Nog geen account of wachtwoord vergeten? Klik hier

Sjostakovitsj 120: Jerusalem Quartet speelt alle strijkkwartetten (deel 2)

Sjostakovitsj 120: Jerusalem Quartet speelt alle strijkkwartetten (deel 2)

Kleine Zaal
02 december 2025
19.30 uur

Print dit programma

Jerusalem Quartet:
Alexander Pavlovsky viool
Sergei Bresler viool
Alexander Gordon altviool
Kyril Zlotnikov cello

Dit concert maakt deel uit van de serie Sjostakovitsj 120.

Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)

Strijkkwartet nr. 4 in D gr.t., op. 83 (1949)
Allegretto
Andantino
Allegretto
Allegretto

pauze ± 20.00 uur

Strijkkwartet nr. 5 in Bes gr.t., op. 92 (1952)
Allegro non troppo
Moderato – Andantino
Moderato – Allegretto – Andante

Strijkkwartet nr. 6 in G gr.t., op. 101 (1956)
Allegretto
Moderato con moto
Lento
Lento – Allegretto

einde ± 21.25 uur

Kleine Zaal 02 december 2025 19.30 uur

Jerusalem Quartet:
Alexander Pavlovsky viool
Sergei Bresler viool
Alexander Gordon altviool
Kyril Zlotnikov cello

Dit concert maakt deel uit van de serie Sjostakovitsj 120.

Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)

Strijkkwartet nr. 4 in D gr.t., op. 83 (1949)
Allegretto
Andantino
Allegretto
Allegretto

pauze ± 20.00 uur

Strijkkwartet nr. 5 in Bes gr.t., op. 92 (1952)
Allegro non troppo
Moderato – Andantino
Moderato – Allegretto – Andante

Strijkkwartet nr. 6 in G gr.t., op. 101 (1956)
Allegretto
Moderato con moto
Lento
Lento – Allegretto

einde ± 21.25 uur

Toelichting

Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)

Toelichting

door Piet de Loof

Vierde strijkkwartet

Het Vierde strijkkwartet werd voltooid in de laatste dagen van 1949, meer dan een jaar na een nieuwe publieke ­veroordeling van Dmitri Sjostakovitsj door de sovjetautoriteiten. De componist hield zich sindsdien gedeisd, er werd amper iets van hem uitgevoerd en hij schreef vooral de opgelegde patriottische (film)muziek. De andere muziek, zijn persoonlijke muziek, die was voor de lade van zijn bureau, waar ze op betere tijden wachtte. Daar lagen onder meer het Eerste vioolconcert en de liedcyclus Uit Joodse volkspoëzie. 

Sjostakovitsj begint aan zijn Vierde strijkkwartet na zijn terugkomst uit New York. In maart 1949 wordt hij daarheen gestuurd om het culturele beleid van de Sovjet-Unie te verdedigen. Hij kan niet anders dan de tekst voor­lezen die hem wordt voorgelegd door de partijambtenaren. Het is voor hem een uiterst vernederende gebeurtenis.

Het Vierde strijkkwartet is een kwartet vol ingehouden emoties, moderato (letterlijk ‘gematigd’) is de dagorde. Geen wilde uitbarstingen, geen cynische terzijdes of groteske knipogen. Althans, niet in de eerste drie relatief korte delen, die een opmaat lijken naar het uitgebreide slotdeel. Daar breekt alsnog de dam. De altviool treurt op verbrokkelde pizzicato’s, die zich verenigen tot de hortende begeleiding van een vermoeid, Joods thema in de eerste viool.

Negen maanden na de dood van dictator Jozef Stalin werd het Vierde strijkkwartet voor het eerst uitgevoerd, in december 1953. In diezelfde maand volgden ook de premières van het Vijfde strijkkwartet en de Tiende symfonie.

