Sjostakovitsj 120: Jerusalem Quartet speelt alle strijkkwartetten (deel 5)
Kleine Zaal 18 januari 2026 19.30 uur
Jerusalem Quartet:
Alexander Pavlovsky viool
Sergei Bresler viool
Alexander Gordon altviool
Kyril Zlotnikov cello
Dit programma maakt deel uit van de serie Sjostakovitsj 120.
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Strijkkwartet nr. 13 in bes kl.t., op. 138 (1970)
Adagio — Doppio movimento — Tempo
Strijkkwartet nr. 14 in Fis gr.t., op. 142 (1973)
Allegretto
Adagio
Allegretto — Adagio
pauze ± 20.20 uur
Strijkkwartet nr. 15 in es kl.t., op. 144 (1974)
Elegie: Adagio
Serenade: Adagio
Intermezzo: Adagio
Nocturne: Adagio
Treurmars: Adagio molto
Epiloog: Adagio
einde ± 21.15 uur
Jerusalem Quartet:
Alexander Pavlovsky viool
Sergei Bresler viool
Alexander Gordon altviool
Kyril Zlotnikov cello
Dit programma maakt deel uit van de serie Sjostakovitsj 120.
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Strijkkwartet nr. 13 in bes kl.t., op. 138 (1970)
Adagio — Doppio movimento — Tempo
Strijkkwartet nr. 14 in Fis gr.t., op. 142 (1973)
Allegretto
Adagio
Allegretto — Adagio
pauze ± 20.20 uur
Strijkkwartet nr. 15 in es kl.t., op. 144 (1974)
Elegie: Adagio
Serenade: Adagio
Intermezzo: Adagio
Nocturne: Adagio
Treurmars: Adagio molto
Epiloog: Adagio
einde ± 21.15 uur
Toelichting
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Toelichting
Dertiende strijkkwartet
In het Dertiende strijkkwartet trekt Dmitri Sjostakovitsj ons verder mee in een nieuwe klankwereld, met invloeden uit de seriële muziek en strijkinstrumenten die percussief worden gebruikt: met de strijkstok wordt op de klankkast getikt. Het is het enige kwartet dat slechts uit één deel bestaat. Sjostakovitsj voltooit het in augustus 1970, tegen de achtergrond van zijn verslechterende gezondheid en langdurige ziekenhuisopnames.
De eerste vijf minuten is een wroetend, rouwend betoog. Pas dan komt er beweging in, met spaarzame nootjes in de eerste viool. We belanden in een koortsig middendeel, dat ooit ‘a jam session from hell’ werd genoemd. Alleszins zit er een sinistere swing in. Dan keert de rust terug, kale pizzicato’s van de eerste viool hakken erin. Het lijkt alsof het kwartet rechtsomkeert maakt, elementen van vroeger keren terug. Aangrijpend is het slot, een minutenlange solo van de altviool tot in het allerhoogste register van het instrument. De andere drie begeleiden spaarzaam of doen er het zwijgen toe. Tot slot een ijzingwekkende bes, van pp naar ffff (van heel zacht naar extreem luid) in enkele maten.
Het Dertiende strijkkwartet is opgedragen aan Vadim Borisovski, de altviolist van het Beethoven Kwartet die enkele jaren daarvoor om gezondheidsredenen was gestopt. De altviool krijgt in dit kwartet dan ook een prominente en beducht moeilijke partij.
Veertiende strijkkwartet
Het komt wat onverwacht, na de hellevaart van het Dertiende strijkkwartet, maar daar is weer die dubbelzinnige speelsheid van vorige kwartetten. Het Veertiende telt weer drie delen. Aan het begin van het Allegretto geeft de altviool het stokje door aan de cello, die enthousiast aan de slag gaat met een luchtig thema dat het hele eerste deel domineert. De cello zal het hele kwartet lang trouwens op het voorplan blijven. Het Veertiende strijkkwartet is dan ook opgedragen aan Sergei Sjirinksi, de cellist van het Beethoven Kwartet. Daarmee hebben vier leden van dat ensemble waarmee Sjostakovitsj veel samenwerkte hun eigen kwartet gekregen, van het Elfde tot en met het Veertiende.
