Sjostakovitsj 120: Jerusalem Quartet speelt alle strijkkwartetten (deel 4)
Kleine Zaal 17 januari 2026 19.30 uur
Jerusalem Quartet:
Alexander Pavlovsky viool
Sergei Bresler viool
Alexander Gordon altviool
Kyril Zlotnikov cello
Dit programma maakt deel uit van de serie Sjostakovitsj 120.
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Strijkkwartet nr. 10 in As gr.t., op. 118 (1964)
Andante
Allegretto furioso
Adagio
Allegretto – Andante
Strijkkwartet nr. 11 in f kl.t., op. 122 (1966)
Introductie: Andantino
Scherzo: Allegretto
Recitatief: Adagio
Etude: Allegro
Humoreske: Allegro
Elegie: Adagio
Finale: Moderato
pauze ± 20.15 uur
Strijkkwartet nr. 12 in Des gr.t., op. 133 (1968)
Moderato
Allegretto
einde ± 21.15 uur
Jerusalem Quartet:
Alexander Pavlovsky viool
Sergei Bresler viool
Alexander Gordon altviool
Kyril Zlotnikov cello
Dit programma maakt deel uit van de serie Sjostakovitsj 120.
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Strijkkwartet nr. 10 in As gr.t., op. 118 (1964)
Andante
Allegretto furioso
Adagio
Allegretto – Andante
Strijkkwartet nr. 11 in f kl.t., op. 122 (1966)
Introductie: Andantino
Scherzo: Allegretto
Recitatief: Adagio
Etude: Allegro
Humoreske: Allegro
Elegie: Adagio
Finale: Moderato
pauze ± 20.15 uur
Strijkkwartet nr. 12 in Des gr.t., op. 133 (1968)
Moderato
Allegretto
einde ± 21.15 uur
Toelichting
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Toelichting
Tiende strijkkwartet
Mieczysław Weinberg (1919-1996) moest tot na zijn dood wachten op de erkenning die hij verdient. Vermaarde vertolkers zetten de schouders onder zijn oeuvre, dat origineler is dan zijn bijnaam ‘de kleine Sjostakovitsj’ doet vermoeden. Hij werd door Dmitri Sjostakovitsj beïnvloed, maar dat was wederzijds: de twee waren vrienden en legden elkaar hun nieuwe composities steevast voor.
Sjostakovitsj redde meer dan één keer het leven van Weinberg, een Joodse Pool wiens familie zwaar werd getroffen door eerst nazi-Duitsland en daarna het sovjetregime. Door de tussenkomst van Sjostakovitsj kon Weinberg in Moskou komen wonen, waar hij de rest van zijn leven zou blijven. Het was ook Sjostakovitsj die bemiddelde toen Weinberg begin 1953 werd opgepakt op beschuldiging van subversieve activiteiten.
Aan deze Weinberg droeg Sjostakovitsj zijn Tiende strijkkwartet op. Vier delen, samen zo’n twintig minuten. Het is een van de lichtere kwartetten. De sfeer in het openingsdeel is speels en zorgeloos, afgezien van een passage waarin vooral de altviool sul ponticello speelt, met de strijkstok heel dicht bij de kam, met als gevolg een metalige, onheilspellende klank. Het tweede deel is een Allegretto furioso, typisch Sjostakovitsj met z’n scherpe accenten en ritmes. Een melancholisch en oprecht Adagio zet de tijd even stil. De altviool neemt de draad weer op en leidt ons binnen in een Allegretto-Andante waarin speelsheid en bedachtzaamheid verstrengeld zijn.
Het Tiende strijkkwartet gaat, samen met het Negende, in première op 20 november 1964. Het is ook het debuut van altist Fyodor Druzhinin in het Beethoven Kwartet, hij vervangt zijn zieke leraar, Vadim Boriskovski.