Vijfde strijkkwartet

Een jaar na zijn pijnlijke toespraak in New York mag Sjostakovitsj opnieuw naar het Westen om daar de lof van de sovjetstaat te bezingen. Hij is in Leipzig als daar in 1950 de tweehonderdste sterfdag van Johann Sebastian Bach wordt herdacht. Als juryvoorzitter van een pianowedstrijd hoort hij onder meer Das wohltemperierte Klavier van Bach. Het zal hem inspireren tot zijn eigen reeks van 24 preludes en fuga’s voor piano solo (opus 87 uit 1950) en ook doorschemeren in zijn Vijfde strijkkwartet, geschreven in het najaar van 1952.

Vierde strijkkwartet

Het Vierde strijkkwartet werd voltooid in de laatste dagen van 1949, meer dan een jaar na een nieuwe publieke ­veroordeling van Dmitri Sjostakovitsj door de sovjetautoriteiten. De componist hield zich sindsdien gedeisd, er werd amper iets van hem uitgevoerd en hij schreef vooral de opgelegde patriottische (film)muziek. De andere muziek, zijn persoonlijke muziek, die was voor de lade van zijn bureau, waar ze op betere tijden wachtte. Daar lagen onder meer het Eerste vioolconcert en de liedcyclus Uit Joodse volkspoëzie. 

Sjostakovitsj begint aan zijn Vierde strijkkwartet na zijn terugkomst uit New York. In maart 1949 wordt hij daarheen gestuurd om het culturele beleid van de Sovjet-Unie te verdedigen. Hij kan niet anders dan de tekst voor­lezen die hem wordt voorgelegd door de partijambtenaren. Het is voor hem een uiterst vernederende gebeurtenis.

Het Vierde strijkkwartet is een kwartet vol ingehouden emoties, moderato (letterlijk ‘gematigd’) is de dagorde. Geen wilde uitbarstingen, geen cynische terzijdes of groteske knipogen. Althans, niet in de eerste drie relatief korte delen, die een opmaat lijken naar het uitgebreide slotdeel. Daar breekt alsnog de dam. De altviool treurt op verbrokkelde pizzicato’s, die zich verenigen tot de hortende begeleiding van een vermoeid, Joods thema in de eerste viool.

Negen maanden na de dood van dictator Jozef Stalin werd het Vierde strijkkwartet voor het eerst uitgevoerd, in december 1953. In diezelfde maand volgden ook de premières van het Vijfde strijkkwartet en de Tiende symfonie.

Vijfde strijkkwartet

Een jaar na zijn pijnlijke toespraak in New York mag Sjostakovitsj opnieuw naar het Westen om daar de lof van de sovjetstaat te bezingen. Hij is in Leipzig als daar in 1950 de tweehonderdste sterfdag van Johann Sebastian Bach wordt herdacht. Als juryvoorzitter van een pianowedstrijd hoort hij onder meer Das wohltemperierte Klavier van Bach. Het zal hem inspireren tot zijn eigen reeks van 24 preludes en fuga’s voor piano solo (opus 87 uit 1950) en ook doorschemeren in zijn Vijfde strijkkwartet, geschreven in het najaar van 1952.

  • Dmitri Sjostakovitsj

    op latere leeftijd

    Dmitri Sjostakovitsj

    op latere leeftijd

  • Dmitri Sjostakovitsj

    op latere leeftijd

    Dmitri Sjostakovitsj

    op latere leeftijd

Een apart kwartet is het, een eigen persoonlijkheid. Geslotener en abstracter, de drie delen aaneengeklonken. Helemaal aan het begin van het Allegro non troppo introduceert de altviool een vragend motiefje dat voortdurend de kop zal opsteken, alsof het moet en zal worden beantwoord. Het hele eerste deel schakelt voortdurend tussen spanning en ontspanning, met onverwachte wendingen. Een hoge f in de eerste viool is het bruggetje naar het centrale deel, con so­rdino (met dempers) gespeeld. Een winters, ijzig klankbeeld wordt het. Helder en fragiel, doordat Sjostakovitsj op sommige momenten de drie bovenste stemmen elkaar laat verdubbelen in octaven. Het derde deel begint nog luchtig, maar woede neemt de overhand. De laatste vijf minuten zijn een verrassing: alles komt tot een stilstand. De eerste viool klaagt in haar laagste register, altviool en cello beuken er met hamerslagen op in. De tweede viool komt erbij, met kille pizzicato’s ondermijnen ze met z’n drieën het gezang van de eerste viool. Het walsje van eerder piept weer op en geleidelijk aan komt ook het ijzige middendeel weer naar voren. De cello blijft proberen, maar de drie andere strijkers houden met lange, hoge akkoorden de boel gesloten.