Nog meer verwijzingen naar het huiskwartet zitten in het tweede deel, het Adagio. Een groot deel daarvan is een duet tussen de eerste violist en de cellist – de enige twee leden van de oorspronkelijke bezetting van het kwartet die toen nog in leven waren. Een volle twee minuten spreken ze elkaar toe, de twee andere instrumenten komen er nu en dan bij met pizzicato’s, als gitaristen die een serenade onder een vensterraam begeleiden. Een warme melancholie straalt ervan af. Op het einde mijmert de eerste viool nog wat na. Zij maakt ook, zonder onderbreking, de brug naar het derde deel. In dat complexe Allegretto zijn de vier solisten weer elkaars gelijken: motiefjes worden in razende vaart gedeeld of aan elkaar doorgespeeld. Dan keert de rust terug. De muziek mindert vaart, wordt helder. De cello krijgt – uiteraard – het laatste woord met een simpel eresaluut.
De schrijver Tsjyngyz Ajtmatov vertelt over een repetitie van het Veertiende strijkkwartet met een duidelijk geagiteerde Sjostakovitsj. ‘De componist eiste een nog groter vakmanschap, een nog grotere nauwkeurigheid en nog meer inspiratie. Hij verweet een van de musici zelfs dat hij te hard snoof. Al meer dan dertig jaar was hij zeer nauw met dit kwartet verbonden. Hoe streng bleek hij nu te zijn! De musici discussieerden nog lang, de componist en de uitvoerenden ruzieden met elkaar, werden het eens en vlogen elkaar daarna weer in de haren.’
Vijftiende strijkkwartet
Het is 14 november 1974 als Sjostakovitsj zijn Vijftiende en laatste strijkkwartet in première laat gaan. Dat gebeurt in Leningrad – nu Sint-Petersburg – en op het podium zit niet zijn geliefde Beethoven Kwartet. Tijdens de repetities van het kwartet heeft cellist Sjirinksi namelijk een fatale beroerte gekregen. Het Tanejev Kwartet speelt de première. De avond heeft niets feestelijks: de componist oogt doodziek en kan zich amper zelfstandig voortbewegen. Het Vijftiende strijkkwartet is er de droefgeestige illustratie van. Dood en afscheid spoken rond in het langste kwartet uit de reeks van vijftien. Het bestaat uit zes delen, allemaal Adagio’s, allemaal in de duistere toonaard van es klein. Het is aan niemand opgedragen.
1. Elegie. De tweede viool opent dit klaaglied met een desolaat thema, opgevolgd door de andere strijkers, telkens met dezelfde melodie. Het resultaat is een hypnotiserende koorzang.
2. Serenade. Aan het begin klinken korte, amechtige kreten – helemaal zoals de allerlaatste maten van het Dertiende strijkkwartet: één noot die in één maat tijd aanzwelt van ppp (uiterst zacht) naar sffff (plotseling extreem luid en geaccentueerd) De eerste viool lijkt even te gaan walsen, de rest begeleidt aarzelend – meent-ie dat nu?
3. Intermezzo. Het kortste deel. De cello houdt de grondtoon es aan, de eerste viool gaat wild tekeer, een uitbarsting van frustratie. De cello brengt de rust terug.
4. Nocturne. Een witte nacht, vol introspectie. De altviool – hoe belangrijk is de altviool in de latere kwartetten! – opent met een zangerige melodie, de begeleiding klinkt spookachtig.
5. Treurmars. Altviool, cello en eerste viool heffen beurtelings een klaagzang aan. De cello doet het uiteindelijk pizzicato, stamelend.
6. Epiloog. Opnieuw breekt de eerste violist door, in een reeks wriemelende noten, daarna doet de cellist hetzelfde. De treurmars wordt in herinnering gebracht. Het nerveuze gewriemel klinkt nu bij alle solisten, alleen de cello haakt af. De altviool brengt het einde nabij met wegstervende trillers.
Met de alomtegenwoordige toonaard van es klein kunnen we niet verder verwijderd zijn van het heldere C groot van het Eerste strijkkwartet. Ook in dat opzicht lijkt de cirkel rond. Sjostakovitsj had oorspronkelijk 24 strijkkwartetten in gedachten, maar besefte het toen ook: hier stopt het.
Dertiende strijkkwartet
In het Dertiende strijkkwartet trekt Dmitri Sjostakovitsj ons verder mee in een nieuwe klankwereld, met invloeden uit de seriële muziek en strijkinstrumenten die percussief worden gebruikt: met de strijkstok wordt op de klankkast getikt. Het is het enige kwartet dat slechts uit één deel bestaat. Sjostakovitsj voltooit het in augustus 1970, tegen de achtergrond van zijn verslechterende gezondheid en langdurige ziekenhuisopnames.