Elfde strijkkwartet
Met het Elfde strijkkwartet neemt Sjostakovitsj afscheid van een periode. Het kwartet markeert het begin van zijn late kwartetstijl: introspectiever, met minder uitbarstingen. De klassieke vierdelige structuur wordt vanaf nu losgelaten. Ook Sjostakovitsj’ geliefde Beethoven Kwartet is niet meer hetzelfde. Met Fyodor Druzhinin is er een nieuwe altviolist, maar er is ook een nieuwe tweede violist. In de zomer van 1965 overlijdt Vasili Sjirinski, de goedmoedige tweede violist. Sjostakovitsj is helemaal van slag, de andere leden van het kwartet vragen zich zelfs af of ze zonder Sjirinski wel kunnen doorgaan. Aan deze violist is dit elfde kwartet, voltooid in 1966, opgedragen. Daarmee is het het eerste van vier kwartetten die telkens aan een ander lid van het Beethoven Kwartet zijn opgedragen. En Sjostakovitsj zelf, ook hij is niet meer dezelfde. Zijn gezondheid gaat achteruit, zijn laatste kwartetten zouden één langgerekt afscheid worden.
In amper zeventien minuten passeren de zeven delen van dit Elfde strijkkwartet de revue, een cryptische lappendeken van zeven miniaturen. Ze volgen elkaar zonder onderbreking op, als vluchtige gedachten, als flarden van herinneringen.
1. Introductie: Andantino. Net als in het Tiende strijkkwartet begint de eerste viool solo. Ook de andere instrumenten lijken op zoek naar vaste grond; het lijkt niet echt te lukken.
2. Scherzo: Allegretto. Een ostinato motief in de eerste viool doet de ronde door het kwartet, versierd met glissando’s.
3. Recitatief: Adagio. In een kort intermezzo schudden dissonanten en harde dubbelgrepen luisteraars én muzikanten door elkaar.
4. Etude: Allegro. De eerste viool speelt lange slierten zestienden – als in een etude, jawel – en de andere instrumenten brengen intussen een ingetogen koraal. Hierna mag de cellist losgaan. Een dubbele hulde aan de overleden violist én aan de gestopte cellist?
5. Humoreske: Allegro. Een bitterzoete humoreske. De tweede viool domineert met een ostinato motief dat uiteenvalt in druppels klank.
6. Elegie: Adagio. Maskers af: altviool en cello ballen de vuist, vervloeken de hemel. Eerste en tweede viool dwalen om elkaar heen, spreiden een zachte deken uit over het forse openingsthema van altviool en cello.
7. Finale: Moderato. Alle brokstukken lijken samen te smelten in dit slotdeel. We horen fragmenten uit vorige delen, de sfeer ademt aanvaarding en berusting. Het kwartet eindigt met de eerste viool die zowat een halve minuut een hoge c aanhoudt.
Het Elfde strijkkwartet beleeft zijn première op 25 maart 1966 in Moskou. Drie dagen later wordt het opnieuw gespeeld in Sint-Petersburg, op een concert waar Sjostakovitsj aan de piano eigen liederen begeleidt. Later die avond krijgt hij een hartaanval.
Twaalfde strijkkwartet
Het Twaalfde strijkkwartet is van de reeks misschien wel het meest complexe. Slechts twee delen telt het. Het eerste – Moderato – is zo’n zeven minuten lang en schept zoals zo vaak in Sjostakovitsj’ kwartetten een ambigue sfeer waarin speelsheid, weemoed en ernst niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. In dit kwartet (toevallig of niet het twaalfde?) experimenteert Sjostakovitsj met het beruchte twaalftoonssysteem, waarbij alle twaalf tonen van de toonladder in een specifieke volgorde een reeks vormen die het hele werk bepaalt. De allereerste twaalf noten van dit kwartet, gespeeld door de cello solo, vormen zo’n reeks.
Musicologen stuitten ook op een andere ‘Da Vinci-code’: merk hoe in het eerste deel de tweede violist een volle twee minuten geen noot te spelen heeft. Pas in de 34ste maat vervoegt hij zich bij de rest. Het getal 34 is niet toevallig: 34 jaar speelde de overleden violist Vasili Sjirinski in het Beethoven Kwartet.