Musicologen ontdekten een verwijzing naar de componiste Galina Oestvolskaja (1919-2006): een thema uit haar ­Klarinettrio (1949). Oestvolskaja was een studente van Sjostakovitsj – ­volgens sommigen ook zijn minnares – en na de dood van zijn vrouw Nina zou hij haar tevergeefs ten huwelijk vragen. Oestvolsjkaja had er op den duur trouwens schoon genoeg van om altijd als ‘leerlinge van Sjostakovitsj’ te worden betiteld, en niet onterecht: haar indrukwekkende oeuvre spreekt voor zich.

Zesde strijkkwartet

Vier jaren verstrijken tussen het Vijfde en het Zesde strijkkwartet. Jaren waarin veel gebeurt, zowel in het leven van Sjostakovitsj als in de buitenwereld. Met het ­aantreden van de nieuwe partijleider Nikita Chroesjtsjov komt er in de Sovjet-Unie een aarzelende liberalisering op gang (de ‘dooi’). Persoonlijk kent Sjostakovitsj echter heel wat tegenslagen. Eind 1954 overlijdt zijn vrouw Nina en een jaar later ook zijn moeder. Impulsief hertrouwt Sjostakovitsj met de veel jongere Margarita – niemand van zijn vrienden weet ervan. De huwelijksreis gaat naar Komorova waar hij een huis en componeerhuisje heeft. Daar componeert hij zijn Zesde strijkkwartet. 

In de onverdachte toonaard van G groot lijkt er weinig aan de hand, en de sfeer in de eerste twee delen is dan ook ontspannen. Of dat lijkt althans zo – het blijft Sjostakovitsj. Maar wat zullen we denken bij dat langzame derde deel, overduidelijk het hart van het kwartet? Is het de mijmering van een gelukkig man op huwelijksreis, daar in zijn componeerhuisje? Dan is de keuze van de duistere, tragische toonaard bes klein wel een erg vreemde verpakking. Of maakt een melancholische Sjostakovitsj de balans op? Halverwege dit Lento bloeit plots een thema uit Prokofjevs Tweede strijkkwartet op. En zoals veel muziekliefhebbers wel weten: Sergej Prokofjev stierf op exact dezelfde dag als Stalin [5 maart 1953, red.]. Blikt Sjostakovitsj hier terug op het vele leed dat de dictator veroorzaakte, terwijl hij zelf, met z’n nieuwe vrouw en meer ademruimte als kunstenaar, met vertrouwen naar de toekomst mag kijken? 

Het Zesde strijkkwartet is officieel aan niemand opgedragen. Aan zichzelf, zou de componist in beperkte kring monkelend hebben gezegd, als geschenk voor zijn vijftigste verjaardag. Enkele weken na die verjaardag ging het stuk in première, uiteraard door het Beethoven Kwartet. Het maakte ook een einde aan de creatieve droogte die Sjostakovitsj had doorgemaakt na de dood van Nina (Margarita bleek overigens maar een rebound, het huwelijk zou maar drie jaar standhouden).

