Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier
interview

Tania Kross: ‘Ik zag Bizets Carmen. Dát wilde ik: liefde, lust, drama.’

door Frederike Berntsen
24 apr. 2023 24 april 2023

Van Curaçao tot Het Concertgebouw: mezzosopraan Tania Kross viert dat ze 25 jaar op het podium staat. Dat doet ze het liefst met publiek erbij. ‘Ik hou van mensen, van emoties en van het leven.’

  • Tania Kross

    foto: Esther van Vliet

    Tania Kross

    foto: Esther van Vliet

  • Tania Kross

    foto: Esther van Vliet

    Tania Kross

    foto: Esther van Vliet

  • Tania Kross

    foto: Esther van Vliet

    Tania Kross

    foto: Esther van Vliet

  • Tania Kross

    foto: Esther van Vliet

    Tania Kross

    foto: Esther van Vliet

Vijfentwintig jaar geleden trad ik voor het eerst op in Het Concertgebouw, geweldig toch?’ Tania Kross klinkt opgewekt aan de telefoon. Ze is in Nederland, haar tournee Van Curaçao tot Het Concertgebouw is net gestart. ‘Ik heb een woningruil gedaan. Ik verblijf nu in Woubrugge, en iemand anders is in mijn vakantiehuis op Curaçao. Straks ga ik in de auto naar Laren voor een optreden.’

Het slot van de tournee is in Amsterdam, in Het Concertgebouw, waar Kross zich als een vis in water voelt. Ooit was ze daar voor het eerst. ‘Ik was negentien jaar, ik weet het nog goed, een masterclass van Dawn Upshaw in de Kleine Zaal. Ik zong What a Movie! van Bernstein, een superleuk nummer. Ik was uitgezongen en Upshaw zei: ‘Wow!’ Ze introduceerde me bij het tv-programma Reiziger in muziek van Han Reiziger. Upshaw was daar zelf voor uitgenodigd, maar kon dat niet doen. Dat soort dingen zijn natuurlijk leuk, zo kom je onder de aandacht van mensen. Mijn moeder documenteert alles, ik kan het allemaal nakijken en nalezen.’

‘Ik heb nooit het gevoel gekregen dat ik er niet hoorde te zijn, of niet welkom was omdat ik zwart ben’

‘Toen ik voor eerst Het Concert­gebouw binnenkwam, via de artiesteningang, kwam ik een meneer tegen in een keurig pak die me begroette. Dezelfde avond was hij degene die het podiumgordijntje opendeed in de Kleine Zaal. Ik dacht: goh, wat leuk dat de directeur dat allemaal doet. Maar dat bleek een suppoost te zijn!

Er gebeurt altijd van alles als ik in Het Concertgebouw optreed. Laatst kon ik met geen mogelijkheid meer mijn kleedkamer in. Daar moesten zes man bij komen om de deur open te breken. Een keer dacht ik vlak voor een concert in de Grote Zaal: alle tijd, na de pauze moet ik pas op. Mijn haar zat niet goed en ik besloot het te wassen en te föhnen. Dat werd een stoomtoestand, veel haar, lang drogen: het brandalarm ging erdoor af! Een heel gedoe, maar ik vermaak me kostelijk op zulke momenten.’

Of de zoen van bariton Thomas Hampson en plein public, nadat ik was uitgenodigd om met hem het liefdesduet uit Mozarts Don Giovanni te zingen – hij kreeg de Edison-oeuvreprijs uitgereikt. Daar zit een heel verhaal aan vast, van Angela Gheorghiu die uiteindelijk niet kwam. Mooi dat ik het mocht doen, samen met hem zingen. Daar was ik natuurlijk heel blij mee.’