De eerste vijf minuten is een wroetend, rouwend betoog. Pas dan komt er beweging in, met spaarzame nootjes in de eerste viool. We belanden in een koortsig middendeel, dat ooit ‘a jam session from hell’ werd genoemd. Alleszins zit er een sinistere swing in. Dan keert de rust terug, kale pizzicato’s van de eerste viool hakken erin. Het lijkt alsof het kwartet rechtsomkeert maakt, elementen van vroeger keren terug. Aangrijpend is het slot, een minutenlange solo van de altviool tot in het allerhoogste register van het instrument. De andere drie begeleiden spaarzaam of doen er het zwijgen toe. Tot slot een ijzingwekkende bes, van pp naar ffff (van heel zacht naar extreem luid) in enkele maten.
Het Dertiende strijkkwartet is opgedragen aan Vadim Borisovski, de altviolist van het Beethoven Kwartet die enkele jaren daarvoor om gezondheidsredenen was gestopt. De altviool krijgt in dit kwartet dan ook een prominente en beducht moeilijke partij.
Veertiende strijkkwartet
Het komt wat onverwacht, na de hellevaart van het Dertiende strijkkwartet, maar daar is weer die dubbelzinnige speelsheid van vorige kwartetten. Het Veertiende telt weer drie delen. Aan het begin van het Allegretto geeft de altviool het stokje door aan de cello, die enthousiast aan de slag gaat met een luchtig thema dat het hele eerste deel domineert. De cello zal het hele kwartet lang trouwens op het voorplan blijven. Het Veertiende strijkkwartet is dan ook opgedragen aan Sergei Sjirinksi, de cellist van het Beethoven Kwartet. Daarmee hebben vier leden van dat ensemble waarmee Sjostakovitsj veel samenwerkte hun eigen kwartet gekregen, van het Elfde tot en met het Veertiende.
Nog meer verwijzingen naar het huiskwartet zitten in het tweede deel, het Adagio. Een groot deel daarvan is een duet tussen de eerste violist en de cellist – de enige twee leden van de oorspronkelijke bezetting van het kwartet die toen nog in leven waren. Een volle twee minuten spreken ze elkaar toe, de twee andere instrumenten komen er nu en dan bij met pizzicato’s, als gitaristen die een serenade onder een vensterraam begeleiden. Een warme melancholie straalt ervan af. Op het einde mijmert de eerste viool nog wat na. Zij maakt ook, zonder onderbreking, de brug naar het derde deel. In dat complexe Allegretto zijn de vier solisten weer elkaars gelijken: motiefjes worden in razende vaart gedeeld of aan elkaar doorgespeeld. Dan keert de rust terug. De muziek mindert vaart, wordt helder. De cello krijgt – uiteraard – het laatste woord met een simpel eresaluut.
De schrijver Tsjyngyz Ajtmatov vertelt over een repetitie van het Veertiende strijkkwartet met een duidelijk geagiteerde Sjostakovitsj. ‘De componist eiste een nog groter vakmanschap, een nog grotere nauwkeurigheid en nog meer inspiratie. Hij verweet een van de musici zelfs dat hij te hard snoof. Al meer dan dertig jaar was hij zeer nauw met dit kwartet verbonden. Hoe streng bleek hij nu te zijn! De musici discussieerden nog lang, de componist en de uitvoerenden ruzieden met elkaar, werden het eens en vlogen elkaar daarna weer in de haren.’
Vijftiende strijkkwartet
Het is 14 november 1974 als Sjostakovitsj zijn Vijftiende en laatste strijkkwartet in première laat gaan. Dat gebeurt in Leningrad – nu Sint-Petersburg – en op het podium zit niet zijn geliefde Beethoven Kwartet. Tijdens de repetities van het kwartet heeft cellist Sjirinksi namelijk een fatale beroerte gekregen. Het Tanejev Kwartet speelt de première. De avond heeft niets feestelijks: de componist oogt doodziek en kan zich amper zelfstandig voortbewegen. Het Vijftiende strijkkwartet is er de droefgeestige illustratie van. Dood en afscheid spoken rond in het langste kwartet uit de reeks van vijftien. Het bestaat uit zes delen, allemaal Adagio’s, allemaal in de duistere toonaard van es klein. Het is aan niemand opgedragen.