Een apart kwartet is het, een eigen persoonlijkheid. Geslotener en abstracter, de drie delen aaneengeklonken. Helemaal aan het begin van het Allegro non troppo introduceert de altviool een vragend motiefje dat voortdurend de kop zal opsteken, alsof het moet en zal worden beantwoord. Het hele eerste deel schakelt voortdurend tussen spanning en ontspanning, met onverwachte wendingen. Een hoge f in de eerste viool is het bruggetje naar het centrale deel, con so­rdino (met dempers) gespeeld. Een winters, ijzig klankbeeld wordt het. Helder en fragiel, doordat Sjostakovitsj op sommige momenten de drie bovenste stemmen elkaar laat verdubbelen in octaven. Het derde deel begint nog luchtig, maar woede neemt de overhand. De laatste vijf minuten zijn een verrassing: alles komt tot een stilstand. De eerste viool klaagt in haar laagste register, altviool en cello beuken er met hamerslagen op in. De tweede viool komt erbij, met kille pizzicato’s ondermijnen ze met z’n drieën het gezang van de eerste viool. Het walsje van eerder piept weer op en geleidelijk aan komt ook het ijzige middendeel weer naar voren. De cello blijft proberen, maar de drie andere strijkers houden met lange, hoge akkoorden de boel gesloten.

Musicologen ontdekten een verwijzing naar de componiste Galina Oestvolskaja (1919-2006): een thema uit haar ­Klarinettrio (1949). Oestvolskaja was een studente van Sjostakovitsj – ­volgens sommigen ook zijn minnares – en na de dood van zijn vrouw Nina zou hij haar tevergeefs ten huwelijk vragen. Oestvolsjkaja had er op den duur trouwens schoon genoeg van om altijd als ‘leerlinge van Sjostakovitsj’ te worden betiteld, en niet onterecht: haar indrukwekkende oeuvre spreekt voor zich.

Zesde strijkkwartet

Vier jaren verstrijken tussen het Vijfde en het Zesde strijkkwartet. Jaren waarin veel gebeurt, zowel in het leven van Sjostakovitsj als in de buitenwereld. Met het ­aantreden van de nieuwe partijleider Nikita Chroesjtsjov komt er in de Sovjet-Unie een aarzelende liberalisering op gang (de ‘dooi’). Persoonlijk kent Sjostakovitsj echter heel wat tegenslagen. Eind 1954 overlijdt zijn vrouw Nina en een jaar later ook zijn moeder. Impulsief hertrouwt Sjostakovitsj met de veel jongere Margarita – niemand van zijn vrienden weet ervan. De huwelijksreis gaat naar Komorova waar hij een huis en componeerhuisje heeft. Daar componeert hij zijn Zesde strijkkwartet. 

In de onverdachte toonaard van G groot lijkt er weinig aan de hand, en de sfeer in de eerste twee delen is dan ook ontspannen. Of dat lijkt althans zo – het blijft Sjostakovitsj. Maar wat zullen we denken bij dat langzame derde deel, overduidelijk het hart van het kwartet? Is het de mijmering van een gelukkig man op huwelijksreis, daar in zijn componeerhuisje? Dan is de keuze van de duistere, tragische toonaard bes klein wel een erg vreemde verpakking. Of maakt een melancholische Sjostakovitsj de balans op? Halverwege dit Lento bloeit plots een thema uit Prokofjevs Tweede strijkkwartet op. En zoals veel muziekliefhebbers wel weten: Sergej Prokofjev stierf op exact dezelfde dag als Stalin [5 maart 1953, red.]. Blikt Sjostakovitsj hier terug op het vele leed dat de dictator veroorzaakte, terwijl hij zelf, met z’n nieuwe vrouw en meer ademruimte als kunstenaar, met vertrouwen naar de toekomst mag kijken? 

Het Zesde strijkkwartet is officieel aan niemand opgedragen. Aan zichzelf, zou de componist in beperkte kring monkelend hebben gezegd, als geschenk voor zijn vijftigste verjaardag. Enkele weken na die verjaardag ging het stuk in première, uiteraard door het Beethoven Kwartet. Het maakte ook een einde aan de creatieve droogte die Sjostakovitsj had doorgemaakt na de dood van Nina (Margarita bleek overigens maar een rebound, het huwelijk zou maar drie jaar standhouden).

door Piet de Loof

Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)

Toelichting

door Piet de Loof

Vierde strijkkwartet

Het Vierde strijkkwartet werd voltooid in de laatste dagen van 1949, meer dan een jaar na een nieuwe publieke ­veroordeling van Dmitri Sjostakovitsj door de sovjetautoriteiten. De componist hield zich sindsdien gedeisd, er werd amper iets van hem uitgevoerd en hij schreef vooral de opgelegde patriottische (film)muziek. De andere muziek, zijn persoonlijke muziek, die was voor de lade van zijn bureau, waar ze op betere tijden wachtte. Daar lagen onder meer het Eerste vioolconcert en de liedcyclus Uit Joodse volkspoëzie. 