Het tweede deel – Allegretto – van het Twaalfde strijkkwartet duurt twintig minuten. Een geagiteerde opening met trillers en een heftige cello schudden de toehoorders uit de sluimer van het eerste deel. Wat volgt is een roetsjbaan van extremen, van opwinding naar rouw, van virtuositeit naar een desolate, aangrijpende pizzicatopassage in de eerste viool. Eén voor één richten de strijkers zich weer op en brengen ze het openingsthema in herinnering. Daarna gebeurt hetzelfde met de opening van het tweede deel. Het leidt tot een laconieke finale die niet helemaal ernstig lijkt. Of net wel?
Sjostakovitsj droeg dit kwartet op aan eerste violist Dmitri Tsyganov en gaf het hem cadeau voor zijn 65ste verjaardag.
Tiende strijkkwartet
Mieczysław Weinberg (1919-1996) moest tot na zijn dood wachten op de erkenning die hij verdient. Vermaarde vertolkers zetten de schouders onder zijn oeuvre, dat origineler is dan zijn bijnaam ‘de kleine Sjostakovitsj’ doet vermoeden. Hij werd door Dmitri Sjostakovitsj beïnvloed, maar dat was wederzijds: de twee waren vrienden en legden elkaar hun nieuwe composities steevast voor.
Sjostakovitsj redde meer dan één keer het leven van Weinberg, een Joodse Pool wiens familie zwaar werd getroffen door eerst nazi-Duitsland en daarna het sovjetregime. Door de tussenkomst van Sjostakovitsj kon Weinberg in Moskou komen wonen, waar hij de rest van zijn leven zou blijven. Het was ook Sjostakovitsj die bemiddelde toen Weinberg begin 1953 werd opgepakt op beschuldiging van subversieve activiteiten.
Aan deze Weinberg droeg Sjostakovitsj zijn Tiende strijkkwartet op. Vier delen, samen zo’n twintig minuten. Het is een van de lichtere kwartetten. De sfeer in het openingsdeel is speels en zorgeloos, afgezien van een passage waarin vooral de altviool sul ponticello speelt, met de strijkstok heel dicht bij de kam, met als gevolg een metalige, onheilspellende klank. Het tweede deel is een Allegretto furioso, typisch Sjostakovitsj met z’n scherpe accenten en ritmes. Een melancholisch en oprecht Adagio zet de tijd even stil. De altviool neemt de draad weer op en leidt ons binnen in een Allegretto-Andante waarin speelsheid en bedachtzaamheid verstrengeld zijn.
Het Tiende strijkkwartet gaat, samen met het Negende, in première op 20 november 1964. Het is ook het debuut van altist Fyodor Druzhinin in het Beethoven Kwartet, hij vervangt zijn zieke leraar, Vadim Boriskovski.
Elfde strijkkwartet
Met het Elfde strijkkwartet neemt Sjostakovitsj afscheid van een periode. Het kwartet markeert het begin van zijn late kwartetstijl: introspectiever, met minder uitbarstingen. De klassieke vierdelige structuur wordt vanaf nu losgelaten. Ook Sjostakovitsj’ geliefde Beethoven Kwartet is niet meer hetzelfde. Met Fyodor Druzhinin is er een nieuwe altviolist, maar er is ook een nieuwe tweede violist. In de zomer van 1965 overlijdt Vasili Sjirinski, de goedmoedige tweede violist. Sjostakovitsj is helemaal van slag, de andere leden van het kwartet vragen zich zelfs af of ze zonder Sjirinski wel kunnen doorgaan. Aan deze violist is dit elfde kwartet, voltooid in 1966, opgedragen. Daarmee is het het eerste van vier kwartetten die telkens aan een ander lid van het Beethoven Kwartet zijn opgedragen. En Sjostakovitsj zelf, ook hij is niet meer dezelfde. Zijn gezondheid gaat achteruit, zijn laatste kwartetten zouden één langgerekt afscheid worden.