Afwijkende stem

De geschiedenis is inmiddels lang, en het verhalenboek dik. Kross is zelfs getrouwd in de Kleine Zaal. Beide zalen, groot en klein, ze wennen niet, volgens de zangeres. ‘Telkens als ik er ben en de deuren van de Grote Zaal gaan open, dan juich ik vanbinnen: dat ik dit mag doen! Ik ken het personeel, het Gebouw voelt als thuis. Om maar meteen even aan te haken op een hot issue: ik heb nooit het gevoel gekregen dat ik er niet hoorde te zijn, of niet welkom was omdat ik zwart ben. Ik zing er om mijn kwaliteiten, en die zijn altijd erkend en aangemoedigd. Als je dat ervaart word je gezien, niet alleen door het publiek, maar ook door zo’n instituut. Ik heb heel veel ruimte gekregen om met alle mogelijke ensembles alle mogelijk repertoire te zingen.

In een lege Grote Zaal zong Tania Kross samen met pianisten Ernst Munneke en Randal Corsen twee lie­deren van Xavier Montsalvatge.

Ik weet dat ik een afwijkende stem heb in de discussie over diversiteit en inclusie. De kwaliteit doet ertoe, niet je kleur. Als iemand tegen mij zegt: jij valt op door je kleur, dan zeg ik: nee, ik val op door wat ik kan, omdat ik hard werk en goed zing.’

Doe het!

De goedlachse Kross straalt, als ze praat en als ze zingt. Ze is een energieke spraakwaterval. Ze omarmt de luisteraar met haar stem in breed repertoire. ‘Hoe een meisje van Curaçao erbij komt om opera te gaan zingen? Ik was veertien toen er een nieuwe biblio­theek werd geopend, daar zag ik een videoband met een opname van Bizets Carmen uit het beroemde opera­huis Glyndebourne. Dát wilde ik: liefde, lust, drama, alles zat erin. Vijftien jaar later paste ik een kostuum in Glyndebourne. Daar zit vijftien jaar hard werken tussen, natuurlijk, maar ik wist toen als veertienjarige dat dit het moest zijn. Ik had Maria Ewing, die de titelrol zong in die video, wel willen ontmoeten en dankjewel willen zeggen. Ik zou een diepe buiging voor haar willen maken. En dat ik op die video alles in beeld zag, heeft enorm geholpen, ik heb niet alleen naar de muziek geluisterd.

‘Nieuw publiek werven is zo lastig, ik werk er graag aan mee’

Ik voel me verantwoordelijk voor de jonge generatie. Als er jongelui naar een voorstelling komen, laat ik zien dat je mag dromen. Tegelijkertijd moet je goed weten dat je je best moet doen, mogelijkheden grijpen. Als er iets op je pad komt, doe het! Jezelf omringen met goede mensen, openstaan om iets nieuws te leren. Goede mensen die op mijn pad kwamen zijn de pianisten Ernst Munneke en Randal Corsen. Die twee zijn fantastisch, ik zou met niemand anders samen willen zingen.’

Munneke leerde ze kennen op het Utrechts Conservatorium. Met hem heeft Kross inmiddels de hele wereld over gereisd. ‘Hij weet enorm veel, ik kan me laven aan zijn kennis. We zijn samen gegroeid in het vak, we hebben een idioom ontwikkeld. Ernst weet wanneer ik inadem, wanneer ik ga zingen en hoe ik dat ga doen. Met Randal, hij komt ook van Curaçao, deel ik de passie om de folklore van het eiland ook naar andere podia te brengen, van het eiland af. Hij is een telg uit de Corsen-familie, generaties van pianisten, componisten, dichters, hij draagt de folklore van het eiland in zijn DNA. Randal is een meester in kleuren. Dan vraag ik: kun je dit lied van Dowland in Randal-stijl spelen? En dan improviseert hij geweldig. Met Ernst en Randal doe ik ook deze tournee, echt heerlijk.’

Vijfentwintig jaar geleden trad ik voor het eerst op in Het Concertgebouw, geweldig toch?’ Tania Kross klinkt opgewekt aan de telefoon. Ze is in Nederland, haar tournee Van Curaçao tot Het Concertgebouw is net gestart. ‘Ik heb een woningruil gedaan. Ik verblijf nu in Woubrugge, en iemand anders is in mijn vakantiehuis op Curaçao. Straks ga ik in de auto naar Laren voor een optreden.’