1. Elegie. De tweede viool opent dit klaaglied met een desolaat thema, opgevolgd door de andere strijkers, telkens met dezelfde melodie. Het resultaat is een hypnotiserende koorzang.
2. Serenade. Aan het begin klinken korte, amechtige kreten – helemaal zoals de allerlaatste maten van het Dertiende strijkkwartet: één noot die in één maat tijd aanzwelt van ppp (uiterst zacht) naar sffff (plotseling extreem luid en geaccentueerd) De eerste viool lijkt even te gaan walsen, de rest begeleidt aarzelend – meent-ie dat nu?
3. Intermezzo. Het kortste deel. De cello houdt de grondtoon es aan, de eerste viool gaat wild tekeer, een uitbarsting van frustratie. De cello brengt de rust terug.
4. Nocturne. Een witte nacht, vol introspectie. De altviool – hoe belangrijk is de altviool in de latere kwartetten! – opent met een zangerige melodie, de begeleiding klinkt spookachtig.
5. Treurmars. Altviool, cello en eerste viool heffen beurtelings een klaagzang aan. De cello doet het uiteindelijk pizzicato, stamelend.
6. Epiloog. Opnieuw breekt de eerste violist door, in een reeks wriemelende noten, daarna doet de cellist hetzelfde. De treurmars wordt in herinnering gebracht. Het nerveuze gewriemel klinkt nu bij alle solisten, alleen de cello haakt af. De altviool brengt het einde nabij met wegstervende trillers.
Met de alomtegenwoordige toonaard van es klein kunnen we niet verder verwijderd zijn van het heldere C groot van het Eerste strijkkwartet. Ook in dat opzicht lijkt de cirkel rond. Sjostakovitsj had oorspronkelijk 24 strijkkwartetten in gedachten, maar besefte het toen ook: hier stopt het.
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Toelichting
Dertiende strijkkwartet
In het Dertiende strijkkwartet trekt Dmitri Sjostakovitsj ons verder mee in een nieuwe klankwereld, met invloeden uit de seriële muziek en strijkinstrumenten die percussief worden gebruikt: met de strijkstok wordt op de klankkast getikt. Het is het enige kwartet dat slechts uit één deel bestaat. Sjostakovitsj voltooit het in augustus 1970, tegen de achtergrond van zijn verslechterende gezondheid en langdurige ziekenhuisopnames.
De eerste vijf minuten is een wroetend, rouwend betoog. Pas dan komt er beweging in, met spaarzame nootjes in de eerste viool. We belanden in een koortsig middendeel, dat ooit ‘a jam session from hell’ werd genoemd. Alleszins zit er een sinistere swing in. Dan keert de rust terug, kale pizzicato’s van de eerste viool hakken erin. Het lijkt alsof het kwartet rechtsomkeert maakt, elementen van vroeger keren terug. Aangrijpend is het slot, een minutenlange solo van de altviool tot in het allerhoogste register van het instrument. De andere drie begeleiden spaarzaam of doen er het zwijgen toe. Tot slot een ijzingwekkende bes, van pp naar ffff (van heel zacht naar extreem luid) in enkele maten.
Het Dertiende strijkkwartet is opgedragen aan Vadim Borisovski, de altviolist van het Beethoven Kwartet die enkele jaren daarvoor om gezondheidsredenen was gestopt. De altviool krijgt in dit kwartet dan ook een prominente en beducht moeilijke partij.
Veertiende strijkkwartet
Het komt wat onverwacht, na de hellevaart van het Dertiende strijkkwartet, maar daar is weer die dubbelzinnige speelsheid van vorige kwartetten. Het Veertiende telt weer drie delen. Aan het begin van het Allegretto geeft de altviool het stokje door aan de cello, die enthousiast aan de slag gaat met een luchtig thema dat het hele eerste deel domineert. De cello zal het hele kwartet lang trouwens op het voorplan blijven. Het Veertiende strijkkwartet is dan ook opgedragen aan Sergei Sjirinksi, de cellist van het Beethoven Kwartet. Daarmee hebben vier leden van dat ensemble waarmee Sjostakovitsj veel samenwerkte hun eigen kwartet gekregen, van het Elfde tot en met het Veertiende.