In amper zeventien minuten passeren de zeven delen van dit Elfde strijkkwartet de revue, een cryptische lappendeken van zeven miniaturen. Ze volgen elkaar zonder onderbreking op, als vluchtige gedachten, als flarden van herinneringen.
1. Introductie: Andantino. Net als in het Tiende strijkkwartet begint de eerste viool solo. Ook de andere instrumenten lijken op zoek naar vaste grond; het lijkt niet echt te lukken.
2. Scherzo: Allegretto. Een ostinato motief in de eerste viool doet de ronde door het kwartet, versierd met glissando’s.
3. Recitatief: Adagio. In een kort intermezzo schudden dissonanten en harde dubbelgrepen luisteraars én muzikanten door elkaar.
4. Etude: Allegro. De eerste viool speelt lange slierten zestienden – als in een etude, jawel – en de andere instrumenten brengen intussen een ingetogen koraal. Hierna mag de cellist losgaan. Een dubbele hulde aan de overleden violist én aan de gestopte cellist?
5. Humoreske: Allegro. Een bitterzoete humoreske. De tweede viool domineert met een ostinato motief dat uiteenvalt in druppels klank.
6. Elegie: Adagio. Maskers af: altviool en cello ballen de vuist, vervloeken de hemel. Eerste en tweede viool dwalen om elkaar heen, spreiden een zachte deken uit over het forse openingsthema van altviool en cello.
7. Finale: Moderato. Alle brokstukken lijken samen te smelten in dit slotdeel. We horen fragmenten uit vorige delen, de sfeer ademt aanvaarding en berusting. Het kwartet eindigt met de eerste viool die zowat een halve minuut een hoge c aanhoudt.
Het Elfde strijkkwartet beleeft zijn première op 25 maart 1966 in Moskou. Drie dagen later wordt het opnieuw gespeeld in Sint-Petersburg, op een concert waar Sjostakovitsj aan de piano eigen liederen begeleidt. Later die avond krijgt hij een hartaanval.
Twaalfde strijkkwartet
Het Twaalfde strijkkwartet is van de reeks misschien wel het meest complexe. Slechts twee delen telt het. Het eerste – Moderato – is zo’n zeven minuten lang en schept zoals zo vaak in Sjostakovitsj’ kwartetten een ambigue sfeer waarin speelsheid, weemoed en ernst niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. In dit kwartet (toevallig of niet het twaalfde?) experimenteert Sjostakovitsj met het beruchte twaalftoonssysteem, waarbij alle twaalf tonen van de toonladder in een specifieke volgorde een reeks vormen die het hele werk bepaalt. De allereerste twaalf noten van dit kwartet, gespeeld door de cello solo, vormen zo’n reeks.
Musicologen stuitten ook op een andere ‘Da Vinci-code’: merk hoe in het eerste deel de tweede violist een volle twee minuten geen noot te spelen heeft. Pas in de 34ste maat vervoegt hij zich bij de rest. Het getal 34 is niet toevallig: 34 jaar speelde de overleden violist Vasili Sjirinski in het Beethoven Kwartet.
Het tweede deel – Allegretto – van het Twaalfde strijkkwartet duurt twintig minuten. Een geagiteerde opening met trillers en een heftige cello schudden de toehoorders uit de sluimer van het eerste deel. Wat volgt is een roetsjbaan van extremen, van opwinding naar rouw, van virtuositeit naar een desolate, aangrijpende pizzicatopassage in de eerste viool. Eén voor één richten de strijkers zich weer op en brengen ze het openingsthema in herinnering. Daarna gebeurt hetzelfde met de opening van het tweede deel. Het leidt tot een laconieke finale die niet helemaal ernstig lijkt. Of net wel?
Sjostakovitsj droeg dit kwartet op aan eerste violist Dmitri Tsyganov en gaf het hem cadeau voor zijn 65ste verjaardag.