Het slot van de tournee is in Amsterdam, in Het Concertgebouw, waar Kross zich als een vis in water voelt. Ooit was ze daar voor het eerst. ‘Ik was negentien jaar, ik weet het nog goed, een masterclass van Dawn Upshaw in de Kleine Zaal. Ik zong What a Movie! van Bernstein, een superleuk nummer. Ik was uitgezongen en Upshaw zei: ‘Wow!’ Ze introduceerde me bij het tv-programma Reiziger in muziek van Han Reiziger. Upshaw was daar zelf voor uitgenodigd, maar kon dat niet doen. Dat soort dingen zijn natuurlijk leuk, zo kom je onder de aandacht van mensen. Mijn moeder documenteert alles, ik kan het allemaal nakijken en nalezen.’

‘Ik heb nooit het gevoel gekregen dat ik er niet hoorde te zijn, of niet welkom was omdat ik zwart ben’

‘Toen ik voor eerst Het Concert­gebouw binnenkwam, via de artiesteningang, kwam ik een meneer tegen in een keurig pak die me begroette. Dezelfde avond was hij degene die het podiumgordijntje opendeed in de Kleine Zaal. Ik dacht: goh, wat leuk dat de directeur dat allemaal doet. Maar dat bleek een suppoost te zijn!

Er gebeurt altijd van alles als ik in Het Concertgebouw optreed. Laatst kon ik met geen mogelijkheid meer mijn kleedkamer in. Daar moesten zes man bij komen om de deur open te breken. Een keer dacht ik vlak voor een concert in de Grote Zaal: alle tijd, na de pauze moet ik pas op. Mijn haar zat niet goed en ik besloot het te wassen en te föhnen. Dat werd een stoomtoestand, veel haar, lang drogen: het brandalarm ging erdoor af! Een heel gedoe, maar ik vermaak me kostelijk op zulke momenten.’

Of de zoen van bariton Thomas Hampson en plein public, nadat ik was uitgenodigd om met hem het liefdesduet uit Mozarts Don Giovanni te zingen – hij kreeg de Edison-oeuvreprijs uitgereikt. Daar zit een heel verhaal aan vast, van Angela Gheorghiu die uiteindelijk niet kwam. Mooi dat ik het mocht doen, samen met hem zingen. Daar was ik natuurlijk heel blij mee.’

Afwijkende stem

De geschiedenis is inmiddels lang, en het verhalenboek dik. Kross is zelfs getrouwd in de Kleine Zaal. Beide zalen, groot en klein, ze wennen niet, volgens de zangeres. ‘Telkens als ik er ben en de deuren van de Grote Zaal gaan open, dan juich ik vanbinnen: dat ik dit mag doen! Ik ken het personeel, het Gebouw voelt als thuis. Om maar meteen even aan te haken op een hot issue: ik heb nooit het gevoel gekregen dat ik er niet hoorde te zijn, of niet welkom was omdat ik zwart ben. Ik zing er om mijn kwaliteiten, en die zijn altijd erkend en aangemoedigd. Als je dat ervaart word je gezien, niet alleen door het publiek, maar ook door zo’n instituut. Ik heb heel veel ruimte gekregen om met alle mogelijke ensembles alle mogelijk repertoire te zingen.

In een lege Grote Zaal zong Tania Kross samen met pianisten Ernst Munneke en Randal Corsen twee lie­deren van Xavier Montsalvatge.

Ik weet dat ik een afwijkende stem heb in de discussie over diversiteit en inclusie. De kwaliteit doet ertoe, niet je kleur. Als iemand tegen mij zegt: jij valt op door je kleur, dan zeg ik: nee, ik val op door wat ik kan, omdat ik hard werk en goed zing.’

Doe het!

De goedlachse Kross straalt, als ze praat en als ze zingt. Ze is een energieke spraakwaterval. Ze omarmt de luisteraar met haar stem in breed repertoire. ‘Hoe een meisje van Curaçao erbij komt om opera te gaan zingen? Ik was veertien toen er een nieuwe biblio­theek werd geopend, daar zag ik een videoband met een opname van Bizets Carmen uit het beroemde opera­huis Glyndebourne. Dát wilde ik: liefde, lust, drama, alles zat erin. Vijftien jaar later paste ik een kostuum in Glyndebourne. Daar zit vijftien jaar hard werken tussen, natuurlijk, maar ik wist toen als veertienjarige dat dit het moest zijn. Ik had Maria Ewing, die de titelrol zong in die video, wel willen ontmoeten en dankjewel willen zeggen. Ik zou een diepe buiging voor haar willen maken. En dat ik op die video alles in beeld zag, heeft enorm geholpen, ik heb niet alleen naar de muziek geluisterd.