Sjostakovitsj begint aan zijn Vierde strijkkwartet na zijn terugkomst uit New York. In maart 1949 wordt hij daarheen gestuurd om het culturele beleid van de Sovjet-Unie te verdedigen. Hij kan niet anders dan de tekst voor­lezen die hem wordt voorgelegd door de partijambtenaren. Het is voor hem een uiterst vernederende gebeurtenis.

Het Vierde strijkkwartet is een kwartet vol ingehouden emoties, moderato (letterlijk ‘gematigd’) is de dagorde. Geen wilde uitbarstingen, geen cynische terzijdes of groteske knipogen. Althans, niet in de eerste drie relatief korte delen, die een opmaat lijken naar het uitgebreide slotdeel. Daar breekt alsnog de dam. De altviool treurt op verbrokkelde pizzicato’s, die zich verenigen tot de hortende begeleiding van een vermoeid, Joods thema in de eerste viool.

Negen maanden na de dood van dictator Jozef Stalin werd het Vierde strijkkwartet voor het eerst uitgevoerd, in december 1953. In diezelfde maand volgden ook de premières van het Vijfde strijkkwartet en de Tiende symfonie.

Vijfde strijkkwartet

Een jaar na zijn pijnlijke toespraak in New York mag Sjostakovitsj opnieuw naar het Westen om daar de lof van de sovjetstaat te bezingen. Hij is in Leipzig als daar in 1950 de tweehonderdste sterfdag van Johann Sebastian Bach wordt herdacht. Als juryvoorzitter van een pianowedstrijd hoort hij onder meer Das wohltemperierte Klavier van Bach. Het zal hem inspireren tot zijn eigen reeks van 24 preludes en fuga’s voor piano solo (opus 87 uit 1950) en ook doorschemeren in zijn Vijfde strijkkwartet, geschreven in het najaar van 1952.

Vierde strijkkwartet

Het Vierde strijkkwartet werd voltooid in de laatste dagen van 1949, meer dan een jaar na een nieuwe publieke ­veroordeling van Dmitri Sjostakovitsj door de sovjetautoriteiten. De componist hield zich sindsdien gedeisd, er werd amper iets van hem uitgevoerd en hij schreef vooral de opgelegde patriottische (film)muziek. De andere muziek, zijn persoonlijke muziek, die was voor de lade van zijn bureau, waar ze op betere tijden wachtte. Daar lagen onder meer het Eerste vioolconcert en de liedcyclus Uit Joodse volkspoëzie. 

Sjostakovitsj begint aan zijn Vierde strijkkwartet na zijn terugkomst uit New York. In maart 1949 wordt hij daarheen gestuurd om het culturele beleid van de Sovjet-Unie te verdedigen. Hij kan niet anders dan de tekst voor­lezen die hem wordt voorgelegd door de partijambtenaren. Het is voor hem een uiterst vernederende gebeurtenis.

Het Vierde strijkkwartet is een kwartet vol ingehouden emoties, moderato (letterlijk ‘gematigd’) is de dagorde. Geen wilde uitbarstingen, geen cynische terzijdes of groteske knipogen. Althans, niet in de eerste drie relatief korte delen, die een opmaat lijken naar het uitgebreide slotdeel. Daar breekt alsnog de dam. De altviool treurt op verbrokkelde pizzicato’s, die zich verenigen tot de hortende begeleiding van een vermoeid, Joods thema in de eerste viool.

