Sjostakovitsj 120: Jerusalem Quartet speelt alle strijkkwartetten (deel 3)
Kleine Zaal 03 december 2025 19.30 uur
Jerusalem Quartet:
Alexander Pavlovsky viool
Sergei Bresler viool
Alexander Gordon altviool
Kyril Zlotnikov cello
Dit concert maakt deel uit van de serie Sjostakovitsj 120.
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Strijkkwartet nr. 7 in fis kl.t., op. 108 (1960)
Allegretto
Lento
Allegro
Strijkkwartet nr. 8 in c kl.t., op. 110 (1960)
Largo
Allegro molto
Allegretto
Largo
Largo
pauze ± 21.20 uur
Strijkkwartet nr. 9 in Es gr.t., op. 117 (1964)
Moderato con moto
Adagio
Allegretto
Adagio
Allegro
einde ± 22.10 uur
Jerusalem Quartet:
Alexander Pavlovsky viool
Sergei Bresler viool
Alexander Gordon altviool
Kyril Zlotnikov cello
Dit concert maakt deel uit van de serie Sjostakovitsj 120.
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Strijkkwartet nr. 7 in fis kl.t., op. 108 (1960)
Allegretto
Lento
Allegro
Strijkkwartet nr. 8 in c kl.t., op. 110 (1960)
Largo
Allegro molto
Allegretto
Largo
Largo
pauze ± 21.20 uur
Strijkkwartet nr. 9 in Es gr.t., op. 117 (1964)
Moderato con moto
Adagio
Allegretto
Adagio
Allegro
einde ± 22.10 uur
Toelichting
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Toelichting
Zevende strijkkwartet
Met goed dertien minuten is het Zevende strijkkwartet het kortste van alle vijftien Sjostakovitsj-kwartetten, maar daarom niet minder belangrijk. Dat blijkt alleen al uit de keuze voor de toonsoort. Het is zijn eerste kwartet in een mineurtoonsoort: fis klein, zoals Gustav Mahlers Tiende symfonie. Eigenlijk was Sjostakovitsj in zijn reeks strijkkwartetten een vast stramien aan het volgen: het doel was om 24 kwartetten te schrijven, voor elke toonsoort één. Met het Zevende strijkkwartet wijkt hij voor het eerst af van die volgorde. De reden is duidelijk: het is een – zij het enigszins verlaat – in memoriam voor zijn geliefde eerste vrouw Nina, die in 1954 vroegtijdig was overleden. Zijn onfortuinlijke tweede huwelijk (1856-59) met Margarita wordt daarmee onder de mat geveegd.
Het eerste deel, met het nerveuze thema in de eerste viool, is afgeladen met staccato’s en pizzicato’s, waarboven flarden van melodieën zweven. Het dromerige, hypnotiserende tweede deel wordt lange tijd gedragen door gebonden zestiende noten in de tweede viool. Hints van minimalisme. Eerste viool, cello en altviool geven een thema aan elkaar door. De begeleiding in de tweede viool wordt uiteindelijk een gepuncteerd ritme, een hartslag die stokt. De tweede viool zwijgt tot het eind van dit deel. Is het denkbaar dat we hier afscheid nemen van Nina? Zonder pauze belanden we in het derde deel. We horen het thema uit het eerste deel terugkomen, maar het ontaardt in een manische, paniekerige sfeer, met harde accenten. Alles lijkt weer samen te komen: het beginthema is terug, nu in een zwijmelende variant, een walsje komt langs, allerlei gedachten vloeien in elkaar over.
Het Zevende strijkkwartet, geschreven in februari en maart 1960, is intens en emotioneel. Samen met het Achtste en het Negende strijkkwartet vormt het een persoonlijk drieluik: het Zevende gaat over Nina, het Achtste is officieel opgedragen aan de slachtoffers van oorlog en fascisme maar gaat eigenlijk over Sjostakovitsj zelf, het Negende is voor zijn derde vrouw, Irina.
Achtste strijkkwartet
Amper drie maanden na het Zevende componeert Sjostakovitsj zijn Achtste strijkkwartet. In drie dagen, van 12 tot en met 14 juli 1960, staat het op papier. De componist verblijft dan in Dresden – de toenmalige DDR – om er filmmuziek te schrijven. Het kwartet telt vijf delen die naadloos in elkaar over lopen.