‘Nieuw publiek werven is zo lastig, ik werk er graag aan mee’

Ik voel me verantwoordelijk voor de jonge generatie. Als er jongelui naar een voorstelling komen, laat ik zien dat je mag dromen. Tegelijkertijd moet je goed weten dat je je best moet doen, mogelijkheden grijpen. Als er iets op je pad komt, doe het! Jezelf omringen met goede mensen, openstaan om iets nieuws te leren. Goede mensen die op mijn pad kwamen zijn de pianisten Ernst Munneke en Randal Corsen. Die twee zijn fantastisch, ik zou met niemand anders samen willen zingen.’

Munneke leerde ze kennen op het Utrechts Conservatorium. Met hem heeft Kross inmiddels de hele wereld over gereisd. ‘Hij weet enorm veel, ik kan me laven aan zijn kennis. We zijn samen gegroeid in het vak, we hebben een idioom ontwikkeld. Ernst weet wanneer ik inadem, wanneer ik ga zingen en hoe ik dat ga doen. Met Randal, hij komt ook van Curaçao, deel ik de passie om de folklore van het eiland ook naar andere podia te brengen, van het eiland af. Hij is een telg uit de Corsen-familie, generaties van pianisten, componisten, dichters, hij draagt de folklore van het eiland in zijn DNA. Randal is een meester in kleuren. Dan vraag ik: kun je dit lied van Dowland in Randal-stijl spelen? En dan improviseert hij geweldig. Met Ernst en Randal doe ik ook deze tournee, echt heerlijk.’

  • Ernst Munneke, Tania Kross en Randal Corsen

    foto: Esther van Vliet

    Ernst Munneke, Tania Kross en Randal Corsen

    foto: Esther van Vliet

  • Ernst Munneke, Tania Kross en Randal Corsen

    foto: Esther van Vliet

    Ernst Munneke, Tania Kross en Randal Corsen

    foto: Esther van Vliet

Leven in de brouwerij

Van Curaçao tot Het Concertgebouw, mijn leven in muziek komt hierin voorbij. Ik wil graag een brug zijn tussen de muziek en de mensen die niet gewend zijn naar het theater of Het Concertgebouw te gaan, maar die in mijn programma wel horen dat Chausson, Dowland en Granados – meer verklap ik niet – geweldig zijn. Misschien is het een duwtje in de rug, en willen ze daarna naar het Mahler Festival, ik noem maar wat. Nieuw publiek werven is zo lastig, ik werk er graag aan mee.

Ik blijf overeind in deze verwarde wereld, waarin zoveel aan de hand is, omdat ik produceer wat ik wil laten horen: muziek waar ik zielsveel van houd. Klassieke muziek maakt nauwelijks gebruik van beeld. Ik doe dat nu wel, harstikke leuk. Carmen in twee minuten en zesenveertig seconden, je snapt direct waar die opera over gaat, je krijgt er een gevoel bij. Chanson perpétuelle van Ernest Chausson, goddelijke muziek, we hebben er beeld bij, dat werkt zo goed. Leven in de brouwerij. De muziek die ik ken voelt als een trouwe vriend. Telkens als ik iets ga zingen brengt die ervaring me terug naar de eerste keer dat ik dat lied of nummer zong.’

Thuis

‘Curaçao is mijn thuis, daar voel ik me het lekkerste. Naast dat ik zangeres ben, heb ik ook een gewoon leven, en dat is daar. Sinds ik weer op Curaçao woon – in 2020 verhuisden we vanuit Gouda – weet ik dat ik in een constante staat van heimwee verkeerde in Nederland. Maar dat duw je opzij, je staat op en bent bezig met wat je moet doen. Het is heel fijn om dat heimwee­gevoel los te kunnen laten. Ik geniet nu weer echt als ik in Nederland ben. In Nederland kan ik honderd procent zangeres zijn, niets anders. Op mijn geboorte-eiland ben ik moeder, zus, dochter, vrouw, vriendin, ook voor honderd procent. Die balans geeft veel rust.