Negen maanden na de dood van dictator Jozef Stalin werd het Vierde strijkkwartet voor het eerst uitgevoerd, in december 1953. In diezelfde maand volgden ook de premières van het Vijfde strijkkwartet en de Tiende symfonie.

Vijfde strijkkwartet

Een jaar na zijn pijnlijke toespraak in New York mag Sjostakovitsj opnieuw naar het Westen om daar de lof van de sovjetstaat te bezingen. Hij is in Leipzig als daar in 1950 de tweehonderdste sterfdag van Johann Sebastian Bach wordt herdacht. Als juryvoorzitter van een pianowedstrijd hoort hij onder meer Das wohltemperierte Klavier van Bach. Het zal hem inspireren tot zijn eigen reeks van 24 preludes en fuga’s voor piano solo (opus 87 uit 1950) en ook doorschemeren in zijn Vijfde strijkkwartet, geschreven in het najaar van 1952.

  • Dmitri Sjostakovitsj

    op latere leeftijd

    Dmitri Sjostakovitsj

    op latere leeftijd

  • Dmitri Sjostakovitsj

    op latere leeftijd

    Dmitri Sjostakovitsj

    op latere leeftijd

Een apart kwartet is het, een eigen persoonlijkheid. Geslotener en abstracter, de drie delen aaneengeklonken. Helemaal aan het begin van het Allegro non troppo introduceert de altviool een vragend motiefje dat voortdurend de kop zal opsteken, alsof het moet en zal worden beantwoord. Het hele eerste deel schakelt voortdurend tussen spanning en ontspanning, met onverwachte wendingen. Een hoge f in de eerste viool is het bruggetje naar het centrale deel, con so­rdino (met dempers) gespeeld. Een winters, ijzig klankbeeld wordt het. Helder en fragiel, doordat Sjostakovitsj op sommige momenten de drie bovenste stemmen elkaar laat verdubbelen in octaven. Het derde deel begint nog luchtig, maar woede neemt de overhand. De laatste vijf minuten zijn een verrassing: alles komt tot een stilstand. De eerste viool klaagt in haar laagste register, altviool en cello beuken er met hamerslagen op in. De tweede viool komt erbij, met kille pizzicato’s ondermijnen ze met z’n drieën het gezang van de eerste viool. Het walsje van eerder piept weer op en geleidelijk aan komt ook het ijzige middendeel weer naar voren. De cello blijft proberen, maar de drie andere strijkers houden met lange, hoge akkoorden de boel gesloten.

Musicologen ontdekten een verwijzing naar de componiste Galina Oestvolskaja (1919-2006): een thema uit haar ­Klarinettrio (1949). Oestvolskaja was een studente van Sjostakovitsj – ­volgens sommigen ook zijn minnares – en na de dood van zijn vrouw Nina zou hij haar tevergeefs ten huwelijk vragen. Oestvolsjkaja had er op den duur trouwens schoon genoeg van om altijd als ‘leerlinge van Sjostakovitsj’ te worden betiteld, en niet onterecht: haar indrukwekkende oeuvre spreekt voor zich.

Zesde strijkkwartet

Vier jaren verstrijken tussen het Vijfde en het Zesde strijkkwartet. Jaren waarin veel gebeurt, zowel in het leven van Sjostakovitsj als in de buitenwereld. Met het ­aantreden van de nieuwe partijleider Nikita Chroesjtsjov komt er in de Sovjet-Unie een aarzelende liberalisering op gang (de ‘dooi’). Persoonlijk kent Sjostakovitsj echter heel wat tegenslagen. Eind 1954 overlijdt zijn vrouw Nina en een jaar later ook zijn moeder. Impulsief hertrouwt Sjostakovitsj met de veel jongere Margarita – niemand van zijn vrienden weet ervan. De huwelijksreis gaat naar Komorova waar hij een huis en componeerhuisje heeft. Daar componeert hij zijn Zesde strijkkwartet. 