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Toelichting
Tiende strijkkwartet
Mieczysław Weinberg (1919-1996) moest tot na zijn dood wachten op de erkenning die hij verdient. Vermaarde vertolkers zetten de schouders onder zijn oeuvre, dat origineler is dan zijn bijnaam ‘de kleine Sjostakovitsj’ doet vermoeden. Hij werd door Dmitri Sjostakovitsj beïnvloed, maar dat was wederzijds: de twee waren vrienden en legden elkaar hun nieuwe composities steevast voor.
Sjostakovitsj redde meer dan één keer het leven van Weinberg, een Joodse Pool wiens familie zwaar werd getroffen door eerst nazi-Duitsland en daarna het sovjetregime. Door de tussenkomst van Sjostakovitsj kon Weinberg in Moskou komen wonen, waar hij de rest van zijn leven zou blijven. Het was ook Sjostakovitsj die bemiddelde toen Weinberg begin 1953 werd opgepakt op beschuldiging van subversieve activiteiten.
Aan deze Weinberg droeg Sjostakovitsj zijn Tiende strijkkwartet op. Vier delen, samen zo’n twintig minuten. Het is een van de lichtere kwartetten. De sfeer in het openingsdeel is speels en zorgeloos, afgezien van een passage waarin vooral de altviool sul ponticello speelt, met de strijkstok heel dicht bij de kam, met als gevolg een metalige, onheilspellende klank. Het tweede deel is een Allegretto furioso, typisch Sjostakovitsj met z’n scherpe accenten en ritmes. Een melancholisch en oprecht Adagio zet de tijd even stil. De altviool neemt de draad weer op en leidt ons binnen in een Allegretto-Andante waarin speelsheid en bedachtzaamheid verstrengeld zijn.
Het Tiende strijkkwartet gaat, samen met het Negende, in première op 20 november 1964. Het is ook het debuut van altist Fyodor Druzhinin in het Beethoven Kwartet, hij vervangt zijn zieke leraar, Vadim Boriskovski.
Elfde strijkkwartet
Met het Elfde strijkkwartet neemt Sjostakovitsj afscheid van een periode. Het kwartet markeert het begin van zijn late kwartetstijl: introspectiever, met minder uitbarstingen. De klassieke vierdelige structuur wordt vanaf nu losgelaten. Ook Sjostakovitsj’ geliefde Beethoven Kwartet is niet meer hetzelfde. Met Fyodor Druzhinin is er een nieuwe altviolist, maar er is ook een nieuwe tweede violist. In de zomer van 1965 overlijdt Vasili Sjirinski, de goedmoedige tweede violist. Sjostakovitsj is helemaal van slag, de andere leden van het kwartet vragen zich zelfs af of ze zonder Sjirinski wel kunnen doorgaan. Aan deze violist is dit elfde kwartet, voltooid in 1966, opgedragen. Daarmee is het het eerste van vier kwartetten die telkens aan een ander lid van het Beethoven Kwartet zijn opgedragen. En Sjostakovitsj zelf, ook hij is niet meer dezelfde. Zijn gezondheid gaat achteruit, zijn laatste kwartetten zouden één langgerekt afscheid worden.
In amper zeventien minuten passeren de zeven delen van dit Elfde strijkkwartet de revue, een cryptische lappendeken van zeven miniaturen. Ze volgen elkaar zonder onderbreking op, als vluchtige gedachten, als flarden van herinneringen.
1. Introductie: Andantino. Net als in het Tiende strijkkwartet begint de eerste viool solo. Ook de andere instrumenten lijken op zoek naar vaste grond; het lijkt niet echt te lukken.
2. Scherzo: Allegretto. Een ostinato motief in de eerste viool doet de ronde door het kwartet, versierd met glissando’s.
3. Recitatief: Adagio. In een kort intermezzo schudden dissonanten en harde dubbelgrepen luisteraars én muzikanten door elkaar.
4. Etude: Allegro. De eerste viool speelt lange slierten zestienden – als in een etude, jawel – en de andere instrumenten brengen intussen een ingetogen koraal. Hierna mag de cellist losgaan. Een dubbele hulde aan de overleden violist én aan de gestopte cellist?