Toch heb ik wel altijd ambities, gelukkig. Met alle kennis die ik heb opgedaan, en nu ik aan de andere kant van de wereldbol woon, zou ik weleens een aantal mooie rollen willen zingen in Zuid-Amerika. Dat is voor mij wat dichter bij huis. Ik spreek Spaans. Wie weet. Ik heb natuurlijk een zwaar ­Europees cv, altijd leuk om dat uit te breiden.’

‘Ik geloof in vorige levens’, zegt Kross. ‘Ik heb mijn piek gehad in de barok­periode, dat weet ik zeker. Als ik barokmuziek hoor, voel ik dat in heel mijn lijf. Ik hou van mensen, van emoties en van het leven en van dit alles samen ervaren. Muziek maken is zo’n machtige belevenis, verslavend ook. Mijn ideaal is: iedereen in het hier en nu een bepaalde emotie laten ­beleven. Niet aan gisteren denken, niet aan morgen, maar nu met elkaar zijn. Om dat met heel veel mensen tegelijkertijd te doen is ongelofelijk gaaf, altijd.’

Meer over Tania Kross
Tania Kross is Het Concertgebouw als haar muzikale thuis gaan zien. Ze was er in 2004 Rising Star, nam er een Edison in ontvangst, trouwde er. In coronatijd is ze vanuit Nederland met haar gezin naar Curaçao teruggekeerd. Daar maakt ze zich hard voor een nieuw theater, want de enige schouwburg van het eiland werd in 2016 in de as gelegd. In de tv-reeks Volle zalen klom ze door de puinhopen (‘Als meisje van zes jaar deed ik daar ­balletvoorstellingen. Ik dacht toen: wow, hier gebeurt het allemaal!’) en geëmotioneerd zong ze Curaçao, di nos e ta op het verwoeste podium. Ook in Op1 sprak ze over haar ambitie: ‘Ik wil een theater openen! Het stikt op Curaçao van de Tania’s.’

Ze is er alvast ambassadeur geworden van het Amsterdamse Leer­orkest, waardoor zevenhonderd kinderen in aanraking komen met een muziekinstrument. Toen ze zelf op haar zeventiende werd aangenomen op het conservatorium in Utrecht hoorde ze over een zwart meisje op school. ‘Die wilde ik natuurlijk leren kennen, maar ikzelf bleek dat zwarte meisje te zijn.’ Ze had nooit over zichzelf nagedacht als zwart of gekleurd. Zoveel jaren later werkte de zangeres graag mee aan de interview­bundel Van exclusief naar inclusief – ­Gesprekken over diversiteit en inclusiviteit in de klassieke muziek die Het Concertgebouw afgelopen najaar uitbracht: ‘Iedereen moet dezelfde kansen krijgen, maar die kansen zal je ook zelf moeten grijpen, je zal moeten doorzetten. Kwaliteit blijft toch het eerste criterium.’


Leven in de brouwerij

Van Curaçao tot Het Concertgebouw, mijn leven in muziek komt hierin voorbij. Ik wil graag een brug zijn tussen de muziek en de mensen die niet gewend zijn naar het theater of Het Concertgebouw te gaan, maar die in mijn programma wel horen dat Chausson, Dowland en Granados – meer verklap ik niet – geweldig zijn. Misschien is het een duwtje in de rug, en willen ze daarna naar het Mahler Festival, ik noem maar wat. Nieuw publiek werven is zo lastig, ik werk er graag aan mee.

Ik blijf overeind in deze verwarde wereld, waarin zoveel aan de hand is, omdat ik produceer wat ik wil laten horen: muziek waar ik zielsveel van houd. Klassieke muziek maakt nauwelijks gebruik van beeld. Ik doe dat nu wel, harstikke leuk. Carmen in twee minuten en zesenveertig seconden, je snapt direct waar die opera over gaat, je krijgt er een gevoel bij. Chanson perpétuelle van Ernest Chausson, goddelijke muziek, we hebben er beeld bij, dat werkt zo goed. Leven in de brouwerij. De muziek die ik ken voelt als een trouwe vriend. Telkens als ik iets ga zingen brengt die ervaring me terug naar de eerste keer dat ik dat lied of nummer zong.’