Zevende strijkkwartet
Met goed dertien minuten is het Zevende strijkkwartet het kortste van alle vijftien Sjostakovitsj-kwartetten, maar daarom niet minder belangrijk. Dat blijkt alleen al uit de keuze voor de toonsoort. Het is zijn eerste kwartet in een mineurtoonsoort: fis klein, zoals Gustav Mahlers Tiende symfonie. Eigenlijk was Sjostakovitsj in zijn reeks strijkkwartetten een vast stramien aan het volgen: het doel was om 24 kwartetten te schrijven, voor elke toonsoort één. Met het Zevende strijkkwartet wijkt hij voor het eerst af van die volgorde. De reden is duidelijk: het is een – zij het enigszins verlaat – in memoriam voor zijn geliefde eerste vrouw Nina, die in 1954 vroegtijdig was overleden. Zijn onfortuinlijke tweede huwelijk (1856-59) met Margarita wordt daarmee onder de mat geveegd.
Het eerste deel, met het nerveuze thema in de eerste viool, is afgeladen met staccato’s en pizzicato’s, waarboven flarden van melodieën zweven. Het dromerige, hypnotiserende tweede deel wordt lange tijd gedragen door gebonden zestiende noten in de tweede viool. Hints van minimalisme. Eerste viool, cello en altviool geven een thema aan elkaar door. De begeleiding in de tweede viool wordt uiteindelijk een gepuncteerd ritme, een hartslag die stokt. De tweede viool zwijgt tot het eind van dit deel. Is het denkbaar dat we hier afscheid nemen van Nina? Zonder pauze belanden we in het derde deel. We horen het thema uit het eerste deel terugkomen, maar het ontaardt in een manische, paniekerige sfeer, met harde accenten. Alles lijkt weer samen te komen: het beginthema is terug, nu in een zwijmelende variant, een walsje komt langs, allerlei gedachten vloeien in elkaar over.
Het Zevende strijkkwartet, geschreven in februari en maart 1960, is intens en emotioneel. Samen met het Achtste en het Negende strijkkwartet vormt het een persoonlijk drieluik: het Zevende gaat over Nina, het Achtste is officieel opgedragen aan de slachtoffers van oorlog en fascisme maar gaat eigenlijk over Sjostakovitsj zelf, het Negende is voor zijn derde vrouw, Irina.
Achtste strijkkwartet
Amper drie maanden na het Zevende componeert Sjostakovitsj zijn Achtste strijkkwartet. In drie dagen, van 12 tot en met 14 juli 1960, staat het op papier. De componist verblijft dan in Dresden – de toenmalige DDR – om er filmmuziek te schrijven. Het kwartet telt vijf delen die naadloos in elkaar over lopen.
Opvallend is wat Sjostakovitsj erover bericht in een brief aan zijn goede vriend Isaak Glikman, schrijver en recensent: ‘Ik schrijf een kwartet dat voor niemand enig nut zal hebben en een artistieke mislukking is. Ik dacht dat er na mijn dood wel niemand zal zijn die een werk ter nagedachtenis van mij zal componeren. Daarop besloot ik zelf zo’n werk te maken. Op het titelblad kan men schrijven: Ter nagedachtenis aan de componist van dit kwartet.’ Om laconiek te eindigen: ‘De pseudotragiek van het kwartet ligt daarin dat ik tijdens het componeren zoveel tranen heb vergoten als urine na een half dozijn biertjes.’
Officieel is het kwartet opgedragen ‘Ter nagedachtenis aan de slachtoffers van fascisme en oorlog’. Maar zoals Sjostakovitsj zelf al in zijn brief hintte, is het in de eerste plaats een autobiografie, een testament zo je wilt. De lange lijst van muziek die hij citeert slaat in hoofdzaak op zichzelf en niet op de oorlog. In de allereerste maten speelt de cello Sjostakovitsj’ muzikale handtekening: D, S (es), C, H (de Duitse benaming voor de b), het thema dat bijvoorbeeld ook tot in het obsessieve in het Eerste celloconcert (1966) is verwerkt. Je kunt het als een titel of aanhef beschouwen: dit kwartet gaat over de componist Dmitri Sjostakovitsj, leven en werk.