In de onverdachte toonaard van G groot lijkt er weinig aan de hand, en de sfeer in de eerste twee delen is dan ook ontspannen. Of dat lijkt althans zo – het blijft Sjostakovitsj. Maar wat zullen we denken bij dat langzame derde deel, overduidelijk het hart van het kwartet? Is het de mijmering van een gelukkig man op huwelijksreis, daar in zijn componeerhuisje? Dan is de keuze van de duistere, tragische toonaard bes klein wel een erg vreemde verpakking. Of maakt een melancholische Sjostakovitsj de balans op? Halverwege dit Lento bloeit plots een thema uit Prokofjevs Tweede strijkkwartet op. En zoals veel muziekliefhebbers wel weten: Sergej Prokofjev stierf op exact dezelfde dag als Stalin [5 maart 1953, red.]. Blikt Sjostakovitsj hier terug op het vele leed dat de dictator veroorzaakte, terwijl hij zelf, met z’n nieuwe vrouw en meer ademruimte als kunstenaar, met vertrouwen naar de toekomst mag kijken? 

Het Zesde strijkkwartet is officieel aan niemand opgedragen. Aan zichzelf, zou de componist in beperkte kring monkelend hebben gezegd, als geschenk voor zijn vijftigste verjaardag. Enkele weken na die verjaardag ging het stuk in première, uiteraard door het Beethoven Kwartet. Het maakte ook een einde aan de creatieve droogte die Sjostakovitsj had doorgemaakt na de dood van Nina (Margarita bleek overigens maar een rebound, het huwelijk zou maar drie jaar standhouden).

Een apart kwartet is het, een eigen persoonlijkheid. Geslotener en abstracter, de drie delen aaneengeklonken. Helemaal aan het begin van het Allegro non troppo introduceert de altviool een vragend motiefje dat voortdurend de kop zal opsteken, alsof het moet en zal worden beantwoord. Het hele eerste deel schakelt voortdurend tussen spanning en ontspanning, met onverwachte wendingen. Een hoge f in de eerste viool is het bruggetje naar het centrale deel, con so­rdino (met dempers) gespeeld. Een winters, ijzig klankbeeld wordt het. Helder en fragiel, doordat Sjostakovitsj op sommige momenten de drie bovenste stemmen elkaar laat verdubbelen in octaven. Het derde deel begint nog luchtig, maar woede neemt de overhand. De laatste vijf minuten zijn een verrassing: alles komt tot een stilstand. De eerste viool klaagt in haar laagste register, altviool en cello beuken er met hamerslagen op in. De tweede viool komt erbij, met kille pizzicato’s ondermijnen ze met z’n drieën het gezang van de eerste viool. Het walsje van eerder piept weer op en geleidelijk aan komt ook het ijzige middendeel weer naar voren. De cello blijft proberen, maar de drie andere strijkers houden met lange, hoge akkoorden de boel gesloten.

Musicologen ontdekten een verwijzing naar de componiste Galina Oestvolskaja (1919-2006): een thema uit haar ­Klarinettrio (1949). Oestvolskaja was een studente van Sjostakovitsj – ­volgens sommigen ook zijn minnares – en na de dood van zijn vrouw Nina zou hij haar tevergeefs ten huwelijk vragen. Oestvolsjkaja had er op den duur trouwens schoon genoeg van om altijd als ‘leerlinge van Sjostakovitsj’ te worden betiteld, en niet onterecht: haar indrukwekkende oeuvre spreekt voor zich.

Zesde strijkkwartet

Vier jaren verstrijken tussen het Vijfde en het Zesde strijkkwartet. Jaren waarin veel gebeurt, zowel in het leven van Sjostakovitsj als in de buitenwereld. Met het ­aantreden van de nieuwe partijleider Nikita Chroesjtsjov komt er in de Sovjet-Unie een aarzelende liberalisering op gang (de ‘dooi’). Persoonlijk kent Sjostakovitsj echter heel wat tegenslagen. Eind 1954 overlijdt zijn vrouw Nina en een jaar later ook zijn moeder. Impulsief hertrouwt Sjostakovitsj met de veel jongere Margarita – niemand van zijn vrienden weet ervan. De huwelijksreis gaat naar Komorova waar hij een huis en componeerhuisje heeft. Daar componeert hij zijn Zesde strijkkwartet. 