5. Humoreske: Allegro. Een bitterzoete humoreske. De tweede viool domineert met een ostinato motief dat uiteenvalt in druppels klank.
6. Elegie: Adagio. Maskers af: altviool en cello ballen de vuist, vervloeken de hemel. Eerste en tweede viool dwalen om elkaar heen, spreiden een zachte deken uit over het forse openingsthema van altviool en cello.
7. Finale: Moderato. Alle brokstukken lijken samen te smelten in dit slotdeel. We horen fragmenten uit vorige delen, de sfeer ademt aanvaarding en berusting. Het kwartet eindigt met de eerste viool die zowat een halve minuut een hoge c aanhoudt.
Het Elfde strijkkwartet beleeft zijn première op 25 maart 1966 in Moskou. Drie dagen later wordt het opnieuw gespeeld in Sint-Petersburg, op een concert waar Sjostakovitsj aan de piano eigen liederen begeleidt. Later die avond krijgt hij een hartaanval.
Twaalfde strijkkwartet
Het Twaalfde strijkkwartet is van de reeks misschien wel het meest complexe. Slechts twee delen telt het. Het eerste – Moderato – is zo’n zeven minuten lang en schept zoals zo vaak in Sjostakovitsj’ kwartetten een ambigue sfeer waarin speelsheid, weemoed en ernst niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. In dit kwartet (toevallig of niet het twaalfde?) experimenteert Sjostakovitsj met het beruchte twaalftoonssysteem, waarbij alle twaalf tonen van de toonladder in een specifieke volgorde een reeks vormen die het hele werk bepaalt. De allereerste twaalf noten van dit kwartet, gespeeld door de cello solo, vormen zo’n reeks.
Musicologen stuitten ook op een andere ‘Da Vinci-code’: merk hoe in het eerste deel de tweede violist een volle twee minuten geen noot te spelen heeft. Pas in de 34ste maat vervoegt hij zich bij de rest. Het getal 34 is niet toevallig: 34 jaar speelde de overleden violist Vasili Sjirinski in het Beethoven Kwartet.
Het tweede deel – Allegretto – van het Twaalfde strijkkwartet duurt twintig minuten. Een geagiteerde opening met trillers en een heftige cello schudden de toehoorders uit de sluimer van het eerste deel. Wat volgt is een roetsjbaan van extremen, van opwinding naar rouw, van virtuositeit naar een desolate, aangrijpende pizzicatopassage in de eerste viool. Eén voor één richten de strijkers zich weer op en brengen ze het openingsthema in herinnering. Daarna gebeurt hetzelfde met de opening van het tweede deel. Het leidt tot een laconieke finale die niet helemaal ernstig lijkt. Of net wel?
Sjostakovitsj droeg dit kwartet op aan eerste violist Dmitri Tsyganov en gaf het hem cadeau voor zijn 65ste verjaardag.
Tiende strijkkwartet
Mieczysław Weinberg (1919-1996) moest tot na zijn dood wachten op de erkenning die hij verdient. Vermaarde vertolkers zetten de schouders onder zijn oeuvre, dat origineler is dan zijn bijnaam ‘de kleine Sjostakovitsj’ doet vermoeden. Hij werd door Dmitri Sjostakovitsj beïnvloed, maar dat was wederzijds: de twee waren vrienden en legden elkaar hun nieuwe composities steevast voor.
Sjostakovitsj redde meer dan één keer het leven van Weinberg, een Joodse Pool wiens familie zwaar werd getroffen door eerst nazi-Duitsland en daarna het sovjetregime. Door de tussenkomst van Sjostakovitsj kon Weinberg in Moskou komen wonen, waar hij de rest van zijn leven zou blijven. Het was ook Sjostakovitsj die bemiddelde toen Weinberg begin 1953 werd opgepakt op beschuldiging van subversieve activiteiten.
