eenzaam. Nu ben ik dat gewend. Als ik in Japan ben, merk ik dat mijn manier van denken wat is vernederlandst. Misschien ga ik na mijn carrière terug naar Japan. Maar waar zal ik wonen? Mijn familie en vrienden wonen verspreid door heel Japan. Ik ben zo lang weg geweest. Zal ik er weer kunnen aarden?’

Wat ze vaak mist, is het heerlijke Japanse eten. Dan kan ze ons vast wel onthullen waar het beste Japanse restaurant van Amsterdam zit... ‘Geen idee! Het Okura misschien? Ik ga buiten de deur niet Japans eten, dat maak ik liever zelf.’ Regelmatig kookt ze voor haar Japanse collega’s uit het orkest: Junko, Yoko, Hiro, Ken, Saeko en Keiko.

Drie keer per jaar bezoekt Tomoko in Japan haar hoogbejaarde ouders, en iedere twee jaar is ze er op tournee met het orkest. In november ook weer. ‘Een hele fanclub komt dan op de been: mijn ouders, andere familie, vriendinnen, ze reizen vanuit het hele land per Shinkansen – de hogesnelheidstrein – naar Tokio, om ons te zien spelen!’

En binnenkort zal Tomoko weer in Japan aankomen: ‘Ooooooh! Je stapt naar buiten, de vochtige lucht in en begint als een gek te zweten. En dan…’ ze sluit haar ogen – ‘herken ik de geur van visbouillon, heerlijk. Meteen op het vliegveld ga ik Japanse noedelsoep eten. Dan ben ik weer thuis. In Japan shop ik graag bij Tokyu Hands, een warenhuis vol schrijfwaren. Waaronder heerlijke gummetjes om aantekeningen uit je partijen weg te gummen. Heel wat van mijn collega’s halen daar tegenwoordig hun gummetjes.’

Tsunami

Meestal is Japan ver weg voor Tomoko. ‘Dat voelde ik het ergste toen de tsunami mijn land verwoestte. Ik zag hele steden overspoeld worden en een hondje dat door het water meegesleurd werd. Ik voelde me useless. De natuur is zo krachtig, die is niet tegen te houden.

De mens zou daar meer ontzag voor moeten hebben. Ik heb veel respect voor de natuur en houd erg van bomen. Als kind klom ik er graag in. Zelfs in mijn naam zit een boom: Kurita betekent ‘kastanjeboerderij’. Tijdens vakanties trek ik de bossen in. Daar kom ik tot mezelf.’

Haar gedachten en gevoelens schrijft Tomoko neer. ‘Ik schrijf elke dag. Schrijven is helend voor mij. Daarmee worden dingen in mijn hoofd duidelijker. Misschien ga ik na mijn carrière een boek schrijven. Om het leven te duiden. Ooit treed ik nog een beetje in de voetsporen van mijn schrijvende vader.’ 

foto: Renske Vrolijk

De viool van Tomoko Kurita

‘Mijn viool is vrij klein. Dat is fijn want…’ Ze toont haar heel kleine handen. ‘Hij is gebouwd door Lorenzo & Tomaso Carcassi in 1756. Zij waren broers, deelden hun atelier in Florence. Ik speel er al bijna twintig jaar op. Vóór mij was hij van Hans Speth, die ook in het Concertgebouworkest speelde.

Ik heb een heel bijzondere Sartori-stok. Mijn andere stok gebruik ik voor buitenconcerten of moderne stukken met veel col legno. Daarbij laat je het hout van de stok op de snaren stuiteren, wat een heel leuk effect geeft; maar dat wil ik mijn Sartori niet aandoen.’

18 t/m 24 november |Tokio, Nagoya, Kawasaki, Sakai
Concertgebouworkest, Paavo Järvi
Wagner, Beethoven, Brahms

Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.