Nog meer verwijzingen naar het huiskwartet zitten in het tweede deel, het Adagio. Een groot deel daarvan is een duet tussen de eerste violist en de cellist – de enige twee leden van de oorspronkelijke bezetting van het kwartet die toen nog in leven waren. Een volle twee minuten spreken ze elkaar toe, de twee andere instrumenten komen er nu en dan bij met pizzicato’s, als gitaristen die een serenade onder een vensterraam begeleiden. Een warme melancholie straalt ervan af. Op het einde mijmert de eerste viool nog wat na. Zij maakt ook, zonder onderbreking, de brug naar het derde deel. In dat complexe Allegretto zijn de vier solisten weer elkaars gelijken: motiefjes worden in razende vaart gedeeld of aan elkaar doorgespeeld. Dan keert de rust terug. De muziek mindert vaart, wordt helder. De cello krijgt – uiteraard – het laatste woord met een simpel eresaluut.
De schrijver Tsjyngyz Ajtmatov vertelt over een repetitie van het Veertiende strijkkwartet met een duidelijk geagiteerde Sjostakovitsj. ‘De componist eiste een nog groter vakmanschap, een nog grotere nauwkeurigheid en nog meer inspiratie. Hij verweet een van de musici zelfs dat hij te hard snoof. Al meer dan dertig jaar was hij zeer nauw met dit kwartet verbonden. Hoe streng bleek hij nu te zijn! De musici discussieerden nog lang, de componist en de uitvoerenden ruzieden met elkaar, werden het eens en vlogen elkaar daarna weer in de haren.’
Vijftiende strijkkwartet
Het is 14 november 1974 als Sjostakovitsj zijn Vijftiende en laatste strijkkwartet in première laat gaan. Dat gebeurt in Leningrad – nu Sint-Petersburg – en op het podium zit niet zijn geliefde Beethoven Kwartet. Tijdens de repetities van het kwartet heeft cellist Sjirinksi namelijk een fatale beroerte gekregen. Het Tanejev Kwartet speelt de première. De avond heeft niets feestelijks: de componist oogt doodziek en kan zich amper zelfstandig voortbewegen. Het Vijftiende strijkkwartet is er de droefgeestige illustratie van. Dood en afscheid spoken rond in het langste kwartet uit de reeks van vijftien. Het bestaat uit zes delen, allemaal Adagio’s, allemaal in de duistere toonaard van es klein. Het is aan niemand opgedragen.
1. Elegie. De tweede viool opent dit klaaglied met een desolaat thema, opgevolgd door de andere strijkers, telkens met dezelfde melodie. Het resultaat is een hypnotiserende koorzang.
2. Serenade. Aan het begin klinken korte, amechtige kreten – helemaal zoals de allerlaatste maten van het Dertiende strijkkwartet: één noot die in één maat tijd aanzwelt van ppp (uiterst zacht) naar sffff (plotseling extreem luid en geaccentueerd) De eerste viool lijkt even te gaan walsen, de rest begeleidt aarzelend – meent-ie dat nu?
3. Intermezzo. Het kortste deel. De cello houdt de grondtoon es aan, de eerste viool gaat wild tekeer, een uitbarsting van frustratie. De cello brengt de rust terug.
4. Nocturne. Een witte nacht, vol introspectie. De altviool – hoe belangrijk is de altviool in de latere kwartetten! – opent met een zangerige melodie, de begeleiding klinkt spookachtig.
5. Treurmars. Altviool, cello en eerste viool heffen beurtelings een klaagzang aan. De cello doet het uiteindelijk pizzicato, stamelend.
6. Epiloog. Opnieuw breekt de eerste violist door, in een reeks wriemelende noten, daarna doet de cellist hetzelfde. De treurmars wordt in herinnering gebracht. Het nerveuze gewriemel klinkt nu bij alle solisten, alleen de cello haakt af. De altviool brengt het einde nabij met wegstervende trillers.
Met de alomtegenwoordige toonaard van es klein kunnen we niet verder verwijderd zijn van het heldere C groot van het Eerste strijkkwartet. Ook in dat opzicht lijkt de cirkel rond. Sjostakovitsj had oorspronkelijk 24 strijkkwartetten in gedachten, maar besefte het toen ook: hier stopt het.