Aan deze Weinberg droeg Sjostakovitsj zijn Tiende strijkkwartet op. Vier delen, samen zo’n twintig minuten. Het is een van de lichtere kwartetten. De sfeer in het openingsdeel is speels en zorgeloos, afgezien van een passage waarin vooral de altviool sul ponticello speelt, met de strijkstok heel dicht bij de kam, met als gevolg een metalige, onheilspellende klank. Het tweede deel is een Allegretto furioso, typisch Sjostakovitsj met z’n scherpe accenten en ritmes. Een melancholisch en oprecht Adagio zet de tijd even stil. De altviool neemt de draad weer op en leidt ons binnen in een Allegretto-Andante waarin speelsheid en bedachtzaamheid verstrengeld zijn.
Het Tiende strijkkwartet gaat, samen met het Negende, in première op 20 november 1964. Het is ook het debuut van altist Fyodor Druzhinin in het Beethoven Kwartet, hij vervangt zijn zieke leraar, Vadim Boriskovski.
Elfde strijkkwartet
Met het Elfde strijkkwartet neemt Sjostakovitsj afscheid van een periode. Het kwartet markeert het begin van zijn late kwartetstijl: introspectiever, met minder uitbarstingen. De klassieke vierdelige structuur wordt vanaf nu losgelaten. Ook Sjostakovitsj’ geliefde Beethoven Kwartet is niet meer hetzelfde. Met Fyodor Druzhinin is er een nieuwe altviolist, maar er is ook een nieuwe tweede violist. In de zomer van 1965 overlijdt Vasili Sjirinski, de goedmoedige tweede violist. Sjostakovitsj is helemaal van slag, de andere leden van het kwartet vragen zich zelfs af of ze zonder Sjirinski wel kunnen doorgaan. Aan deze violist is dit elfde kwartet, voltooid in 1966, opgedragen. Daarmee is het het eerste van vier kwartetten die telkens aan een ander lid van het Beethoven Kwartet zijn opgedragen. En Sjostakovitsj zelf, ook hij is niet meer dezelfde. Zijn gezondheid gaat achteruit, zijn laatste kwartetten zouden één langgerekt afscheid worden.
In amper zeventien minuten passeren de zeven delen van dit Elfde strijkkwartet de revue, een cryptische lappendeken van zeven miniaturen. Ze volgen elkaar zonder onderbreking op, als vluchtige gedachten, als flarden van herinneringen.
1. Introductie: Andantino. Net als in het Tiende strijkkwartet begint de eerste viool solo. Ook de andere instrumenten lijken op zoek naar vaste grond; het lijkt niet echt te lukken.
2. Scherzo: Allegretto. Een ostinato motief in de eerste viool doet de ronde door het kwartet, versierd met glissando’s.
3. Recitatief: Adagio. In een kort intermezzo schudden dissonanten en harde dubbelgrepen luisteraars én muzikanten door elkaar.
4. Etude: Allegro. De eerste viool speelt lange slierten zestienden – als in een etude, jawel – en de andere instrumenten brengen intussen een ingetogen koraal. Hierna mag de cellist losgaan. Een dubbele hulde aan de overleden violist én aan de gestopte cellist?
5. Humoreske: Allegro. Een bitterzoete humoreske. De tweede viool domineert met een ostinato motief dat uiteenvalt in druppels klank.
6. Elegie: Adagio. Maskers af: altviool en cello ballen de vuist, vervloeken de hemel. Eerste en tweede viool dwalen om elkaar heen, spreiden een zachte deken uit over het forse openingsthema van altviool en cello.
7. Finale: Moderato. Alle brokstukken lijken samen te smelten in dit slotdeel. We horen fragmenten uit vorige delen, de sfeer ademt aanvaarding en berusting. Het kwartet eindigt met de eerste viool die zowat een halve minuut een hoge c aanhoudt.
Het Elfde strijkkwartet beleeft zijn première op 25 maart 1966 in Moskou. Drie dagen later wordt het opnieuw gespeeld in Sint-Petersburg, op een concert waar Sjostakovitsj aan de piano eigen liederen begeleidt. Later die avond krijgt hij een hartaanval.