In het tweede deel lijkt de oorlog in vol geweld binnen te denderen, tot een vioolsolo met het DSCH-thema dat een halt toeroept. We belanden in een gejaagde en onrustige wals. Weer duikt het DSCH-thema op om de brug te maken naar deel vier, net zoals het vijfde deel een Largo.
Sjostakovitsj maakt hier een balans op, en die is bitter. Het Achtste strijkkwartet zou niettemin een van de meest uitgevoerde Sjostakovitsj-kwartetten worden.
Negende strijkkwartet
Een heel nieuwe wereld ontvouwt zich in het Negende strijkkwartet, van vier jaar later. Na de gekweldheid van de vorige kwartetten lijkt de lucht opgeklaard. Opnieuw vijf delen, zonder overgang te spelen. Positieve energie overheerst – dat was een tijd geleden.
Het eerste deel is onbekommerd en mild, Moderato con moto. Het tweede deel is een Adagio zonder weerhaken, sereen. In het derde deel gaan we in galop, het slotdeel van de Zesde symfonie (1939) klinkt erin door. Alleen in het vierde deel komt er weer dreiging, met harde pizzicato-akkoorden, eerst in de tweede viool, dan in de altviool.
Het nerveuze vijfde deel lijkt lange tijd een grabbelton: ideeën uit de vorige delen van dit kwartet komen in snel tempo voorbij. Na vijf minuten vindt de cello het welletjes: hij stopt de mallemolen met een dwingend motief, een schreeuw bijna, en gooit er nog wat boze pizzicato’s achteraan. De rest lijkt geschrokken, maar dan neemt de cello iedereen op sleeptouw voor een uitbundig slot.
Het Negende strijkkwartet staat met z’n positieve drive lijnrecht tegenover het Achtste. Er is meer dan één reden aan te voeren voor die ommezwaai. Sjostakovitsj was intussen de meest vooraanstaande Russische componist, alom geroemd in het buitenland. En er was ook een nieuwe liefde: Irina Antonovna. Ze trouwden in 1962, en Sjostakovitsj droeg dit Negende strijkkwartet aan haar op.
Opvallend is wat Sjostakovitsj erover bericht in een brief aan zijn goede vriend Isaak Glikman, schrijver en recensent: ‘Ik schrijf een kwartet dat voor niemand enig nut zal hebben en een artistieke mislukking is. Ik dacht dat er na mijn dood wel niemand zal zijn die een werk ter nagedachtenis van mij zal componeren. Daarop besloot ik zelf zo’n werk te maken. Op het titelblad kan men schrijven: Ter nagedachtenis aan de componist van dit kwartet.’ Om laconiek te eindigen: ‘De pseudotragiek van het kwartet ligt daarin dat ik tijdens het componeren zoveel tranen heb vergoten als urine na een half dozijn biertjes.’
Officieel is het kwartet opgedragen ‘Ter nagedachtenis aan de slachtoffers van fascisme en oorlog’. Maar zoals Sjostakovitsj zelf al in zijn brief hintte, is het in de eerste plaats een autobiografie, een testament zo je wilt. De lange lijst van muziek die hij citeert slaat in hoofdzaak op zichzelf en niet op de oorlog. In de allereerste maten speelt de cello Sjostakovitsj’ muzikale handtekening: D, S (es), C, H (de Duitse benaming voor de b), het thema dat bijvoorbeeld ook tot in het obsessieve in het Eerste celloconcert (1966) is verwerkt. Je kunt het als een titel of aanhef beschouwen: dit kwartet gaat over de componist Dmitri Sjostakovitsj, leven en werk.
In het tweede deel lijkt de oorlog in vol geweld binnen te denderen, tot een vioolsolo met het DSCH-thema dat een halt toeroept. We belanden in een gejaagde en onrustige wals. Weer duikt het DSCH-thema op om de brug te maken naar deel vier, net zoals het vijfde deel een Largo.