Thuis

‘Curaçao is mijn thuis, daar voel ik me het lekkerste. Naast dat ik zangeres ben, heb ik ook een gewoon leven, en dat is daar. Sinds ik weer op Curaçao woon – in 2020 verhuisden we vanuit Gouda – weet ik dat ik in een constante staat van heimwee verkeerde in Nederland. Maar dat duw je opzij, je staat op en bent bezig met wat je moet doen. Het is heel fijn om dat heimwee­gevoel los te kunnen laten. Ik geniet nu weer echt als ik in Nederland ben. In Nederland kan ik honderd procent zangeres zijn, niets anders. Op mijn geboorte-eiland ben ik moeder, zus, dochter, vrouw, vriendin, ook voor honderd procent. Die balans geeft veel rust.

Toch heb ik wel altijd ambities, gelukkig. Met alle kennis die ik heb opgedaan, en nu ik aan de andere kant van de wereldbol woon, zou ik weleens een aantal mooie rollen willen zingen in Zuid-Amerika. Dat is voor mij wat dichter bij huis. Ik spreek Spaans. Wie weet. Ik heb natuurlijk een zwaar ­Europees cv, altijd leuk om dat uit te breiden.’

‘Ik geloof in vorige levens’, zegt Kross. ‘Ik heb mijn piek gehad in de barok­periode, dat weet ik zeker. Als ik barokmuziek hoor, voel ik dat in heel mijn lijf. Ik hou van mensen, van emoties en van het leven en van dit alles samen ervaren. Muziek maken is zo’n machtige belevenis, verslavend ook. Mijn ideaal is: iedereen in het hier en nu een bepaalde emotie laten ­beleven. Niet aan gisteren denken, niet aan morgen, maar nu met elkaar zijn. Om dat met heel veel mensen tegelijkertijd te doen is ongelofelijk gaaf, altijd.’

Meer over Tania Kross
Tania Kross is Het Concertgebouw als haar muzikale thuis gaan zien. Ze was er in 2004 Rising Star, nam er een Edison in ontvangst, trouwde er. In coronatijd is ze vanuit Nederland met haar gezin naar Curaçao teruggekeerd. Daar maakt ze zich hard voor een nieuw theater, want de enige schouwburg van het eiland werd in 2016 in de as gelegd. In de tv-reeks Volle zalen klom ze door de puinhopen (‘Als meisje van zes jaar deed ik daar ­balletvoorstellingen. Ik dacht toen: wow, hier gebeurt het allemaal!’) en geëmotioneerd zong ze Curaçao, di nos e ta op het verwoeste podium. Ook in Op1 sprak ze over haar ambitie: ‘Ik wil een theater openen! Het stikt op Curaçao van de Tania’s.’

Ze is er alvast ambassadeur geworden van het Amsterdamse Leer­orkest, waardoor zevenhonderd kinderen in aanraking komen met een muziekinstrument. Toen ze zelf op haar zeventiende werd aangenomen op het conservatorium in Utrecht hoorde ze over een zwart meisje op school. ‘Die wilde ik natuurlijk leren kennen, maar ikzelf bleek dat zwarte meisje te zijn.’ Ze had nooit over zichzelf nagedacht als zwart of gekleurd. Zoveel jaren later werkte de zangeres graag mee aan de interview­bundel Van exclusief naar inclusief – ­Gesprekken over diversiteit en inclusiviteit in de klassieke muziek die Het Concertgebouw afgelopen najaar uitbracht: ‘Iedereen moet dezelfde kansen krijgen, maar die kansen zal je ook zelf moeten grijpen, je zal moeten doorzetten. Kwaliteit blijft toch het eerste criterium.’


Dit artikel wordt u gratis aangeboden door Preludium. Meer lezen? Abonneer dan nu.