Twaalfde strijkkwartet
Het Twaalfde strijkkwartet is van de reeks misschien wel het meest complexe. Slechts twee delen telt het. Het eerste – Moderato – is zo’n zeven minuten lang en schept zoals zo vaak in Sjostakovitsj’ kwartetten een ambigue sfeer waarin speelsheid, weemoed en ernst niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. In dit kwartet (toevallig of niet het twaalfde?) experimenteert Sjostakovitsj met het beruchte twaalftoonssysteem, waarbij alle twaalf tonen van de toonladder in een specifieke volgorde een reeks vormen die het hele werk bepaalt. De allereerste twaalf noten van dit kwartet, gespeeld door de cello solo, vormen zo’n reeks.
Musicologen stuitten ook op een andere ‘Da Vinci-code’: merk hoe in het eerste deel de tweede violist een volle twee minuten geen noot te spelen heeft. Pas in de 34ste maat vervoegt hij zich bij de rest. Het getal 34 is niet toevallig: 34 jaar speelde de overleden violist Vasili Sjirinski in het Beethoven Kwartet.
Het tweede deel – Allegretto – van het Twaalfde strijkkwartet duurt twintig minuten. Een geagiteerde opening met trillers en een heftige cello schudden de toehoorders uit de sluimer van het eerste deel. Wat volgt is een roetsjbaan van extremen, van opwinding naar rouw, van virtuositeit naar een desolate, aangrijpende pizzicatopassage in de eerste viool. Eén voor één richten de strijkers zich weer op en brengen ze het openingsthema in herinnering. Daarna gebeurt hetzelfde met de opening van het tweede deel. Het leidt tot een laconieke finale die niet helemaal ernstig lijkt. Of net wel?
Sjostakovitsj droeg dit kwartet op aan eerste violist Dmitri Tsyganov en gaf het hem cadeau voor zijn 65ste verjaardag.
Biografie
Jerusalem Quartet, kwartet
Het Jerusalem Quartet treedt al dertig jaar op; dit jubileum wordt – in tien steden, waaronder Amsterdam, Bonn (Beethovenfest), Keulen (Philharmonie) en Zürich (Tonhalle) – gevierd met een speciale focus op de vijftien strijkkwartetten van Sjostakovitsj.
De huidige complete reeks in de Kleine Zaal begon op 1, 2 en 3 december. In eerdere seizoenen verzorgde het Jerusalem Quartet ook complete kwartetcycli van andere componisten, bijvoorbeeld een Beethovencyclus in Wigmore Hall in Londen en een Bartókcyclus op de Salzburger Festspiele en in de Elbphilharmonie in Hamburg.
Andere hoogtepunten in seizoen 2025/2026 zijn twee Noord-Amerikaanse tournees, en optredens met pianiste Elisabeth Leonskaja in onder meer het Gewandhaus in Leipzig en de Alte Oper in Frankfurt. Voor zijn discografie heeft het Jerusalem Quartet talloze prijzen en onderscheidingen ontvangen, waaronder de Diapason d’Or en de BBC Music Magazine Award. De musici namen Haydn, Schubert, Ravel, Debussy en Bartók op, maar bijvoorbeeld ook – samen met sopraan Hila Baggio – Jiddische cabaretliederen uit het Warschau van rond 1920.
In 2025 verscheen een nieuwe release van de kwartetten nr. 2, 7 en 10 van Sjostakovitsj. In Het Concertgebouw was het Jerusalem Quartet sinds zijn debuut in oktober 2000 geregeld te gast; in seizoen 2016/2017 wijdde het bijvoorbeeld een Spotlight aan het 175ste geboortejaar van Dvořák. In november 2018 bracht het viertal Sharon Kam mee naar de Kleine Zaal voor het Klarinetkwintet van Brahms, en in februari 2023 Elisabeth Leonskaja voor het Pianokwintet van Sjostakovitsj. Na vijftien jaar heeft altviolist Ori Kam (nog wel op de foto) begin dit seizoen het Jerusalem Quartet verlaten. Voor de programma’s van deze maand wordt hij vervangen door Alexander Gordon.