Sjostakovitsj maakt hier een balans op, en die is bitter. Het Achtste strijkkwartet zou niettemin een van de meest uitgevoerde Sjostakovitsj-kwartetten worden.
Negende strijkkwartet
Een heel nieuwe wereld ontvouwt zich in het Negende strijkkwartet, van vier jaar later. Na de gekweldheid van de vorige kwartetten lijkt de lucht opgeklaard. Opnieuw vijf delen, zonder overgang te spelen. Positieve energie overheerst – dat was een tijd geleden.
Het eerste deel is onbekommerd en mild, Moderato con moto. Het tweede deel is een Adagio zonder weerhaken, sereen. In het derde deel gaan we in galop, het slotdeel van de Zesde symfonie (1939) klinkt erin door. Alleen in het vierde deel komt er weer dreiging, met harde pizzicato-akkoorden, eerst in de tweede viool, dan in de altviool.
Het nerveuze vijfde deel lijkt lange tijd een grabbelton: ideeën uit de vorige delen van dit kwartet komen in snel tempo voorbij. Na vijf minuten vindt de cello het welletjes: hij stopt de mallemolen met een dwingend motief, een schreeuw bijna, en gooit er nog wat boze pizzicato’s achteraan. De rest lijkt geschrokken, maar dan neemt de cello iedereen op sleeptouw voor een uitbundig slot.
Het Negende strijkkwartet staat met z’n positieve drive lijnrecht tegenover het Achtste. Er is meer dan één reden aan te voeren voor die ommezwaai. Sjostakovitsj was intussen de meest vooraanstaande Russische componist, alom geroemd in het buitenland. En er was ook een nieuwe liefde: Irina Antonovna. Ze trouwden in 1962, en Sjostakovitsj droeg dit Negende strijkkwartet aan haar op.
Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
Toelichting
Zevende strijkkwartet
Met goed dertien minuten is het Zevende strijkkwartet het kortste van alle vijftien Sjostakovitsj-kwartetten, maar daarom niet minder belangrijk. Dat blijkt alleen al uit de keuze voor de toonsoort. Het is zijn eerste kwartet in een mineurtoonsoort: fis klein, zoals Gustav Mahlers Tiende symfonie. Eigenlijk was Sjostakovitsj in zijn reeks strijkkwartetten een vast stramien aan het volgen: het doel was om 24 kwartetten te schrijven, voor elke toonsoort één. Met het Zevende strijkkwartet wijkt hij voor het eerst af van die volgorde. De reden is duidelijk: het is een – zij het enigszins verlaat – in memoriam voor zijn geliefde eerste vrouw Nina, die in 1954 vroegtijdig was overleden. Zijn onfortuinlijke tweede huwelijk (1856-59) met Margarita wordt daarmee onder de mat geveegd.
Het eerste deel, met het nerveuze thema in de eerste viool, is afgeladen met staccato’s en pizzicato’s, waarboven flarden van melodieën zweven. Het dromerige, hypnotiserende tweede deel wordt lange tijd gedragen door gebonden zestiende noten in de tweede viool. Hints van minimalisme. Eerste viool, cello en altviool geven een thema aan elkaar door. De begeleiding in de tweede viool wordt uiteindelijk een gepuncteerd ritme, een hartslag die stokt. De tweede viool zwijgt tot het eind van dit deel. Is het denkbaar dat we hier afscheid nemen van Nina? Zonder pauze belanden we in het derde deel. We horen het thema uit het eerste deel terugkomen, maar het ontaardt in een manische, paniekerige sfeer, met harde accenten. Alles lijkt weer samen te komen: het beginthema is terug, nu in een zwijmelende variant, een walsje komt langs, allerlei gedachten vloeien in elkaar over.
Het Zevende strijkkwartet, geschreven in februari en maart 1960, is intens en emotioneel. Samen met het Achtste en het Negende strijkkwartet vormt het een persoonlijk drieluik: het Zevende gaat over Nina, het Achtste is officieel opgedragen aan de slachtoffers van oorlog en fascisme maar gaat eigenlijk over Sjostakovitsj zelf, het Negende is voor zijn derde vrouw, Irina.