In de onverdachte toonaard van G groot lijkt er weinig aan de hand, en de sfeer in de eerste twee delen is dan ook ontspannen. Of dat lijkt althans zo – het blijft Sjostakovitsj. Maar wat zullen we denken bij dat langzame derde deel, overduidelijk het hart van het kwartet? Is het de mijmering van een gelukkig man op huwelijksreis, daar in zijn componeerhuisje? Dan is de keuze van de duistere, tragische toonaard bes klein wel een erg vreemde verpakking. Of maakt een melancholische Sjostakovitsj de balans op? Halverwege dit Lento bloeit plots een thema uit Prokofjevs Tweede strijkkwartet op. En zoals veel muziekliefhebbers wel weten: Sergej Prokofjev stierf op exact dezelfde dag als Stalin [5 maart 1953, red.]. Blikt Sjostakovitsj hier terug op het vele leed dat de dictator veroorzaakte, terwijl hij zelf, met z’n nieuwe vrouw en meer ademruimte als kunstenaar, met vertrouwen naar de toekomst mag kijken? 

Het Zesde strijkkwartet is officieel aan niemand opgedragen. Aan zichzelf, zou de componist in beperkte kring monkelend hebben gezegd, als geschenk voor zijn vijftigste verjaardag. Enkele weken na die verjaardag ging het stuk in première, uiteraard door het Beethoven Kwartet. Het maakte ook een einde aan de creatieve droogte die Sjostakovitsj had doorgemaakt na de dood van Nina (Margarita bleek overigens maar een rebound, het huwelijk zou maar drie jaar standhouden).

door Piet de Loof

Biografie

Jerusalem Quartet, kwartet

Het Jerusalem Quartet treedt al dertig jaar op; het jubileum wordt – in tien steden, waaronder Amsterdam, Bonn (Beethovenfest), Keulen (Philharmonie) en Zürich (Tonhalle) – gevierd met een speciale focus op de vijftien strijkkwartetten van Sjostakovitsj.

In eerdere seizoenen verzorgde het Jerusalem Quartet bijvoorbeeld een Beethovencyclus in Wigmore Hall in Londen en een Bartókcyclus op de Salzburger Festspiele en in de Elbphilharmonie in ­Hamburg. Andere hoogtepunten in seizoen 2025/2026 zijn twee Noord-­Amerikaanse tournees, en optredens met pianiste Elisabeth ­Leonskaja in onder meer het Gewandhaus in Leipzig en de Alte Oper in Frankfurt.

Voor zijn discografie heeft het Jerusalem Quartet talloze prijzen en onderscheidingen ontvangen, waaronder de Diapason d’Or en de BBC Music ­Magazine Award. De musici namen ­Haydn, Schubert, Ravel, Debussy en Bartók op, maar bijvoorbeeld ook – samen met sopraan Hila Baggio – ­Jiddische cabaretliederen uit het Warschau van rond 1920. Dit jaar verscheen een nieuwe release van de kwartetten nr. 2, 7 en 10 van Sjostakovitsj.

In Het ­Concertgebouw was het Jerusalem Quartet sinds zijn ­debuut in oktober 2000 geregeld te gast; in seizoen 2016/2017 wijdde het bijvoorbeeld een Spotlight aan het 175ste geboorte­jaar van Dvořák. In november 2018 bracht het viertal Sharon Kam mee naar de Kleine Zaal voor het Klarinet­kw­intet van Brahms, en in februari 2023 Elisabeth Leonskaja voor het Piano­kwintet van Sjostakovitsj. Het laatste bezoek van het Jerusalem Quartet was in mei 2024, met op de lessenaars Ben-Haim en Debussy.

Na vijftien jaar heeft altviolist Ori Kam begin dit seizoen het Jerusalem Quartet verlaten. Voor de programma’s van deze maand wordt hij vervangen door Alexander Gordon.