Dertiende strijkkwartet
In het Dertiende strijkkwartet trekt Dmitri Sjostakovitsj ons verder mee in een nieuwe klankwereld, met invloeden uit de seriële muziek en strijkinstrumenten die percussief worden gebruikt: met de strijkstok wordt op de klankkast getikt. Het is het enige kwartet dat slechts uit één deel bestaat. Sjostakovitsj voltooit het in augustus 1970, tegen de achtergrond van zijn verslechterende gezondheid en langdurige ziekenhuisopnames.
De eerste vijf minuten is een wroetend, rouwend betoog. Pas dan komt er beweging in, met spaarzame nootjes in de eerste viool. We belanden in een koortsig middendeel, dat ooit ‘a jam session from hell’ werd genoemd. Alleszins zit er een sinistere swing in. Dan keert de rust terug, kale pizzicato’s van de eerste viool hakken erin. Het lijkt alsof het kwartet rechtsomkeert maakt, elementen van vroeger keren terug. Aangrijpend is het slot, een minutenlange solo van de altviool tot in het allerhoogste register van het instrument. De andere drie begeleiden spaarzaam of doen er het zwijgen toe. Tot slot een ijzingwekkende bes, van pp naar ffff (van heel zacht naar extreem luid) in enkele maten.
Het Dertiende strijkkwartet is opgedragen aan Vadim Borisovski, de altviolist van het Beethoven Kwartet die enkele jaren daarvoor om gezondheidsredenen was gestopt. De altviool krijgt in dit kwartet dan ook een prominente en beducht moeilijke partij.
Veertiende strijkkwartet
Het komt wat onverwacht, na de hellevaart van het Dertiende strijkkwartet, maar daar is weer die dubbelzinnige speelsheid van vorige kwartetten. Het Veertiende telt weer drie delen. Aan het begin van het Allegretto geeft de altviool het stokje door aan de cello, die enthousiast aan de slag gaat met een luchtig thema dat het hele eerste deel domineert. De cello zal het hele kwartet lang trouwens op het voorplan blijven. Het Veertiende strijkkwartet is dan ook opgedragen aan Sergei Sjirinksi, de cellist van het Beethoven Kwartet. Daarmee hebben vier leden van dat ensemble waarmee Sjostakovitsj veel samenwerkte hun eigen kwartet gekregen, van het Elfde tot en met het Veertiende.
Nog meer verwijzingen naar het huiskwartet zitten in het tweede deel, het Adagio. Een groot deel daarvan is een duet tussen de eerste violist en de cellist – de enige twee leden van de oorspronkelijke bezetting van het kwartet die toen nog in leven waren. Een volle twee minuten spreken ze elkaar toe, de twee andere instrumenten komen er nu en dan bij met pizzicato’s, als gitaristen die een serenade onder een vensterraam begeleiden. Een warme melancholie straalt ervan af. Op het einde mijmert de eerste viool nog wat na. Zij maakt ook, zonder onderbreking, de brug naar het derde deel. In dat complexe Allegretto zijn de vier solisten weer elkaars gelijken: motiefjes worden in razende vaart gedeeld of aan elkaar doorgespeeld. Dan keert de rust terug. De muziek mindert vaart, wordt helder. De cello krijgt – uiteraard – het laatste woord met een simpel eresaluut.
De schrijver Tsjyngyz Ajtmatov vertelt over een repetitie van het Veertiende strijkkwartet met een duidelijk geagiteerde Sjostakovitsj. ‘De componist eiste een nog groter vakmanschap, een nog grotere nauwkeurigheid en nog meer inspiratie. Hij verweet een van de musici zelfs dat hij te hard snoof. Al meer dan dertig jaar was hij zeer nauw met dit kwartet verbonden. Hoe streng bleek hij nu te zijn! De musici discussieerden nog lang, de componist en de uitvoerenden ruzieden met elkaar, werden het eens en vlogen elkaar daarna weer in de haren.’
Vijftiende strijkkwartet
Het is 14 november 1974 als Sjostakovitsj zijn Vijftiende en laatste strijkkwartet in première laat gaan. Dat gebeurt in Leningrad – nu Sint-Petersburg – en op het podium zit niet zijn geliefde Beethoven Kwartet. Tijdens de repetities van het kwartet heeft cellist Sjirinksi namelijk een fatale beroerte gekregen. Het Tanejev Kwartet speelt de première. De avond heeft niets feestelijks: de componist oogt doodziek en kan zich amper zelfstandig voortbewegen. Het Vijftiende strijkkwartet is er de droefgeestige illustratie van. Dood en afscheid spoken rond in het langste kwartet uit de reeks van vijftien. Het bestaat uit zes delen, allemaal Adagio’s, allemaal in de duistere toonaard van es klein. Het is aan niemand opgedragen.