Achtste strijkkwartet
Amper drie maanden na het Zevende componeert Sjostakovitsj zijn Achtste strijkkwartet. In drie dagen, van 12 tot en met 14 juli 1960, staat het op papier. De componist verblijft dan in Dresden – de toenmalige DDR – om er filmmuziek te schrijven. Het kwartet telt vijf delen die naadloos in elkaar over lopen.
Zevende strijkkwartet
Met goed dertien minuten is het Zevende strijkkwartet het kortste van alle vijftien Sjostakovitsj-kwartetten, maar daarom niet minder belangrijk. Dat blijkt alleen al uit de keuze voor de toonsoort. Het is zijn eerste kwartet in een mineurtoonsoort: fis klein, zoals Gustav Mahlers Tiende symfonie. Eigenlijk was Sjostakovitsj in zijn reeks strijkkwartetten een vast stramien aan het volgen: het doel was om 24 kwartetten te schrijven, voor elke toonsoort één. Met het Zevende strijkkwartet wijkt hij voor het eerst af van die volgorde. De reden is duidelijk: het is een – zij het enigszins verlaat – in memoriam voor zijn geliefde eerste vrouw Nina, die in 1954 vroegtijdig was overleden. Zijn onfortuinlijke tweede huwelijk (1856-59) met Margarita wordt daarmee onder de mat geveegd.
Het eerste deel, met het nerveuze thema in de eerste viool, is afgeladen met staccato’s en pizzicato’s, waarboven flarden van melodieën zweven. Het dromerige, hypnotiserende tweede deel wordt lange tijd gedragen door gebonden zestiende noten in de tweede viool. Hints van minimalisme. Eerste viool, cello en altviool geven een thema aan elkaar door. De begeleiding in de tweede viool wordt uiteindelijk een gepuncteerd ritme, een hartslag die stokt. De tweede viool zwijgt tot het eind van dit deel. Is het denkbaar dat we hier afscheid nemen van Nina? Zonder pauze belanden we in het derde deel. We horen het thema uit het eerste deel terugkomen, maar het ontaardt in een manische, paniekerige sfeer, met harde accenten. Alles lijkt weer samen te komen: het beginthema is terug, nu in een zwijmelende variant, een walsje komt langs, allerlei gedachten vloeien in elkaar over.
Het Zevende strijkkwartet, geschreven in februari en maart 1960, is intens en emotioneel. Samen met het Achtste en het Negende strijkkwartet vormt het een persoonlijk drieluik: het Zevende gaat over Nina, het Achtste is officieel opgedragen aan de slachtoffers van oorlog en fascisme maar gaat eigenlijk over Sjostakovitsj zelf, het Negende is voor zijn derde vrouw, Irina.
Achtste strijkkwartet
Amper drie maanden na het Zevende componeert Sjostakovitsj zijn Achtste strijkkwartet. In drie dagen, van 12 tot en met 14 juli 1960, staat het op papier. De componist verblijft dan in Dresden – de toenmalige DDR – om er filmmuziek te schrijven. Het kwartet telt vijf delen die naadloos in elkaar over lopen.
Opvallend is wat Sjostakovitsj erover bericht in een brief aan zijn goede vriend Isaak Glikman, schrijver en recensent: ‘Ik schrijf een kwartet dat voor niemand enig nut zal hebben en een artistieke mislukking is. Ik dacht dat er na mijn dood wel niemand zal zijn die een werk ter nagedachtenis van mij zal componeren. Daarop besloot ik zelf zo’n werk te maken. Op het titelblad kan men schrijven: Ter nagedachtenis aan de componist van dit kwartet.’ Om laconiek te eindigen: ‘De pseudotragiek van het kwartet ligt daarin dat ik tijdens het componeren zoveel tranen heb vergoten als urine na een half dozijn biertjes.’
Officieel is het kwartet opgedragen ‘Ter nagedachtenis aan de slachtoffers van fascisme en oorlog’. Maar zoals Sjostakovitsj zelf al in zijn brief hintte, is het in de eerste plaats een autobiografie, een testament zo je wilt. De lange lijst van muziek die hij citeert slaat in hoofdzaak op zichzelf en niet op de oorlog. In de allereerste maten speelt de cello Sjostakovitsj’ muzikale handtekening: D, S (es), C, H (de Duitse benaming voor de b), het thema dat bijvoorbeeld ook tot in het obsessieve in het Eerste celloconcert (1966) is verwerkt. Je kunt het als een titel of aanhef beschouwen: dit kwartet gaat over de componist Dmitri Sjostakovitsj, leven en werk.
In het tweede deel lijkt de oorlog in vol geweld binnen te denderen, tot een vioolsolo met het DSCH-thema dat een halt toeroept. We belanden in een gejaagde en onrustige wals. Weer duikt het DSCH-thema op om de brug te maken naar deel vier, net zoals het vijfde deel een Largo.
Sjostakovitsj maakt hier een balans op, en die is bitter. Het Achtste strijkkwartet zou niettemin een van de meest uitgevoerde Sjostakovitsj-kwartetten worden.
Negende strijkkwartet
Een heel nieuwe wereld ontvouwt zich in het Negende strijkkwartet, van vier jaar later. Na de gekweldheid van de vorige kwartetten lijkt de lucht opgeklaard. Opnieuw vijf delen, zonder overgang te spelen. Positieve energie overheerst – dat was een tijd geleden.
Het eerste deel is onbekommerd en mild, Moderato con moto. Het tweede deel is een Adagio zonder weerhaken, sereen. In het derde deel gaan we in galop, het slotdeel van de Zesde symfonie (1939) klinkt erin door. Alleen in het vierde deel komt er weer dreiging, met harde pizzicato-akkoorden, eerst in de tweede viool, dan in de altviool.
Het nerveuze vijfde deel lijkt lange tijd een grabbelton: ideeën uit de vorige delen van dit kwartet komen in snel tempo voorbij. Na vijf minuten vindt de cello het welletjes: hij stopt de mallemolen met een dwingend motief, een schreeuw bijna, en gooit er nog wat boze pizzicato’s achteraan. De rest lijkt geschrokken, maar dan neemt de cello iedereen op sleeptouw voor een uitbundig slot.
Het Negende strijkkwartet staat met z’n positieve drive lijnrecht tegenover het Achtste. Er is meer dan één reden aan te voeren voor die ommezwaai. Sjostakovitsj was intussen de meest vooraanstaande Russische componist, alom geroemd in het buitenland. En er was ook een nieuwe liefde: Irina Antonovna. Ze trouwden in 1962, en Sjostakovitsj droeg dit Negende strijkkwartet aan haar op.
Opvallend is wat Sjostakovitsj erover bericht in een brief aan zijn goede vriend Isaak Glikman, schrijver en recensent: ‘Ik schrijf een kwartet dat voor niemand enig nut zal hebben en een artistieke mislukking is. Ik dacht dat er na mijn dood wel niemand zal zijn die een werk ter nagedachtenis van mij zal componeren. Daarop besloot ik zelf zo’n werk te maken. Op het titelblad kan men schrijven: Ter nagedachtenis aan de componist van dit kwartet.’ Om laconiek te eindigen: ‘De pseudotragiek van het kwartet ligt daarin dat ik tijdens het componeren zoveel tranen heb vergoten als urine na een half dozijn biertjes.’
Officieel is het kwartet opgedragen ‘Ter nagedachtenis aan de slachtoffers van fascisme en oorlog’. Maar zoals Sjostakovitsj zelf al in zijn brief hintte, is het in de eerste plaats een autobiografie, een testament zo je wilt. De lange lijst van muziek die hij citeert slaat in hoofdzaak op zichzelf en niet op de oorlog. In de allereerste maten speelt de cello Sjostakovitsj’ muzikale handtekening: D, S (es), C, H (de Duitse benaming voor de b), het thema dat bijvoorbeeld ook tot in het obsessieve in het Eerste celloconcert (1966) is verwerkt. Je kunt het als een titel of aanhef beschouwen: dit kwartet gaat over de componist Dmitri Sjostakovitsj, leven en werk.