1. Elegie. De tweede viool opent dit klaaglied met een desolaat thema, opgevolgd door de andere strijkers, telkens met dezelfde melodie. Het resultaat is een hypnotiserende koorzang.
2. Serenade. Aan het begin klinken korte, amechtige kreten – helemaal zoals de allerlaatste maten van het Dertiende strijkkwartet: één noot die in één maat tijd aanzwelt van ppp (uiterst zacht) naar sffff (plotseling extreem luid en geaccentueerd) De eerste viool lijkt even te gaan walsen, de rest begeleidt aarzelend – meent-ie dat nu?
3. Intermezzo. Het kortste deel. De cello houdt de grondtoon es aan, de eerste viool gaat wild tekeer, een uitbarsting van frustratie. De cello brengt de rust terug.
4. Nocturne. Een witte nacht, vol introspectie. De altviool – hoe belangrijk is de altviool in de latere kwartetten! – opent met een zangerige melodie, de begeleiding klinkt spookachtig.
5. Treurmars. Altviool, cello en eerste viool heffen beurtelings een klaagzang aan. De cello doet het uiteindelijk pizzicato, stamelend.
6. Epiloog. Opnieuw breekt de eerste violist door, in een reeks wriemelende noten, daarna doet de cellist hetzelfde. De treurmars wordt in herinnering gebracht. Het nerveuze gewriemel klinkt nu bij alle solisten, alleen de cello haakt af. De altviool brengt het einde nabij met wegstervende trillers.
Met de alomtegenwoordige toonaard van es klein kunnen we niet verder verwijderd zijn van het heldere C groot van het Eerste strijkkwartet. Ook in dat opzicht lijkt de cirkel rond. Sjostakovitsj had oorspronkelijk 24 strijkkwartetten in gedachten, maar besefte het toen ook: hier stopt het.
Biografie
Jerusalem Quartet, kwartet
Het Jerusalem Quartet treedt al dertig jaar op; dit jubileum wordt – in tien steden, waaronder Amsterdam, Bonn (Beethovenfest), Keulen (Philharmonie) en Zürich (Tonhalle) – gevierd met een speciale focus op de vijftien strijkkwartetten van Sjostakovitsj.
De huidige complete reeks in de Kleine Zaal begon op 1, 2 en 3 december. In eerdere seizoenen verzorgde het Jerusalem Quartet ook complete kwartetcycli van andere componisten, bijvoorbeeld een Beethovencyclus in Wigmore Hall in Londen en een Bartókcyclus op de Salzburger Festspiele en in de Elbphilharmonie in Hamburg.
Andere hoogtepunten in seizoen 2025/2026 zijn twee Noord-Amerikaanse tournees, en optredens met pianiste Elisabeth Leonskaja in onder meer het Gewandhaus in Leipzig en de Alte Oper in Frankfurt. Voor zijn discografie heeft het Jerusalem Quartet talloze prijzen en onderscheidingen ontvangen, waaronder de Diapason d’Or en de BBC Music Magazine Award. De musici namen Haydn, Schubert, Ravel, Debussy en Bartók op, maar bijvoorbeeld ook – samen met sopraan Hila Baggio – Jiddische cabaretliederen uit het Warschau van rond 1920.
In 2025 verscheen een nieuwe release van de kwartetten nr. 2, 7 en 10 van Sjostakovitsj. In Het Concertgebouw was het Jerusalem Quartet sinds zijn debuut in oktober 2000 geregeld te gast; in seizoen 2016/2017 wijdde het bijvoorbeeld een Spotlight aan het 175ste geboortejaar van Dvořák. In november 2018 bracht het viertal Sharon Kam mee naar de Kleine Zaal voor het Klarinetkwintet van Brahms, en in februari 2023 Elisabeth Leonskaja voor het Pianokwintet van Sjostakovitsj. Na vijftien jaar heeft altviolist Ori Kam (nog wel op de foto) begin dit seizoen het Jerusalem Quartet verlaten. Voor de programma’s van deze maand wordt hij vervangen door Alexander Gordon.