In het tweede deel lijkt de oorlog in vol geweld binnen te denderen, tot een vioolsolo met het DSCH-thema dat een halt toeroept. We belanden in een gejaagde en onrustige wals. Weer duikt het DSCH-thema op om de brug te maken naar deel vier, net zoals het vijfde deel een Largo.
Sjostakovitsj maakt hier een balans op, en die is bitter. Het Achtste strijkkwartet zou niettemin een van de meest uitgevoerde Sjostakovitsj-kwartetten worden.
Negende strijkkwartet
Een heel nieuwe wereld ontvouwt zich in het Negende strijkkwartet, van vier jaar later. Na de gekweldheid van de vorige kwartetten lijkt de lucht opgeklaard. Opnieuw vijf delen, zonder overgang te spelen. Positieve energie overheerst – dat was een tijd geleden.
Het eerste deel is onbekommerd en mild, Moderato con moto. Het tweede deel is een Adagio zonder weerhaken, sereen. In het derde deel gaan we in galop, het slotdeel van de Zesde symfonie (1939) klinkt erin door. Alleen in het vierde deel komt er weer dreiging, met harde pizzicato-akkoorden, eerst in de tweede viool, dan in de altviool.
Het nerveuze vijfde deel lijkt lange tijd een grabbelton: ideeën uit de vorige delen van dit kwartet komen in snel tempo voorbij. Na vijf minuten vindt de cello het welletjes: hij stopt de mallemolen met een dwingend motief, een schreeuw bijna, en gooit er nog wat boze pizzicato’s achteraan. De rest lijkt geschrokken, maar dan neemt de cello iedereen op sleeptouw voor een uitbundig slot.
Het Negende strijkkwartet staat met z’n positieve drive lijnrecht tegenover het Achtste. Er is meer dan één reden aan te voeren voor die ommezwaai. Sjostakovitsj was intussen de meest vooraanstaande Russische componist, alom geroemd in het buitenland. En er was ook een nieuwe liefde: Irina Antonovna. Ze trouwden in 1962, en Sjostakovitsj droeg dit Negende strijkkwartet aan haar op.
Biografie
Jerusalem Quartet, kwartet
Het Jerusalem Quartet treedt al dertig jaar op; het jubileum wordt – in tien steden, waaronder Amsterdam, Bonn (Beethovenfest), Keulen (Philharmonie) en Zürich (Tonhalle) – gevierd met een speciale focus op de vijftien strijkkwartetten van Sjostakovitsj.
In eerdere seizoenen verzorgde het Jerusalem Quartet bijvoorbeeld een Beethovencyclus in Wigmore Hall in Londen en een Bartókcyclus op de Salzburger Festspiele en in de Elbphilharmonie in Hamburg. Andere hoogtepunten in seizoen 2025/2026 zijn twee Noord-Amerikaanse tournees, en optredens met pianiste Elisabeth Leonskaja in onder meer het Gewandhaus in Leipzig en de Alte Oper in Frankfurt.
Voor zijn discografie heeft het Jerusalem Quartet talloze prijzen en onderscheidingen ontvangen, waaronder de Diapason d’Or en de BBC Music Magazine Award. De musici namen Haydn, Schubert, Ravel, Debussy en Bartók op, maar bijvoorbeeld ook – samen met sopraan Hila Baggio – Jiddische cabaretliederen uit het Warschau van rond 1920. Dit jaar verscheen een nieuwe release van de kwartetten nr. 2, 7 en 10 van Sjostakovitsj.
In Het Concertgebouw was het Jerusalem Quartet sinds zijn debuut in oktober 2000 geregeld te gast; in seizoen 2016/2017 wijdde het bijvoorbeeld een Spotlight aan het 175ste geboortejaar van Dvořák. In november 2018 bracht het viertal Sharon Kam mee naar de Kleine Zaal voor het Klarinetkwintet van Brahms, en in februari 2023 Elisabeth Leonskaja voor het Pianokwintet van Sjostakovitsj. Het laatste bezoek van het Jerusalem Quartet was in mei 2024, met op de lessenaars Ben-Haim en Debussy.
Na vijftien jaar heeft altviolist Ori Kam begin dit seizoen het Jerusalem Quartet verlaten. Voor de programma’s van deze maand wordt hij vervangen door Alexander Gordon.